Vandaag om 20 uur wordt in de Minardschouwburg te Gent de nieuwe bundel van Roel Richelieu van Londersele voorgesteld: De Bruiden (Gedichten 1973-2013).
http://mededelingen.over-blog.com/article-roel-richelieu-van-londersele-de-bruiden-120524527.html
Guido Lauwaert is inleider van dienst.
Beste Roel, Dames en heren,
Je hebt vier soorten dichters in onze contreien:
goede, betere, beste, beestige.
De beestige is een uitgestorven soort…
maar bij de top van de beste behoort Roel Richelieu van Londersele…
al is dat nauwelijks geweten…
omdat hij niet behoort tot een poëziestal.
Bij de top dus behoort de dichter…
wiens nieuwe bundel De Bruiden wij vandaag de openbaarheid in zwieren.
Roel Richelieu van Londersele, dames en heren,
heeft een angstaanjagende naam.
Het angstwekkende zit hem niet in de eerste voornaam, maar in de tweede.
Richelieu is een bekend Frans kerkleider en politicus…
uit de overgangsfase van de 16de naar de 17de eeuw.
Een hertog, kardinaal en conform aan deze tweezijdige status een antiliberaal…
die men niet graag als buur aan tafel had, en al evenmin in bed.
Richelieu, die een paar maal premier is geworden…
roept automatisch gedachten op van wellust en complot.
Gelukkig voor ons… danst Roel niet op het politieke toneel…
maar dwaalt hij door de Elysese parken van de poëzie.
Zijn Richelieu is hierdoor van een geheel andere aard.
De Bruiden is hiervan het beste bewijs.
Elke cyclus is een schaakspel… elk gedicht een berekende zet voorwaarts.
Zijn poëtisch schaakspel is in tegenstelling tot heel wat hedendaagse dichters
– poëtische zonen en dochters van Tante Kaat en wijlen nonkel Bob –
niet extravert maar introvert.
De poëzie van Van Londersele volgt de klare lijn,
en toch moet je hem leren waarderen.
Aanvankelijk was Roels poëzie zuiver verhalend.
Bundel na bundel is er een diepte aan toegevoegd.
Hij moet dit zelf hebben ingezien,
want anders had hij niet zo gehakt in zijn oudste bundels.
Wat behouden werd was wat overeind bleef staan.
Gedichten waarin de diepte uit De Bruiden al aarzelend aanwezig is.
De opname van de voor het nieuwe peloton uitlopende ontsnappers…
heeft een bijkomend voordeel.
Door de nieuwe bundel met oudere gedichten aan te vullen,
telt De bruiden geen vijftig bladzijden,
het gemiddelde volume van een nieuwe bundel,
maar een kleine 300…
wat de uitgave letterlijk en figuurlijk meer gewicht geeft.
Toegegeven, een flauw grapje, een afwijking…
maar zoals Claus me ooit zei: Iedereen heeft recht op één afwijking.
Hoogstwaarschijnlijk was een volumineus boek…
niet Roels eerste gedachte.
Maar een latere gedachte was wel…
van een bloemlezing samen te stellen,
om de lezer kennis te laten maken…
met enerzijds zijn evolutie als humaan archeoloog…
en anderzijds de ondergrondse groei…
die tot de bovengrondse bloei van zijn ruïnes heeft geleid.
Om De Bruiden ten volle te smaken, aan te voelen,
was die selectie bijgevolg noodzakelijk.
Uit zijn eerste bundels resteren – zoals gezegd – maar enkele gedichten.
De twee voorgaande bundels daarentegen zijn integraal opgenomen…
waarmee Van Londersele zijn bereikte positie wil aantonen.
Kortom, je moet om zijn parcours te vinden…
niet op zoek gaan in je poëziekast… of naar de boekhandel hollen…
maar je hebt die bij de hand.
Eenvoudig bladeren in De Bruiden is voldoende.
Een versterking van die wens…
zijn parcours te tonen… zit hem in de vorm van het boek.
De nieuwe bundel, De Bruiden,
is niet vooraan te vinden… maar sluit het boek af.
De verleiding is groot, door de montage, vooraan beginnen te lezen.
Beter is het echter niet meteen aandacht te schenken…
aan de vroege ontsnappers [ze worden toch ingehaald]…
maar eerst de nieuwe bundel achterin te lezen,
om nadien – excuseer de benaming, Roel,
en waarde toehoorders, want het is niet denigrerend bedoeld –
de knechten te bekijken.
Vroege ontsnappers en nieuwe vedetten samen vormen een galaxis.
Hoe verhoudt zich het oude sterrenstelsel tot het nieuwe?
Een mooi voorbeeld om dit te ontdekken is het tweede gedicht…
uit de bundel Mijn geboomde vader…
en het vierde uit de cyclus Mijn kleine oorlog van De bruiden.
Het eerste luidt als volgt:
‘ik kan me niet verzoenen
want ik weet /
ik kan me niet verzoenen
want ik weet
dat met de verdieping ook de goede trappen sterven /
ik kan me niet verzoenen
want ik weet:
geneesheren zijn geen heren meer.’
In het tweede gedicht – uit de laatste bundel –
komen weer die dokters opdraven,
maar ze verliezen flink wat krediet.
Ik citeer:
‘een praalstoet van patiënten verlaat het ziekenhuis
de dokters herademen en spelen op de beurs
de handige buiksprekers verliezen hun pop
en wij, wij repareren de zon, trekken onze zijden
kousen aan en betalen het gelag.’
Tussen het eerste en het tweede geciteerde gedicht…
zit meer graafwerk.
Gevoelens die eerder nauwelijks te vinden waren…
komen nu bloot te liggen.
De dichter kiest bovendien partij.
Zalfde Roel twintig jaar geleden, vandaag hakt hij in de wonden.
Pijn wordt passie in een bruidsjurk.
Dames en heren, onze kennismaking is onder een slecht gesternte gestart.
Er was tussen Roel en mij geen conflict maar een foute spanning.
Hij zorgde ervoor dat mijn interesse in de poëzie van Roel weggedrukt werd…
en ik geloof dat dit met Roel ook het geval was.
Dat hij zich vragen stelde bij de strategie van mijn literaire initiatieven.
Maar het siert Roel dat hij mij gevraagd heeft De Bruiden in te leiden.
Op zijn vraag ingaan was dan ook geen knieval maar een diepe buiging.
Vooreerst vanuit de gedachte aan volharding…
en overeind te blijven staan in de poëziewereld. Niet eenvoudig.
Aan scherpe messen en botte tongen geen gebrek.
Vervolgens door in alle stilte te gaan snuffelen in zijn bundels.
Het resultaat was dat ik af en toe op een gedicht stuitte…
dat een gebeurtenis in herinnering brengt.
Een gebeurtenis waar je je in een eerste reactie van afvraagt…
waar is de verwantschap tussen geschiedenis en poëzie?
om dan in een flits de link te vinden…
die in een versregel verborgen zit.
Een niet zo zeldzaam fenomeen, maar soms adembenemend… en historisch.
Een goed voorbeeld van dit laatste is te vinden…
in het gedicht Fabel van Hugo Claus… uit de bundel Van horen zeggen.
De dichter staat voor de rechter, op beschuldiging van zedenschennis…
en roept uit: ‘Edelachtbare, pardon, alstublieft, / Uw kruis is mijn kruis niet!’
In 1968, 38 jaar oud, getuigt Claus met dat statement…
van zijn koppige verregaande vrijzinnigheid…
maar ook dat het kruis van de rechter boven zijn hoofd hangt
en dat van Claus onder de broeksriem bengelt.
Op het adembenemende historisch aspect kom ik later terug.
Dames en heren, terug naar de route nationale,
want we zijn hier niet om het kruis van Claus te ontbloten,
maar dat van Roel en zijn bruiden.
Gaandeweg heeft de poëzie van Van Londersele…
een punt bereikt – en hopelijk is het niet het laatste –
waarin nuchterheid [op het koele af]
en reflectie [in kwetsbare vorm]
in een harmonieus spel samensmelten.
Het is de lijdensweg van elke betere dichter…
maar voor de ene is hij een lust… en voor de andere een last.
Bij Van Londersele galoppeert de last vóór de lust uit.
Het sterkst valt het op in de volgorde van de cycli van De Bruiden.
In de eerste cyclus, Bruiden, vangt het zoeklicht vrouwen…
in de tweede, Cocon, bespioneert hij zichzelf…
de derde viseert vrienden… De gezellen zoals hij ze noemt…
waarop een cyclus volgt, Taferelen,
waarin observaties tedere trekjes krijgen en overgaan naar berusting.
De voorlaatste, Mijn kleine oorlog, geeft inzage in zijn huidige positie…
om in de laatste, De mankementen, te bekennen hoe zwak de dichter is.
Hij beseft dat een dichter hooguit in staat is een benadering te schetsen.
Tot slot, dames en heren,
valt ook op dat de poëzie van De Bruiden persoonlijk blijft,
maar geschonken wordt, urbi et orbi.
Wat slaat op de dichter, gaat ook op voor de lezer.
M.a.w., Roels’ poëzie is klaar om gebruikt te worden
voor allerlei drukwerk, met als uitschieter… het rouwprentje.
Het meest voor de hand liggende voorbeeld is het laatste gedicht.
Toen ik het las – kijk, hier is dan de link tussen geschiedenis en poëzie –
kwam mijn oude moeder te voorschijn –
‘eindelijk eens goed gekleed’, zoals Gerard Reve heeft geschreven…
in het gedicht Droom uit 1962 – nee, nee, dat is wreedaardig.
Mijn moeder was een te fiere vrouw om slecht gekleed te zijn.
Mijn oude moeder kwam te voorschijn…
bij het lezen van het gedicht van Roel.
Het is weliswaar in de mannelijke vorm geschreven,
maar vervang hij door zij... en zijn door haar…
en je eigen moeder & zoon geschiedenis gaat naadloos over in zijn poëzie.
Was het gedicht al geschreven bij haar overlijden…
ik had het… omdat het me de adem benam…
gewetenloos aangepast… van 84… 79 gemaakt…
en er misschien wel mijn naam onder geplakt…
want een vos verliest wel zijn haren, maar niet…
Vierentachtig
de dag oefent, de nacht beslist,
schuift verderop, in de nabijheid
van wat duister is en toch moet komen
hij legt neer, zadelt geen nieuwe paarden,
de tuin wordt groter, het huis vermoeid,
langzaam smelt de zomer
wat hoort hij? zijn eigen onherroepelijk lied.
hij neuriet de lichtgrijze melodie,
groeit naar beneden en wacht
Dames en heren,
De Bruiden is een pracht van een dichtbundel, geloof me vrij.
Een aanrader voor wie de verstilling zoekt in zijn eigen beleving…
die kleeft aan elk van zijn muren…
die ligt op de dauw van zijn weiden.
Beste Roel, veel succes gewenst. Dat er gauw een tweede druk komt.
Dat kan, als het publiek een handje helpt.
Een aanschaf is geen miskoop.
De uitgever vaart er wel bij, de dichter, de boekhandelaar…
maar in de eerste plaats… in al zijn gedaanten… de poëzie.
Guido LAUWAERT