Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
25 décembre 2014 4 25 /12 /décembre /2014 15:44

De klopjacht op de lieve zwartepieten, die in Nederland door de PvdA wordt gevoerd en die de 'Vlaamse' Abou Jahjahs via dienstwillige mediaspreekbuizen naar Vlaanderen proberen te transporteren, is van hetzelfde slag als het verhaal van Hergé, de vader van Kuifje, die enkele jaren terug door enkele gekleurde medeburgers beschuldigd werd van racisme.


De kruistocht van Bienvenu Mbutu Mondondo



In 2007 legde ene Bienvenu Mbutu Mondondo, een Congolese student, bij de Brusselse rechtbank een racismeklacht neer tegen de publicatie van Tintin au Congo  (nu: Kuifje in Afrika) en eiste in kort geding dat de verkoop van het album verboden zou worden of dat het album tenminste een verwittiging zou dragen.

Toen de rechter oordeelde dat er geen sprake was van vergrijp of overtreding en elke intentie van verspreiding van racistische ideeën uitsloot, bleef mesjeu Mondondo op zijn zwarte strepen staan. In 2009 diende hij ook in Frankrijk een klacht in, waarbij hij gesteund werd door een zwarte lobbyvereniging die bestaat uit 120 Afrikaanse organisaties in Frankrijk en die zich de Le Cran (Conseil Représentatif des Associations Noires) noemt. In 2010 hernieuwde hij ook in België zijn aanklacht bij de rechtbank van koophandel.

Tegelijk stuurde Mondondo een brief naar koning Albert, die door president Kabila uitgenodigd was voor de 50ste verjaardag van de onafhankelijkheid van Congo. In die brief liet hij weten dat hij de Belgische rechtbank gevraagd had "om het racistische stripverhaal dat Kuifje in Afrika  toch wel is, te laten verbieden vóór ['s konings] vertrek naar de Congolese republiek". En hij eindigde met: "Ik hoop dat men u dan geen schilderij aanbiedt, zoals nu de gewoonte is in Kinshasa voor elke Belgische personaliteit die Congo bezoekt, waarop dan wellicht de titel 'Sa Majesté le Roi Albert II au Congo' prijkt naar analogie met 'Tintin au Congo'."

Helaas, ook ditmaal ving de Pietenvaarder bot. De 10e februari 2012 oordeelde de rechtbank dat, rekening houdend met de context van de tijd waarin het album verscheen (1930), Kuifje geen discriminatie ten laste kon worden gelegd. "C'est l'époque de la revue nègre de Joséphine Baker, de l'exposition coloniale de Paris. Hergé est dans l'air du temps, ce n'est pas du racisme mais du paternalisme gentil," pleitte de advocaat van de uitgeverij Casterman en de Studios Hergé. Bovendien bestond in de jaren '30 de 'wet tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden', kortweg antiracismewet genoemd, nog niet; die dateert pas van 30 juli 1981.

Bienvenu liet het daar niet bij. Hij ging in beroep, maar ook nu bakte zijn haring niet. Op 5 december 2012 bevestigde het Brussels Hof van Beroep in laatste instantie de uitspraak van eerste aanleg: Hergé "s'est borné à réaliser une œuvre de fiction dans le seul but de divertir ses lecteurs, et pour l'époque, il y pratique un humour candide et gentil sur lequel il n'y a pas lieu d'appliquer une quelconque censure". Anderzijds wees de rechtbank ook de eis af van de uitgeverij Casterman en de nv Moulinsart (commerciële naam van Studios Hergé), die elk 15 000 euro gevraagd hadden wegens "tergend en roekeloos geding".



Vooruit stelletje luilakken, aan het werk!”



Maar hoe zit het nu eigenlijk met dat 'racisme' van Kuifje? Wat was het dat le Bienvenu in de gordijnen joeg?

Een van de aspecten van het racistisch karakter van Kuifje in Congo zou zijn dat de zwarten allemaal een pikzwarte huid en dikke lippen hebben. Nou, moe, dat begrijpen wij niet al te best. Volbloed zwarten hebben dat nu eenmaal, net zoals wij blanken als dunlippige bleekscheten geboren worden. En bovendien hebben de meesten van hen ook nog een superbrede neus. Én kroeshaar, ja, ook dat. Daar kan geen antiracismewet iets aan veranderen. Had Hergé ze soms moeten voorzien van een oranjekleurig velletje en smalle, zuinige lippen? Komaan, zeg.

Een tweede 'racistische' trek die Bienvenu dwarszat, was dat ze allemaal een kinderachtig Kluk-Kluk-taaltje praten. Zo van: “Blanke m’neer weg gaan met tomobiel.” Of: “Tovenaar, grote ramp gebeurd zijn! Hij heilige fetisj verdwenen zijn!” Zelfs hun koning Deegrol (!) broddelt erop los op een wijze waarbij vergeleken onze Coburgers en zelfs de geïmporteerde Paola en Elio je reinste linguïsten zijn: “Jij brave Blanke zijn. Jij hier blijven. Morgen jij op koning Leeuw jagen.” Niet alleen grappig is dat, maar waarschijnlijk komt het ook dicht bij de werkelijkheid, want keurig Nederlands zie ik die broussebewoners toentertijd nog niet zo vlug spreken? En nu wellicht ook nog niet.

Een andere stereotype die in Kuifje in Congo in de verf wordt gezet, is dat de negers liever lui dan moe zijn. Dat blijkt vooral uit de scène rondom een ontspoorde locomotief. “We gaan jullie oude tsjoek-tsjoek opknappen,” zegt Kuifje, – die zelf met de handen in de zij staat toe te kijken! – "allons au travail". Maar dat blijkt niet in zo'n goede aarde te vallen. “Ik erg moe zijn,” zegt een van de zwarten, en bij een ander klinkt het: “Ik vuil worden zal.” Waarop Bobbie er een subtiele lap op geeft met de woorden: “Vooruit stelletje luilakken, aan het werk!” Nu ja, dat is er flink over, maar dat de zwarten zich in die jaren, niet uit de naad werkten om bakken geld te vergaren, is ook geen fabeltje. Rijkdom opstapelen is nu eenmaal een 'beschavings'ziekte.

Verder nam meneer Bienvenu er aanstoot aan dat zijn Congolese broeders in alle omstandigheden als kinds en dom worden afgeschilderd. Een paar voorbeelden… Wanneer twee van hen om een strohoed vechten, komt Kuifje tussenbeide als scheidsrechter. Op zijn koning Salomons lost hij het probleem op: hij snijdt de hoed in tweeën en geeft ieder de helft. De twee ruziemakers zijn daarmee erg in hun nopjes: "Die Blanke zeer rechtvaardig! Blanke goed gehandeld! Wij nu allebei tevreden!" zeggen ze. Overigens is hun koning, die een houten kroon heeft en een bananenkistje als voetensteun, zo dom dat hij zijn oorspronkelijke, rijkversierde scepter ingeruild heeft voor een doodgewone houten deegroller.

Bij dit alles komt ook nog dat Hergés zwarten bang en laf zijn. Terwijl de kleine Bobbie een enorme leeuw verslaat, gaan de negers op de loop. En tegenover Kuifje gedragen ze zich onderdanig, zelfs kruiperig en slaafs. Wanneer Kuifje een boosaardige tovenaar, die hem heeft willen doden, uit de greep van een wurgslang bevrijdt, zegt de medicijnman: “Genade, massa Blanke, genade! Ik jou doden hebben willen. Ik jou wurgen willen. Maar slang zich om mij heen kronkelen. Zonder jou, ik dood zijn. Ik nu jouw slaaf zijn, edelmoedige Blanke.”

 

Van Nikkers, Slingerapen, Tjsoek-Tjsoeken en Karpaten-Papoea’s



Ook het repertoire van scheldnamen waarvan kapitein Haddock gebruik maakt, is meer dan eens racistisch gekleurd. Hij geneert zich niet om het zwarte grut uit te kafferen voor Nikker, Makaak, Makako, Zoetwater-Papoea, Zoeloe, Bosjesneger, Schoorsteenvegersragebol, Krulparasiet, Slingeraap… Als verzachtende omstandigheid dient gezegd dat Haddock ook andere ‘vreemdelingen’ de volle laag geeft met 'aardigheidjes' als Balkan-hork, Basji-Boezoek, Carnavals-Inca, Ellendige Karpaten-Papoea, Mameluk, Maskerade-Inca, Schapenhoeder van de Balkan, Tjsoek-Tjsoek van de Karpaten, enz. Zelfs Europeanen bedenkt hij met allerlei liefs, zoals Heikneuter, Druilorige zoeaaf, Vermicelli-eter, Appenijns kropmens, Schele kaalkop, Schele komkommer… Het vermelden waard is overigens dat ‘Haddock’ zelf in het Frans "gerookte schelvis" en in het Schots-Engels "schelvis" zonder meer betekent.

Wat Mbutu Mondondo ook steekt, is dat de blanke in alle opzichten de meerdere is van de zwarten en dat Kuifje geen kans voorbij laat gaan om de zegeningen van het kolonialisme te prijzen.  Zo geeft hij op een bepaald ogenblik in een klas vol negerkinderen les over “ons thuisland België" en het gaat er van: "Je vais vous parler aujourd'hui de votre patrie: la Belgique”. En op het eind van het album, wanneer Kuifje naar Europa is teruggekeerd, wordt in het negerdorp nog uitvoerig nagepraat over het heldhaftige blanke jongetje. Er worden zelfs Kuifje- en Bobbytotems vereerd terwijl de gekleurde mama’s hun kinderen in hun schabouwelijk taaltje de les lezen: "Als jij niet zoet zijn, jij nooit zijn zullen als Kuifje!" 

Een ander kolonialistisch aspect is het totale gebrek aan begrip voor de inlandse gewoontes en de complete afwezigheid van respect voor de fauna van het land. Kuifje, die trots rondloopt met twee slagtanden van een gevelde olifant over zijn schouder, decimeert met zijn geweer heel wat van de inheemse fauna, bijna voor de lol zou je zeggen. Om de aap die het negervriendje Koko ontvoerd heeft, te benaderen, knalt hij zo maar een andere aap neer en stroopt hem ter plekke het vel af, zodat hij zich eveneens als aap kan vermommen. Hij schiet een hoop impala’s af, velt een buffel en heel wat andere dieren moeten het ontgelden. Zelfs blaast hij op een bepaald ogenblik een neushoorn op met dynamiet, wat voor de Zweedse uitgever Carlsen niet door de beugel kon, zodat de scène vervangen werd door een diervriendelijkere versie waarin de neushoorn wordt verjaagd door het horen van een schot.

Een scène waardoor de aanklager bijzonder in zijn keutel was gebeten, was die waar de kleine reporter door de Congolezen toegejuicht en in een draagstoel rondgedragen wordt. En hierin heeft mesjeu Mbutu misschien wel eens overschot van gelijk. Het beeld van de blanke heer die in een draagstoel gedragen wordt door inlanders, sluit immers perfect aan op de symboliek van de blanke hegemonie. We vragen ons echter af welk verschil er is tussen het gewraakte prentje van Kuifje en het onderstaande kiekje van Boudewijn en Fabiola? Tenzij dat het ene een imaginaire tekening is uit 1930 en het ander een reële foto uit 1970.

KuigjeIllDEF.jpg

Frans DEPEUTER

Partager cet article
Repost0
5 juillet 2014 6 05 /07 /juillet /2014 05:20

 

Vóór 1975 was die vraag niet aan de orde. Het was de Franse auteur/acteur Numa Sadoul (°1947) die de kat de bel aanbond, toen hij in zijn Entretiens avec Hergé. Tintin et moi (uitg. Casterman) wees op de affiniteiten tussen het werk van Hergé en dat van Benjamin Rabier.

Benjamin-Rabier.jpg

Benjamin wie? Jawel, Benjamin Rabier (1864 -1939). In zijn tijd een beroemdheid die om en bij 250 geïllustreerde albums publiceerde. Vandaag de dag kent geen kat hem nog, tenzij een legertje verzamelaars die voor een origineel album van Rabier tot 450 euro en méér betalen.

Maar wie was Rabier eigenlijk? Een geboren tekenaar, die hoewel hij reeds op 15-jarige leeftijd de Prix du dessin de la Ville de Paris won, boekhouden koos als zijn vak. Het bloed kruipt echter waar het niet gaan kan, en na een ontmoeting met de satirische tekenaar Emmanuel Poiré, beter gekend als Caran d'Ache (1858-1909), begon hij als illustrator voor diverse kranten te tekenen.

Zijn eerste tekeningen verschenen in tijdschriften als La Chronique Amusante en Le Gil Blas Illustré. Na enige tijd werd Rabier een vaste medewerker van het satirische blad Le Rire, maar zijn echte doorbraak kwam als medewerker aan het humoristische weekblad Le Pêle Mêle  in september 1895. Hij tekende ook voor de tijdschriften L'Assiette au Beurre  en Le Chat Noir.

animaux-s-amusent.jpg

Rabier is een van de voorlopers van het maken van dierenstrips. Titels van zijn boeken – in feite geen echte BD's maar teksten met illustraties – zijn o.a.: Les Animaux s'amusent, Les Contes du Pelican Rouge  en Les Contes de la Souris Bleue. Hij tekende ook de personages voor Le Roman de Renart  en illustreerde de verhalen van Jean de La Fontaine. Maar zijn beroemdste dierenpersonage is Gédéon, een eend waarvan hij in 16 albums de avonturen vertelde tot het einde van zijn leven.

vache-qui-rit.jpg

Aan Rabier hebben we ook het grappige koetje te danken dat Léon Bel in 1921 als logo gebruikte voor de doosjes smeerkaas van 'La vache qui rit'.

Toen Numa Sadoul in zijn gesprekken met Hergé wees op de verwantschap tussen de dieren die verschenen in diens Tintin au pays des Sovjets en die in de albums van Rabier, zei de vader van Kuifje: "C’est vrai. Dans ma jeunesse, j’ai beaucoup admiré Benjamin Rabier. Et j’avais un tel souvenir de ses dessins que j’ai dû y penser, en effet, en dessinant mes animaux. Ça se remarque, indéniablement ! Mais c’est la seule fois, je crois, où je lui ai fait des emprunts."

Hergé geeft dus toe dat hij beïnvloed werd door Rabier. Maar alleen voor wat zijn tekeningen van dieren betreft. Toen hij 12/13 jaar was had iemand hem eens een reeks gekleurde postkaarten gegeven, die de fabel van Le corbeau et le renard  illustreerden en, zegt hij, "J'ai été immédiatement conquis. Car ces dessins étaient très simples. Très simples, frais, robustes, joyeux, et d’une lisibilité parfaite. En quelques traits bien charpentés tout était dit : le décor était indiqué, les acteurs en place; la comédie pouvait commencer."

Maar… er is méér. Er is namelijk ook ene Tintin-Lutin, "un petit diable prénommé Martin, mais surnommé Tintin par sa mère". Dat ventje verscheen voor de eerste keer in 1898, in een album dat Tintin-Lutin getiteld was. Wanneer Sadoul Hergé confronteert met een tekening van Rabier waar het jongetje tussen zijn ouders staat, voor de schoorsteen van het salon van het gezinnetje, blijft Hergé bij hoog en bij laag volhouden dat hij van het bestaan van de voorloper van zijn Tintin niets afwist tot in 1970, toen een lezer hem op de hoogte bracht. En toch, de gelijkenis is opvallend: de kuif, de vorm van het gezicht, de golfbroek, het is er allemaal. Zelfs ligt er een wit hondje aan Lutins voeten, maar het is geen ruwharige fox-terrier zoals Bobbie.

Of Tintin/Kuifje al dan niet schatplichtig was aan Rabier, daarover heerst er geen eensgezindheid bij de Hergé-biografen en 'tintinologen'. Numa Sadoul zelf zette onder het hogergenoemde prentje van Tintin-Lutin 'Un précurseur de Tintin?'. Mét een vraagteken, jawel, maar de vraag beantwoorden doet hij niet. Hergé heeft immers op de bladzijde ervoor gepreciseerd dat de invloed van Rabier zich beperkte tot de tekeningen van de dieren. Het was vooral Rabiers 'klare lijn' die hem getroffen had, zoals hij zelf zegt in zijn voorwoord bij een heruitgave van de door Rabier geïllustreerde Fables de La Fontaine: "C’est ainsi que Benjamin Rabier est devenu, à mes yeux, un maître. Et c’est à coup sûr de cette rencontre que date mon goût pour le dessin clair et simple, un dessin qui soit compris instantanément. C’est avant toute chose cette lisibilité que je n’ai cessé de rechercher moi-même."

Ook andere Hergé-biografen (Pierre Assouline, Philippe Goddin, Albert Algoud…) gunnen Kuifjes vader het voordeel van de twijfel. Benoît Peeters schaatst er nog het gemakkelijkst omheen: Hergé "heeft geen tijd om erover na te denken," schrijft hij. "De nieuwe serie is al aangekondigd. Hij kiest de eerste de beste naam die hem invalt: Tintin, zonder te bedenken dat Benjamin Rabier die naam al heeft gebruikt." En Christophe Gervais, journalist van de krant La Nouvelle République, drukt zich als volgt uit: "Rabier a inspiré Hergé, qui, en 1929, à l'occasion de la sortie de son premier album, a redonné vie à ce personnage qui a marqué son enfance. »

Is het alweer uit eerbied voor een Heilige Koe dat de critici zo op de vlakte blijven? Of is het gewoon omdat Hergé Tintin-Lutin inderdaad niet kende vóór 1970? Overigens, zelfs al had Hergé ooit/ergens een glimp opgevangen van het guitige mannetje van Rabier, dan nog blijft 'zijn' Tintin een heel ander baasje dan zijn Franse broertje. Ja, laten we Kuifje maar de "Rolls Royce de la bande dessinée" noemen, zoals Nick Rodwell, de echtgenoot van Hergé's weduwe Fanny Vlamynck, stelt.

Frans DEPEUTER

Partager cet article
Repost0
11 mai 2014 7 11 /05 /mai /2014 16:00

 

Herge.jpg

Georges Prosper Remi Remi, zoals Hergé de facto heette, werd geboren op 22 mei 1907 in een keurig middle-classgezin van de Brusselse voorstad Etterbeek (rue Cranz nr. 25, nu rue Philippe Baucq nr. 33). Zijn vader was Alexis Remi, zijn moeder heette Élisabeth Dufour…

Maar laten we beginnen bij het begin. Bij de grootouders van Hergé.

De grootouders aan moeders kant waren rasechte Marolliens. Bij loodgieter Joseph-Antoine Dufour (1853-1914) en Antoinette Roch (1854-1935) ging het eraan toe in de aard van "Ik was 'n beke geverbaavereid van daane knul azue da krotteke te zeen kusse" (Ik was wat verbouwereerd om die knul zulk een meid te zien kussen) en "Ge weut wadda g'het mo ge weut ni wadda ge goît kraaige" (Ge weet wat ge hebt laar ge weet niet wat ge gaat krijgen). Daar, in de Marollenwijk, werd op 20 februari 1882 Elisabeth (genoemd: Zette) Dufour (1882-1946) geboren, die Hergés moeder zou worden.

De lijn van Hergés afstamming aan vaders kant is wat meer gecompliceerd. Alleszins voor wat de grootvader betreft. Oma Marie Barbe Léonie Dewigne (1860-1901) was geboren te Chaumont-Gistoux in Waals Brabant in een gezin met zes kinderen. Al vrij vroeg werd ze uitbesteed als dienst- of kamermeisje in de aristocratie. Op 22-jarige leeftijd (1882) geraakte ze zwanger van een tweeling. Het feit dat de 24-jarige Brusselse meubelmaker, Alexis Coismans (1858-1929), met wie ze kennis had, de geboorte ging aangeven op het gemeentehuis van Anderlecht, zou kunnen wijzen op diens vaderschap. Waarschijnlijker is echter dat Coismans – zoals in die tijd vaak gebeurde – fungeerde als dekmantel voor een man van adel die nevens de pot had gepist. Feit is alleszins dat Coismans na de aangifte spoorloos verdwijnt.

Als 'père inconnu' van het dubbeltje wordt niemand minder dan koning Leopold II (1835-1909) aangewezen. Het is immers algemeen geweten dat 'Popol' naar aloude Coburgse gewoonte een gedreven schuinsmarcheerder was en heel wat kruit heeft verschoten buiten de echtelijke tent. En ook weten we dat hij een habitué was op het grafelijk domein Chaumont-Gistoux. En dat de vruchtbaarheid van de adel in vroeger dagen groter was dan die van het konijnenbestand in hun zwaarbewaakte bossen. Maar of Popol echt de opa van Hergé was, blijft een raadsel. In ieder geval was Hergé zijn leven lang een graag geziene gast ten paleize.

Een andere persoon die in aanmerking komt als eventuele 'dader', wasgraaf Gaston Charles Raphael Gaetan Errembault de Dudzeele (1847-1929), de zoon van het gravenpaar Antoine Guillaume Joseph Gaston Errembault de Dudzeele (1819-1888) en Marie Helene Adelaide Amelie Gaetane d'Abensperg und Traun (1824-1899), bij wie Marie Barbe Léonie als kamermeisje ‘diende’. Dat zou ook de reden kunnen zijn waarom de oude gravin optrad als pleegmoeder voor de tweeling, die bij haar werd opgevoed en steeds piekfijn gekleed ging in dezelfde tweedelige pakken – wat Hergés figuren Jansen en Janssen verklaart.

Hoe dan ook, het lijdt geen twijfel dat de natuurlijke grootvader van Hergé aan vaderskant maatschappelijk een belangrijk persoon moet zijn geweest, over wie moeder Marie-Barbe in ruil voor goede zorgen zedig moest zwijgen. De identiteit van de buitenwerker is een geheim dat Hergé mee in zijn graf heeft genomen.

Op 1 oktober 1882 brengt Marie-Barbe de ééneiïge tweeling ter wereld: Alexis Victor Louis en Léon Jean Constant, die bij gebrek aan een wettige vader haar familienaam zullen dragen. In 1893, wanneer de kinderen tien jaar zijn, treedt het kamermeisje, op last van de comtesse, in een schijnhuwelijk met de tien jaar jongere ‘ouvrier imprimeur’ Philippe Eugene Remi (1870-1941), die de tweeling erkent en hun zijn naam geeft.

In 1905 zal Alexis Remi (1882–1970) trouwen met de Brusselse Élisabeth Dufour (1882–1946), dochter van Joseph Antoine Dufour, "plombier zingueur" en Antoinette Roch, "lingère". Alexis komt aan de kost als bediende in het "maison de confection pour enfants Van Roye-Waucquez (Saint-Gilles)" en Élisabeth, die naaister van beroep was, zal zich vanaf haar huwelijk uitsluitend bezighouden met het huishouden. Twee jaar later, op 22 mei 1907, wordt hun eerste kind geboren: Georges Prosper Remi (1907-1983), en in 1912 is het de beurt aan Paul Léon Constant (1912-1986).

En meteen zijn we beland bij de vader van Kuifje, Bobbie, Archibald Haddock, Jansen en Janssen, Trifonius Zonnebloem, Bianca Castafiore, Serafijn Lampion, Rastapopoulos, Tapioca, kolonel Sponsz, Oliviera da Figueira, Tchang Tchong-Jen en al die andere onvergetelijke creaturen die Remi Georges aka Hergé (RG) uit zijn potlood heeft getoverd.

 

Frans DEPEUTER

Partager cet article
Repost0
9 mai 2014 5 09 /05 /mai /2014 23:07

 

Adieu-Pom.jpg

Vandaag sliep, in zijn 95stelevensjaar, Jozef Van Hove in. Onder zijn schuilnaam Pom schreef en tekende hij gedurende decennia de avonturen van Piet Pienter en Bert Bibber. De eerste strips die ik las (eigendom van mijn Ome Ko, ze lagen bij oma in de kast) waren Hergé’s Kuifje in Congo (zoals Kuifje in Afrika toen nog gewoon mocht heten), Ben Abas’ Lex Brand-avontuur De Groene Hel en….Poms De Kumulus Formule met in de hoofdrollen Piet Pienter en Bert Bibber en, natuurlijk, Susan (en de boef van dienst, Trippelsek). De Kumulus Formule is deel 6 van de uitgebreide reeks. Sedertdien heb ik alle avonturen gelezen. Geen grote kunst, maar plezant vermaak. Ik ben het volledig eens met Leen Huet, die Pom beschouwt als de meest onderschatte niet-pretentieuze striptekenaar:

http://leenhuet.wordpress.com/2014/05/09/pom-susan/

Bert BEVERS

Partager cet article
Repost0
10 février 2014 1 10 /02 /février /2014 19:51

 

DSC09349.jpg

Haast u naar de boekhandel om het fantastische boek Sugar van Serge Baeken (broer van Vitalski) te kopen. Nadat het boek een overrompelend succes had op het Strip-en Animatiefestival te Angoulème (Fr) werd de Nederlandse versie vorige week voorgesteld In Café “De nieuwe Linde” te Antwerpen . Ook hier had Serge handen te kort om opdrachten te schrijven voor de vele aanwezigen. Er staat bijzonder weinig tekst in het boek over Sugar. Nadat hij gedurende acht jaar aan verschillende verhaallijnen voor het boek had gewerkt koos Serge uiteindelijk voor een nieuwe experimentele uitvoering. In een stramien van zes maal vier vierkantjes per blad toont hij het leven van het gezin Baeken, gezien door de ogen van een kat. Het is een meeslepend, teder, komisch, soms hilarisch en ook triest verhaal dat zeer herkenbaar is voor elke poezenliefhebber.

JvdB

DSC09350.jpg

Uitgeverij Blloan (een label van uitgeverij BallonMedia)

ISBN 978-94-6210-090-9

Partager cet article
Repost0
20 décembre 2013 5 20 /12 /décembre /2013 06:25

 

DSC07267.jpg

Marc Legendre

In de Warande te Turnhout reikte minister van Cultuur Joke Schauvliege vorige vrijdag de Bronzen Adhemar uit aan Marc Legendre.

DSC07274.jpg

Astrid en Jan Smet, Ria en Robert Merhottein

Dit festival werd in 1987 opgericht door Jan Smet die reeds beginjaren ’70 gestart was met het tijdschrift Stripgids, het eerste blad dat aandacht gaf aan het Vlaamse beeldverhaal. Hij riep ook de Stripgidsprijs in leven, die nu uitgegroeid is tot de “Bronzen Adhemar”. De organisatie kreeg dit jaar de cultuurprijs 2012-2013 van de Vlaamse Gemeenschap voor de Letteren-Strip”.

De eerste jury bestond uit Willy Vandersteen, Marc Sleen, Frank Ivo van Damme, Manu Manderveld, Cees Coenders (NL) en Jan Smet. In 1983 boetseerde Frank Ivo van Damme het Adhemar beeldje naar de beroemde figuur uit de verhalen van Marc Sleen, om het in brons te laten gieten. De Bronzen Adhemar was geboren. Hoe de Stripgidsprijs en het hiermee gepaard gaande Stripfestival uitgroeide tot een groots evenement kan men nalezen in het boek Bronzen Adhemar, een geschiedenis van het Turnhoutse Stripfestival van Stijn Janssen dat verscheen in 2007. (ISBN 9789078814047)

*

Marc Legendre (1956) kon na zijn studies toegepaste grafiek snel aan het werk als hoofdredacteur van het stripblad Kuifje. In 1983 begon hij in Robbedoes met de razend populaire reeks Biebel. Na succesvolle samenwerking met o.a. Jan Bosschaert verhuisde hij in 1995 naar El Hierro op de Canarische eilanden. Hij begon er ook scenario’s en jeugdboeken te schrijven. In 2005 verscheen Finistère, een striproman voor volwassenen. Hij experimenteerde met grafic novel, o.a. Reynaert de Vos in samenwerking met René Broens. De jury, samengesteld uit Steven Dupré, Jan Bosschaert, Mieke De Loof, Johan De Moor, Ilke Froyen, Anja Goyens, Walter Pauli, Lieve Scheers en Koen Van Rompaey loofde Marc Legendre om

'de integriteit van zijn zoektocht naar steeds nieuwe uitdrukkingsvormen, vrij van commerciële drijfveren, waarbij hij steeds vaker de raakvlakken tussen beeldverhaal en literatuur verkent.'

Nic Balthazar, presentator van de avond sprak met Koen Clement (WPG uitgevers) en Alexis Dragonetti (Ballon Media). Hier werden verbluffende cijfers genoemd: er zijn in het voorbije jaar 1600 strips verschenen! Het is dus onmogelijk om dit allemaal te lezen.

Roland Grossey vertelde over zijn werk aan de biografie van striptekenaar Bob de Moor Johan en Stefaan, twee van de vijf kinderen van de tekenaar werden geïnterviewd.

Joke VAN DEN BRANDT

DSC07326.jpg

Striptekenaars Marcel Rouffa en Jeff Broeckx

DSC07333.jpg

Frank Ivo van Damme en Zara (Klaas Storme), cartoonist De Standaard en Knack

DSC07385.jpg

Walter van den Broeck

DSC07340.jpg

Roland Grossey en René Broens

DSC07334.jpg

Eric Vos, burgemeester van Turnhout, en Joke van den Brandt

 

Fotoreportage: Frank Ivo van Damme

Partager cet article
Repost0
19 octobre 2013 6 19 /10 /octobre /2013 20:41

DSC05240.jpg

 

Vrijdagavond werd in het gemeenschapscentrum De Doolen, in het spookdorp Doel het gelijknamige boek voorgesteld aan pers en publiek. Nadat Marc Reynebeau op het laatste ogenblik forfait gaf, nam Jean-Pierre Rondas, op de hem eigen gemoedelijke wijze, de taak op zich om dit prachtige, originele werk van Jeroen Janssen voor te stellen.

DSC05180.jpg

Jean-Pierre Rondas

Hoewel Jeroen vooral gerekend wordt bij de stripauteurs, houden zijn boeken over Rwanda het midden tussen een verhaal en dagboeknotities. Begin jaren 90 gaf Jeroen les aan een kunstschool in Rwanda. Het boek Doel moet eerder gezien worden als een getekende reportage, deze werkwijze is hier nog niet zo bekend. In Frankrijk zijn er reeds stripauteurs die dit genre beoefenen. Door een contact met Patrick de Saint-Exupéry verscheen een voorproef van het verhaal in XXI onder de titel “Doel, au bout de la Flandre” . Met dit boek wilde Jeroen Janssen een teken geven van de collectieve waanzin van onze tijd. Hij formuleert het aldus: ”Ik wilde de oceaan Vlaanderen tonen, door de druppel Doel te tekenen.” Drie jaar geleden kwam Jeroen tijdens een fietstocht bijna toevallig in Doel terecht. Hij geraakte gefascineerd door de plek en keerde er sedertdien voortdurend terug met zijn schetsboek. Op de duur was hij een vertrouwde figuur geworden en werd hij niet eens meer opgemerkt. Zo kon hij in volle vrijheid tekenen, aquarelleren en praten met de inwoners.

DSC05166-copie-1.jpg

Kris Peeters

Met Kris Peeters werd dieper ingegaan op de werking van onze maatschappij waar alles steeds maar groter en sneller moet worden. Ook voor hem is Doel met de kerncentrale en de windmolen een metafoor voor de werking van onze samenleving. Het gaat niet meer over mensen maar over economie. Waar komen we uit als we eindeloos moeten blijven groeien.

DSC05154.jpg

Guido van Meir

Journalist Guido van Meir las zijn column voor die hij destijds voor Humo schreef en gepubliceerd werd op 7 juli 1999, de dag waarop over Doel beslist werd (Deurne mag blijven, Doel moet weg).

DSC05160.jpg

Ulrich van Spitael

De dorpsdichter (rapper) van Doel, Ulrich van Spitael bracht in versneld tempo de geschiedenis van de haven van Antwerpen te berde. Dit ontlokte aan Jean-Pierre Rondas de opmerking: ”Hij kon waar Hugo Claus nooit in geslaagd is: zijn gedichten van buiten debiteren!”

Van Frie Spitaels wordt gezegd: zij maakt er haar beroep van in Doel te wonen. Hardnekkig verzet zij zich tegen de teloorgang van dit Polderdorp waar nog 25 inwoners zijn. Toen beslist werd dat er geen inwoners meer mogen bijkomen gooide zij het over en andere boeg door de kunst in te schakelen.

DSC05224.jpg

Tijden de receptie kon ook de tentoonstelling van de honderden schetsen die aan dit boek voorafgingen bekeken worden.

DSC05176.jpg

Aan dit boek is de uiterste zorg besteed, alle lof dus voor uitgever Johan Stuyck (Oogachtend).

DSC05220.jpg

De lettering en layout is met liefde en vakkennis verzorgd door Lennert Gavel.

Joke VAN DEN BRANDT

Foto’s Frank Ivo van Damme


De tentoonstelling in De Doolen te Doel – ontmoetingsplaats en gezellige haard van het verzet – kan nog bezocht worden op zondag 20 oktober. Jeroen Janssen is aanwezig om zijn boek te signeren.

DOEL is erlang in de (strip)boeklhandel. ISBN 9789077549810.

Partager cet article
Repost0
28 février 2013 4 28 /02 /février /2013 22:07

 

Roel-Daenen.jpg

Roel Daenen

In de Bibliotheek te Turnhout werd op 27 februari het Vlaams Documentatiecentrum voor de Strip officieel geopend. Het kwam tot stand met ondersteuning van de Vlaamse gemeenschap, het Vlaams Fonds voor de Letteren en de Stad Turnhout. Koen Van Rompaey, verantwoordelijke voor het documentatiecentrum, verwelkomde de aanwezigen. In zijn openingstoespraak gaf Roel Daenen van erfgoedorganisatie Faro in vogelvlucht een overzicht van de geschiedenis van de strip die een aanvang neemt met de comic strip in de USA. Hij legde vooral de nadruk op de wijze waarop men tegenover het fenomeen stond. Deze evolueerde van een afwijzing (strips zouden afstompend zijn, nadelig voor het lezen en voor de ontwikkeling van het kind) naar een erkenning van de strip als aparte kunstvorm. Hij dankte de pionieers van de Stripgidsprijs (voorheen Bronzen Adhemar) die zich jaren geleden geheel belangloos in het stripavontuur hebben gestort. Naast medewerkers prees hij Patrick Van Gompel en Manu Manderveld die hun stripverzameling schonken als basis voor het Documentatiecentrum.

2013--eind-februari-132.jpgVan l. naar r.: Karl van den Broeck, Joke van den Brandt en Patrick van Gompel

Manu-Manderveld.jpgManu Manderveld

Naast 24.000 stripboeken herbergt het centrum ook honderden boeken over strips naslagwerken , striptijdschriften, werken die verschenen in grote oplagen of die slechts in enkele exemplaren gecopiëerd werden. De on-line catalogus is gekoppeld aan die van het Belgisch Stripcentrum.

Joke VAN DEN BRANDT

Foto’s Frank Ivo van Damme

Partager cet article
Repost0
15 avril 2012 7 15 /04 /avril /2012 21:01

 

Karaboudjan.jpg

Ik heb een zwak voor mensen die in se onnodig maar fascinerend speurwerk verrichten. Neem nou een Yves Horeau. Die is op zoek gegaan naar de schepen waarop Hergé de vaartuigen in zijn Kuifje-avonturen baseerde. Zo blijkt de Ramona, waarmee in Cokes in voorraad slaven worden vervoerd, gemodelleerd naar het S.S. Egypte. Dat vervoerde voor de Belgische rederij Deppe sinaasappelen van Palestina naar Antwerpen. Dek, hutten en machinekamer van de Ramonawerden door Hergé en zijn luitenant Bob De Moor dan weer getekend op de Koningin Astrid, die de verbinding tussen Antwerpen en Göteborg onderhield. Maar de mooiste ontdekking van Horeau vind ik de oorsprong van de Karaboudjan, volgens onze jonge reporter van Armeense origine. Dat schip, waarop Kuifje en Kapitein Haddock (die er de dronken gezagvoerder van is) elkaar voor het eerst leren kennen in De krab met de gulden scharen, komt helemaal niet uit het Midden-Oosten maar uit Schotland!

Glengarry.jpg

Horeau vond in de archieven van de betreurde tekenaar een foto waarop de Glengarry uit Glasgow is te zien.

De Karaboudjan is geïdentificeerd!

Bert BEVERS

Partager cet article
Repost0
29 mars 2012 4 29 /03 /mars /2012 06:12

Baxter

De in Leeds geboren Glen Baxter (68) heeft een nieuw boek uit. Dat werd weer eens tijd. De cartoonist debuteerde in 1979 met Atlas, bij de Nederlandse uitgeverij De Harmonie, waar nu ook Colonel Baxter's Dutch Safari  het licht zag. In de loop der jaren bouwde de Engelsman een stevige reputatie op. Hij exposeerde ondertussen in Londen, New York, Parijs, San Francisco en Tokio, en zag zijn tekeningen gepubliceerd in gerenommeerde tijdschriften als The Independent on Sunday, The New Yorker, Vanity Fair en Vogue.

Het is als immer een genoegen zijn werk, vrijwel steeds goed voor een glimlach of grijns, te bestuderen. Hij kan best aardig tekenen, maar niet echt werkelijk goed. Het lijkt of hij zijn stijl reeds vond als middelbare scholier, en daaraan vast is blijven houden. Zijn tekeningen, die passen in de Klare Lijn-school, ogen hier en daar zelfs wat houterig maar o, wat zijn ze charmant. Baxters kracht ligt echter niet zozeer in die tekeningen, alswel in de combinatie daarvan met de tekst. Die oogt in se meestal 'normaal' maar zorgt samen met de afbeelding voor een verfrissend absurdisme.

Sedert zijn debuut heeft hij altijd een boontje voor Nederland gehouden. Dat blijkt overduidelijk uit deze uitgave die op iedere linkerbladzijde een bizar tegeltje in Delfts blauw toont, en op elke rechter een prent waarin haringen, tulpen en werk van kunstenaars als Theo van Doesburg en Piet Mondriaan figureren.

Baxter3-copie-1.jpgOpvallend regelmatig verwijst hij naar het oeuvre van Gerrit Rietveld. Vaak tekent hij in een stijl die doet denken aan oude westernstrips (er duiken sowieso dikwijls cowboys bij hem op). Zo is er een saloon te zien met de naam Wetering Galerie  waarvoor twee paarden staan vastgebonden met op hun rug geen zadel maar zo'n typische Rietveldstoel. Het onderschrift: The situation looked serious. The Rietveld Gang was back in town. Elders zie je drie bevers aan een Rietveldstoel knagen. De titel: Trouble in the Design Museum.

Baxter2.jpg

Onder een schemerlamp zit een man met klompen aan en een papiertje in de hand met voor zich twee (letterlijk: met touwen!) geboeide jongeren: "Welcome, my friends to another evening of Dutch poetry."

Je moet om het oeuvre van Glen Baxter te smaken over een bepaald gevoel voor humor beschikken, maar indien dat het geval is valt er enorm veel plezier aan te beleven. Het voorbeeldig vormgegeven boek bevat een inleiding van de curator van The Dutch Glen Baxter Museum, niemand minder dan Wim de Bie. De moeite waard!

Bert BEVERS

 

Glen BAXTER,Colonel Baxter's Dutch Safari, Amsterdam, uitgeverij De Harmonie, 2012, ISBN 9 789061 695325

Zie beslist ook: http://www.glenbaxter.com/

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche