Philip Glass’ vader was platenhandelaar. De zoon had maar te kiezen. Al vroeg leerde hij daardoor vele muziekgenres kennen. Aanvankelijk blokte Glass [1937] wiskunde en filosofie. Aan het eind van de jaren ’50 studeerde hij bij Steve Reich in New York en later bij Darius Milhaud en Nadia Boulanger. Na wat geschipper koos hij voor de minimal music, een stroming waarvan hij een van de grondleggers was. Zijn bekendste werk is de opera Einstein on the Beach [1975]. Zij derde opera is Akhnaten [1983]. Vrijdag 13 ging hij met een nieuw kleedje de wereld in, in de Antwerpse opera.
Trilogie
Tussen de genoemde opera’s zit Satyagraha [1980], draaiend rond Gandhi [in Zuid-Afrika]. Samen vormen zij een trilogie, geënt op drie historische figuren. Ze zijn de vingerafdrukken van Glass. Einstein als natuurkundige en filosoof, Gandhi als advocaat en politicus en Akhnaten als theoloog en socialist [avant la lettre]. Een aantal historici kiezen voor de naam Akhnaton. Hoe de schrijfwijze ook luidt, hij is een minder bekende farao, maar de vader van een heel wat beroemder en nochtans historisch minder boeiender farao, Toetankhamon, geboren als Toetankhaton. Hij heeft zijn bekendheid vooral te danken aan de ontdekking van zijn rijkelijk gevulde, niet geplunderde grafkelder.
Een mooie driehoek, Einstein, Gandhi en Akhnaten. Iets te mooi, muzikaal gezien. Het is een gelijkzijdige. Als je één zijde kent, kent je ze alle drie. Het maakt dat de muziek over het randje van déjà vu hangt. Zijn collega’s in het genre verrassen meer. Vooral de al eerder genoemde Steve Reich en ja, zelfs de Nederlandse componist Louis Andriessen. De laatste geen zuiver componist in de leer van het genre, maar zijn muziek is er wel sterk door beïnvloed. Haast even sterk als door die van de componist Igor Stravinsky.
Bombastisch spektakel
Philip Glass is een goedaardige piekeraar. Dat hij boeddhist werd vindt zijn oorsprong in het contact met de Indiase klassieke muziek, en van daaruit de denkpiste om verlost te worden van lijden en agressief gedrag. Die overtuiging zit in zijn muziek. Meestal wordt die met de volumeknop voluit de kamer in geslingerd, terwijl die net heel zacht door de ruimte moet zweven. Aanleiding geeft tot een transcendente meditatie.
In de uitvoering van de Vlaamse opera werd door de Zwitserse dirigent Titus Engel gekozen voor de woeste golf. Samen met de regie & het decor van Nigel Lowery, de choreografie van Amir Hosselpour en de kostuums van Walter Van Beirendonck, is het geheel een bombastisch spektakel geworden. Niks bescheidenheid of een moment van intimiteit. De heren mogen dan wereldberoemd in eigen kring zijn, voor deze enscenering hebben ze er met hun goedkoopste klak naar gegooid.
Onderstel draaimolen
Het centrale decorstuk is een mix van een tempel, een paleis en een mausoleum. Hij ruikt naar Frans Masereel, Fritz Lang [Metropolis] en Sergei Pavlovich Diaghilev. Dat bovendien om de tien minuten wat rondjes draait. Door de overdaad groeit de indruk dat het onderstel van een draaimolen voor een goed prijsje is gehuurd van een foorkramer, er wat paalwerk werd op gemonteerd, waartegen wat planken werden geslagen. Het achterdoek verbeeldt een sterrenhemel, aangevuld met nieuw verzonnen planeten en krolse symboliek. De kostuums zijn ronduit infantiel. De zonnesteek van de farao naar wie de opera is genoemd, de zon als schijf in plaats van bol, wordt door de modemaker verbeeld door een jongedame met een ronde schijf voor het bovenlichaam. Enkele keer paradeert zij heen en weer op spitsen.
Nu zit er in het libretto weinig evolutie. Bij Glass gaat het eerder om een mystieke ervaring. Geen spoor ervan te vinden in de nieuwe productie van de Vlaamse opera. Waar het duidelijk om ging was dat de drie goden, Titus Engel, Nigel Lowery en Walter Van Beirendonck tegen elkaar op wilden blinken. Dat is ze gelukt, weliswaar ten nadeel van een beklijvende en boeiende operaervaring. Dat de ‘Egyptische opera’ van Philip Glass werd misbruikt is over de top, maar het scheelt niet veel.
Mooi samenspel
De jonge ploeg dansers en zangers samen met de koorleden en de muzikanten valt niets te verwijten. Ze geven stuk voor stuk en in mooi samenspel warmte en weelde aan de voorstelling. En is het eerste deel zuiver een exposé op de theologische filosofie van de farao, het tweede deel is het verval ervan, omgezet in het verjagen van de koninklijke familie, zowel uit zijn nieuwe hoofdstad als de verwoesting van zijn mening, ten bate van een terugkeer naar de klassieke religie en politiek, die door het fanatisme waarmee Akhnaten zich beet in zijn zonneschijfcultus [aton], in plaats van de goeie ouwe zon als bol [amon] al te lang verwaarloosd werd. Met als gevolg een staat die economisch en militair op instorten stond.
De actie van het tweede deel, die de regisseur niet kon negeren, redt de voorstelling. Maar hiermee is voor de productie geen grote toekomst weggelegd. Na de laatste opvoering verdwijnt die in een zolderkast en worden de kostuums aan een school geschonken, die ze naar hartenlust mag verknippen voor een eindejaarproductie waarin er flink kan, nee moet gelachen worden. Tenzij meneer Van Beirendonck denkt dat hij de kunst van de mode een nieuwe boost heeft gegeven. En met hem een aantal volgelingen van de vermeende goeroe.
Geen garantie
Akhnaten is een productie zijn geld niet waard. Het zoveelste bewijs dat een mix van beroemde namen niet garant staat voor een topprestatie. Nochtans kan de Vlaamse Opera er leveren. Meer dan één per seizoen. Maar dan zal het toch met een intendant moeten gebeuren die boven de middelmaat uitstijgt.
Guido LAUWAERT
AKHNATEN – componist Philip Glass –te zien in Antwerpen en Gent – www.operaballet.be