Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
24 septembre 2013 2 24 /09 /septembre /2013 05:34

 

HugoRaes

Piet Teigeler publiceerde in De Nieuwe Gazet van 11 maart 1971 een belangwekkend interview met Hugo Raes, die een balans opmaakt:

Zolang men nog van zijn leven kan maken wat er van te maken is, heeft het nog enige zin. Maar een leven dat er alleen in bestaat om van de morgen tot de avond – om maar een extreem voorbeeld te nemen – op een kantoor te zitten en 's avonds naar de televisie te kijken, is bepaald niet waard om geleefd te worden.

Over Reizigers in de anti-tijd. Een poging tot verkenning, tot lijfsbehoud (Amsterdam, De Bezige Bij, 1970) verklaart Raes stellig:

Dat is al een projectie in een verre toekomst waarin de lichamelijkheid, de materie, eigenlijk al beheerst wordt. Waarin kunstmatig verschillende vormen aan de materie gegeven worden. In de celstructuren, in het levende lichaam zullen wijzigingen kunnen aangebracht worden. Dat is nu reeds het geval, maar dan op zeer beperkte schaal... een transplantatie, het weer aannaaien van een afgerukte hand. Dat is het prille begin, maar er is natuurlijk veel meer mogelijk. In mijn laatste boek is dat verder uitgewerkt; in een verre toekomst zal het dematerialiseren bv. mogelijk zijn. Evenals het kennis nemen van verleden een zelfs van toekomst.

Het verkennen van het universum en zo, dat ligt allemaal binnen onze mogelijkheden. Het is best mogelijk dat er daar een diepere zin zal ontdekt worden.

Vele mensen en vooral jongeren, voelen dat trouwens nu reeds aan. Daarom streven zij instinctief […] naar een andere soort mensen. Het is immers instinctief dat de mens aanvoelt dat hij de toekomst niet aankan met de geestesstructuren van nu. Uit het besef dat er meer is dan de dagelijkse werkelijkheid, groeit de nieuwe drang naar weten. […] Uit de bewustwording groeit een drang naar nieuwe mystiek, naar het opnieuw beginnen doorgronden van symbolen enzovoort. Maar dat zal niet duren. Daarna zullen wij in een nieuwe tijd belanden, waarin de psychische structuur van de mens grondig gewijzigd zal zijn. Daarvan zien wij trouwens nu de eerste voortekenen. Zoals het losgooien van remmen en zo. Want dat nieuwe mensentype, waarvan de psychische structuur veel veelzijdiger is en veel verderreikend is dan het enge mensentype van nu, zal slechts mogelijk zijn indien alle grenzen zo ver mogelijk worden verlegd […]. Om aan te knopen bij mijn eigen werk. Dat is ook wat ik in mijn boeken doe:trachten zo diep mogelijk door te gaan, voorbij de gestelde grenzen enen beperkingen, om te zien: wat krijgen we dan? En dan komen er inderdaad wel situaties waarin je bang wordt voor jezelf, waarin je twijfelt of je nog wel door kan gaan. Moet je zo verder door gaan dat je soms van zekere dingen, zelf schrikt, walgt, kotst?

Het antwoord daarop is ja. Want dat is de opgave van de mens: doorgaan tot het bittere einde, zonder vrees voor wat er naar boven zou kunnen komen. [….]

Hoe zal het dan volgens Hugo Raes in de maatschappij van de toekomst gaan?

Vrijheid zal belangrijk zijn. Niet alleen vrijheid van tijd. Arbeid zal nodig blijven maar hij zal beperkt worden en hij zal geen dwang meer zijn. Hij wordt een middel in plaats van een doel. Er zal meer plaats zijn voor creativiteit.

Ja, piekeraar en pessimist Hugo Raes was ook soms optimistisch. Maar hij blijft wel degelijk visionair...

Henri-Floris JESPERS

(wordt vervolgd)

Partager cet article
Repost0
24 septembre 2013 2 24 /09 /septembre /2013 02:09

DSC03706.jpg

Dr. Tillfried Cernajsek (l.), een gewaardeerd spreker op het congres, en Ing. Heinrich Scheffer, voorzitter van de ÖEG  

Van 13 tot 16 september vond te Steyr in de deelstaat Opper-Oostenrijk het tweejaarlijkse treffen van de Österreichische Exlibrisgesellschaft plaats. Hoewel bescheidener van opzet dan bijvoorbeeld het congres van de Deutsche E.G. was er toch, buiten de Oostenrijkers, een behoorlijke opkomst van deelnemers uit Slovakijë, Duitsland, Hongarije, Italië, China, Nederland en Vlaanderen.

