Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
30 octobre 2013 3 30 /10 /octobre /2013 18:00

 

Eindelijk het ultieme godsbewijs: vleermuizen verkiezen roomskatolieke kerktorens. Het origineel haalt het altijd van de kopie. Want protestantse, laat staan presbyteriaanse tempels, daar is een reukje aan. Kate Aney – niet te verwarren met de barrikadenwalkure van de BBC, Kate Adey – Kate Aney, een deskundige op het gebied van de fladderoren, heeft twaalf jaar lang de nestbevuiling van de Ierse vledermuis aan een grondig bolustisch onderzoek onderworpen. Haar besluiten liegen er niet om. De langoorvleermuis kiest zonder uitzondering voor vermolmde galmgaten en klokkentorens van katolieken kunne. De gladde vleermuis – nomen est omen – weigert de doopvont te passeren, en beperkt haar verblijf tot de Church of Ireland.

Daar zit heel wat lering in. Mijn wetenschappelijke scholing laat mij toe voor de vuist weg een vijftal gelijkwaardige theorieën te bedenken, die deze apartheid onder de vleermuizen dogmatisch rechtvaardigen. Daar is eerst de theorie van de memel. Memel, u kent de gaatjes in die oude, strooien kerkstoelen wel, memel vreet zich gangetjes in schotbalken en galmdeksels. Het effect is wonderbaarlijk. Het hout droogt zienderogen uit, dankzij de toenemende verluchting die de memel inbrengt. Dat ambachtelijk fijnzinnig geschoolde kevertje vormt een ideale habitat, zoals wij geleerden plegen te zeggen, voor de hangpotigen. Vleermuizen horen daartoe, omdat ze anders op hun kop moeten staan. Nu haken zij zich gewoontjes vast in het geperforeerde oppervlak van het houten gebinte, en genieten zo van een welverdiende dagrust.

Even aantrekkelijk is de theorie – toegegeven, iets wijsgeriger, maar niet minder godgeleerd onderbouwd – om de vermolming te duiden als attribuut van het goddelijke. Rust roest, zegt de volkswijsheid, en dat beseffen, met hun fijnbesnaard radarsysteem, de vleermuizen als eersten. Kerken verschralen, de uitloop is zelden zo groot geweest, ook en vooral in Ierland waar zelfs een abortuswet is goedgekeurd zonder dat een koning zich daarvoor buitenspel liet zetten. Nu goed, Ierland heeft geen koning, maar de redenering behoudt ten volle haar geldigheid. Vermolming dooradert de hele schepping, van laag tot hoog, van het stoffelijke – dat is toch het hout van de bomen – tot het spirituele. De vleermuis speelt daarin enkel de boodschapper van het Hogere, zij maant als het ware de gelovige dat zijn overtuiging verblekende is. De vleermuis is de lakmoesproef van religieuze standvastigheid. Hoe meer vleermuizen, hoe meer aftakeling van het leerstelsel.

Hier doet een derde opvatting zijn intrede. Kijken wij even naar de diersoort zelve. Onder de zowat 875 chiroptera die onze wereld rijk is, onderscheiden de langoren zich door een grotere gevoeligheid voor verheven geluiden. In dezen is de derde teorie tegengesteld tot, maar tegelijk complementair met de vorige. Waar hoort u nog hoogtonige gezangen van Gregoriaanse inspiratie ? Toch niet in de voorzang van de dominee ? Wel in het hoogkoor van de gotische gewelven die het oksaal overspannen. De diepe bastonen soepel gekoppeld aan de efebische hypertonen spitsen de gevoelige vleermuis toe op het wezen der harmonie, de Pythagoreïsche Harmonie der Sferen. Die is enkel te vinden in roomskatolieke potgrond, vooral als op de voorplecht van het schip, van kruiskoor tot transept, Strauss’ Die Fledermaus wordt opgevoerd. Want de ware kerk is de enige en echte erfgenaam van het platonisch-duale stelsel, wat Laestadius ook mag beweren. Dat stelsel heeft zich vrijwel manicheïstisch voortgeplant in de verlossingscultuur, zo eigen aan het kristelijk idioom. Waar simpele zielen de duif zien, kopje omlaag, hoort eigenlijk de vleermuis te hangen.

Een morbiede opvatting is gelanceerd door mijn Roemeense collega Stefanescu van het Vampirologisch Instituut (VârcolacInstituție) in Cluj. Hij heeft, met veel bronnenmateriaal en oude perkamenten, gnostische overleveringen en een herontdekt palimpsest van rabbi Löw getoetst aan vergelijkende skeletkunde tussen de eidolon helvum (in mensentaal de palmvleerhond) en de Nijlroezet (rosetta aegypticus), en aangetoond dat de wrede verhalen van Vlad de Spietser (Vlad Ţepeş) geen mythe zijn. Vlad was een bloedhond, zeer zeker, maar geen hond in de dogachtige betekenis van het woord. Nee, het gaat wel degelijk om de echte vleerhond, de kalong of pteropus. Enig geloof in metempsychose en reïncarnatie mag u niet vreemd zijn, maar als u zover bent, dan is het makkelijk Stefanescu’s reconstructie te volgen van de weg die Vlad, beter bekend als de weerwolf of Graaf Drakula (Drăculea), aflegde vanuit Cluj langs Oradea naar Hamburg en IJmuiden om, en zo naar Londen en van daaruit over Aberystwyth naar Dublin. Het werd zijn uitvalsbasis. De vampier heeft zich onopvallend verspreid als ware hij een cultdier. En dat is hij ook. Zijn voorkeur voor het duistere van het kristelijk geloof heeft hij nooit weggestoken. Het kwade zoekt altijd het nest van het goede. Waar wijwater, wierook en vuur het kwade kunnen uitroken en verteren, is ook de vleeshond aanwezig. In een steriele omgeving als een anglicaanse tempel of een calvinistisch witgekalkte loods hoort hij niet thuis. Daar is geen strijd denkbeeldig, daar is geen eeuwige herhaling van de titanenstrijd tussen Rafaël en Lucifer meer denkbaar. Collega Stefanescu heeft daar een sterk punt.

Een laatste versie ten slotte, en die ben ik het meest genegen, wijst op de verstening van afsplitsingen. Want: waar zitten de gladde vleermuizen ? De Myotis of de Molossidae hangen klef te kleven aan de kieren van verbrokkeld arduin, zij haten het hout dat des verlossers draagvlak was. Zij zijn fake. Zij zijn vals. Zij zijn ijdel, als de stenen zelve. Hout laat zich in alle standen plaatsen, krom, verweerd, gebogen, schuin, rechtop. Stenen muren moeten zich laten dwingen door vormgevende panelen. Boogogieven zijn maar een lamentabele imitatie van eerlijk, uitgedroogd leven, het gespierde hout dat door de eeuwen heen zijn laatste sappen prijsgeeft aan het uitspansel, den Heer ten love.

Nogmaals, het origineel is altijd duurzamer. De echte vleermuis weet zijn wijk te kiezen. In het heerlijk muffe gebinte van balk en kardeel, verstorven tussen klepperende duiven en krassende raven. In een klinisch afgeborsteld geheel als de stenen tempel, vastgelegd afdruksel van het wáre heiligdom, kunnen alleen de verworpenen der vleermuizen hun tehuis vinden. Als de Grote Beving aanbreekt, zullen de schellen u van de ogen vallen. Stenen staketsels verworden dan tot puin. Houten torens daarentegen bewegen als het leven zelf. Vleermuizen wijzen ons daarin de enige weg. Omhoog ! Ad coelum ! Ten hemelwaarts ! AMDG ! De doorgrondelijke studie van Kate Aney is méér dan een traktaat. Het zijn de woorden van de Heer zelf, voor het volk vertaald.

Lukas DE VOS

Partager cet article
Repost0
30 octobre 2013 3 30 /10 /octobre /2013 17:14

 

DSC05673.jpg

Laureaat Nils Van der Plancken

In de concertzaal van de Muziekacademie Ekeren vond zondag 27 oktober het Jaarconcert plaats van het Ernest van der Eykenfonds. Het programma stond in het teken van de honderdsteverjaardag van de geboortedatum van de componist. Het werd ook een hulde aan componist-koordirigent Vic Nees, een van de medeoprichters van het fonds, die eerder dit jaar overleed.

Tevens werd voor de eerste maal een laureaat van de Prijs Ernest van der Eyken uitgereikt aan de jonge componist Nils Van der Plancken. De bekende sopraan Anne Cambier vertolkte liederen van Ernest van der Eyken, Vic Nees en Henry-Georges D’Hoedt. Zij werd begeleid aan de piano door Maiko Inoue. Aan het eind van het eerste deel speelde Nils Van der Plancken zijn compositie “Labyrinth” voor pianosolo. Dit werk werd onthaald op een warm applaus van het publiek, zowel wegens de compositie (hedendaags, maar toegankelijk) als om de voortreffelijke uitvoering.

Na de pauze nam Wilfried Westerlinck het woord om in een kort verslag het ontstaan van het Fonds toe te lichten en hoe de idee ontstond om een prijs uit te schrijven, een eerste keer voor compositie. Daar er reeds veel prijzen voor deze discipline in het leven geroepen zijn werd het besluit genomen om zich met deze prijs uitsluitend te richten tot compositie-studenten van het Conservatorium van Antwerpen. Ernest van der Eyken voelde zich immers een echte Antwerpenaar, hoewel hij met weemoed kon vertellen over zijn jeugd in het Limburgse Sint Truiden. Er werd een jury samengesteld met componisten Wilfried Westerlinck, George De Decker, Jan Hendrik Van Damme en Wim Henderickx. Deze laatste maakte een eerste selectie uit de portfolio’s die door de studenten ingediend werden. Uit de vier overblijvende koos de jury na ernstig beraad de portfolio van Nils Van der Plancken. Dat ze een juiste keuze maakten blijkt ook nog uit het feit dat Nils kort daarna een finaleplaats behaalde in de Koningin Elisabeth voor compositie met zijn “Garden of sorrow”. Daarna werd overgegaan tot de uitreiking van de gekalligrafeerde oorkonde. Tijdens de receptie kon men nog napraten met de laureaat en de uitvoerend muzikanten, en met de aanwezigen waaronder ook vrienden van de Exlibriskring waar Ernest gedurende vele jaren een trouwe bezoeker was.

Joke VAN DEN BRANDT

Foto’s: Frank Ivo van Damme

DSC05609.jpgWim Henderickx en Jan Hendrik Van Damme

DSC05625.jpg

Willem Van der Eyken, zoon van de componist

DSC05686.jpg

Maiko Inoue & Nils Van der Plancken

DSC05635.jpg

Anne Cambier

DSC05694.jpg

Ludo Simons en Jo Gisekin

DSC05678.jpg

Nils Van der Plancken met oorkonde

Partager cet article
Repost0
29 octobre 2013 2 29 /10 /octobre /2013 17:18

20101013 joke van leeuwen1a

 

De winnaar van de AKO Literatuurprijs is dit jaar de reeds vaak gelauwerde gewezen stadsdichter van Antwerpen Joke van Leeuwen (°1952). De schrijfster krijgt de prijs voor haar boek Feest van het begin (Querido).Van Leeuwen heeft een bedrag van 50.000 euro gewonnen en een sculptuur van kunstenaar Eugène Peters.

Juryvoorzitter Patrick Janssens maakte eind vorige maand de titels van de zes boeken bekend die kans maakten op de prijs. Naast Feest van het begin van Van Leeuwen waren dat:

Martin Bossenbroek - De Boerenoorlog (Athenaeum-Polak & Van Gennep)
Jan Brokken -
De vergelding (Atlas Contact)
Wouter Godijn -
Hoe ik een beroemde Nederlander werd (Atlas Contact)
Ilja Leonard Pfeijffer -
La Superba (De Arbeiderspers)
Allard Schröder -
De dode arm (De Bezige Bij)

Partager cet article
Repost0
28 octobre 2013 1 28 /10 /octobre /2013 21:40

  Stefan Hertmans (foto Bert Bevers)Foto:Bert Bevers

Een uiterst liefdevolle reconstructie van het leven van zijn grootvader. Die schreef Stefan Hertmans met Oorlog en terpentijn. Zijn opa, die een virtuoos kopiist was, wijdde hem in in de geheimen van oude materialen en preparaten die door de schilders sinds de renaissance werden gebruikt en doorgegeven. Leerde zijn kleinzoon goed kijken. Ook leerde hij hem schermen. Urbain Joseph Emile Martien, zoals Hertmans’ grootvader heette, had die kunst zelf onder de knie gekregen op de militaire school.

Enkele maanden voor zijn dood in 1981 (hij was toen negentig) schonk hij zijn kleinzoon de schriften waarin hij ‘in zijn weergaloze vooroorlogse handschrift’ zijn herinneringen aan zijn jeugd in een Gentse volkswijk, aan zijn geliefde vader (de kerkenschilder Franciscus Martien) en moeder Céline en zijn ervaringen in de Groote Oorlog had opgetekend.

Decennia lang bewaarde Hertmans die vooraleer hij ze ging bestuderen. Uit die memoires metselde hij nu een monument voor zijn grootvader. Het is een prachtig boek geworden, dat een ragfijn beeld biedt van een verdwenen wereld. Het is bij momenten ook een waarlijk ontroerende roman. Op twee momenten rolden me effectief de tranen over de wangen, hetgeen me zelden overkomt bij proza.

Vooral de passage waarin Urbain Martien, in Liverpool (waar zíjn vader Franciscus ooit een jaar lang werkte als kerkenschilder) herstellend van een van zijn oorlogswonden, in een kerkje ergens achteraf ontdekt dat zijn vader daar niet alleen zichzelf in een wandschildering had verwerkt maar ook hém, zijn zoon, is waarlijk betoverend.

De gruwelen van de loopgravenoorlog worden in dit boek niet voor het eerst beschreven. We kennen die ook uit bijvoorbeeld Goodbye To All That van Robert Graves en In Stahlgewittern van Ernst Jünger. En uit vele andere memoires en geschiedenisboeken. Zelf verkende ik de streek rond de IJzer ook uitgebreid, zelfs per boot. Urbains herinneringen worden daardoor nog indrukwekkender. Uiteraard weet wie de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog een beetje kent dat de opmars van de Duitsers een halt werd toegeroepen aan de IJzer, waardoor Bachten de Kupe vrij (maar zwaar gebombardeerd) België bleef. Karel Cogge zette na de Slag om de IJzer in Nieuwpoort de sluizen open waardoor de Duitsers ineens met een onoverkomelijke rivier te maken kregen. Tot zover de harde historische gegevens. Dankzij Stefan Hertmans en de herinneringen van Urbain Martien krijgen die er een bijzonder perspectief bij:

“’s Nachts kwam op de rivier een vlot geluidloos langs drijven, waarop grote kisten munitie stonden. We hadden geen idee hoe het tot bij ons was geraakt. Wat we echter de volgende ochtend in de schemer voor ons zagen, sloeg iedereen in de benen: een massa honden, konijnen, katten, wezels, bunzingen en ratten kwam, de snuiten net boven de waterlijn, als een onwerelds leger de rivier overzwemmen, met hun gevoelige snuiten talloze driehoeken trekkend in het gladzwarte wateroppervlak; de sluizen in Nieuwpoort waren opengezet en tot in Stuivekenskerke, Pervijze, Tervaete en Schoorbakke liep het land geleidelijk onder water [….].”

Wat een surrealistische maar ondanks de gruwelijke omstandigheden langs de rivier toch ook haast poëtische scène.

Zeer duidelijk wordt ook hier hoe sergeant-majoor Urbain Martien (vuurkruiser en drievuldig drager van het ereteken van de Leopoldsorde, waarvan eenmaal het Kruis met drie palmen en eenmaal de Kroonorde met één palm, verder het Ridderkruis voor uitzonderlijke verdienste, de militaire decoratie met streep, het Oorlogskruis met drie palmen en twee leeuwen en de IJzermedaille in de kleur van de Leopoldsorde) en de vele andere Vlaamse soldaten werden geminacht door de Franstalige officieren. Martien werd door zijn meerderen ook consequent Marsjèn genoemd.

Zijn militair pensioen bleef minimaal omdat hij voor zijn oorlogsverdiensten nooit een hogere graad dan die van eerste sergeant-majoor had gekregen:

Dat heeft hem met bitterheid vervuld; alle Waalse sergeanten, zo beweerde hij, waren bevorderd tot luitenant vanwege hun verdiensten, zelfs zijn eigen Vlaamse schoonbroer David Ghys, omdat die in Wallonië woonde, een man die volgens hem zelfs niet werd gewond; hij echter, ondanks zijn eretekens en zijn kwetsuren (hij sprak soms van een vierde en zelfs vijfde verwonding, waarover hij niets vermeldt in zijn memoires), bleef sergeant, ‘zoals zo vele Vlaamse jongens’.”

Zijn ridderorde bleek, zo merkte een hem welgevallige officier, zelfs een vervalsing omdat de commandant Delrue het echte ereteken wellicht verduisterde. Dju toch, je zou van minder flamingant worden….

Hertmans schetst ook hoe het zijn grootvader na de oorlog is vergaan, in meeslepende hoofdstukken waarin hij verschillende ontdekkingen doet over enkele doeken die zijn grootvader schilderde. De auteur is voor Oorlog en terpentijn de vele plaatsen gaan bezoeken die expliciet in de memoires worden vermeld. Dikwijls resteert daar slechts een vermoeden van hoe het er in het begin van de twintigste eeuw uit moet hebben gezien.

Wat me opvalt is dat Hertmans, net als zijn familie toch doordrenkt van het katholicisme, in het bedevaartsoord Lourdes-Oostakker mijmert bij ‘de vele gedenkplaten voor dat Palestijnse meisje dat tweeduizend jaar geleden zonder menselijke zaadvlek zwanger is geworden’. Daarmee houdt hij jammer genoeg het wijdverbreide misverstand in stand dat de onbevlekte ontvangenis een zwangerschap zonder mannelijke tussenkomst zou zijn, terwijl die betekent dat Maria als enige mens ooit geboren is zonder zonden, zelfs zonder de erfzonde. Maar dit terzijde. Oorlog en terpentijn is een juweel van een roman, van een man die ook als dichter zijn sporen reeds ruimschoots verdiende (ik ben nadat ik het boek uit had onmiddellijk weer wat van zijn dichtbundels uit de kast gaan pakken)

Tot slot twee kleine bemerkingen ten behoeve van volgende drukken (die ik Hertmans van harte gun). In het colofon wordt het op bladzijde 72 afgedrukte portret van de grote componist Peter Benoit het portret van Jan Benoit door Jan Van Beers genoemd. En op bladzijde 63 beschrijft Hertmans een door zijn grootvader beschilderde steen:

 

“Op de vlakke bovenkant heeft mijn grootvader bij thuiskomst van zijn reis een folkloristisch tafereeltje geschilderd: een man en een vrouwtje in donkere kleren, met op de achtergrond opdoemende heuvels, de zee, een kinderlijk zeilbootje. Eronder heeft hij in licht beverige zwarte hoofdletters, met een dun penseel gezet: Rapallo.”

Op bladzijde 67 staat een afbeelding van de steen in kwestie, en Rapallo staat (ik bestudeerde haar zorgvuldig met de loep) toch echt rechtsbóven de afbeelding, en niet eronder.

Bert BEVERS

Hertmans.jpg

Stefan HERTMANS, Oorlog en terpentijn, Amsterdam, De Bezige Bij, 2013, 333 p.,19,90 € .ISBN 9 789023 476719

Partager cet article
Repost0
26 octobre 2013 6 26 /10 /octobre /2013 21:21

 

index.jpg

Kunst is wat niet behoort tot de realiteit, maar wat buiten de realiteit staat. The Old Woman, een productie van drie internationale festivals en deSingel, is vanuit die gedachte gezien de mooiste voorstelling van dit jaar. Met als acteurs Willem Dafoe en Mikhail Baryshnikov, door het wonderlijke licht- en muziekverhaal, en natuurlijk dankzij de meesterhand van regisseur Robert Wilson.

OldWoman2.jpgRobert Wilson

 

Voor deze productie vertrok tekstbewerker Darryl Pinckney van een kort verhaal van Daniil Charms [1905-1942], zowat de meest bizarre Russische auteur van de twintigste eeuw. In 1926 richtte hij samen met enkele vrienden een literaire groep op: ’Vereniging van Enthousiasten voor het Reële en het Universele’. Hoewel ze het woord niet gebruikten, pleitten ze voor absurde kunst. De groep kreeg de steun van de schilders Kazimir Malevitsj en Pasvel Filonov. Maar niet die van Josef Stalin. Door de censuur gepest kwam er van hun dada, theaterhappenings, niets terecht. Noodgedwongen moesten ze hun toevlucht nemen tot huiskamers, maar ook daar werden ze achtervolgd door de censuur. Einde van het verhaal: Drie van de vier leden werden naar een strafkamp gestuurd. Charms overleed er in 1942.

Kleurrijk figuur

Uit nagelaten brieven van vrienden blijkt dat Charms een van kleurrijkste figuren uit de Leningradse wereld was. Hij liep in de meest excentrieke kostuums rond en met als hoofddeksel, om maar een paar voorbeelden te noemen, een bloempot of een opgezette haan. De meest opvallende opmerking die over hem gemaakt is, luidt: ‘Charms maakt geen kunst, Charms is kunst.’ Door zijn leven en werk is hij de voorloper van elke vorm van het modern toneel. Grotowski, Ionesco, Beckett, Arrabal en hun goedgekke collega’s zijn hem schatplichtig. Opvallend is dat de religie onderhuids sterk aanwezig is, maar ook dat de figuren uit zijn werk heel wat ledematen missen. En Charms had een hondje dat [in het Russische] heette: ‘Eert-de-nagedachtenis-aan-de-slag-bij-Thermopylae’, wat verwijst naar zijn eigen overtuiging: de censuur beschouwde hij als een heldhaftige nederlaag. Want wat hij voor ogen had was dat naast een politieke revolutie er ook een artistieke moest zijn. Door verraad en lafheid van collega’s is dat niet gelukt. ‘Nagedachtenis’ is dan ook het sleutelwoord in de naam van de hond.

Literaire sotternie

Wilson en zijn kompanen gebruikten maar fragmenten van het basisverhaal, maar voegden er andere kortverhalen of aanzetten tot happenings of toneelstukjes die hijzelf bestempelde als vaudeville, aan toe. Niet zelden eindigt een toneelstukje op ‘enzovoort’. Ook The Old Woman, eindigt midden in het verhaal in de Engelse vertaling als volgt: ‘At this point I temporarily end my manuscript in the belief that it has drawn on long enough.’ Vóór deze verklaring staan enkele stippenlijnen. Geklust levert het resultaat een literaire sotternie op dat kop noch staart heeft en toch een spannend verloop kent. De reden hiervoor is een tocht door de geschiedenis van het theater van de twintigste eeuw, eindigend bij een mélange van Sitcom en Slapstick. Welbeschouwd is The Old Woman een ode aan een genie.

Bizar Ballet

Het licht en klankplan helpt in grote mate mee de schoonheid van de voorstelling te benadrukken. Kasimir Malevitsj duikt op in het decor en Marc Chagall, maar ook Strawinksy, Sjostakovitsch, de hele club van Les Ballets Russes, de verzamelde circusclowns en uitdeinend naar de Marx Brothers, de jazz van in zijn prille begin tot bij zijn erkenning als volwaardig muziekgenre. De hele voorstelling is een bizar ballet, een breiwerk van kolderieke dialogen, badend in felle kleuren. Opvallend daarenboven is de militaire precisie van het geheel. Wat Robert Wilson voor mekaar heeft gebracht is het respect voor de grote waarde van de twee dingen die voor Charms voorop stonden: humor en religie, zijnde het ware levende leven. Beide vertrekkend vanuit een materiële armoede en een geestelijke rijkdom. Dat is herkenbaar aan het intens joods karakter van het concept.

Explosief en onsterfelijk

The Old Woman is een running-gag die blijft kleven. Vanuit het minieme wordt het maximale bereikt. De personages vertolkt door Mikhail Baryshnikov en Willem Defoe zijn Laurel en Hardy avant la lettre in een tijdloos spel. En Robert Wilson de hogepriester van de regisseursgilde. Of hij nu extreme shows dan wel intieme two-shots maakt, zijn producties blijven explosief en onsterfelijk. Nog t/m 29 oktober in deSingel – sold out, maar wie niet waagt, niet wint. Er zijn altijd niet afgehaalde kaartjes.

Tot en met dinsdag.

Guido LAUWAERT

THE OLD WOMAN – deSingel / Antwerpen – www.desingel.be

Partager cet article
Repost0
25 octobre 2013 5 25 /10 /octobre /2013 07:40

 

Stefan-Heulot--foto-Bert-Bevers-.JPG

Foto: Bert Bevers


Zie: www.detafelvan1.blogspot.com

Partager cet article
Repost0
24 octobre 2013 4 24 /10 /octobre /2013 18:00

 

Doorheen-de-duisternis-het-licht.jpg

Doorheen de duisternis het licht  is een reis van schrijfster Patricia De Landtsheer en kunstfotograaf Etienne Van den Bulcke naar de overblijfsels van een aantal over Europa verspreide concentratiekampen, zoals zij tot op heden bewaard bleven. Om de nagedachtenis aan miljoenen mensen, die in deze kampen de dood vonden te respecteren, hebben zowel beeldend kunstenaar als auteur beeld en woord in een stille getuigenis samengevoegd. Hier geen beelden van gruwel, geen beschrijvingen van daden, geen voyeurisme of een lichtvoetige benadering van het lijden. Doorheen de restanten van de herinnering waart een bijna sacrale stilte. De prozaïsche metaforen spreken voor zich.

Met een inleiding van prof. dr. Herman Van Goethem, UA, curator van het Memoriaal, Museum van Deportatie, Verzet en Mensenrechten te Mechelen.

Frank DE VOS

Patricia De Landtsheer &Etienne Van den Bulcke Doorheen de duisternis het licht 77 blz, C. de Vries-Brouwers ISBN BE 9789059274617 € 15,90

Partager cet article
Repost0
24 octobre 2013 4 24 /10 /octobre /2013 12:00

 

 

Judith Ermert2

Paul Hindemith (1895-1963) is één van die componisten die voor de oorlog in Duitsland het leven werd zuur gemaakt. In 1938 week hij uit naar Zwitserland en vanaf 1940 was Amerika zijn thuishaven en werd er staatsburger.

Zijn sterk moderne toonspraak heeft hij duidelijk uiteen gezet in zijn Unterweisung im Tonsatz uit 1937, dat ook kan gelezen worden als een inleiding tot zijn componeertechniek, die zich ver hield van de dodecafonie van Schönberg.

Hindemith was ook een begenadigd altviolist, een instrument dat men regelmatig op de voorgrond zit verschijnen in zijn werk, zoals in Der Schwanendreher uit 1935, een rapsodisch werk gebaseerd op vier middeleeuwse volksliederen.

Maar niet minder is Hindemith’s belangstelling voor de cello. In de CD die Judith Ermert bij Fuga Libera pas heeft uitgebracht, brengt zij naar aanleiding van de vijftigsteverjaardag van zijn overlijden een gepast hulde aan deze moderne grootmeester , door verschillende van zijn kamermuziekwerken op overtuigende manier uit te voeren. Zij geeft ons een blik in de enorme muzikale vreugde die Hindemith in zijn muziek heeft gestopt. en zij is een gedroomde uitvoerster.

Judith Ermerth studeerde in Essen en was leerling van Ralph Kirschbaum in Manchester. Zij woont en werkt in ons land. Op haar 26 werd zij solocello van het toenmalige VRO . Ondertussen heeft zij een bloeiende klas aan het Conservatorium in Gent , en is zij medeoprichtster van ESTA Vlaanderen (European String Teachers Association). Regelmatig geeft zij recitals in ons land met o.m. Severin von Eckardstein. Maar het buitenland is voor haar uiteraard geen onbekend terrein.

Judith Ermert 1

Voor deze CD ging ze een samenwerking aan met Daan Vandewalle, gerenommeerd pianist voor de literatuur van de twintigste eeuw. Een gelukkige samenwerking, die je voelt en hoort in elke maat. Die speelvreugde is aanstekelijk in de Drie stukken voor cello en piano op.8, wat men een jeugdwerk van Hindemith zou kunnen noemen, maar waar duidelijk al de kiem van zijn heel specifieke taal in te bespeuren valt, al kijkt soms Richard Strauss en Max Reger mee om het hoekje.

Pas in de Verenigde Staten schreef Hindemith een celloconcerto, kort daarop gevolgd door een reeks variaties op een Engels kinderliedje A frog he went A-courting, - (over het huwelijk tussen een kikker en een muis). Met de nodige humor en parodie en uitbeelding volgen de 12 variaties elkaar op, steeds inspelend op het verhaal om uiteindelijk de slang de kikker te laten verslinden. De herneming van het thema klinkt dan als een eresaluut.

De twee sonates die deze CD compleet maken bewijzen overtuigend het grote talent van Judith Ermert.

In de Sonate voor cello en piano, geschreven in 1917 horen we een Hindemith die de twee kenmerken van zijn muziek briljant weet te combineren: nl. een formele ernst en een grote dosis speelvreugde. De musici weten dat treffend en op een krachtige en virtuoze manier naar voor te brengen.

Judith Ermert CD

Niet minder virtuoos pakt Judith Ermert de vijfdelige Solo sonate uit 1922 aan, die op deze CD een prominente en centrale plaats krijgt. Het is een heel erg afwisselend werk, die de celliste de kans geeft haar rijk muziekaal talent ten toon te spreiden. Zij zingt ten volle zijn soms langoureuze melodieën, overwint met alle gemak de technische moeilijkheden en geeft telkenmale het juiste karakter aan elk frase van deze boeiende muziek.

Hindemith heeft met Judith Ermert en Daan Vandewalle gedurfde en gedroomde uitvoerders gevonden, die de ziel van deze muziek weten bloot te leggen voor elke luisteraar met open oren.

De CD kan je in elke goede platenzaak zeker vinden en op Fuga Libera – FUG713.

Wilfried WESTERLINCK

Partager cet article
Repost0
23 octobre 2013 3 23 /10 /octobre /2013 18:00

 

Wie mij kent noemt mij doorgaans aardig. Wie mij beter kent, ziet ook een kwalijke kant, en noemt mij aardig maar kwaad. Kwaadaardig. Dat komt, ik ben zo grootgeworden. In de verveloze streek van dagloners, ploegbazen, handlangers en peiboeren, ging iedereen dood. Aan longoedeem van de Alfit of de Eternit. Aan stoflong op den Ijzeren en het kooksfabriek. Aan bloedvergiftiging van het vijverwater uit de visputten van Jefke en Felix. Aan drank. Vooral. Er waren meer kroegen dan duivenmelkers. Remi en Marie, ik zie ze elke maanloze nacht nog, blazend en piepend, hun kromme gang huiswaarts gaan onder het vale licht van een peertje dat amper de macadam bescheen, en hun onvaste stap tot begankenis verhief.

 

Ik heb er ook nooit bij stilgestaan dat schel geroepen groeten als: “Hee, smeerlap” of “Hoi, vetzak”, geen gangbare gewoonten waren buiten de dorpsgrenzen. Ik ben er ook nooit aan gewend geraakt. Aan die buitendorpsgrenzen. De jongste zoon van de bakker, die high was, maar dat bestond in die tijd niet, hij had vitessepillekens gepakt, klom in zijn blote de Brug der Zuchten op, en balanceerde huiveringwekkend op de stalen balken waar de toen nog rijkswachters-te-fiets hem niet dierven af te halen. Het was gewone buitenissigheid. De oudste van Borms die met zijn moto een argeloos oudje van de weg maaide, het hoorde erbij. De behanger-meubelmaker die vroeg in de ochtend bastaardjes maakte bij de moeder van mijn eerste lief, ik heb het met enig gemelijk gegrinnik later, veel later vernomen.

 

Ik heb ze allemaal zien doodgaan. Met liefde zien doodgaan, want ik hou van die rauwe, onbezonnen, platvloerse, hondsbrutale, schimmige mensen waarmee ik ben opgegroeid. Wier graven vandaag gerooid zijn. Wier namen zijn uitgewist. Wier geneugten met de vogelpik verdwenen zijn. En wier taal ik uitbraak, wanneer ik kwaad word.

 

Ik heb ze nog hun kinderen, hun veel te veel kinderen, zien afschuren in een basseng, ik heb nog drama’s zien gebeuren, van kleffe kappers, van broertjes verzopen in een wijwaterput, van een bril zo heftig stukgebokst (wie droeg er in godsnaam een bril ?) dat de scherven in de oogbal staken, lang voor ik het woord drama leerde kennen. Ik heb nog als snotneus sigaretten gerookt in de gelegen (en er een halve dag beurs van gelegen), ik heb nog autootjes gepikt op een foorkraam (en een toek tegen mijn bakkes gekregen van de forsgebouwde eigenares), ik riep ‘kakker’ in de klas toen een leraar minachtend mijn manchetknopen die ik voor amber hield als ‘nakker’ afdeed (en hield er een striemende oorveeg aan over), ik heb – helaas vergeefs – geprobeerd een trein te doen ontsporen en een blaasorgel te versmachten.

 

Ik was, in luttele woorden, een eenvoudige jongen. Van eenvoudige komaf. Die werd aangepakt zoals alle eenvoudige jongens van voor de Expo. Met kruisbeeld en verdoemenis, met meppen en stampen, met verstolen drankjes en gesmoorde eierdooiers uit een gebraden kip. Toen er nog braambessen groeiden langs de holle wegen. Wittebuikelaars in de tuin stonden. Coloradokevers knabbelden aan het loof. Schoolmeesters met kriekneus even zwaar doorwogen aan de ton als aan het harmonium. Iemand na jaren terugkwam na (de wellicht gerechtvaardigde) moord op haar man, die even onbehouwen en bruut was als alle anderen. Rabarber bij de messing groeide. De stoomfluit voor de schafttijd en het bronzen gebonk van de klokken de dagen indeelden. Veronica en de Big L het geneuzel van Rex Gildo en ‘Coeur Blessé’ in de lappenmand zwiepten. Een neger een neger heette. En de heidense wijk van staalarbeiders gewoon Moskou was. Tijden waarin kwaad zijn als slecht bloed werd meegegeven. En steevast uitliep op een straatgevecht, een knokpartij, een dronkemansruzie met stukgeslagen glazen en beitels en gedores. Toen was een zelfgerolde nog heel gewoon. Of was een pijp een pijp.

 

Kwaad bloed is het brandmerk van de verschoppeling. Etiquette, goede manieren, het hoorde bij de andere wereld. Die van streken, van maniertjes, van nuffige burgerwijfjes die achter hun slagroom een soort gallisch ophoestten, en geloken neerkeken op de diensters die ze zelf in dienst hadden. Gaan dienen bij de rijke families, het was een driedubbele vloek voor de patsers wie de tap nader was dan de reverence. Ze hadden gewoon het geld nodig, maar spraken er nooit over met hun maten, niet over naaimasjienes, niet over weegbreethee, niet over witte schortjes, niet over porto. Alleen elixir d’Anvers op nieuwjaarsdag, bij Garmisch-Partenkirchen. Beleefdheid is een luxe bedacht door salonkruiers. Het voorrecht van de speiers op de transen van de cijnsmaatschappij.

 

Ik ben zo niet grootgebracht. Gebracht is zelfs een zwaar woord. Gewoon gegroeid, spreek met twee woorden (“Ja, voddevent”), je slaat het geld uit onze zakken met al dat studeren, ook de koning moet de pot op, de pastoren zalven zichzelven. Weerzin, dat werd ingepompt. Afkeer. Hoon. Uitgespuwd. Niet van onze soort. Jaren van vernedering, generaties van vernedering, doorgespeend. Alambiek van haat en berusting.

 

Ik ben de droesem, de neerslag van een verwasemend wereldbeeld. Maar waarin ik de spraak van mijn kindsheid bewaard heb. Vloeken. Schelden. Haten. Schuwen. En de warmte van de ruwe wereld der ongeletterden. De letteren zijn gekomen, de ruwheid is, goddank (die wij niet erkennen), gebleven. Die schurende droogte in de mond. Een gerafelde tong vol aftjes. En de onbeschaamde fierheid om de eigen ruiten in te slaan, gewoon uit koppige koppigheid. Een ode aan “niks te verliezen, en toch vrank”. Onbeschaamdheid is het arbeidskruis eerste klas.

Lukas DE VOS

Partager cet article
Repost0
23 octobre 2013 3 23 /10 /octobre /2013 02:36

de ideale man het nationale toneel foto kurt van der elst w

Tussen 1892 en 1895 schreef Oscar Wilde vier toneelstukken, waarvan The Importance of Being Ernest  het beste is. Op de tweede plaats komt An Ideal Husband. Nobelprijswinnares Elfriede Jelinek heeft een zwak voor Wilde en verfriste het tweede, zuiverde het salongelul en verscherpte de politieke ornamenten. Tom Kleijn vertaalde het stuk in het Nederlands en regisseur Theu Boermans paste het aan naar de Haagse kringen en de Brusselse Warande, om het ook voor de Vlamingen begrijpelijk te maken. Noodzakelijk wegens de samenwerking tussen de gezelschappen die het stuk op de planken brengen, Het Nationale Toneel en het NTGent.

Oscar Wilde [1854-1900] schreef de stukken om het geld. Hij had, nochtans niet onbemiddeld, boven zijn stand geleefd en zich aan poëzie en proza gewaagd dat de typische kenmerken heeft van de bourgeoiscultuur van zijn tijd, maar financieel een ramp was. Het bekendste werk is The Picture of Dorian Gray, een sterk autobiografische roman.

In het jaar van verschijnen, 1891, maakt de genotzoeker kennis met de egoïstische profiteur, de jonge Lord Alfred Douglas. Een relatie volgt, die Wilde naar de rand van het bankroet voert. Het enige gunstige resultaat van deze desastreuze verbintenis is dat hij genoodzaakt was zich te gaan bezighouden met een nieuwe kunstvorm: het toneel. Dat al bestond, maar indertijd, zoals overal in de Westerse wereld zo goed als vergeten was. Maar door de toenemende rijkdom van het Britse rijk steeg ook het drukke uitgaansleven, wat om variatie vroeg. Vandaar de wederopstanding van het toneel.

De van oorsprong Ierse schrijver dreef mee op die trend en wist als geen ander de heersende pretentie van de gegoede klasse een sardonische toon mee te geven, gekoppeld aan de schandalen uit de politieke wandelgangen. In het geval van De ideale manwas dat het schandaal rond het Panamakanaal dat einde 1892–begin 1893 in Parijs – de meest geliefde citytrip van de Londense bourgeoisie en daarom in de salons kern van gesprek was – zijn beslag kreeg. De scherpe pen van Wilde zorgde voor een hilarische salonklucht. Met de toneelervaring van Jelinek, kan die naar elke politieke generatie en elk Westers land overgeheveld worden. Schandalen kweken nu eenmaal als konijnen.

Het gegeven van De ideale man: Staatsecretaris Robert Chiltern heeft zich dankzij voorkennis verrijkt, maar als het bedrijf over de kop dreigt te gaan, houdt hij vol dat de onheilswolken verzinsels zijn, terwijl hij zijn aandelen bliksemsnel verkoopt. Het gevolg is dat heel wat mensen pakken geld verliezen, denk aan Fortis en Lernout & Hauspie. De staatssecretaris heeft zijn wandaden buiten de pers weten te houden. Slechts een kleine kern van vrienden heeft weet van zijn scheve financiële schaats, waaronder – conform het genre – een vrouw. Zij is in het bezit van een brief die hem kan laten hangen. Ze dreigt die openbaar te maken als hij niet met geld over de brug komt. Dat weigert hij, meer dreigementen volgen, die zijn vrouw ter ore komen. De liefdesboot dreigt te kapseizen. De ideale man blijkt een schurk te zijn. Maar met de hulp van zijn vriend Arthur Goring kan hij zijn kop uit de strop redden.

Eind goed, al goed dus. Door een strategische list kan hij zichzelf in het lagerhuis voordoen als de man die de schade tot een minimum heeft beperkt. Een politieke bevordering zit er dan ook in: van staatssecretaris wordt hij minister van het kernkabinet. Zelfs zijn vrouw, de enige integere van het clubje, kapseist voor de schone toekomst van haar man. Onkruid en mest zijn niet toevallig de basisingrediënten van parfum.

Corruptie, hypocrisie, intriges en de blootlegging ervan heeft regisseur Theu Boermans prachtig weten te combineren, door een absurd spel en een bizar decor. In het eerste bedrijf heeft hij het Haagse leven met zijn geur van een Indisch pension en met als sleutelwoord ‘pardon’ zo fel weten te scheppen dat het irritant wordt. Maar in het tweede bedrijf, slaat de irritatie om in heerlijke verbazing wanneer blijkt dat het decor schoksgewijs sneuvelt. In het derde en vierde bedrijf stort de boel helemaal in mekaar maar niemand die er acht op slaat. La façade au pouvoir. In een ruïne blijft de parade doorgaan. De oneliners waar Wilde zo beroemd om werd, en voor het grootste deel uit zijn toneelstukken rollen, kregen van Jelinek een hedendaagse snit en de vertaler vernederlandste ze, zonder al te Hollands te klinken.

De ideale man  is een voorstelling voor het grote publiek. Zelfs mensen die hun lezen beperken tot de roddelbladen en het laatste nieuws, verstaan moeiteloos de boodschap: geld stinkt en politiek wurgt. Slechts door lepe streken ontsnapt de beleidsman aan de galg en krijgt een staatsbegrafenis.

de ideale man het nationale toneel spijkers van watermeulende ideale man het nationale toneel thys pheifer foto kurt v

 

De acteurs lijken geboren te zijn in hun rol, met als uitschieters Anniek Pheifer, Jaap Spijkers, Chris Thys en Steven Van Watermeulen. Kortom: een voorstelling die op alle gebied blinkt als een nieuwe wagen uit de showroom, waar regen en wind geen vat op hebben, geen spat op achterlaten.

Guido LAUWAERT

 

DE IDEALE MAN – Oscar Wilde – bewerking Elfriede Jelinek – regisseur Theu Boermans – productie NT Den Haag en NTGent – vanaf 6 november in de Gentse schouwburg – www.ntgent.be

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche