Eindelijk het ultieme godsbewijs: vleermuizen verkiezen roomskatolieke kerktorens. Het origineel haalt het altijd van de kopie. Want protestantse, laat staan presbyteriaanse tempels, daar is een reukje aan. Kate Aney – niet te verwarren met de barrikadenwalkure van de BBC, Kate Adey – Kate Aney, een deskundige op het gebied van de fladderoren, heeft twaalf jaar lang de nestbevuiling van de Ierse vledermuis aan een grondig bolustisch onderzoek onderworpen. Haar besluiten liegen er niet om. De langoorvleermuis kiest zonder uitzondering voor vermolmde galmgaten en klokkentorens van katolieken kunne. De gladde vleermuis – nomen est omen – weigert de doopvont te passeren, en beperkt haar verblijf tot de Church of Ireland.
Daar zit heel wat lering in. Mijn wetenschappelijke scholing laat mij toe voor de vuist weg een vijftal gelijkwaardige theorieën te bedenken, die deze apartheid onder de vleermuizen dogmatisch rechtvaardigen. Daar is eerst de theorie van de memel. Memel, u kent de gaatjes in die oude, strooien kerkstoelen wel, memel vreet zich gangetjes in schotbalken en galmdeksels. Het effect is wonderbaarlijk. Het hout droogt zienderogen uit, dankzij de toenemende verluchting die de memel inbrengt. Dat ambachtelijk fijnzinnig geschoolde kevertje vormt een ideale habitat, zoals wij geleerden plegen te zeggen, voor de hangpotigen. Vleermuizen horen daartoe, omdat ze anders op hun kop moeten staan. Nu haken zij zich gewoontjes vast in het geperforeerde oppervlak van het houten gebinte, en genieten zo van een welverdiende dagrust.
Even aantrekkelijk is de theorie – toegegeven, iets wijsgeriger, maar niet minder godgeleerd onderbouwd – om de vermolming te duiden als attribuut van het goddelijke. Rust roest, zegt de volkswijsheid, en dat beseffen, met hun fijnbesnaard radarsysteem, de vleermuizen als eersten. Kerken verschralen, de uitloop is zelden zo groot geweest, ook en vooral in Ierland waar zelfs een abortuswet is goedgekeurd zonder dat een koning zich daarvoor buitenspel liet zetten. Nu goed, Ierland heeft geen koning, maar de redenering behoudt ten volle haar geldigheid. Vermolming dooradert de hele schepping, van laag tot hoog, van het stoffelijke – dat is toch het hout van de bomen – tot het spirituele. De vleermuis speelt daarin enkel de boodschapper van het Hogere, zij maant als het ware de gelovige dat zijn overtuiging verblekende is. De vleermuis is de lakmoesproef van religieuze standvastigheid. Hoe meer vleermuizen, hoe meer aftakeling van het leerstelsel.
Hier doet een derde opvatting zijn intrede. Kijken wij even naar de diersoort zelve. Onder de zowat 875 chiroptera die onze wereld rijk is, onderscheiden de langoren zich door een grotere gevoeligheid voor verheven geluiden. In dezen is de derde teorie tegengesteld tot, maar tegelijk complementair met de vorige. Waar hoort u nog hoogtonige gezangen van Gregoriaanse inspiratie ? Toch niet in de voorzang van de dominee ? Wel in het hoogkoor van de gotische gewelven die het oksaal overspannen. De diepe bastonen soepel gekoppeld aan de efebische hypertonen spitsen de gevoelige vleermuis toe op het wezen der harmonie, de Pythagoreïsche Harmonie der Sferen. Die is enkel te vinden in roomskatolieke potgrond, vooral als op de voorplecht van het schip, van kruiskoor tot transept, Strauss’ Die Fledermaus wordt opgevoerd. Want de ware kerk is de enige en echte erfgenaam van het platonisch-duale stelsel, wat Laestadius ook mag beweren. Dat stelsel heeft zich vrijwel manicheïstisch voortgeplant in de verlossingscultuur, zo eigen aan het kristelijk idioom. Waar simpele zielen de duif zien, kopje omlaag, hoort eigenlijk de vleermuis te hangen.
Een morbiede opvatting is gelanceerd door mijn Roemeense collega Stefanescu van het Vampirologisch Instituut (VârcolacInstituție) in Cluj. Hij heeft, met veel bronnenmateriaal en oude perkamenten, gnostische overleveringen en een herontdekt palimpsest van rabbi Löw getoetst aan vergelijkende skeletkunde tussen de eidolon helvum (in mensentaal de palmvleerhond) en de Nijlroezet (rosetta aegypticus), en aangetoond dat de wrede verhalen van Vlad de Spietser (Vlad Ţepeş) geen mythe zijn. Vlad was een bloedhond, zeer zeker, maar geen hond in de dogachtige betekenis van het woord. Nee, het gaat wel degelijk om de echte vleerhond, de kalong of pteropus. Enig geloof in metempsychose en reïncarnatie mag u niet vreemd zijn, maar als u zover bent, dan is het makkelijk Stefanescu’s reconstructie te volgen van de weg die Vlad, beter bekend als de weerwolf of Graaf Drakula (Drăculea), aflegde vanuit Cluj langs Oradea naar Hamburg en IJmuiden om, en zo naar Londen en van daaruit over Aberystwyth naar Dublin. Het werd zijn uitvalsbasis. De vampier heeft zich onopvallend verspreid als ware hij een cultdier. En dat is hij ook. Zijn voorkeur voor het duistere van het kristelijk geloof heeft hij nooit weggestoken. Het kwade zoekt altijd het nest van het goede. Waar wijwater, wierook en vuur het kwade kunnen uitroken en verteren, is ook de vleeshond aanwezig. In een steriele omgeving als een anglicaanse tempel of een calvinistisch witgekalkte loods hoort hij niet thuis. Daar is geen strijd denkbeeldig, daar is geen eeuwige herhaling van de titanenstrijd tussen Rafaël en Lucifer meer denkbaar. Collega Stefanescu heeft daar een sterk punt.
Een laatste versie ten slotte, en die ben ik het meest genegen, wijst op de verstening van afsplitsingen. Want: waar zitten de gladde vleermuizen ? De Myotis of de Molossidae hangen klef te kleven aan de kieren van verbrokkeld arduin, zij haten het hout dat des verlossers draagvlak was. Zij zijn fake. Zij zijn vals. Zij zijn ijdel, als de stenen zelve. Hout laat zich in alle standen plaatsen, krom, verweerd, gebogen, schuin, rechtop. Stenen muren moeten zich laten dwingen door vormgevende panelen. Boogogieven zijn maar een lamentabele imitatie van eerlijk, uitgedroogd leven, het gespierde hout dat door de eeuwen heen zijn laatste sappen prijsgeeft aan het uitspansel, den Heer ten love.
Nogmaals, het origineel is altijd duurzamer. De echte vleermuis weet zijn wijk te kiezen. In het heerlijk muffe gebinte van balk en kardeel, verstorven tussen klepperende duiven en krassende raven. In een klinisch afgeborsteld geheel als de stenen tempel, vastgelegd afdruksel van het wáre heiligdom, kunnen alleen de verworpenen der vleermuizen hun tehuis vinden. Als de Grote Beving aanbreekt, zullen de schellen u van de ogen vallen. Stenen staketsels verworden dan tot puin. Houten torens daarentegen bewegen als het leven zelf. Vleermuizen wijzen ons daarin de enige weg. Omhoog ! Ad coelum ! Ten hemelwaarts ! AMDG ! De doorgrondelijke studie van Kate Aney is méér dan een traktaat. Het zijn de woorden van de Heer zelf, voor het volk vertaald.
Lukas DE VOS