Aan deze congressen wordt deelgenomen door zowel verzamelaars als kunstenaars. Vele exlibris eigenaars zijn bibliofielen die hun belangrijkste boeken voorzien van een klein grafisch kleinood dat in een beperkte oplage door een graficus voor hen werd vervaardigd. Velen onder hen gebruiken ook een deel van de oplage om te ruilen met andere exlibris bezitters om zo een verzameling kleingrafiek op te bouwen. Buiten meerdere interessante lezingen was er ook ruimte om contact te leggen met andere verzamelaars en kunstenaars. Op vrijdagavond bezochten de deelnemers de vernissage van de tentoonstelling “Exlibris, Piktogram, Signatur” een project van de Universität für angewandte Kunst, Wien.

Er was ook een uitstap voorzien naar de indrukwekkende abdij van Kremsmunster. De gebouwen alleen al zijn een bezoek overwaard, maar ook de enorme hoeveelheid kunstschatten is vaak oogverblindend.

SteyrKELK.jpg

Een van de pronkstukken uit de schatkamer is een prachtige gouden kelk, vervaardigd te Antwerpen.

JvdB

Foto’s F.I. van Damme

Partager cet article
Repost0
23 septembre 2013 1 23 /09 /septembre /2013 22:38

 

Dirk-Dobbeleers--foto-Bert-Bevers-.JPG

Foto: Bert Bevers


Zie: www.detafelvan1.blogspot.com

Partager cet article
Repost0
23 septembre 2013 1 23 /09 /septembre /2013 07:52

 

HugoRaes.jpg

In de woelige jaren zestig was Hugo Raes (°26 mei 1929) prominent aanwezig in het Nederlandse literaire landschap. In de jaren tachtig taande de belangstelling voor zijn werk en in de jaren negentig raakte de auteur stilaan vergeten. De jongste jaren stel ik echter – alvast in mijn onmiddellijke (literaire) omgeving – een opflakkerende belangstelling voor zijn grillig en moeilijk onder één noemer te brengen oeuvre.

*

Hugo Raes liep atheneum te Antwerpen en behaalde in 1948 zijn getuigschrift Grieks-Latijnse humaniora. In 1949 deed hij zijn verplichte legerdienst en ontmoet er Fernand Auwera, Jan Christiaens en Hugo Claus (alle drie ook in 1929 geboren). Na zijn legerdienst volgt hij in de kweekschool te Antwerpen de tweejarige studie leraar Lager secundair onderwijs, richting Nederlands-Engels.

In 1950 is hij één der initiatiefnemers (met Fernand Auwera en Jan Christiaens) tot het oprichten van de kunstenaarsvereniging De Nevelvlek, waarvan hij in 1951 het voorzitterschap van Frans Buyens overneemt. De Nevelvlek, waar ook Hugues C. Pernath en Gust Gils actief waren, organiseerde lezingen en discussieavonden, bood een platform voor beeldende kunsten (Jan Dries, Vic Gentils en Jef Verheyen), muziek en toneel en richtte het literaire tijdschrift Het Cahier op, dat later gecontinueerd werd door Ben Klein. Vooral op het vlak van avant-garde theater (Dom. De Gruyter, Julienne de Bruyn en Walter Tillemans) vervulde De Nevelvlek een bijzonder belangrijke maar nog altijd onderbelichte speerfunctie.

Hugo Raes debuteerde in 1954 met de dichtbundel Jagen en gejaagd worden (eigen beheer), gevolgd door Afro-Europees (De Sikkel, 1957, met illustraties van Mark Verstockt). In 1957 publiceert hij zijn eerste verhalenbundel bij De Bezige Bij, Links van de helikopterlijn. Hij trekt zich terug uit De Nevelvlek om meer tijd te hebben voor zijn werk.

Met de autobiografische roman De vadsige koningen (De Bezige Bij, 1961), de balans van een mislukt huwelijk, breekt hij door, vooral in Nederland. In 1964 was het boek aan zijn vierde druk toe, maar de duizend exemplaren, die van de eerste druk (1961) voor Vlaanderen werden bestemd, waren nog niet uitverkocht. Voor zijn volgende boek, Hemel  en dier (1964) komt hij met De Bezige Bij overeen dat het in België (aanvankelijk) niet verkocht mag worden...

RaaesHemelDier.jpg 

'Is het een reclamestunt met het oog op de menigvuldige taferelen die er in voorkomen? Klaarblijkelijk. Maar tevens is het een kaakslag in het aangezicht van de Vlaamse dompers', aldus René Gijsen (Vooruit, 20 augustus 1964).

RaesFaun.jpg

Pers en lezers onthaalden al even enthousiast zijn volgende boeken als de roman Een faun met kille horentjes (1966) en de verhalenbundel Bankroet van een charmeur (1967). Met de romans De Lotgevallen (Bezige Bij, 1968, bekroond met de Van der Hoogtprijs) en Reizigers in de anti-tijd (Bezige Bij, 1971) begeeft Raes zich op het pad van het SF-genre, dat hij met veel succes beoefende. In 1972 verscheen dan de lijvige roman Het smaràn, het vikka, de ronko en al de andere kleuren van de geschiedenis (bekroond met de Staatsprijs 1975),waarin de auteur historische gruwelen verweeft met het dagelijkse doen en laten van een modern historicus-auteur.

RaeasReus.jpg

Met De Vlaamse Reus (Bezige Bij, 1974) keert hij terug naar zijn lievelingsterrein namelijk de fantastische short story. In de lijvige SF-roman De verwoesting van Hyperion (Bezige Bij, 1978) is de verbeelding aan de macht, echter zonder de band met de dagelijkse werkelijkheid te verliezen.

RaesHyperion.jpg

Hugo Raes verbleef al een hele tijd noodgedwongen in het Woonzorgcentrum Lozanahof te Antwerpen. In het korte verhaal 'Benelux: hoogconjunctuur' (opgenomen in Bankroet van een charmeur, 1967) kan men eenvoudig de goede dood aanvragen. Vandaag om kwart na één liet Hugo Raes zich euthanaseren.

*

Op de vraag van Lidy van Marissing: 'Welke typering vindt u het best bij u passen: piekeraar, cynicus, melancholicus of pessimist?' luidde het antwoord van Hugo Raes kordaat: 'Ha, alle vier, denk ik! Het wisselt ook.' (De Volkskrant, 23 maart 1968.) Zo heb ik hem inderdaad gekend.

Henri-Floris JESPERS

Partager cet article
Repost0
21 septembre 2013 6 21 /09 /septembre /2013 23:27

 

RossNachtwaker.jpg

In mei 2013, bij de herinrichting van de Cuypers-bibliotheek (de grootste en oudste kunsthistorische bibliotheek van Nederland), vindt de 34-jarige Emma de Jongste een cahier met twee oude pentekeningen. Vlak waarna zij een beroep doet op de eruditie van een oude kunsthandelaar wordt deze vermoord. Emma wordt meteen verdacht en moet in levensgevaar vluchten. De verloren gewaande pentekeningen en een mysterieus schilderij bedreigen zelfs een eeuw later het voortbestaan van het Nederlandse koningshuis.

Dat alles houdt verband met de gespannen relatie tussen Willem III, koning der Nederlanden van 1849 tot zijn dood in 1890 (nota bene geboren anno 1817 in het gebouw te Brussel waar nu het Belgische Parlement zetelt) en diens zoon (kroon)prins Alexander (1851-1884).

De Nachtwaker draagt niet zomaar als ondertitel 'Het koningscomplot'. Wie is de geheimzinnige Nachtwaker... ?

De plot wordt van A tot Z vakkundig en helder ontwikkeld over zesentwintig, niet chronologisch geordende hoofdstukken, waarvan er vijf zich afspelen tussen 1879-1924 en drie in 1978. Je moet daarbij soms denken aan babushka poppen of in elkaar schuivende minitafeltjes. Om uw leesgenot niet te bederven mag ik hier jammer genoeg niets meer onthullen.

*

Tomas Ross (°1944) wordt steevast opgevoerd als de godfather van de Nederlandse misdaadliteratuur. Hij won driemaal De Gouden Strop en werkte als scenarioschrijver mee aan o.m. gelauwerde tv-series als 'Bernard – Schavuit van Oranje'. De Oranjes (maar ook de Nederlandse politiek) ontkwamen zelden aan zijn kritische oog en scherpe pen.

*

De nachtwaker wordt om louter commerciële redenen aangeboden als 'thriller'. Dat is natuurlijk lulkoek. Het 'thriller'-element is immers geheel bijkomstig. Het gaat om een historische avonturenroman à la Alexandre Dumas. En net als in vorige romans van Tomas Ross kan enige historische voorkennis alleen maar bijdragen tot het leesgenot van dit ter gelegenheid van de heropening van het Rijksmuseum geschreven roman.

Henri-Floris JESPERS


Tomas Ross, De nachtwaker, Amsterdam, De Bezige Bij, Cargo, 2013, 317 p.

Partager cet article
Repost0
20 septembre 2013 5 20 /09 /septembre /2013 05:22

DhoogeSantaMonica

Niemand wist het beter dan D.A.F. de Sade. Justine ou les Malheurs de la Vertu (1791). Deugd baart uitsluitend rampspoed, goedheid zelfbegoocheling. Dhooge is zijn luchtiger secondant. Dhooge is én libertair én de meest Amerikaanse thrillerauteur van Vlaanderen, de Hugo Raes van het hard boiled genre. Hij schrijft (en als ik hem mag geloven schrapt ook) aan een verschroeiend tempo. Maar wel in de maat en met diepgang.

 

Scène. Ik zit hier vanop mijn terras te staren naar de groengrijze ribbelstroken van de Middellandse Zee tussen Argeles en Collioure. Niet de plek om Santa Monica te lezen, een groter contrast dan met de zee van de Russische maffia in Nizza is nauwelijks voorstelbaar. Daar de groothertogelijke, protserige jachten, een gruwel voor de Italiaanse bevrijder Garibaldi die in het hoekhuis aan de haven geboren werd. Hier hooguit een rode kustwachter die voorbijdeint, in gelukkige vergetelheid dat iets verderop, in Banyuls, Walter Benjamin zijn slopende bergtocht naar Portbou in vrij Spanje aanvatte – vergeefse moeite, kort daarna pleegde hij zelfmoord. Daar opbod van poenigheid, hier amper een opgeschroefde versie van Blankenberge.

 

Ik schets maar het contrast tussen de malheuren van zielegrootheid en la prospérité du vice. Dhooge heeft de amoraliteit van het richtingloze bestaan helemaal in de vingers. Hij voelt de niets ontziende inhaligheid van het Amerikaanse contrat social tot in verzenen aan. Dhooges Los Angeles thrillers zinderen als zwaluwen op een telefoondraad, zo symbiotisch is de monomane zucht naar winst versmolten met een aberrant, in Sades voetspoor omgekeerd gevoel voor immanente gerechtvaardigdheid.

Santa Monica is een variatie op de film Repo Man, de cultfilm van Alex Cox uit 1984, waarin een jonge punker uit de middenklasse verzeild geraakt in de diefstal van een wel hoogst bevreemdende wagen als schulddelging van een onwillige onvermogende – dat is ook het thema van deze even krasrijke als komische SF-thriller: “repossession”, opnieuw in bezit nemen van wat schuldenaars zich onrechtmatig hebben toegeëigend en niet kunnen terugbetalen.

 

De toeëigenaar van Dhooge doet hetzelfde. Jack Spark, een verveelde en aan lager wal geraakte Vietnamveteraan, krijgt als buitenwipper (helaas heeft de Hollandse corrector dat alweer omgezet in het dwaze “uitsmijter”) bonje met zijn baas. Omdat hij zijn werk naar behoren doet en niemand binnenlaat zonder pasje. Alleen zit hij daardoor opgescheept met een jonge zwarte, die vanuit een limo aan de deur wordt doodgeschoten. Tot woede van zijn baas, Fats Foley, die hem nogal bars de levieten leest: “Ik wil je smoel hier niet meer zien. Ik wil dat je stript. Je laat je spullen hier achter bij de ingang. Het pak, de das, de zonnebril, het oortje. En ik wil dat die smeris erop toeziet dat je niets meeneemt” (blz. 34). Geen uniform, geen loon. Maar wel een sleutel die de zieltogende Afro hem laat meegraaien. “Ze blies haar laatste adem uit en daar zat Jack dan, met één hand in de zak van een dode dame, alsof hij haar dood had gevingerd” (blz. 25). Die sleutel wordt de sleutel tot het verhaal.

Ik haal twee korte citaten aan, omdat ik op dit eigenste ogenblik overmand wordt door de dood van Elmore Leonard. De man die ooit zei: gebruik nooit een ander werkwoord dan zeggen in een dialoog, schuw elke Natureingang, beschrijf je personages nooit in detail, en laat alle bladzijden weg die je lezers sowieso gaan overslaan. Het zijn vuistregels die Dhooge onverkort toepast, al beweert hij zelf dat hij bij Hemingway in de leer is gegaan. In zijn beknoptheid en visuele suggestie doet hij ook zijn filmopleiding alle eer aan, de vergelijking met Repo Man ligt dan ook voor de hand. De luchtigheid waarmee misdaad tussen de ochtendboterham wordt gelegd is in de hele S-serie van Dhooge trouwens een waarmerk. Hij deelt die relativering-in-de-overdrijving met Mickey Spillane, de schepper van Mike Hammer (alweer een oorlogsveteraan), die ooit begonnen was als scenarist voor stripverhalen, voor comics.

Uiteraard wordt Foley het uitgelezen slachtoffer om van hem terug te pakken wat wettig gezien Sparks eigendom is. Zijn achterstallig loon, of het equivalent daarvan. Om als repo-man te kunnen werken, moet hij natuurlijk het slot van diens flat forceren, en hoe kun je dat beter doen dan met een smoesje een slotenmaker te laten komen ? Blijkt het een slotenmaakster te zijn. Blijkt dat Monica (zeg maar Mon; Santa Monica verwijst dan meteen naar stad én medehoofdpersoon) wel in is voor een geintje meer of minder. Inbraken bij onbekenden waarbij simpele dingen worden geroofd, een duur uurwerk, een diamantje, een sieraad, iets onopvallends dus. En waarbij de sponde, de bar en het bubbelbad met graagte worden gedeeld. Klap op de vuurpijl, en ultiem doel van het getalenteerde duo wordt de uitkleding van the all-American hero, Randy Wells.

De meest lucratieve manier om in Californië snel rijk te worden, is door een sekte te leiden. Wells heeft dat perfekt begrepen. Begonnen als heavy metal psychedelicus, rook hij meteen zijn kans als lid van de Mormonen. “Waarom nog tijd verdoen aan groupies als je zomaar drie of vier vrouwen kon hebben ? (…) Randy was een rocker. Je kon hem niet zomaar in toom houden” (blz. 83). En dus, ondanks de wijze raad van de ouderlingen, trouwde hij twee dagen later voor de tweede keer. En een derde keer. “En het leuke was, hij hoefde niet eens te scheiden”. Al snel leerde hij goedgelovigen door handoplegging (en in ruil voor wat pecunia of gisten) te genezen. De opmars van “de Heler” was onstuitbaar, want “hij leerde dat er een Profeet of Leider aan het hoofd van de kerk stond”. Kassa kassa. Het fortuin stroomt naar zijn bungalows, al ontkent hij stug rijk te zijn. Enig probleem worden zijn drie vrouwen, Trudy, Ruby en Lucy, drie hellevegen die hij liefkozend (en enigszins bedremmeld) “de feeks, het kreng en het misbaksel” noemt, de blonde, de zwarte en de oosterse. Die helaas liever zijn centen dan zijn piemel zien. Door ze handig tegen elkaar op te zetten brengt hij zijn rijkdom wel in veiligheid, maar plaveit hij tegelijk de brede roetsjbaan naar zijn ondergang. Sparks sleutel opent daarbij alle deuren.

 

Vanzelfsprekend als plot in al zijn eenvoud. Met een teaser er bovenop: waarom laat Spark niemand, zelfs Mon niet, binnen in zijn eigen flat ? Houdt hij wat verborgen ? Is het de drempel naar een happy end ? Of houdt Dhooge gewoon de lezer voor het lapje ? Zeker is dat hij een niet eens te bewerken, speelbaar filmscenario heeft uitgewerkt, gevatte dialogen en archetypische personages en bloederige acties en cliffhangers en filmische tongue-in-cheek verwijzingen incluis. Waar wachten Erik Van Looy of Jan Verheyen, of zelfs Rob Van Eyck op, om onmiddellijk achter de camera te gaan staan ? Ik zal het eerste kaartje kopen voor de première in de Sundance Cinema’s op Sunset Strip. Een beter locatie op de neg van wetteloosheid, drankvermogen en gokgenoegen is nergens te vinden. Laat het u gezegd zijn: Bavo Dhooge wordt de Billy Wilder van de gangsterfilm. Met toetsen van Woody Allen en Mel Brooks erbij. Plat cynisme, valse romantiek, en hilarische kolder samen. Wat wil een mens nog meer ? Seks ?

Lukas DE VOS

 

Bavo Dhooge, Santa Monica. Antwerpen/Amsterdam, Linkeroever/Luitingh-Sijthoff 2013, 283 blz., 19,95 €.

*

Bavo Dhooge (°1973) werd driemaal genomineerde voor De Diamanten Kogel en éénmaal voor de Gouden Strop en voor de Hercule Poirot-prijs. Voor Stiletto Libretto kreeg hij in 2009 De Diamanten Kogel.

HFJenBavoDDK.jpgBavo Dhooge en DDK-voorzitter Henri-Floris Jespers bij de uitreiking van DDK op

24 november 2009 in het Letterenhuis te Antwerpen.

Partager cet article
Repost0
19 septembre 2013 4 19 /09 /septembre /2013 16:32

 

Debuut-Leone.jpg

Als ik aan Rory Calhoun (echte naam Francis Timothy Durgin, 1922-1999) denk zie ik hem in een lederen gilet, onder een zwarte hoed, te paard, de revolver grijpklaar op de heup bungelend. Dan denk ik aan heerlijke avonturenwesterns als The Treasure of Pancho Villa (1955, met Gilbert Roland). Vandaag kwam ik al zappend terecht op Action, de Franse filmzender die wel eens iets aardigs heeft (bij Belgacom is dat post 200). En daar bleef ik hangen bij Il Colosso di Rodi uit 1960, met in de hoofdrol van Dario…. Rory Calhoun. Een bekijkenswaardig spektakel, een ouderwetsche ‘sandalenfilm’. Vreemd om Cowboy Calhoun ineens in een tuniekje en blote benen rond te zien lopen. Net zo raar als wanneer je Johnny Weissmuller, Steve Reeves of Gordon Scott in driedelig kostuum rond zou zien kuieren.

Il Colosso di Rodi is overigens niet zó maar een peplum. Neen: het is het debuut van regisseur Sergio Leone, die later – en passant Clint Eastwood tot een ster makend –

school zou maken met spaghettiwesterns als A Fistful Of Dollars, For A Few Dollars More, The Good, The Bad And The Ugly en (vooral!) Once Upon A Time In The West. Films waarin je Rory Calhoun eerder zou verwacht hebben eigenlijk. Deze rolprent oogt indrukwekkend, maar het scenario rommelt wel een beetje. Niet zo verwonderlijk: Sergio Leone mocht het klaarblijkelijk destijds nog niet alleen beheren. De optiteling vermeldt niet minder dan zéven namen: Soggetto e Sceneggiatura: Ennio Roncini, Sergio Leone, Cesare Seccia, Luciano Martino, Ageo Savioli, Luciano Chitarrini en Carlo Gualtiere.

Even nagezocht of de film op het wereldwijde web te vinden is, en jawel hoor:

http://www.youtube.com/watch?v=MpBooNDieMY

Bert BEVERS

Partager cet article
Repost0
18 septembre 2013 3 18 /09 /septembre /2013 05:33

 

Mesens-catalogus.jpg

YouTube is het oorkussen van de duivel. Ik laat mij immers onweerstaanbaar verleiden oude films (opnieuw) te bekijken – met alle stimulerende maar ook soms al te nostalgische gevolgen van dien. Een chronofage bezigheid. Soit.

Zo blijft mijn bespreking uit van twee merkwaardige catalogi, waar ik wel wat op aan te merken heb, hoe royaal, degelijk (en duur) ze ook mogen zijn: Belgische abstracte kunst en Europa (1912-1930) en Het sterrenalfabet van E.L.T. Mesens.

*

Ik koester treffende herinneringen aan Mesens. Waar is de tijd dat we het in de Petit Rouge in Bussel kameraadschappelijk hadden over de drie Marcels: Broodthaers, Lecomte en Van Maele... ? Hij werd terecht getypeerd als “Dada Joker in the Surrealistic Pack”.

Twintig jaar geleden al heb ik – “als voorzichtige historicus”, aldus Michel Oukhow pp – zijn portret geschetst in mijn boek Genealogie van de herinnering (pp. 69-97). Achteraf heb ik hem nog bij herhaling ten tonele gevoerd, onder meer als vriend van de dichter Paul Neuhuys (Bulletin de la Fondation Ça ira, nr. 25, 1er trimestre 2006, pp. 23-29 ) of als peetvader van de Belgische collage (Mededelingen van het CDR, nr. 96, 30 juni 2007, pp. 3-9).

Meer daarover in een volgende aflevering, indien ik er zin in heb. Ondertussen blijf ik lezen, kortom andere levens  beleven.

Henri-Floris JESPERS

(wordt vervolgd)

Partager cet article
Repost0
17 septembre 2013 2 17 /09 /septembre /2013 08:00

TampopoZW.jpg

Ochtendmensen zijn vreemde mensen. De eetlust is hen gewoonlijk vergaan, een snelle hap of een kop koffie is hen nader dan de regalia van keukenvernuft. Om die reden moeten ze reizen. In den vreemde, in gastenkamers waar ze verpleegd en bepamperd worden, daar ontdekken zij, hérontdekken zij de op één na verscheurendste aller kunsten : de kookkunst. Want laat het u gezegd zijn. Alle kunsten zijn afgeleid van de maquillage. En het is maar omdat vrouwen verouderen, en erger nog mannen de enige kunst niet kunnen beoefenen vanwege te lomp, te lelijk, te onhandig of te grof, dat zij zich van lieverlede tot de gastronomie begeven. De maag vergoedt wat schoonheid moet ontberen. Daarom zijn de beste koks ter wereld mannen. En gaan de beste films over eten, ze zijn trouwens door mannen gemaakt, Who’ s killing the great Chefs of Europe ? door Ted Kotcheff (1978), The Cook, The Thief, His Wife and Her Lover van Peter Greenaway (1990), en natuurlijk het ongeëvenaarde Tampopo van Juzo Itami (1986).

TampopoAffiche

Geen lofzang op de ultieme verfijning van de eetkunst is zo goddelijk als deze Japanse hymne aan de ramen, de noedelsoep. Geen filmmaker legde zo’n vergeefse Parsifalqueeste af naar het eeuwig smeltpunt van genot en eenvoud als Itami, in een vorig leven (en voor zijn zelfmoord, toen hij acht verdiepingen naar beneden sprong, na bedreigingen door de yacuzza en valse aantijgingen van overspel in de kranten) een weltergewicht boksen, een impressario, een commercieel ontwerper, een tijdschriftenuitgever, een vertaler, een verslaggever, een talkshow-entertainer, een schrijver en een gelauwerd filmacteur. Het waren even zovele pogingen om de perfectie van de dagelijkse Japanse keuken te doorgronden. Het is hem niet gelukt, maar de Japanners hebben het icoon herkend. In een land waar je ongestoord eten en sake de filmzaal mag binnenbrengen, waar je voor de smaak moet slurpen van je kom soep, waar je nooit ofte nimmer je neus snuit, waar je ’s morgens wél eet, is dat geen kleine verdienste.

tampopoEI.jpg

De weldadigste scène uit deze noedelwestern, Tampopo, grenst aan de gewelddadigste. De naamloze gangster in het witte pak (Koji Yakusho) vrijt in een hotelkamer met zijn naamloze snolletje (Fukumi Kuroda). Tergend lang, tergend breekbaar, laten zij zachtjes de dooier van een rauw ei in elkaars mond overglijden, tot het uiteindelijk barst en over hun witte kleren stroomt. De gangster wordt wat later doodgeschoten, zijn laatste gedachte gaat uit naar eten. Ultiem orgasme, eros en thanatos volledig in elkaar opgegaan. Sterker dan de oester die hij tevoren uit een meisjeshand heeft geslurpt. Tampopo is het ultieme embleem van de ontrafeling van onbereikbaar genot, het spiegelbeeld van wat de Japanse keuken uitpuurt. Daar moet de mens ontzaglijke hindernissen voor overwinnen. Eén daarvan, ik heb het in Oman meegemaakt, is de natto. Des morgens in alle vroegte ontbijten met het slijm van sterk ruikende, gegiste pasta van sojabonen, is een beproeving, te vergelijken met de ziekmakende bolusgeur van stinkende tofoe op Taiwan. Gemarineerde tofoe (tatsuta tofu) en opgerolde omelet (tamago dashi-maki) horen onafscheidelijk bij de natto, net als de zuur ingelegde rabi en stukjes radijs (tsukemono). Het is haast een opluchting dat zerpe goedje door te spoelen met misosoep en groene thee. Maar dat is de eerste statie. Wie het niveau haalt van de soemoworstelaar zal een snelle chanko-nabe moeten opschrokken, overdadige hoeveelheden zeewier, shabu-shabu  of gesmoorde rundplakjes, lotuswortel, mierikswortel, mizutaki of kip met groenten, dote-nabe (oesters en broccoli in sojapasta), udon-suki of dikke noedels met vispuree, en nog wat ebi (garnalen) toe. Op de nuchtere maag. Het vult. Maar vult het ook goed, zoals de rauwe vis of de sukiyaki-fondue, of nog de suppon-nabe (schildpaddenstoemp) ? Het is zeer de vraag, want veelheid is geen extase, pleegt de Japanner te zeggen. De Japanner is altijd weer op zoek naar reductie, naar ontbinding tot de naakte essentie – daarom is zijn seks zo rauw en ongedesemd, daarom keert hij zich tot het Zenboeddisme, daarom is de legertucht zo onverdraaglijk, daarom kweekt hij bonsais of maakt hij papieren miniatuurvogeltjes (ikebana), daarom richt hij zijn huis ordelijk, proper en kaal in. In de overdaad herkent hij het uitgepuurde, het oneindige en de nul naderen elkaar. Het dichtst bij dat vliedende punt naar de eeuwigheid staat de ramen. Tampopo (de naam van het hoofdpersonage) beschrijft op hilarische wijze de leertocht van de simpele houdster van een verlepte eettent (niet toevallig in het echt de vrouw van Itami) naar het geheim van de ultieme ramen.Ze valt daarvoor terug op de hulp van haar witte ridder, de vrachtwagenchauffeur Goro, die meteen de Clint Eastwood uit Pale Riderof High Plains Drifter wordt, de Ahasverus van de ronin of rondtrekkende krijger. (Tampopo is een productie van de Toho Studios, die Godzilla bedachten en de meest spraakmakende samoeraifilms maakten). Goro schuwt geen enkel list of laag om het allesoverstijgende ramenrecept te bemachtigen, Itami doet alle staties van de kruisweg af, met zijn gangsters, met een stervende moeder die in een ultieme krachtinspanning een laatste avondmaal klaarstoomt en glimlachend neerzijgt, met een Meester die bij nachtelijke inbraak voor Tampopo’s zoontje het nec plus ultra bakt, omelet met rijst – maar nooit de graal kan vinden van het ware hiernamaals : de ramen. De eredienst van het gastronomisch genie krijgt zoals het hoort een breekbaar, venijnig slot : een zogende baby. Eten, zoals de Meester uitlegt, is geen drang of geen verplichting, het is abstracte kunst. Elk ingrediënt heeft zijn plaats in het heiligdom van de ramen, elk stukje dient behandeld zoals het hoort, versneden, gekookt, gelardeerd en versierd. Het dient op een welbepaalde wijze bekeken, gevoeld, besnoven, geproefd, herinnerd en met stokjes opgevist te worden. Kunst is een onwrikbaar ritueel dat juist door zijn absoluutheid het dagdagelijkse ontstijgt. Eten krijgt zo meer dan een verheffende betekenis : het wordt de diepere betekenis van elke mens afzonderlijk. De Japanse voetbalploeg, het is onmiskenbaar, is van dit rechte pad afgeweken. Ze eten nu hamburger en frieten. Maar de resultaten zijn er naar. Drie-nul verloren tegen de Noren, die nochtans vrij primitief met kabeljauw en stokvis omspringen, maar toch. Er is dus nog hoop voor de Rode Duivels. Eet zoals het hoort, en de perfectie is u nader dan de kok. En vergeet nooit de bezweringsformules, of je nu bij een geisjadan wel in het stadion zit : zeg vooraf itadaki-masu, boer na het eten, buig eerbiedig en fluister gotsjisoöe-sama. Dank voor deze spijzen. Zeg dat in de ruimte. Want het is geen gebed. Het is de wijsheid ramengeworden.

Lukas DE VOS

Partager cet article
Repost0
17 septembre 2013 2 17 /09 /septembre /2013 00:17

 

IVAseptember13.jpg

De altijd rijkelijk geïllustreerde Nieuwsbrief van de nu al 19 jaar actieve IVA (Internationale Vriendenkring Anton van Wilderode) is echt meer dan een ledenblad. In de zomeraflevering brengt initiatiefnemer en algemeen secretaris Beatrijs van Craenendonck hulde aan medestichter prof. dr. Marcel Janssens (28 februari 1932 – 11 juli 2013). Christina Guirlande focust op het gedicht 'Rondeel in de zomer' (uit Er is maar één land dat mijn land kan zijn, Lannoo, 1983). De Nieuwsbrief bevat verder de homilie uitgesproken door Aad Eerland tijdens de eucharistie ter herdenking van Anton van Wilderode (1918-1988) op 28 juni. Henri-Floris Jespers memoreert Bart Mesotten o. praem. (19 maart 1923-23 november 2012).

*

Vijftien jaar na Van Wilderodes overlijden hangt de openbare bibliotheek van Sint-Niklaas, in samenwerking met enkele stedelijke diensten en particuliere organisaties, een veelzijdig portret op van deze Wase dichter bij uitstek. Dat gebeurt aan de hand van een tentoonstelling, lezingen en literaire wandelingen.

De tentoonstelling in de Bib van Sint-Niklaas wordt geopend op 28 september te 16 uur. Op 6 oktober praten oud-leerlingen Dirk van Bastelaere (°1960) en Erik Spinoy (°1960) een ochtend lang over de invloed van de bevlogen en begeesterende leraar-dichter. (Foyer Stadsschouwburg Sint-Niklaas, 10u30).

In de conferentiezaal van de bibliotheek vinden vier lezingen plaats, telkens om 20 u.

10 oktober: prof. Dirk De Geest spreekt over de plaats van Van Wilderode in de toenmalige Nederlandstalige literatuur en in het huidige postmoderne tijdperk.

24 oktober: Beatrijs van Craenenbroeck en Luc Van den Brande situeren Van Wilderode over de grens, een relaas over vertalingen, internationale samenwerkingen met universiteiten, bibliotheken, ambassades, literaire verenigingen e.d.m. Componist Jan Van Landeghem brengt een creatie die samen met violiste Jenny Spanoghe wordt uitgevoerd.

7 november: Onder het motto 'In de palm van mijn hand schreef ik Vlaanderen mijn land', spreekt Guido Moons, voorzitter van de Vlaamse Volksbeweging, over de plaats van het Vlaams geëngageerde gedicht in het werk van Van Wilderode – een verhaal van consequente inzet en roeien tegen de stroom in.

21 november: 'Reizen op versvoeten', een reflectie van Hildegard Coupé die de (reis)dagboeken van haar oom van naald tot draad uitploos.

Telkens opnieuw stel je bij Van Wilderode de beweging vast tussen dichter & verder, tussen de Vlaamse grond en het in harmonie treden met een wijdere wereld.

HFJ

Nieuwsbrief van de IVA, viermaandelijks tijdschrift, 18de jg., nr. 2, aug., sep., okt., nov. 2013, 23 p., ill. Redactie: Beatrijs van Craenenbroeck, Wezelsebaan 250, 2900 Schoten.

DichterVerder.jpg'Dichter & Verder': Meer informatie, fraaie brochure van de Bib Sint-Niklaas, H. Heymanplein 3, 9100 Sint-Niklaas.

http://bib.sint-niklaas.be

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche