Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
11 janvier 2013 5 11 /01 /janvier /2013 20:21

 

OrlandoDamen.jpg

Katelijne Damen

Is het een biografie, een sprookje, een tijdsbeeld, een biecht, een vlucht, een experiment? Orlando  is van alles wat. Virginia Woolf heeft met deze roman haar meest toegankelijke werk geschreven. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het goed verkocht. Dat kan van haar andere werk niet gezegd worden. Dat zij een uitgever vond is te danken aan haar man Leonard Woolf, een socialistisch politicus. Van oorsprong journalist en bemiddeld richtte hij een uitgeverij op. De boeken van Virginia die Leonard uitgaf vonden aftrek in een kleine kring van Londense intellectuelen waarvan de Blooomsbury Group de kern uitmaakte. In het zog van de faam van de schrijfster en de krankjorume roman vond het Toneelhuis het passend het op de affiche te zetten. Als monoloog. Katelijne Damen zocht haar schaar en lijmpot en fabriceerde een monoloog die ze zelf ook speelt. Dat doet ze voortreffelijk. Jammer dat Guy Cassiers de regie en de vormgeving op zich nam.

 

Voor Cassiers zijn acteurs zetstukken in een concept waarin het flexibel behang dankzij computercapriolen de hoofdmoot vormt. En de acteurs krijgen in die vondsten een plek waarin nauwelijks plaats is voor bewegingsruimte. Alles is mathematisch afgebakend. De muziek en de belichting staat in functie van de beeldvorming. Dat heeft Cassiers nu al een aantal keren gefikst. Aanvankelijk tot ieders tevredenheid. Alles echter went, en gewenning brengt verveling. Met een monoloog moet je daarenboven extra op je hoede zijn. Eén speler vraagt soberheid en bescheidenheid in alles wat zich buiten de speler en de actie afspeelt. Maar dat weetje is aan Cassiers niet verkocht. Met als resultaat dat de eigenheid van Katelijne Damen, edele stijl en beheersing van stem- en lichaamstaal, verdrukt wordt en de voorstelling ijskoud is. Gevolg, Orlando raakt niet, is een vervelende productie.

 

Zoals gezegd Orlando, als roman, verkocht goed. De reden ligt hem in de natuur van de Britten. Dankzij het bezit van de halve wereld heeft de Britse cultuur een rijk palet, dat zich het sterkst uit in literatuur en toneel. De mooiste voorbeelden kregen vorm en inhoud met Laurence Sterne, Lewis Carroll, en als uitlopers Woodehouse, Dennis Potter en James Joyce. Zij speelden met genres ontleend aan de culturen van hun koloniën, met als uitschieter de Oosterse. Orlando  van Virginia Woolf is daar een treffend voorbeeld van. Via een sprookje met Perzische trekjes geeft zij gestalte aan haar geaardheid die ze zelf niet kent, maar hoopt daar met het schrijven van Orlandovat op te krijgen. Elke man heeft vrouwelijke trekjes en omgekeerd. Bij Virginia Woolf waren die zo dominant dat zij gezorgd hebben voor weerzin, angst, twijfel, driften… opgaand in waanzin en uitmondend in zelfdoding. Haar jeugdervaringen spelen ook een rol in haar gedrag en schriftuur. Op zesjarige leeftijd was zij reeds seksueel misbruikt door haar broer, zij had een tirannieke en labiele vader en haar moeder stierf al te jong, veel te vroeg.

 

De complexiteit van al deze zaken sloeg wel aan bij het Britse publiek. Het is het keurigste volk ter wereld. Schijn. Geen volk dat zo worstelt met zijn geestelijke en lichamelijke geaardheid. Om gek van te worden. De beste remedie hiertegen is zwarte humor. Dat wordt het best aangetoond in de kunst van de komische televisieseries, waarvan Falwty Towers het mooiste voorbeeld is. De mélange van de typisch Britse gedragsafwijkingen, weergegeven door Virginia Woolf in Orlando, naar eigen zeggen ‘te lang voor een grap en te frivool voor een serieus boek’, is echter niet te vinden in de nieuwste productie van het Toneelhuis. Het omgekeerde effect wordt erdoor bereikt. Het serieus sluipt de zaal in en zorgt voor koude voeten en een slaperig gevoel. De bescheiden lach die een paar maal uit het publiek oprijst, is enkel te danken aan de timing van Katelijne Damen. En omdat zij zich gaandeweg losrukt uit het gevoelloze concept haar opgedrongen door Guy Cassiers en zijn acolieten. Door een goede bui en omdat ik begaan ben met mevrouw Damen krijgt deze productie drie sterren. Zonder haar was een halve maan er teveel aan.

Guido LAUWAERT

 

ORLANDO– naar de gelijknamige roman van Virginia Woolf – productie Toneelhuis – www.toneelhuis.be

Partager cet article
Repost0
11 janvier 2013 5 11 /01 /janvier /2013 03:06

 

Gilliams.JPG

Met het gevoel dat ik met mijn tijd een wedren loop, lees ik me in mijn vrije uren buiten adem. Het is een inhaalbeweging. Omstandigheden dwongen me in andere tijden om me omstandig met andere dingen bezig te houden. En zo zat Maurice Gilliams (1900-1982) omstandig ergens op een boekenplank te wachten.

In Ik ben Elias werd Maurice Gilliams' proza verzameld: Oefentocht in het luchtledige, Elias of het gevecht met de nachtengalen, Elseneur of het noodweer der spreeuwen, Gregoria of een huwelijk op Elseneur en  Winter in Antwerpen.

Wat heb ik er toch plezier in, dingen te doen waar ik innerlijk huiverend door geraakt word…” schrijft Gilliams in Elias of het gevecht met de nachtegalen.

Laat, heel laat heb ik met het verrukkelijke, en sterk verinnerlijkte proza, met de rijkdom aan herinneringen van deze schrijver kennis gemaakt. Een schrijver die niet zozeer schoonheid wilde scheppen maar al schrijvende, een levende idee worden in de tijd, om mijzelf te overtreffen en er iets mee terug te winnen dat verloren ging. Dank zij de bijdragen van Pierre H.Dubois en Anne Marie Musschoot leren we dat Gilliams tot aan zijn dood aan zijn werk is blijven sleutelen. Was het onzekerheid, de aarzeling door het nederige besef van het infinitum van het ooit, het nooit afgewerkte?

Soms met een ironische ondertoon, dan weer met een trage tristesse:

Of ik van mijn pijn, misschien, een kunstwerk wilde maken? Want zoals ik nu dit onvervangbare beeld voor de scheppende fantasie van anderen bestemde, om er op onvervangbare wijze een uiterst pijnlijke gewaarwording mee te beschrijven, zo was het niet onmogelijk dat ik met dezelfde nauwkeurigheid mijn pijn beleefde ter bestemming van mijn latere geschriften.

Gilliams--3-.jpg

Behoudens het taalgeweld van Erwin Mortier ken ik geen hedendaagse auteur die dit langzame, adembenemende proza kan benaderen. Gilliams overdondert, overspoelt je als een malse lenteregen, en laat je dankbaar achter. Zijn poëtische, introverte herinneringswereld doet me denken aan Rainer Maria Rilke en Karel van de Woestijne, waarvan hij trouwens enkele verzen uit 'Op den dood van Jean Moréas’ in Winter te Antwerpen  citeert.

Bij het lezen van Ik ben Elias besefte ik eveneens hoe sterk ons Zuid-Nederlands idioom werd afgeschaafd ten bate van een vermagerde eenheidsworst, rijkelijk verdedigd door de Prinzipienreiterei van vereerde, smalende literaire landgenoten die tevens niet nalaten om hun veredelde zinnen met 'To the point', 'forwards, niet backwards' te besmetten. O, door elkaar geklutste, 'verkavelde' Angelen en Saksen...

Het docht me, ze heette hem Janus, foefeling, aleer, morgeneten, somwijlen, privaat, woeien, malkander, gaanderij, velijn, brekelijk, beddegoed, solferstekken, en gelijk men, gepeinzen, runders, festoenen, nachtgoed,teljoor, garf, haar bestier, gasthuis, middelerwijl, saamgestelde, riekend …zijn voorbeelden van taalkundig erfgoed.

En zeggen dat dit door de Nederlander J.M. Meulenhoff in Amsterdam werd uitgegeven. Blijkbaar konden onze Noordelijke taalgenoten toen nog het Zuidelijke Nederlands waarderen én begrijpen.

En als het er dan toch op aankomt ga ik liever met een 'déjà vu' dan – o gruwel – met 'been there, done that' 'chillen'. Met een 'smiley' zelfs.

Frank DE VOS

Maurice Gilliams, Ik ben Elias,J. M.Meulenhoff, Amsterdam, 2000, 635 p., 62,95 €. ISBN 90-290-67586

Partager cet article
Repost0
10 janvier 2013 4 10 /01 /janvier /2013 10:00

 

Ludo-Simons--foto-Bert-Bevers-.JPG

Foto: Bert Bevers


Zie: www.detafelvan1.blogspot.com

Partager cet article
Repost0
10 janvier 2013 4 10 /01 /janvier /2013 08:12

 

Niet verwonderlijk dat bij de ontvangst van de jongste aflevering van Wetenschappelijke Tijdingen  mijn aandacht in eerste instantie ging naar de bijdrage van Armand van Nimmen over de schermutselingen rond het graf van Paul van Ostaijen, zo luidt toch de titel van zijn boeiende bijdrage, dat in feite focust op de vrij onbekende Jozef Duysan (1900-1973).

DUYSAN.jpg

Jozef Duysan (Foto:colletie Armand van Nimen)

Als motto bij zijn verhelderende bijdrage citeert hij Hobsbawm: “For all of us there is a twilight zone between history and memory”. Hij verduidelijkt trouwens meteen in de eerste voetnoot dat de impuls tot zijn onderzoek dat aan de basis ligt van zijn bijdrage over Duysan werd gegeven 'door enkele vluchtige ontmoetingen met een mij toen onbekende “meneer Jozef” die, in de jaren vijftig, ondergedoken leefde bij mijn oom, een Antwerps fotograaf'.

Ter aanvulling: Duysan had een grote invloed op het leven van Armand van Nimmen. Hij bracht hem niet alleen de namen bij van Paul van Ostaijen en Maria Rooman, maar hij sprak ook af en toe in vage termen over persoonlijke vrienden zoals Rob van Roosbroeck, Victor Brunclair en Marnix Gijsen. Bovendien spoorde Duysan hem aan om een beurs aan te vragen om verder te studeren in de Verenigde Staten. Hoewel Van Nimmen ten slotte zijn naam te weten kwam en vermoedde (nou ja) dat hij gecollaboreerd had, toch wist hij eigenlijk bijna niets over de man. Het onderwerp was schijnbaar taboe en Van Nimmen was spijtig genoeg nog te nat achter de oren om Duysan hierover te ondervragen.

Zo ontvlamde de queeste van een bewoge vorser. Armand van Nimmen (°1935), doctor in de economische wetenschappen, volgde na zijn loopbaan bij de Wereldbank seminaries aan de universiteit van Wenen en legde zich toe op de studie van leven en werken van de na de oorlog bij verstek ter dood veroordeelde Vlaams-nationalistische historicus en politicus Rob van Roosbroeck (1898-1988).

In 1997 heb ik aan de hand van ongepubliceerde brieven van Duysan aan Gaston Burssens (destijds in mijn collectie, thans bewaard in het Letterenhuis te Antwerpen) gewezen op de rol van Duysan als 'spil en stuwkracht' van het Van Ostaijen-comité dat begin de jaren dertig op initiatief van de gebroeders Jespers en Gaston Burssens werd opgericht om de dichter een waardige laatste rustplaats te bezorgen in zijn geboortestad. (1) Zo kwam ik dan jàren later toevallig in persoonlijk contact met de minzame Armand van Nimmen.

Niet verwonderlijk dus dat ik eerst zijn bijdrage las....

Henri-Floris JESPERS

(wordt vervolgd)

 

(1) Henri-Floris JESPERS, Klemmen voor Zangvogels, Antwerpen, Revolver, 1997.

Partager cet article
Repost0
9 janvier 2013 3 09 /01 /janvier /2013 01:44

 

HeibelDeVos.jpg

Heibel is Kempisch, oerdegelijk droog Kempisch zand. Het presenteert zich trots als “een blad zonder blad (voor de mond)” Het presenteert zich als 'Onafhankelijk-kritisch-satirisch-polemisch tijdschrift.'

Heibel, de blauwe hemel voor geliefde knuffelberen, de brandstapel voor verketterden. Al naargelang kringelt aan ieder ezelsoor de wierook of smeult de brandlucht van een gloeiende sintel op deze balkende brandstapel.

Brandstapels zijn en blijven een oerdegelijke, katholieke traditie.

*

Walter van den Broeck is niet meer, althans niet in Heibel. De laatste botten van dit nog levend literaire lijk werden verbrand, de as verstrooid. In de slijtageslag van herhaaldelijke vervolgverhalen werd alles boven gespit. Wat je ook maar kunt bedenken werd voor het nageslacht afgestof : zijn schoenmaat, de kleur van zijn onderbroek met frontstreep, de belle vue op zijn arbeiders-decolleté, zijn vuile sokken, de curryworst special, maar vooral wie hij wel groet en wie niet (Heibel valt blijkbaar onder de laatste categorie). Je houdt het niet voor mogelijk hoeveel pittige weetjes in Herentals achter de lambrisering steken. Kortom het relevante à la Story op Kempische ezelspoten. Kortom het zerpe gekraak van frustratie over Van den Broeck nam een einde. Ook Dallas stierf een late dood. Oef…

*

Het einde van Heibel dacht u? In het jongste nummer verscheen vermoedelijk de eerste aflevering van een nieuw feuilleton. De titel is nog niet definitief maar naar alle waarschijnlijkheid wordt het zoiets als “Jef Geeraerts, dé negerinnen-neuker”. In liefst negenendertig bladzijden wordt het erotische gangreen van Geeraerts met de nodige kutjes en kalfjes 'geduid'. In een apart kader wordt deze bijdrage fijntjes een essay genoemd. Een Heibel-essay natuurlijk want het is een “kritisch' en 'satirisch' blad met vele nagels zonder kop. Een 'essay'? Een opgezwollen clitoris klinkt beter.

Met een sneer naar de Arkprijs van het Vrije Woord komt in de rubriek 'Literaire Heiligen of Platte Hoeren?' ondermeer Peter Holvoet-Hanssen in het opgeblonken vizier: “dat ook de harten van linkse jongeren, zoals “HaHa, nog steeds doet zwellen.” en “Peter HaHa….als een coureur die de Trofee van de kermiskoers van Schellebelle heeft gewonnen”.

Tussen het lokale wereldnieuws over de verstuikte kleine teen van boer Poelmans en driepotige zeug van boerin Amelie, heeft er in de Olense Cronycke misschien wel iets gestaan over de ere-stadsdichter en de mobilisatiekracht van het poëtische fenomeen, Peter Holvoet-Hanssen. Allicht is dit aan de oerdegelijke aandacht van de oerdegelijke redactie van deze oerdegelijke Rederijkerskamer ontsnapt.

Tot bladzijde 72 heb ik het geheibel op deze Antwerpse parking volgehouden.

Heibel is voortaan te glad om zelfs het papier ervan op mijn kleine kamertje te recycleren.

Frank DE VOS

Partager cet article
Repost0
8 janvier 2013 2 08 /01 /janvier /2013 10:00

 

Irina-Van-Goeree--foto-Bert-Bevers-.JPG

Foto: Bert Bevers

Zie: www.detafelvan1.blogspot.com

Partager cet article
Repost0
6 janvier 2013 7 06 /01 /janvier /2013 03:17

 

MinneboBeeld.JPG

De 'ont-'voor het 'moeten' laat elke verplichting, elke dwang los. Het is kijken in iemands ogen met niets dan openheid en charme, niets dan milde eenvoud, niets dan sobere verwachting. Het zijn de ogen van Hubert Minnebo. Ze komen terug in veel van zijn beelden zoals in “Zo kwam ze in mijn wereld met een oogopslag’ (1980) Dit beeld maakt deel uit van de collectie van het Middelheim openlucht museum. Jaren geleden werd het mijn eerste kennismaking met het werk van Minnebo. De oogopslag werd een gedicht. (1)

*

Samen met Koenraad Tinel is Hubert Minnebo (Brugge, 6 februari1940) een van onze grote beeldhouwers. Minnebo is een gedreven mens met zware werkschoenen aan de voeten, in overall, bezweet en met vuile handen in zijn atelier, zijn vrijhaven. Hij is een ambachtsman, ver heel ver van het modieuze licht van conceptuele kapsones, van het blitse idee veelal zonder schets dat door anderen wordt uitgevoerd.
Een voorbeeld van een telefoontje staat in Oostende op een kever te blinken.
Minnebo kent zijn ambacht, kent zijn materiaal, kent de 'k' van het kunnen, de 'k' van kunst. Elke ontwerp, elke schets, elk wassen luchtpijpje tot en met het gieten van zijn bronzen beelden of het slaan van koper doet hij zelf.
Hubert Minnebo is etser, tekenaar, maakt bronzen beelden, reliëfs in koper en chromaluminium, en gouden juwelen. Zijn werken werden wereldwijd in tal van musea, openbare en privécollecties opgenomen.
MinneboBoek.JPGNa een samenkomst dit jaar bij mijn warme vriend, de schilder-dichter Kari Bert in Oostende troonde Hubert me mee naar zijn atelier in het schilderachtige Stallhille. Ik kreeg zijn monografie cadeau, een rijk geïllustreerd kunstboek in beperkte oplage, met bijdragen van Dirk Martens, Octave Landuyt, Jan Walgrave, Marc Ruyters, Fonny Boesmans, Marc Paesbrugghe en Frans Boenders. (2)


“Il n’y a d’homme plus complet que celui qui a beaucoup voyagé, qui a changé vingt fois la forme de sa pensée et de sa vie.” Alphonse de Lamartine (1790-1869)
Minnebo.JPG 
Minnebo met een “Thika” op het voorhoofd van de Kumari Devi van Patan, Nepal

In een van de laatste hoofdstukken blader je door het fotoalbum van zijn vele reizen. In elke mail stuurt hij me telkens een foto van een van zijn lievelingsbestemmingen: Tibet, India, Nepal… Het zijn de getuigen van een zoektocht naar het authentieke, de verbreding van een kijk op mens en wereld. Vandaar misschien die bijzondere ogen “d’un homme complet”.
Bloso-2012--2-.jpgEn op 18 december 2012 werd op de vernieuwde site van Bloso in Brugge een monumentaal koperen beeld ingehuldigd. Eindelijk een beeld in zijn geboortestad.

Eindelijk…

Frank DE VOS


(1) http://www.frankdevos.be/bekijk.asp?type=g&id=380&reeks=54
(2)
Hubert Minnebo, Uitgeverij Kunstboek, 1982, 240 blz. ISBN 978-90-5856-259-3

Partager cet article
Repost0
4 janvier 2013 5 04 /01 /janvier /2013 00:38

 

dante_alighieri.jpg

 

CDR-Mededelingen: VRIJE TRIBUNE

 

Nu Bart De Wever de dolle kever van Antwerpen is, lijkt het me het aangewezen moment om hem wat geschiedenis bij te brengen. Hij mag dan wel Latijn tussen zijn tanden hebben zitten, het mist vaak historische en vooral sociale context.

 

De Italiaanse dichter Dante Alighieri werd geboren in Florence in 1265 en stierf in de nacht van 13 op 14 september 1321 in Ravenna. Naast dichter was Dante ambtenaar. Vanaf 1295 was hij lid van het gilde van dokters en apothekers, waartoe ook geleerden én kunstenaars werden gerekend. Dat jaar en die stap kan worden beschouwd als wat we Dante’s politieke carrière kunnen noemen. In 1300 werd hij zelfs verkozen in de raad van Prioren, het hoogste bestuursorgaan van zijn geboortestad. Door geen dwaze maar een foute beslissing, gezien door de bril van de politieke gevolgen, werd hij in 1301 verbannen. Tot aan zijn dood zou hij nooit meer een voet in zijn geliefde stad zetten. Zijn diepste verlangen bleef daarom een droom, maar het leverde wel de Divinia Commedia op, een literair kunstwerk dat behoort tot de top 5 van de wereldliteratuur.

 

De dichter zelf is van de Divinia Commedia zowel hoofdpersoon als verteller. Het werk beschrijft een denkbeeldige reis door de drie rijken van het hiernamaals: hel, louteringsberg en hemel. De volgorde is niet lukraak gekozen, de titel is daarover maar al te duidelijk. Is het eerste een voorspelling van het lot dat schurken, dictators en ander tuig wacht aan het eind van de rit, het derde een haast toeristische folder van het ideale vakantieoord nadat de prijzen zijn uitgedeeld, het tweede deel is een poëtisch verslag van de sociale toestand van de Europese politiek.

 

Het dichterschap namelijk was voor Dante een manier om aan geschiedschrijving in combine met moraalfilosofie te doen. Hij doet dat niet in het Latijn maar in het Italiaans. Daarmee kiest hij duidelijk voor het volk en wil hij met de volkstaal commentaar geven op filosofische en morele strekkingen. Op politieke evoluties, en het kwaad dat eruit voort kan komen als [min of meer] democratisch verkozen leiders zich ontpoppen tot dictators. Via zijn Commedia toont hij aan dat de toestand in Florence een logisch uitvloeisel is van de algemene chaos waarin Italië en de westerse wereld verzeild geraakt waren. De oorzaak van deze anarchie lag voor hem zowel bij de paus als bij de keizer. Kort gezegd: Dante bewees met zijn dichtwerk het nut en het belang van de kunsten, als verzetstem tegen de heersende politiek.

 

Het mooiste voorbeeld voor de Belgen, en in het bijzonder Vlamingen is Canto 20. Daarin spreekt Hugo Capet tot de vertellende dichter. Hij is de stamvader van het vorstendom der Capetingen, dat van 987 tot 1328 Frankrijk regeerde. Hijzelf heeft van 987 tot 996 met de scepter gezwaaid. Dante laat hem in vers 55 zeggen dat hij de zoon van een eenvoudige slager is, maar dat is een legende. Zijn vader was Hugo I, onder meer regent voor de Karolingische vorsten Lotharius en Lodewijk V, bijgenaamd le Fainéant [de Vadsige]. Toen Lodewijk stierf aan dichtgeslibde aders, werd Hugo Capet gekozen en gekroond in de kathedraal van Reims. Hij deed het niet slecht, maar over zijn nakomelingen was hij minder tevreden. In bittere bewoordingen stelt hij hun gedrag aan de kaak en tussen de regels door laat hij verstaan dat de wraak van de verdrukten wel eens tot de val van het koningshuis zal leiden.

 

Dante is dus niet alleen een dichter, maar tevens een journalist buiten categorie. Genoeg culturele schets, bewijs op tafel. Een bewijs dat elke interpretatie zijn kans op misbruik ontneemt. Dat het nut en de nood van de critici aantoont. Dat elke politicus van het genre Bart De Wever waarschuwt waartoe machtsvertoon – want de mars op het stadhuis is een voorafspiegeling van machtsmisbruik – leidt. Want het is niet het aantal stemmen dat telt in een democratie, maar de moraal die van beneden naar boven gaat, niet van boven naar beneden. De eerste is organisch, de tweede artificieel. Het aantal stemmen is er enkel als graadmeter van een heersende stemming.

 

En nu, eindelijk, het beloofde bewijs van Dante’s wijsheid. De goddelijke komedie, Louteringsberg, canto 20, vers 46 [vertaling Ike Cialona en Peter Verstegen]:

Maar ik blijf Hem die immer recht spreekt, smeken

Dat hij Dowaai en Brugge, Rijsel, Gent

De macht geeft om zich op die stam te wreken.

[Ma se Doagio, Lilla, Guanto e Bruggia

potesser, tosto ne saria vendetta ;

per cui novellamente è Francia retta.]

 

De prozaïsche vertaling van Frans van Dooren is nuchterder maar daarom niet minder verstaanbaar voor wie drie oren heeft : ‘Ik was de wortel van de slechte boom die het land der christenen zozeer overschaduwt dat men er nog maar zelden goede vruchten oogst. Maar als Douai, Rijsel, Gent en Brugge ertoe in staat zouden zijn, zou er snel wraak genomen worden.’

Het begin van de wraak heeft Dante nog meegemaakt, weliswaar van horen zeggen. Het was de slag van het volk tegen de leiders. Een slag gegroeid vanuit sociale onrust. Hij ging door op 11 juli 1302 en staat in de geschiedenis geboekt als de Slag der Gulden Sporen. Bart De Wever weze gewaarschuwd.

Guido LAUWAERT

(met dank aan René Adams)

Partager cet article
Repost0
3 janvier 2013 4 03 /01 /janvier /2013 10:00

 

Filip-Staes--foto-Bert-Bevers-.JPG

Foto: Bert Bevers


Zie: www.detafelvan1.blogspot.com

Partager cet article
Repost0
2 janvier 2013 3 02 /01 /janvier /2013 11:25

 

Kopie-van-logo-mdd.jpg

Sinds 26 januari 2008 werden hier 1722 posts gepubliceerd en tellen we 176 169 bezoekers, goed voor de lectuur van 337 899 pagina's.

In het voorbije jaar: gemiddeld iets meer dan 5000 bezoekers per maand (recordaantal ooit: 7051 in oktober 2012), samen goed voor de lectuur van 60 028 pagina's.

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche