De Mont Ventoux, ook wel Géant de Provence of Mont Chauve genoemd, is een uitdaging voor allerlei wielertoeristen die willen bewijzen dat zij voor geen kale reuzen opzij gaan. Teneinde de verovering van deze gigant te promoten, organiseert Sporta sinds 2005 jaarlijks de Ventourist, waarbij al degenen die zich geroepen voelen, 'en bloc' de Kale Berg beklimmen. Maar ook buiten deze groepsmanifestatie vinden elk jaar duizenden dapperen het nodig om te tonen dat zij hetzelfde kunnen, zij het niet zo snel, als wat vóór hen illustere wielergoden deden. Sommigen zijn met één beklimming niet content, zij doen het twee, drie en méér keren na elkaar in één etmaal. De Herentalse sportdokter (en oud-leerling van mij) Toon Claes, die ook Tom Boonen en Jurgen Van den Broeck weer op het zadel helpt als dezen voor de zoveelste keer tegen de vlakte zijn gegaan, heeft het zelfs negenmaal achter elkaar gedaan – en nog wel met een gebroken sleutelbeen! – en draagt daarmee de titel van 'Adelaar van de Ventoux'.
De Reus van de Provence is vooral bekend van de Ronde van Frankrijk (en van Parijs-Nice en de Dauphiné Libéré ). Op die kaalkop tijdens de Tour als eerste bovenkomen is de natte droom van elke renner en staat zowat gelijk met de Gele Trui in Parijs. Vraag het maar aan Raymond Poulidor of Richard Virenque of aan Jean Robic, Louison Bobet, Eddy Merckx, Charly Gaul, Jan Janssen, Bernard Thévenet, Marco Pantani, Chris Froome die zowel het ene als het andere op hun naam schreven… Het gebeurt echter wel eens dat het stomme geweld van Goliath het haalt op de dapperheid van David. Dat ervoer Tom Simpson op die snikhete dag van 13 juli 1967, toen hij op 1,4 km voor de top voor de laatste keer van zijn fiets viel. Overigens valt er tijdens het fietsseizoen gemiddeld elke week een slachtoffer op de flanken van de Ventoux.
De beklimming van de Reus is inderdaad niet voor iedereen weggelegd. Er is zo maar even een hoogteverschil van 1614 meter tussen zijn voet en zijn top, die je langs drie kanten kan bereiken, nl. vanuit Bédoin, vanuit Malaucène en vanuit Sault. Volgens kenners is de eerste beklimming de moeilijkste: 21,5 km met een gemiddelde hellingsgraad van 7,5%. De klim vanuit Sault bedraagt 26 km en is minder steil met een gemiddelde van 4,4%. Hij wordt dan ook de mietjeskant genoemd. Vanaf Malaucene heeft de route een gemiddelde stijgingspercentage van 7.2 %.
Voor heel wat wielertoeristen is de beklimming van de 'Mont des Vents' een overwinning op zichzelf, waarmee ze de wereld willen verbluffen. Niet te tellen zijn de BV's van alle slag die dat bravourestukje op hun rekening hebben geschreven: acteurs, politici, fotografen, sportlui , journalisten, regisseurs…. Van Bert Anciaux tot Kris Peteers en Geert Bourgeois, van Wouter Vandenhaute tot Helmut Lotti, van Tom Van Dijck tot Jef De Smedt, en ja, zelfs Baron Stijn Coninckx hees zich op eigen kracht naar boven. En ook de vrouwelijke beroemdheden willen niet onderdoen voor de mannelijke krachtpatsers: Hilde Crevits, Marleen 'Simonneke' Merckx, Ann 'Doortje' Tuts, An 'Bieke' Swartebroeckx, Saartje Vandendriessche, Annemie Struyf verkozen dan misschien wel de mietjeskant, maar ze deden het toch maar. Ook Minister van Cultuur Joke Schauvliege heeft al eens getoond dat zij van de Ventoux minstens evenveel afweet als van Matthias Schoenmakers (aka Schoenaerts) en Zjef Geenie (aka Yevgueni).
En jawel, er zijn ook literaire pedaalridders die zich willen meten met de kolos. De meest bekende is Willy Verhegghe, die in een aantal verzenbundels de heroïsche gevechten van de Flandriens en andere coureurs bezongen heeft en aan campionissimi de status van onsterfelijkheid heeft gegeven: "Renners sterven niet,/ ze verdwijnen alleen maar uit het zicht/ eens zij met niet te evenaren stijl/ de laatste finish hebben overschreden/ en de snelheid van het leven/ hen met stijve spieren achterlaat.// Want koersen blijven ze,/ook al vallen hart en wielen stil,/ zij gaan in duizend hoofden door/ met duwen en nooit doodgaan,/ hun zweet geeft blijvend glans/ aan het asfalt.// Weet dat/ wanneer de aarde hen dan toch/ met tegenzin bedekt,/ hun naam voor altijd/ als een echo tussen bergen/ zal weerklinken."
Maar ook Paul Rigolle, Miel Vanstreels, Staf de Wilde, Frank Pollet, Patrick Cornillie, Philippe Cailliau, Bert Bevers hebben de kale reus eronder gekregen. En wie kent het sonnet 'Mont Ventoux' van Jan Kal niet, dat begint met "Dichten is fietsen op de Mont Ventoux" en eindigt met "toch haal ik, ook al is de hitte schroeiend,/ de top van deze winderige berg:/ ijdelheid en het najagen van wind"..
Met dit terzet zit Kal in het spoor van… Francesco Petrarca. Jarenlang verbleef de tot 'magnus poeta' gekroonde grootmeester in Fontaine-de-Vaucluse, in de nabijheid van de Mont Ventoux. Het was daar dat Petrarca de meeste van zijn Epistolae familiares schreef, waarin hij aan vrienden verslag deed van zijn uitstappen en tochten in heel Europa. In Epistula IV-1, gericht aan zijn biechtvader, de Augustijner monnik Dionigi di Borgo San Sepolcro, beschreef hij zijn voettocht naar de top van de Mont Ventoux. In deze brief beweerde de dichter dat hij de eerste mens was die een bergtop besteeg omwille van het uitzicht van de top, louter uit begeerte om zijn bijzondere hoogte nader in ogenschouw te nemen.
Het was op 26 april 1336 dat de Italiaan de berg beklom, in het gezelschap van zijn jongere broer, Gherardo, een kartuizer monnik. Wanneer hij eindelijk boven was, werd zijn schoonheidservaring al gauw overheerst door een zekere angst en verwarring. Om daarmee in het reine te komen besloot hij iets te lezen uit een boek dat hij altijd bij zich had: de Confessiones van Augustinus. Hij slaat het boek open en leest het slot van Caput 8 Liber 10:
"Et eunt homines mirari alta montium, et ingentes fluctus maris, et latissimos lapsus fluminum, et Oceani ambitum, et gyros siderum, et relinquunt se ipsos, nec mirantur;quod haec omnia cum dicerem, non ea videbam oculis, nec tamen dicerem, nisi montes et fluctus et flumina et sidera, quae vidi, et Oceanum, quem credidi, intus in memoria mea viderem spatiis tam ingentibus, quasi foris viderem;nec ea tamen videndo absorbui, quando vidi oculis; nec ipsa sunt apud me, sed imagines eorum."
[Vertaling: "En de mensen gaan de hoogte der bergen bewonderen, en de machtige golven van de zee, en de brede stroom der rivieren, en de gang van den oceaan, en de baan der sterren, en zij verlaten zichzelf, zonder zich te verwonderen. Terwijl ik dit zei, zag ik dat alles niet met de ogen, maar toch zou ik het niet zeggen, als ik de bergen en de rivieren en de stromen en de sterren, die ik zag, en de oceaan, waaraan ik geloofde, niet innerlijk door mijn geheugen zag in zo'n ontzaglijke ruimten, alsof ik het buiten mij zag (met mijn ogen). En toch slikte ik al die dingen niet in door het zien, toen ik ze zag met de ogen; en ook zijn zij zelf niet bij mij, maar hun beelden."]
Onmiddellijk daarop verwijt Petrarca zichzelf de ijdelheid van de beklimming, en daarbij van al zijn streven, om vervolgens vast te stellen, dat alleen de ziel het waard is om bewonderd te worden. Daarbuiten is er niets....
Frans DEPEUTER