Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
7 octobre 2013 1 07 /10 /octobre /2013 16:54

 

Achterom.jpg

Poëzielezingen blijven de pan uitrijzen. En de jonge dichters willen niet alleen gelezen worden maar ook gehoord, en gezien. Een nieuwe organisatie lag voor de hand, want Behoud de Begeerte wordt een rusthuis voor bejaarde dichters waar jongeren welkom zijn, maar bekeken worden met stiff upper lip. VONK & Zonen werd het, met als stichters Maarten Inghels, Andy Fierens en Michaël Vandebril. De ondertitel luidt ‘Aannemers in de Letteren sinds 1970’. Een literair grapje met de oplichter Karel Boorman uit Elsschots Lijmen in het achterhoofd, wiens kantoor volgens het uithangbord werd ‘Opgericht in 1864’.

 

Sinds de werkelijke stichting twee jaar geleden werden al literaire initiatieven genomen. Op bescheiden schaal. Een structuur met bestuur was echter noodzakelijk om subsidies te vangen en sponsors te strikken. Dat lukt aardig. Tijd daarom voor een initiatief dat met toeters en bellen door Vlaanderen trekt.

Als de rust in letterenland na de boekenbeurs is gaan liggen, start de tournee onder de titel Achterom. De vijf dichters die dit jaar wekelijks een gelegenheidsgedicht gelinkt aan de actualiteit op de achterpagina van DeMorgen mochten plaatsen, zijn de kern van het programma: Max Temmerman, Maarten Inghels, Michaël Vandebril, Ruth Lasters en Delphine Lecompte.

 

Van een jonge organisatie dat nieuwe vormen van literatuurpresentatie nastreeft, mag je meer dan een voorgekauwde lezingenavond verwachten met brave muzikale intermezzo’s en simpele diaprojecties op een scherm. Dichten is voor VONK & Zonen namelijk een edel ambacht. Achterom wordt dan ook een totaalspektakel in een filmisch decor en met als muziekact De Held en de frontman van Isbells, ingebed in de poëzie. Het zal de dichters bovendien optillen tot stagestars. De poëzie die het kwintet brengt is het beste uit de betere gedichten die in De Morgen verschenen. Op de literaire avonden zal blijken of gelegenheidsgedichten een houdbaarheidsdatum hebben en de actualiteit, zoals de bankencrisis, treinrampen, barsten in kernreactors en vertrekpremies, overleven.

 

De première van de tournee is gepland voor 29 november 2013 en gaat door in de Antwerpse Arenberg. De dernière op de jaarlijkse Gedichtendag, 30 januari 2014 in de Gentse Vooruit. Tussen de eerste en de laatste voorstelling wordt er halt gehouden in Brussel, Sint-Niklaas, Leuven, Deurne, Oostende, Genk en Tielt. Uiteraard zal er een poëziestand zijn waar de dichters signeren. De stand wordt opgezet door het Poëziecentrum dat de tournee op verschillende vlakken sponsort. Want eindelijk heeft het Poëziecentrum, met dank aan een machtswissel, begrepen dat poëzie goed verkoopt na een lovende kritiek, maar dat het effect daarvan snel oplost. Een blijvende verkoop is slechts gegarandeerd door actief deel te nemen aan literaire gebeurtenissen. Enkel een stand en uitkijken naar een koper van op een plooistoel is onvoldoende om de winkel draaiend te houden. Want de stoelen mogen dan plooien, door een lange zit krijgt het gezicht het uitzicht van een mummie.

 

Tot zover Achterom. Tijd om nieuwe initiatieven te plannen. Naar verluidt wordt gedacht aan een zesde Nacht van de Poëzie. In 2015. Deze maal in Antwerpen. Er wordt geloerd richting Roma. Op de sterfdag van Willem Elsschot, 31 mei.

Guido LAUWAERT

www.vonkenzonen.be/ACHTEROMen www.poeziecentrum.be

Partager cet article
Repost0
7 octobre 2013 1 07 /10 /octobre /2013 14:00

Muziek en poëzie in Den Hopsack op 26 oktober

 

Mijn geliefde is gek op blues en folkmuziek. Via facebook had ze een optreden van The Epihany Brothers vernomen. Op een miezerige zaterdagavond in juni, na een optreden voor Orgel in Vlaanderen stond ik in smoking onaangepast te blinken in de Molly Blooms Irish Pub te Antwerpen. Na Bach en Buxtehude op het orgel van de Sint Pauluskerk, werd het een magische verderzetting van een muzikale avond met de nodige glazen Guinness.

The-Epiphany-Brothers.jpg

Deze “tweevuldigheid” met de Engelsman, Robin Rowley en de Schot Ruary Mac Killop bezorgde me bijwijlen die plotse, diepe en overweldigende ervaring van een epifanie.

Robin Rowley ( Liverpool, 1946 ) begon op zesjarige leeftijd met piano. Tijdens de Beatlesjaren schreef hij poëzie waarmee hij optrad in Liverpool. Relatief laat - hij was drieëntwintig - kocht hij zijn eerste gitaar waarmee hij zijn liedjes bracht in diverse folk clubs. In de late jaren zeventig werd hij vaste zanger in “Bunjies” de legendarische club in het hart van Londons West End.

In 1980 verliet hij zijn job als lector aan de University of East London en trok als professionele straatzanger de wereld in. Zeven jaar toerde hij door Ierland en Europa. Zowel in tv-shows als in theaters, op straat en in bars trad hij op. Zijn gitaar was de wonderlijke reispas waarmee hij uiteindelijk in Antwerpen aanspoelde. In 1988 ontmoette hij er zijn vrouw Martine. In de roerige Antwerpse scene van de jaren tachtig, ontmoette hij schilder Tony Mafia, Mick Donaldson, Derroll Adams, Jacques Smets, en Jonathan Swift van The Honey Bus met hun wereldhit ‘I can’t let Maggie go’ in 1968 (1). Robin Rowley won in 1989 de tweede prijs op het Nederlandse Vara-songfestival en in 2004 de Euro-songprijs in de categorie ‘Country and Folk’

De Schot Ruary Mac Killop (Glasgow,1960) is op gitaar, banjo en mondharmonica de begeleider van Robin Rowley.

Voor ex-straatmuzikanten zoals Derrol Adams en Jonathan Swift was Antwerpen de eindbestemming. Na het melancholische “Refrain for Derrol” – een hommage aan zijn vriend Derroll Adams – bezong Robin Rowley die avond Antwerpen als The Old Busker’s Graveyard (2). Het zalfde mijn weemoedige dichtersziel en het lied werd meteen de titel voor een muziek en poëzieavond in mijn vaderland, Den Hopsack.

Als poëtische rode draad van de avond dacht ik natuurlijk aan mijn dichtersvriend, Richard Foqué ( Willebroek, 1943) (3) Hij leest voor uit zijn Engelstalige cyclus ‘ At Walking Distance’.

Richard-Foque.JPG

Richard Foqué (Foto: Bert Bevers)

Be now my travel companion

time has come to depart for the ultimate quest

there will be no rewards nor memories left

we all are marching in the same direction.

(Richard Foqué, ‘Exploring the Darklands’)

 

Met enkele van mijn lievelingsverzen van William Wordsworth, W. H. Auden en mijn Memories for sale (4) sluit ik als gastheer de avond.

Antwerp, the Old Busker’s Graveyard op 26 oktober om 20.30u in Den Hopsack, Grote Pieter Potstraat 2000 Antwerpen. De inkom is zoals altijd gratis. Niettemin wordt een menslievende bijdrage in ‘De Hoed’ ten zeerste gewaardeerd.

Frank DE VOS

1. The Honeybus I can’t let Maggie gohttp://www.youtube.com/watch?v=ih4zwp-0GeQ

2.. Refrain for Derroll en The Old Busker’s Graveyard op You Tube:

http://www.youtube.com/watch?v=NIB5rX4HuMM

http://www.youtube.com/watch?v=3xo6aF9OG_Q

(3) Over Richard Foqué in de encyclopedie van Mededelingen van het CDR:

http://mededelingen.over-blog.com/article-andre-goezu-hans-foque-equinox-91990341.html

http://mededelingen.over-blog.com/article-nieuwe-bundel-van-richard-foque-bij-kleinood-grootzeer-68633573.html

http://mededelingen.over-blog.com/article-richard-foque-rentree-op-het-poeziepodium-72204837.html

http://mededelingen.over-blog.com/article-guy-commerman-over-richard-foque-110988295.html

http://mededelingen.over-blog.com/article-richard-foque-start-serieus-door-109913841.html

(4) Memories for saleop You Tube:

http://www.youtube.com/watch?v=MUm-EAnITMk

Partager cet article
Repost0
7 octobre 2013 1 07 /10 /octobre /2013 05:36

 

IngmarHeytze.jpg

Ingmar Heytze (°1970) heeft met zijn dichtbundel Ademhalen  onder de Maan  (Podium) de Hugues C. Pernathprijs 2013 gewonnen. De Nederlandse dichter nam de prijs ter waarde van 4000 € zaterdag in ontvangst in Antwerpen.

Uit 29 reglementaire inzendingen nomineerde de jury (Joris Gerits, Hilde van Looveren, Peter Theunynck, Yves T’Sjoen, Dietlinde Willockx) vier bundels:

  • Ademhalen onder de maan van Ingmar Heytze (Podium)

  • Celinspecties van Ester Naomi Perquin (Van Oorschot)

  • Tempel van Mustafa Stitou (De Bezige Bij Amsterdam)

  • Wenteling van Lies Van Gasse (Wereldbibliotheek).

Het Hugues C. Pernathfonds kent de tweejaarlijkse poëzieprijs toe aan een Nederlandstalige dichter jonger dan 44 jaar – de leeftijd die dichter Hugues C. Pernath (1931-1975) zelf net niet heeft bereikt.


Partager cet article
Repost0
6 octobre 2013 7 06 /10 /octobre /2013 21:56

Woolf-03----Sanne-Peper.jpg

Foto: Sanne Peper

Genieten in theaterland gaat zo. Neuriënd een lied van Billie Holiday [They can’t that take away from me] reserveer je per mail een kaartje voor de voorstelling in de Antwerpse Monty van Wie is bang voor Virgina Woolf ? Jazz en het belangrijkste scheldstuk aller tijden gaan hand in hand. Beide zoeken de uitdaging, plagen je medespelers. Zijn een stijl van kruisbestuivingen: lagen die elkaar aantrekken en afstoten, het verkeerde been zoeken, flink gas geven en plots hard remmen, realiteit en verbeelding mixen, muzikanten / acteurs die zichzelf blijven zonder te raken aan het groepsgevoel. Gespeeld door Dood Paard, een Nederlands gezelschap dat zoekt naar het scherp van de snee bij elke productie. Geluk voor het rapen, de verwachting is groot.

 

Nu de realiteit. Op weg naar het theater lees je de persmap. Zie je dat er vijf namen staan. Vijf namen! Er zijn toch maar vier rollen? Dat de vertaling van het beroemdste stuk van Edward Albee van Gerard Reve is. Aai. Hij ging nogal slordig te werk. Details die er bij Albee toe doen hebben bij Reve aan betekenis ingeboet. Zijn vertaling is te gepolijst. Lees je dat er flink in de tekst werd gesnoeid. Oei. Nog meer scherpte die bot werd gemaakt. Proef je dat het gezelschap het stuk gebruikt om te pronken, in plaats van zich dienstbaar te stellen aan de auteur. Eikes. Het dak werd eraf gezaagd.

 

Het gevaar is – denk je met die gedachten tollend door het hoofd onderweg van Gent naar Antwerpen – dat een jaguar een straatkat is geworden. Nog ongetemd, maar ongevaarlijk voor man als vrouw uit de gegoede klasse, dolend door de gangen van de universiteit. In dat milieu speelt het stuk zich namelijk af. Zij het in de woonkamer van een professor en zijn vrouw, de dochter van de stichter en rector. Toch blijft de wetenschappelijke wereld zijn stempel drukken. Voortdurend wordt de biologie tegen het licht van de geschiedenis gehouden.

 

Met een overgewicht aan achterdocht neem je plaats in de zaal. De acteurs zitten helemaal achteraan op het podium. Ze wachten. Eenmaal de baas van de Monty zijn zegen heeft gegeven wisselt het licht. Zaallicht dimt, podiumlicht licht op. En dan begint het. Twee acteurs treden naar voor George en Martha en beginnen aan een verschroeiend tempo hun lijnen de zaal in te slingeren. Richting toeschouwers, zonder het contact met elkaar te verliezen. Er komen gasten, volgens Martha. Gasten! Zegt George. Nu! – Ja nu. – Het is twee uur in de ochtend. Kunnen we ze niet morgen ontvangen? Zondag. – Klopt, het is twee uur, en het is zondag. – Wie zijn die gasten? – O, een jong koppel. Een nieuwe professor met zijn vrouwtje, zonder borsten of billen. Geen heupen. – Goed waar zijn ze? – Ze komen zo. Ze zijn nog even blijven napraten, bij paps. – Op die imitatie gezellige zaterdagavondfeestje van hem, waar je je stierlijk verveelt. Afijn. Introibo ad altare Dei. Wil je nog een drankje, Martha?

 

Ding dong. Daar zijn ze. Eenmaal over de dorpel schakelt de voorstelling in een hogere versnelling. Voor de ogen van de professor Wiskunde – Biologie, Martha. Wiskunde George. Biologie! Wiskunde! Biologie, zeg ik! Wiskunde, weet ik. – Sorry! Biologie, zegt Nick – O ja, Nou wat maakt het uit? Misschien had je wel professor Wiskunde moeten worden, zegt Martha. Je hebt er het brein… en het figuur voor. – Het maakt veel uit, Martha, zegt George. Die biologen spelen met onze chromozonen. – Chromozomen, zegt Nick. Dat soort grapjes zijn de kruiden van de humor die onderhuids in het stuk zit. Heerlijk dat Dood Paard die kracht naar boven haalt. In de juiste versnelling.

 

De rest van het stuk kan de nog niet afgehaakte lezer ten huize Google vinden. Wat belangrijker is, is hoe het gezelschap met de tekst omgaat. Dat valt aardig tot prachtig mee. Reve’s vertaling is afgeschuurd en heeft een nieuwe laklaag gekregen. De scheldwoorden zijn van deze tijd. Lange zinnen zijn korter gemaakt. Maakt dat het steekspel bloederiger wordt. Extra optie is de versterking van de inbreng van de professor Wiskunde, pardon Biologie, Nick, en zijn vrouwtje Honey. Ze zijn geen slachtoffers meer. Ze worden evenwaardig. Maken elkaar af en blaffen [vooral Nick] tegen de gastheer en gastvrouw. Wat van de versie van Dood Paard een gevecht maakt. Dubbelspel. Crescendo. Fortissimo. Total War? Totale oorlog.

Woolf-02----Sanne-Peper.jpg

Foto: Sanne Peper

De meest geslaagde vondst van Dood Paard is dat alle aandacht naar de tekst gaat. De voorstelling daardoor een voordracht voor vier wordt. Heel lyrisch is. De muzikaliteit van het scheldproza spat de zaal in. Een luisterspel. Met uitgekiend, minimaal beeld dat het ambachtelijke van de lichaamstaal benadrukt. De binnenverhalen comfortabeler maken. Aantonen dat ze noodzakelijk zijn om de luxe van het grote verhaal te versterken. Het geheel wordt een verbale boksmatch op hoog niveau. Tot het bezoekende paar snapt waarom het die zaterdag gekozen werd als pijl en boog. Maar ook om het echtpaar toe te laten het venijn uit hun liefde voor elkaar te halen.

 

Eenmaal het jonge paar vertrokken – You two go now; Ite, missa est – volgt de laatste scène. Het feestje is uit. Wat donker was werd helder. Dageraad. Verzoening. Troost. Tederheid. Een liefdesscène die iets te haastig voorbij vliegt. Daardoor aan aandacht inboet. Wie wil rijden moet ook kunnen parkeren. Jammer van dat gat in de weg.

 

De achterdocht was dus nergens voor nodig. En die vijfde naam dan? De naam van de technicus. Voor Dood Paard zijn alle medewerkers evenwaardig. Terecht. Als niemand het licht aansteekt sta je daar als speler in de duisternis te lullen. En kan het publiek niet smullen. Dood Paard is echter een geoliede bolide. Het kan een voorstelling maken zonder een regisseur en zijn acolieten. Zeldzaam in de theaterwereld. Maar pet af. Wie is er bang voor Virginia Woolf ?van Dood Paard is een parel van een voorstelling.

 

Naspel: De verslaggever staat op, verfrist zich, maakt een kop thee en op weg naar zijn klavier neuriet hij Stormy Weather, met Lena Horne in het achterhoofd. Een goed begin om duidelijk te maken dat schelden tot de dageraad, hard kan zijn, met een feestelijk tintje.

Guido LAUWAERT

www.doodpaard.nl– korte rondreis door Vlaanderen en tot eind van het seizoen op de affiche.

Partager cet article
Repost0
6 octobre 2013 7 06 /10 /octobre /2013 17:18

 

MaartseKamers
 "Het is allemaal onherroepelijk voorbij"

 

Maartse kamers (verderMK) is opgedragen aan “Fernand Dangre, l’éternel Papy”,  je grootvader.  De tachtigjarige hoofdfiguur uit de roman draagt dezelfde voornaam. Waarom?

 

Mijn grootvader is eveneens een man van tachtig die een heel leven achter de rug heeft, die ook met pensioen is en dus veel tijd heeft om te mijmeren. Voor alle duidelijkheid: hij heeft geen buitenechtelijke dochter maar ik vond wel dat hij die verdiende, dus heb ik rond hem een heel verhaal verzonnen. Stel dat die grootvader homo was geweest, wat zou er dan met zijn leven gebeurd zijn? Zoals het romanpersonage is hij een nadenkende, trage figuur, melancholisch ook – zonder dat uit te spreken, maar je merkt wel dat hij het vroeger leuker vond. Sommige karaktertrekken lopen dus parallel maar ze zijn niet allemaal of helemaal dezelfde. De roman is geen biografie; de fictieve Fernand is op hem geïnspireerd maar blijft een autonoom personage.

 

Je situeert je boek expliciet in Saint-Ghislain, een dorpje in de buurt van Mons. Waarom precies daar?

 

Omdat mijn grootvader daar daadwerkelijk woont. Ik vond het leuk om een aantal feitelijke details – zijn woonplaats, het feit dat hij leraar was en zelfs zijn geboortedatum – in het boek over te nemen. De roman kan daardoor in zekere zin als een ode aan mijn grootvader beschouwd worden.

 

Als motto gebruik je een citaat uit Proust, À la recherche du temps perdu. Je boek bevat nog meer verwijzingen naar de Franse auteur. Wat fascineert je zo in Proust?

 

Om te beginnen: Proust schrijft fantastisch. Maar hij beschrijft vooral de werking van de tijd, het feit dat de tijd inwerkt op je ervaringen en gevoelens. Wat je nu beleeft, herinner je je over vijf jaar anders en over vijftig jaar nog anders. Die transformerende werking van de tijd toont hij op schitterende wijze aan. Zo is het ook in het echte leven: als tien mensen aanwezig zijn bij één of andere gebeurtenis, dan krijg je daar later tien verschillende verhalen over. Hetzelfde doet zich voor in mijn boek: de twee personages vertellen afwisselend, waarbij ze soms een verschillende visie over eenzelfde gebeurtenis formuleren. De tijd als vervormer van het verleden is een interessant fenomeen, zowel in de literatuur als in het leven. Het verleden bepaalt wie of wat je vandaag bent, of liever: wat je dénkt over het verleden bepaalt hoe het heden nu is – en niet hoe het verleden echt was.

 

Het gaat in MKom een overtuigende en ontroerende gay love-story, met vaak erg directe, harde, realistische details. Hoe ben je bij zo'n thematiek beland?

 

Eigenlijk hoefde het niet per se een homo-koppel te zijn; de roman had even goed over twee heteroseksuele oude mensen kunnen gaan die veel van elkaar houden maar in hun leven beslissende dingen hebben meegemaakt. Een ander belangrijk uitgangspunt van het boek vormde immers het feit dat het om een koppel moest gaan met een 'verborgen' kind, omdat dat een interessante maar tegelijk heel moeilijke driehoeksrelatie oplevert, zeker in de context van een homoseksuele relatie. Er is de verhouding tussen vader en dochter maar ook die tussen de dochter en de andere man, die daar gewoon 'tussen' komt te staan. Zelfs als hij haar nooit zou zien, dan nog problematiseert het feit dat er een kind bestaat de liefdesverhouding nog meer. De extra dimensie van de homoseksualiteit maakt de relaties boeiender en complexer, en vooral de confrontaties harder dan in een 'gewoon' verhaal rond een buitenechtelijk kind.

 

Ook in je vorige werk, proza én poëzie, thematiseer je de verwoestende invloed van het verleden. Mag ik hier spreken van determinisme? De 'mémoire involontaire' is, ook in je laatste boek, erg negatief, destructief.

 

Ik geloof dat mensen door hun verleden bepaald worden, dat het blijft doorwerken, ook als ze beweren dat ze dat verleden verwerkt hebben. Je verandert wel, net zoals de manier waarop je over dat verleden denkt. Maar precies daardoor stapelen zich in de loop der jaren verschillende 'ikken' op elkaar, die 'actief' blijven. Je huidige persoonlijkheid is een soort verzameling van al die 'ikken', die niet noodzakelijk continu hoeven te zijn. Soms doen zich, zoals door de dochter in MK, erg scherpe en pijnlijke veranderingen voor die je in beslissende mate zullen bepalen. Ik geloof niet dat iemand het verleden altijd én volledig achter zich kan laten.

Het gaat in MK inderdaad over een negatieve invloed, wat bij Proust niet steeds het geval is. Denk aan de scene met het madeleine-koekje, dat zijn hele verleden tot leven wekt: bepaalde geuren, kleuren, impressies doen je soms plots aan het verleden denken. Maar ik geloof dus dat zulks vooral in negatieve zin gebeurt. Want het mag dan misschien allemaal wel leuk geweest zijn, het is toch ook allemaal onherroepelijk voorbij.

 

Net zoals in Vulkaanvruchtkomt in MK, en wellicht zelfs sterker, het motief van de fysieke aftakeling, de "woekering van de ouderdom" aan bod. Die angst voor het verlies van de jeugd, dat Peter Pan-syndroom, duikt voortdurend op, ook in je poëzie, ook in je columns. Is dàt de demon die Y. M. Dangre al schrijvend probeert te bezweren?

 

Soms. Het hangt samen met wat ik net zei: het feit dat je er constant op gewezen wordt dat de dingen voorbij gaan – altijd een droeve gedachte. Nu, ik vind sprookjes heel fascinerend, vooral sprookjes voor volwassenen zoals die van Wilde. De sprookjesfiguur Peter Pan staat inderdaad symbool voor de zoektocht naar de verloren tijd en daardoor meteen ook voor Proust. Hij past dus wel bij dit boek, ja. Hij gaat elke dag met het meisje naar Neverland, maar bedenk ook dat het meisje ouder wordt en hij zelf niet. Die ongelooflijke spagaat bestaat ook tussen wat je vroeger dacht en nu denkt.

 

De intense en onverwoestbare liefde tussen Fernand en Albert blijkt, althans vanaf haar twintigste verjaardag, gebaseerd op één kapitale leugen en meerdere kleinere beuzelarijen, al was het maar in de vorm van de verzwijging. Was het voor Fernand niet makkelijker geweest om alles op te biechten? Moeten relaties drijven op een leugen?

 

De leugen is geen noodzakelijke voorwaarde voor een relatie, maar ze kan die in zekere zin wel verrijken. Als je niet alles van de ander weet, dan blijft het leuk; als je altijd 'eerlijk' bent of alles weet, dan wordt het pas heel saai – niet alleen in de liefde, maar zelfs onder vrienden.

Het is toch leuk om te bedenken dat iemand iets voor je achterhoudt, waarbij je dat geheimpje dan vooral niet hoeft te kennen, want juist die onwetendheid maakt het spannend. Ik denk inderdaad dat hier de verklaring schuilt voor het feit dat de personages het zestig jaar lang met elkaar volhouden. Ze kennen elkaar weliswaar door en door, maar toch blijft er altijd een privézone waar de ander niet binnen mag. Precies die zone stelt hen in staat om zo lang van elkaar te houden.

Ja, deze roman is een ode aan de liefde. Ondanks al de leugens, al de negatieve dingen die de figuren hebben gedaan, overwint de liefde, al is het dan niet in de vorm van een happy end.

 

Het enige aspect uit MKwaar ik wat moeite mee heb, is het feit dat een overtuigde (liefhebbende, trouwe) homo zich toch, al was het maar één keer, laat verleiden door een vrouw, maar dan wel op een flamboyante, exuberante manier. Maar ook: met een fatale afloop. Bovendien: Fernand, die zijn minnares daarna in zeer negatieve termen beschrijft, begrijpt zijn 'misstap' zelf niet, en Albert ook niet. Ik dus evenmin.

 

Het gaat om iets louter fysieks: een persoon op wie Fernand fysiek zo erg kickt, voor wie hij zodanig 'valt' of 'smelt' dat zij gewoon zijn hele leven overhoop haalt en hij iets doet wat hij normaal nooit zou doen: een affaire met een vrouw starten. Ik geloof volstrekt dat zoiets mogelijk is als gevolg van puur fysieke aantrekking – ook met ogenschijnlijk saaie, minder mooie of minder interessante mensen, of zelfs wanneer je seksuele geaardheid in principe een andere interesse veronderstelt. Een fysieke 'vonk' kan iemand onweerstaanbaar meeslepen tot in de afgrond toe, zoals in dit geval. Zoiets weet je nooit op voorhand.

 

Fernand omschrijft het liefdesspel met de vrouw “alsof ik door vruchtwater waadde en nooit, nooit geboren zou moeten worden”; elders hoopt hij zich in haar "te laten opnemen als een baby”. Peter Pan lijkt hier weer op pad te zijn, maar het lijkt me ook een oedipale connotatie te dragen, net zoals die in Vulkaanvrucht  al aanwezig was.

 

Die oedipale connotatie is in MK wat vergezocht. Zulke uitspraken van Fernand zijn symbolisch bedoeld; hij zegt zoiets in de extase van de liefde, het volledig opgaan in de vrouw. De ironie zit hem natuurlijk in het feit dat die baby er enkele maanden later ook werkelijk is, zodat deze soort uitspraken meer verwijst naar de relatie tussen hem en zijn dochter Madeleine. Als het echt een oedipale roman was geweest, dan had ik Madeleine als centrum genomen en zou zij het verhaal vanuit haar standpunt verteld hebben. Hier gaat het over de vader, over zijn verhouding tot zijn dochter – niet noodzakelijk oedipaal dus – en vooral over de spanning of het contrast tussen zijn relatie met zijn partner en die met zijn dochter. Ook in heteroseksuele relaties heb je altijd die spagaat, want het is heel moeilijk om én je kind én je partner even veel liefde te geven. In het ideale geval versterken de twee relaties elkaar, maar in deze roman krijg je een situatie waarin de hoofdfiguur moet kiezen: kind of partner? Een vraag die ook vandaag nog heel actueel is, gezien de vele echtscheidingen. Blijkbaar vindt de maatschappij dat je uiteindelijk voor je kind moet kiezen, voor het nieuwe leven. De vraag is of Fernand dat hier doet, en wat zijn redenen voor die keuze zijn.

 

Een beklijvend statement: “Iedereen geneert zich kapot voor nieuw geluk, omdat het telkens ten koste gaat van steeds meer. Het verschil tussen jeugd en ouderdom is niet de hoeveelheid aan geluk, maar de mate waarin je je over dat geluk schaamt”. Waarom schamen wij ons over ons geluk; waarom gaat het altijd ten koste van meer?

 

Hoe ouder je bent, hoe meer dingen je hebt meegemaakt, b.v. het verlies van je ouders of andere geliefden. Als je dan toch nog gelukkig bent, dan kun je dat ervaren als verraad van de mensen die je onderweg verloren hebt, zeker diegenen die overleden zijn. Bij Fernand speelt dat verraad niet mee, want het lukt hem gewoon niet meer om gelukkig te zijn. In dit citaat spreekt hij over andere mensen, over diegenen die hij zelf niet kan zijn. Precies daarom vraagt hij zich af hoe anderen toch nog gelukkig kunnen zijn, omdat dat altijd gaat ten koste van zoveel.

 

De volwassen Madeleine, een verpleegster, is de enige bij wie Fernand uiteindelijk nog terecht kan. Is zij de 'helende', de 'verzorgende' bij uitstek?

 

Madeleines functie is heel dubbelzinnig: zij is tegelijk de wonde en het medicijn. Zij zet Fernands leven op losse schroeven maar is tegelijk de persoon met wie hij kàn praten en zelfs gedwongen wordt te praten wanneer hij niet bij Albert kan zijn, vooral als die op sterven ligt.

Hij omschrijft haar als "mijn door haat en bezorgdheid achterna gezeten meisje" omdat zij er de oorzaak van is dat het met Albert gedeelde geluk niet meer verder kan. Anderzijds blijft zij wel zijn kind, dat hij dus liefde of bezorgdheid moet geven. Precies die liefde ervaart Fernand niet zelden als verraad ten opzichte van Albert.

 

Je schrijft: “Het leven is een zandkasteel, weggespoeld door een bloedrode golf”. Ik neem aan dat je hier alludeert op de geboorte van een kind in het algemeen en op die van Madeleine in het bijzonder?

 

Nee, die "bloedrode golf" verwijst naar Céleste, de roodharige, rosse "furie" die zijn leven wegspoelt, een leven waarvan hij dacht dat het heel stabiel was.

 

Goed, maar je schrijft ook: "Ik huiverde bij de gedachte dat mijn dochter zich zou voortplanten"; of: "als Madeleine die miniatuurversie van haar moeder maar nooit meebrengt" (zijn kleinkind dus). Vanwaar die afkeer van zijn kleinkind? Waarom bij Fernand die wroeging "dat hij dit kind had laten bestaan"?

 

Die wroeging bestaat ten opzichte van Albert. Maar Fernand projecteert ook zijn eigen geschiedenis en problemen op dat nieuwe (klein-) kind. Als zijn dochter zwanger is, dan wordt hij grootvader en krijgt hij er in zekere zin een tweede kind bij dat een nieuwe problematische relatie doet ontstaan ten aanzien van Albert. Hij projecteert in dat kind zijn angst voor de toekomst: het kind staat in zijn leven immers symbool voor het moment waarop het mis gaat, en hij is bang dat hetzelfde gaat gebeuren met zijn kleinkind.

 

Mag ik stellen dat Fernand ondanks alles toch een goede vader is, of probeert te zijn?

 

Ja, misschien wel. Hij worstelt constant met de tegenstelling tussen de genegenheid die hij moet tonen aan het kind en anderzijds het verraad van de partner, maar de lezer moet zelf oordelen of hij al dan niet een goede vader is. Hij blijft hoe dan ook een vader-op-afstand want het gezin van Céleste blijft gewoon voortbestaan – haar man verkeert in de waan dat het zijn eigen kind is, dus voor hem blijft alles geheim. Het is allemaal nogal dubbelzinnig: soms houdt Fernand erg veel van het kind, soms haat hij haar. Laten we zeggen dat hij zijn best doet. Maar of dat genoeg is?

Venetië, zowat de enige buitenlandse plaats die ik verdraag”, zegt Fernand, daarmee impliciet verwijzend naar Proust. Ben je ook zo gefascineerd door die stad?

 

Venetië is niet alleen een prachtige, maar ook een symbolische stad die al eeuwen bezig is te verzinken, precies datgene wat ook Fernand zelf overkomt: het verzinken in zijn herinneringen, in zijn verleden. De vraag is alleen hoe lang hij het nog zal volhouden. Hij gaat altijd met Albert naar Venetië, maar toch besluit hij één keer om die reis stiekem met zijn dochter te doen. Ze mislukt echter omdat hij dan 24 uur per dag bij zijn kind moet zijn als vader, wat hij niet gewend is. Hij ziet haar normaal alleen op familiefeesten, want hij is ook haar 'peter'. Daarom ontstaat tijdens die reis een kortsluiting.

 

Anaïs wordt geboren in maart, Albert sterft eind maart. Vanwaar precies deze situering in de tijd?

 

Het stond van bij het begin vast dat het 'nu'-verhaal zich in één maand moest voltrekken, en wel in dertig of eenendertig hoofdstukken die als blaadjes van een scheurkalender voorgesteld worden. De naam van de maand moest dus in de titel voorkomen. Andere namen van maanden – "septemberse, oktoberse" – klinken echter niet of zijn totaal onmogelijk. Het is dus veeleer toevallig 'maart' geworden. Misschien zit er toch ook het contrast in tussen maart als 'begin van de lente' terwijl voor Fernand het leven eigenlijk eindigt. En er zit ook een assonantie in de twee woorden.

Die 'kamers' anderzijds zijn vrij evident: er is de ziekenhuiskamer van de stervende Albert, terwijl Fernand zich opsluit in de logeerkamer om verleden en toekomst te overdenken. Je kan de 'kamers' ook symbolisch interpreteren: beiden zitten ze opgesloten in hun eigen gedachten, hun 'bovenkamer'. Voor beiden blijkt dit isolement onherroepelijk: Albert sterft, maar ook Fernand zit in een kamer waar hij nooit meer los van komt en waar Albert nooit meer binnen kan.

 

Die scheurkalender verleent je roman inderdaad een erg strakke compositie. Opvallend zijn ook de spiegel- of echo-structuur van het eerste en het laatste hoofdstuk en de symmetrische opbouw van het hele boek rond het middelste, dat bovendien een perfecte synthese vormt van hoofdstukken 1 en 31. Lagen ook deze structuurelementen van bij het begin vast?

 

De fundamentele structuur, gebaseerd op de dagen van één maand waarbij de twee hoofdfiguren afwisselend zouden vertellen, lag op voorhand vast. Onderweg doen zich natuurlijk wijzigingen voor, je gaat zijpaden bewandelen zoals b.v. het toevoegen van een personage. Het einddoel of de basisidee hield ik wel altijd scherp in de gaten. De tijd van de hoofdpersonages raakt immers letterlijk op: zo'n scheurkalender is ideaal om dat te symboliseren.

 

Je hebt al vaker het belang, zoniet het primaat van de stijl in literatuur geponeerd. De soms overdadige verwoording van Vulkaanvrucht werd niet door iedereen gewaardeerd. De stijl van MKlijkt me heel wat rustiger, bescheidener, minder opdringerig – en meteen beklijvender. Je hebt blijkbaar rekening gehouden met vroegere kritische opmerkingen in dit verband?

 

Bij een tweede boek weet je gewoon veel beter hoe je de stijl moet aanpakken, wat je bij het vorige boek fout hebt gedaan of wat niet helemaal geslaagd was. Je leert dus heel wat uit vorige tekortkomingen. Probleem is dat je een eerste boek altijd wil volstoppen met alles tegelijk, onder het motto "Liever te veel dan te weinig". Nu is alles beheerster.

 

Literatuur (en meer bepaald Proust) blijkt voor Fernand "troost" te betekenen. Betekent de literatuur hetzelfde voor Y. M. Dangre?

 

'Le temps perdu', dat is voor Fernand de periode vòòr de geboorte van zijn dochter, waar hij wanhopig naar probeert terug te keren.

Wat mezelf betreft: van vrij jonge leeftijd af, dertien, veertien jaar, ben ik ernstige boeken beginnen lezen, en die boden mij troost maar vooral ook inspiratie. Vluchten uit de realiteit speelt altijd gedeeltelijk mee, maar vooral ook de vaststelling dat er andere 'werkelijkheden' bestaan die je wil ontdekken en ontrafelen, en die je dagelijkse leven kunnen verrijken of je ideeën scherper stellen. De realiteit van het boek, de gefantaseerde werkelijkheid, is altijd leuker dan de 'echte'.

Luc PAY

(Interview gehouden in openbare bibliotheek 'De Driehoek' te Ekeren op 20 september 2012. Met dank aan Mandy Flebus, Kris Van Der Borght en Nico Vos voor de organisatie en de voortreffelijke technische ondersteuning, inzonderheid de opname van dit gesprek.)

 

Y. M. Dangre, Maartse kamers. Roman. De Bezige Bij Amsterdam, 2012, 343 p., 19,90 €.

 

Over de poëzie van Dangre, zie:

http://mededelingen.over-blog.com/article-y-m-dangre-een-meisje-genaamd-muze-de-muze-genaamd-meisje-76828687.html

http://mededelingen.over-blog.com/article-y-m-dangre-woordenfluisteraar-76830122.html

Partager cet article
Repost0
6 octobre 2013 7 06 /10 /octobre /2013 05:53

Vader

 

 

Vader, knarsetandend in alle talen,

eet zijn gedachten van glas

waardoorheen wij naar hem staren

als naar dovend vuur.

 

Hij is een fakkel

van praatjes voor de vaak

en steeds vaker slaapt hij

in zijn opgelapte woorden,

in het mompelende bed

van zinnen die hij spant

tussen ons

en de kinderen die hij zich wenst.

 

De warmte van zijn mond neemt

af. Vader vervaagt in raamverhalen,

in rijmpjes

over hoe het vroeger was,

toen wij nog niet huisden

in zijn slapengaan.

 

Hij geeuwt en luistert

naar zichzelf. In zijn tong

zit een eeuw, in zijn lichaam

hooguit een derde.

 

Vader hoort ons niet

en stapelt slapeloos kinderen

in zijn hoofd.

Yannick DANGRE

Partager cet article
Repost0
6 octobre 2013 7 06 /10 /octobre /2013 05:35

 

2013-10-05-19.15.45.jpeg

Yannick Dangre, Herman Elegast en Patrick Lateur

 

In het prachtige kader van het waterslot van Laarne – één van de weinige nog bestaande waterkastelen, zo werd me verteld – werd gisterenavond de Vijfde poëzieprijs Melopee van de gemeente Laarne uitgereikt aan Yannick Dangre (°1987).

 

Schepen van cultuur Alex De Smet opende de feestelijke academische zitting, waar een mooi muzikaal en literair programma voor was samengesteld.

De muzikale intermezzi in de sfeervolle ridderzaal werden gebracht door Lieven Van de Walle en Astrid Vergaert (beiden cello) en door Herman Elegast (zang en gitaar), die een gesmaakte en plezierige ‘remake’ ten beste gaf van ‘Wat heb je vandaag op school geleerd, zeg eens kleine Jan’ – maar dan getransponeerd naar Laarne.

Eregast Patrick Lateur, o.m. bekend van zijn recente Ilias-vertaling, vertelde in een interview over de praktijk van vertalen en over zijn jongste boek, Brieven van Michelangelo, dat binnenkort wordt voorgesteld.

 

Professor em. dr. Frans-Jos Verdoodt, jury-voorzitter van de Melopee-prijs, lichtte de aard van deze prijs en de werkzaamheden van de jury toe en maakte uiteindelijk laureaat Yannick Dangre bekend. Hij loofde in diens poëzie vooral de wijze waarop de dichter dagelijkse woorden of clichés zodanig transformeert dat ze een nieuwe, rijke, poëtische lading krijgen, en stelde verder vast dat bij vele hedendaagse jonge dichters het thema in kwestie aan bod komt: het feit geen afscheid te kunnen nemen van de vorige generatie.

Dangre ontving een mooie oorkonde en een prijs van 2500 € voor het gedicht ‘Vader’ (verschenen in Het liegend konijn, jrg. 10 nr. 1, april 2012, p. 68) uit handen van burgemeester Ignace De Baerdemaeker.

2013-10-05-18.51.40.jpeg

Ook Dangre werd kort geïnterviewd, waarna hij het winnende gedicht voorlas.

 

Nieuw voor dit lustrum was de Melopee Jeugdprijs. Laureaat werd de jonge Henri Temmerman, die zichtbaar onder de indruk zijn prijsgedicht ten beste gaf.

2013-10-05-19.05.47.jpeg

 

Een gulle receptie, aangeboden door het gemeentebestuur, sloot de festiviteiten af.

Het geheel werd georganiseerd door de Cultuurdienst van de gemeente Laarne o.l.v. Hendrika Van Orshoven.

 

De leden van de jury: Frans-Jos Verdoodt (voorzitter), Trees Veeckman, Frank De Vos, Achiel Janssens, Jan De Meester, Roel Richelieu van Londersele, Herman Elegast, Erwin Steyaert & Dorothea Van Hoyweghen.

 

De genomineerde gedichten van beide poëzieprijzen (volwassenen en jongeren) werden elk gebundeld in een aparte uitgave; beide zijn verkrijgbaar in het Poëziecentrum te Gent en via de Cultuurdienst van de gemeente Laarne (http://www.laarne.be/melopee/520-www.html).

 

Luc PAY

Partager cet article
Repost0
5 octobre 2013 6 05 /10 /octobre /2013 05:11

 

DSC04684.jpg

Donderdagavond 3 september werd het kwartaalschrift Gierik en NVT feestelijk in de bloemen gezet in het Bernarduscentrum, een prachtige locatie, gelegen in het hart van Antwerpen die voorlopig onderdak biedt aan diensten van de Provincie vanwege de afbraak van het provinciegebouw aan de Elisabethlei en de bouw van en nieuw provinciehuis. In de hal zijn maquettes te zien van hoe het worden zal.

DSC04641.jpg

Ceremoniemeester Kurt van Eeghem zette meteen de toon van deze avond die vrolijk en licht gehouden werd wat een verademing was na de vele daverende toespraken die we de laatste tijd op allerlei openingen, recepties en vieringen hoorden.

DSC04620.jpg

Ook Minister van Werk Monica De Koninck hield haar toespraak luchtig. Ze begon met zich te verontschuldigen voor het feit dat de naam 'Gierik' voor haar als West Vlaamse moeilijk uit te spreken is. Ze vroeg zich af of hoe deze naam ontstaan is terwijl de conclusie voor de hand ligt: Guy (Commerman) en Erik (Van Malder). Maar…. vandaar vertrok een tijdschrift! En door de pioniers van toen mag met trots gekeken worden naar een blad dat in dertig jaar geëvolueerd is van enkele gekopieerde velletjes papier tot een gerenommeerd literair tijdschrift. En dit zonder al te veel financiële steun. Ze besloot met: “Nog lang niet alle literaire vogels hebben hun nest gevonden of kunnen het verlaten zonder een beetje hulp. Gierik NVT blijft dan ook zeker nodig!”

DSC04626.jpg

Ook bestendig afgevaardigde Rik Röttger legde uit waarom er mag en moet gefeest worden.

DSC04635

De Franse schrijfster Claire Huynen vergeleek het Parijse literaire wereldje met haar Belgische ervaringen en roemde onze Bourgondische levensstijl.

Uit het feestnummer van Gierik, waarin 30 schrijvers hun visie geven op de wereld in 2043, lazen Lut De Block en Elvis Peeters hun bijdrage voor.

DSC04629.jpg

DSC04631

In haar gedicht trachtte Lut De Block de duren van de tijd te vatten in woorden en hem zo tegelijkertijd te bezweren. Elvis Peeters gaf een zen-achtige beschrijving van een landschap zonder mensen dat tegelijkertijd in beweging is en onbewogen blijft.

DSC04638Guy Commerman, tot slot gaf een overzicht van 30 jaar Gierik, waarbij hij benadrukte dat het zo lang overleven van een tijdschrift vooral te danken is aan de vele medewerker, auteurs, abonnees die dit mee mogelijk maken en hier citeerde hij Wannes Van de Velde: 'een zanger is een groep'.

Al het werk dat er verricht wordt berust op creativiteit, vriendschap, uitdagingen, respect. In de nieuwe taal die we in de toekomst zullen spreken moeten mens en liefde identieke begrippen worden, er is dus nog werk aan de winkel. Hij eindigde met een citaat uit het vers van Lut De Block: 'Is het dan toch het verlangen, le désir de durer dat ons drijft.'

*

DSC04657.jpg

Leen van Dijck, directeur van het Letterenhuis in gesprek met Fernand Auwera

DSC04660.jpg

Lucienne Stassaert

DSC04605.jpg

Bert Bevers en Erick Kila

*

Tussen de aanwezigen: Jean en Marleen de Crée-Roex, musicus Patrick Denecker, graficus Charles van Gisbergen, theaterman Walter Groener, filosoof Rik Pinxten, VVL-voorzitter Tony Rombouts, istrictsschepen van Cultuur (Merksem) Gilbert Verstraeten, Uli Vinks en componist Wilfried Westerlinck.

Joke VAN DEN BRANDT

Fotoreportage:: Frank Ivo van Damme

Partager cet article
Repost0
4 octobre 2013 5 04 /10 /octobre /2013 04:47

  guidol 009

 

Puedo escriber los versos más tristes esta noche

Il y a toujours des histoires dans une histoire

Op de eerste Nacht van de Poëzie, 17 februari 1973, tussen al de chaos en het rumoer, kwam er een Nederlandse dichter en vertaler één gedicht voorlezen. Hij stond bij de microfoon en zonder poeha las hij het gedicht voor met zachte stem. Wat iedereen [en ik in de eerste plaats] vreesde gebeurde niet. Hij kreeg de zaal plat. Het uiterst woelige publiek verstomde vanaf het moment dat hij de naam van de dichter en de titel van het gedicht vernoemde. Ademloos luisterden 7000 mensen naar hem en na afloop kreeg hij een staande ovatie. Hij verdween, even bescheiden als dat hij gekomen was. Zijn aanwezigheid en lezing zijn mij altijd bijgebleven. Waar ik ook gedichten moet gaan voorlezen, dat gedicht zit in het pakket en komt vóór Berceuse nr 1 van Paul van Ostaijen.

Onder het lezen van de toneeltekst van Kamer 411 kwam het gedicht opzetten en ik besloot om de bundel mee te nemen naar de voorstelling en het na afloop voor Franz Marijnen en Bien De Moor voor te lezen.

[zie http://mededelingen.over-blog.com/article-kamer-411-de-liefde-is-zo-kort-het-vergeten-zo-lang-120025172.html ]

Wat gebeurde. Ze waren zo onder de indruk dat ze vroegen om een kopie. De volgende dag was het gescand en per mail bezorgd. Vrij snel volgde een innige bedanking.

Het gedicht komt uit de bloemlezing ‘Pablo Neruda, Een kooi vol liederen. Gedichten gekozen en vertaald door Riekus Waskowsky’, uitgegeven in 1974 door De Arbeiderspers, Amsterdam. Het sluit de selectie af uit Neruda’s bundel Veinte Poemas de Amor. Voor de lezers van Mededelingen geef ik het gedicht in vertaling [met een titel], gevolgd door de oorspronkelijke [titelloze] versie.

Riekus Waskowsy overleed in 1977. Laat dus dit een hommage zijn aan Waskowsky, Neruda, en het publiek van de NvdP in ’73.

Guido LAUWAERT

 

VANNACHT ZOU IK

 

Vannacht zou ik zeer trieste verzen kunnen schrijven.

 

Bijvoorbeeld schrijven, ‘De nacht is aan scherven gevallen

en ver weg huiveren de sterren blauw.’

 

De nachtwind kolkt in de lucht en zingt.

 

Vannacht zou ik zeer trieste verzen kunnen schrijven.

Ik hield van haar, zij soms van mij.

 

In nachten als deze hield ik haar in mijn armen

en kuste haar zoveel en zoveel onder de eindeloze hemel.

 

Ze hield van mij, ik soms van haar.

Hoe zou ik niet van haar grote stille ogen hebben gehouden.

 

Vannacht zou ik zeer trieste verzen kunnen schrijven.

Te denken dat ze niet de mijne is. Te voelen dat ik haar verloor.

 

De onmetelijke nacht te horen, nog onmetelijker zonder haar,

het vers valt dan in de ziel als de dauw op de weiden.

 

Wat maakt het uit dat mijn liefde haar niet vasthield.

De nacht is aan scherven gevallen en ze is niet bij mij.

 

En dat is alles. In de verte zingt iemand. In de verte.

Mijn ziel is ontevreden omdat hij haar verloor.

 

M’n blik zoekt haar om haar naderbij te brengen.

M’n hart zoekt haar en ze is niet bij mij.

 

Het is dezelfde nacht die dezelfde bomen wit maakt.

Maar wij, die van vroeger, zijn niet meer dezelfden.

 

Zeker, ik hou niet meer van haar, maar hoeveel hield ik van haar.

M’n stem zocht de wind om haar oren te beroeren.

 

Van een ander, een ander zal ze zijn. Zoals vóór mijn kussen.

Haar stem, haar helder lichaam, haar eindeloze ogen.

 

Zeker, ik hou niet meer van haar, maar misschien toch hou ik van haar.

De liefde is zo kort, het vergeten zo lang.

 

Want in nachten als deze hield ik haar in mijn armen,

mijn ziel vindt geen vrede omdat hij haar verloor.

 

Hoewel dit de laatste pijn is die zij mij doet lijden

en dit de laatste verzen zijn die ik voor haar schrijf.

 

*

 

Puedo escriber los versos más tristes esta noche.

 

Escribir, por ejemplo: ‘La noche está estrallada,

y tiritan, azules, los astros, a lo lejos.’.

 

El viento de la noche gira en el cielo y canta.

 

Puedo escribir los versos más tristes esta noche.

Yo la quise, y a veces ella también me quiso.

 

En las noches como ésta la tuve entre mis brazos.

La besé tantas veces bajo el cielo infinito.

 

Ella me quiso, a veces yo también la quería.

Cómo no haber amando sus grandes ojos fijos.

 

Oír la noche inmensa, más inmensa sin ella.

Y el verso cae al alma como al pasto el rocío.

 

Qué importa que mi amor no pudiera guardala.

La noche está estrellada y ella no está conmigo.

 

Eso es todo. A lo ;ejos alguien canta. A lo lejos.

Mi alma no se contenta con haberla perdido.

 

Como para acercarla mi mirada la busca.

Mi corazón la busca, y ella no está conmigo.

 

La misma noche que hace blanquear los mismos árboles.

Nosotros, los de entonces, ya no somos lo mismos.

 

Ya no la quiero, es cierto, pero cuánta la quise.

Mi voz buscaba el viento para tocar su oído.

 

De otro, Será de otro. Como antes de mis besos.

Su voz, su cuerpo claro. Sus ojos infinitos.

 

Ya no la quiero, es cierto, pero tal vez la quiero.

Es tan corto el amor, y es tan largo el olvido.

 

Porque en noches como ésta la tuve entre mis brazos,

mi alma no se contenta con hanerla perddido.

 

Aunque éste sea el útimo dolor que ella me causa,

y éstos sean los últimos versos que yo le escribo.

Partager cet article
Repost0
3 octobre 2013 4 03 /10 /octobre /2013 14:00

 

Wortel.JPG

Een van de mooiste compromissen die er in EU-verband al gesloten is betreft een agrarisch. In Portugal vinden ze, wij kennen die hier niet, wortelconfituur enorm lekker. Op zeker ogenblik werden er in Brussel subsidies verdeeld om de verwerking van fruit te steunen. Daarbij zou Portugal omdat daar vrij weinig om vruchten wordt gegeven een flinke som gelds mislopen, behalve…. Juist: behálve als de Europese Commissie zou beslissen dat wortels fruit zijn. En zulks geschiedde. Officieel is een wortel voor Brussel geen groente meer, maar fruit! Maar ís een wortel fruit? Fruit is altijd de vrucht van een plant, zoals een aardbei. Groente kan ook een ander deel zijn, bijvoorbeeld het blad, de knol, de stengel of de wortel. Maar er zijn ook hier natuurlijk uitzonderingen: tomaten en komkommers zijn ook vruchten, maar die noemen we weer groente. Er is nog een verschil tussen fruit en groente: fruit kan je altijd rauw eten, maar groente niet altijd. Ook aan die definitie beantwoordt de wortel: je kunt die rauw eten. Ik vind dergelijke oplossingen altijd fascinerend. Nu nog even afwachten hoe de EU de verdere politieke integratie aan gaat pakken. Maar da’s natuurlijk een ander paar mouwen. Niet dat het cura posterior  is, maar het definiëren van wortels is daarbij vergeleken natuurlijk wel klein bier….

Bert BEVERS

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche