Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
3 juin 2014 2 03 /06 /juin /2014 12:41

 

Voor-Cinema-Trivia.jpg

 

Bezig in de herinneringen van Stijn Streuvels. “1910. Met Dr. Emile Lauwers mijn eerste reis naar Londen, waar een merkweerdige Japanse tentoonstelling te bezichtigen viel, ’t geen mij toen volledig bekend maakte met land en volk van het Verre Oosten. Op diezelfde reis heb ik Shakespeare zien opvoeren door Engelse acteurs, en dan nog wel met de vermaarde Bierbaum-Tree in de hoofdrollen.” Dat maakte me nieuwsgierig. Zou er iets over die Bierbaum-Tree te vinden zijn? Een filmfragmentje wellicht? Het kostte de nodige moeite iets te achterhalen, maar dat is Streuvels’ schuld. Ik zocht in mijn naslagwerken bij de B, op Bierbaum-Tree. De auteur verschreef zich echter: hij bedoelde Beerbohm Tree, die volledig Herbert Beerbohm Tree heette, later zelfs Sir en bijgevolg onder de T moet worden gezocht. Max Beerbohm was een broer van hem, en de dichteres Iris Tree een van zijn dochters. Sir Herbert Beerbohm Tree (1852-1917) verwekte ook nog enkele buitenhuwelijkse kinderen. Regisseur Sir Carol Reed is een zoon van hem, en acteur Oliver Reed bijgevolg een kleinzoon. Goh, van Sir Herbert Beerbohm Tree zelf had ik echter nooit gehoord. Eerst vond ik een audiofragment, ooit verschenen op His Master’s Voice:

http://www.youtube.com/watch?v=vCG2KY8jpdg

Wat later trof ik ook nog eens beeldmateriaal! In 1899 verfilmde The British Mutuscope and Biograph Company in een regie van William Kennedy, Laurie Dickson én Walter Pfeffer Dando King John. Het is de oudst bekende verfilming van een werk van William Shakespeare, Er resteert een fragment waarin Sir Herbert Beerbohm Tree naar mijn smaak een potje overacting van de bovenste plank ten beste geeft:

http://www.youtube.com/watch?v=SXCvWkjCTvo

Bert BEVERS

Partager cet article
Repost0
2 juin 2014 1 02 /06 /juin /2014 10:15

 

Tekening-MDD-4--Geknipt-papier-1--Scheirs-2014.jpeg

(c) Jan Scheirs

De weblog Mededelingen van het CDR ging van start op 26 januari 2008. Ondertussen namen al meer dan 271.000 “unieke lezers” kosteloos kennis van meer dan een half miljoen pagina's. In mei telden we 6.265 “unieke lezers”, goed voor 10.066 pagina's.

Uit respect voor de abonnees die door hun leesgeld de publicatie van de Mededelingen mogelijk maken heeft het Directiecomité beslist een behoorlijk aantal berichten niet langer on line te publiceren.

*

De deelname aan de (stijgende) kosten bedraagt 12 € per maand voor de papieren editie, twee afleveringen verzonden per post, of 6 € per maand voor de elektronische editie, verzonden per mail, te storten op rekeningnummer 320 – 0084130 – 04

ten name van C. Lantsoght IBAN BE10 3200 0841 3004.

*

In de zopas verschenen 232ste aflevering wordt hulde gebracht aan Ineke van den Bergen. Prof. mr. Peter Nicolaï en de schrijvers en programmamakers Roel Bentz van den Berg, Wim Kayzer, Mieke De Loof (laureate van De Diamanten Kogel 2010) en Edzard Mik evoceren Ineke in al haar minzaamheid en veelkleurigheid. Ontroerende portretten om blijvend te koesteren...

Luc Pay brengt hulde aan prof. dr. Clem Neutjens, overleden op 28 mei.

*

Inhoud

Necrologisch

Erik VAN DEN BERG: Ineke van den Bergen

Luc PAY: Clem Neutjens

In memoriam Ineke van den Bergen

Ineke

Peter Nicolaï, Roel Bentz van den Berg, Wim Kayzer, Mieke De Loof en Edzard Mik

Gouden Strop 2014

GoudenStrp.jpgPatrick Conrad, Corine Hartman, Esther Verhoef, Tomas Ross en Donald Nolet

Kritisch

Richard FOQUÉ: Het eigen terrein van dichter Bert Bevers

Cinema Trivia

Bert BEVERS: Beeldschoon portret van een lelijke stad

Door de leesbril bekeken

Philippe Cailliau; Bert Lezy

Achteruitkijkspiegel

Mark Verstockt: de pletwals van het expressionisme

Colofon

*

De deelname aan de (almaar stijgende) kosten bedraagt 12 € per maand voor de papieren editie, twee afleveringen verzonden per post, of 6 € per maand voor de elektronische editie, verzonden per mail, te storten op rekeningnummer 320 – 0084130 – 04

ten name van C. Lantsoght IBAN BE10 3200 0841 3004.

Partager cet article
Repost0
1 juin 2014 7 01 /06 /juin /2014 21:42

 

Clem Neutjens werd geboren te Mechelen op 9 augustus 1928. Hij studeerde Germaanse filologie aan de KULeuven (1946-1950) en behaalde er zijn licentiaatsdiploma met de verhandeling De liefde in het werk van Albrecht Rodenbach, naast het baccalaureaat in de wijsbegeerte. Daarna volgden twee jaar legerdienst in Gent, waar hij door een introductie van prof. Westerlinck in contact kwam met Herman Uyttersprot en het project van een doctoraat wellicht definitief vorm kreeg.

 

Van 1953 tot 1965 was Neutjens als leraar verbonden aan het Sint-Michielscollege te Brasschaat. Hij gaf er les (Nederlands en Frans) in hoofdzakelijk de ‘lagere cyclus’, wat hem iets meer ruimte bood om ondertussen ook aan zijn doctoraat te werken. Oud-leerlingen herinneren zich hem als “één van onze beste leraars” of “een innemende persoon die erg stipt en ordelijk tewerk ging”. Bovendien was hij op school zeer nauw betrokken bij de Tekenakademie (o.m. als lid en later voorzitter van de raad van beheer) en bij de Literaire Akademie (als mentor van fervente lezers en schrijvers-in-spe, die overigens geregeld ten huize Neutjens ontvangen werden), zelfs nadat hij in 1965 het college verlaten had – deze ‘akademies’ waren door toenmalig leraar Bart Mesotten in het leven geroepen. Belangrijker echter is de vaststelling dat Neutjens zelfs bij die jongsten van het secundair niet aarzelde om het vrij enge kader van een bloemlezing als Zuid en Noord met eigen ‘stencils’ te overstijgen en auteurs als Marsman of Walschap te introduceren, of om oudere en geïnteresseerde leerlingen van hogere leerjaren ook kennis te laten maken met het academisch-filologische bedrijf. Na zijn doctoraat (1963) werd hij door de toenmalige rector van het college benoemd tot ‘coördinator voor taal- en letterkunde’.

 

Op 16 mei 1963 doctoreerde Neutjens te Leuven, met grote onderscheiding, met het proefschrift Friedrich Gundolf. Zijn cultuurhistorische achtergrond, zijn theorie en methode.

 

Prof. dr. José Aerts (Albert Westerlinck) loofde het hoog intellektueel niveau, de meesterlijke ontledingen van het oeuvre van Gundolf en vooral het feit dat het werk van Dr. Neutjens de eerste grondige studie is van de literaire teorieën van Friedrich Gundolf.” (1)

 

Dit doctoraat werd later uitgegeven als Friedrich Gundolf. Een methodologisch onderzoek van zijn belangrijkste werken (Heideland, 1968). In juli 1965 werd Neutjens benoemd tot hoogleraar aan de UFSIA in de faculteit Wijsbegeerte en Letteren, sectie Germaanse filologie.

 

Als student Germaanse kreeg ik van hem les gedurende vier jaar, zowel aan de UFSIA (1970-1972) als aan de UIA, die in 1972 was opgericht (waar hij voorzitter van het departement taal- en letterkunde en decaan zou worden, lid van de Rectorale Raad en de Algemene Vergadering, en beheerder van academische aangelegenheden).

Dat impliceerde gedurende vier jaar het uitermate boeiende vak ‘Literatuurwetenschap’, maar in de kandidaturen ook ‘Oude Nederlandse teksten’ en ‘Heuristiek’ of studie van de bronnenapparaten van de (Germaanse) filologie, waar een vierdelige cursus van zowat 450 bladzijden bij hoorde boordevol bibliografieën en bibliografieën van bibliografieën. Hoe moest je zoiets in godsnaam onder de knie krijgen? Neutjens’ mededeling dat het allemaal niet ‘geblokt’ moest worden en dat het om een ‘open boek’-examen zou gaan, stelde me niet erg gerust. Want zijn voornaam mag dan wel ‘de genadige, de goedmoedige’ betekenen, in die kandidatuurjaren aan de UFSIA – met de toen nog vigerende vrij grote afstandelijkheid tussen prof en student – noopte zijn verschijning ons allemaal tot wat ik nu maar enigszins eufemiserend ‘ontzag’ en ‘omzichtigheid’ zal noemen, en het was bij alle studenten bekend dat hij niet al te gul was met zijn punten. Maar het is uiteindelijk gelukt en ik koester die vier kanjers, die mij in latere jaren danig van dienst zijn geweest, nog steeds met veel eerbied, net zoals zijn Techniek van de filologische arbeid trouwens. Aan de germanisten van de Duitse sectie gaf hij het vak ‘Oude Duitse teksten’ en als ik het goed heb, doceerde hij in de rechtsfaculteit ook het vak ‘Europese literatuur’.

 

Maar vooral dus een ontzaglijke rijkdom op het gebied van de literatuurwetenschap: psychologische en sociologische literatuurstudie, receptie-esthetica, structuralisme, linguïstische poëtica en stilistiek, het probleem van de evaluatie van literaire werken, wetenschappelijkheid (objectiviteit versus subjectiviteit), literarireit … voor ons destijds soms vrij cryptische (en erg recente) theorieën, benaderingen of concepten die hij als voortreffelijk didacticus feilloos wist te verduidelijken en toegankelijk te maken, zeker tijdens werkcolleges aan de UIA waar van de studenten onvoorwaardelijk eigen lectuur werd verwacht en inbreng onder de vorm van serieus debat. In 1984 synthetiseerde en becommentarieerde hij die diverse literatuurbenaderingen onder de titel Methoden als listen in boekvorm (Acco).

 

Als wetenschapper (2) werd hij gedreven door enerzijds een onvoorwaardelijke liefde voor zijn studieobject – de literatuur, maar anderzijds door op zijn minst waakzaamheid zoniet erg kritisch wantrouwen ten aanzien van haar studie-methoden (die hij trouwens veelzeggend genoeg ‘listen’ noemde: pogingen om de literaire ongrijpbaarheid te verschalken). Als student beseften we helaas te weinig hoezeer Neutjens het revolutionaire, subversieve, her-scheppende karakter van kunst en literatuur genegen was, al voelden we dat ongetwijfeld ‘onderhuids’ aan. Die scepsis ten aanzien van zijn eigen discipline zou hij later in steeds explicietere bewoordingen ventileren, waarbij verwijten als ‘sclerosering’, ‘steriel narcisme’, ‘gewild cryptisch jargon’ of ‘reductionisme’ ten aanzien van het literair-wetenschappelijke ‘bedrijf’ niet van de lucht waren. Deze positiebepaling van Neutjens, die paradoxaal of ambivalent kan lijken, wordt door zijn collega Walter Gobbers echter omschreven als complementair, als gezonde zelfkritiek en als een uiting van gefundeerde afkeer van methodologische eenzijdigheid ten aanzien van de complexiteit van het kunstwerk. Bovendien beklemtoonde Neutjens telkens weer de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de universiteit en van de wetenschap, ook die van hem, tot op de hoogste niveaus van Academia (2).

 

Het valt dan ook niet zo moeilijk te begrijpen dat Neutjens zich tijdens zijn emeritaat meer en meer afkeerde van de wetenschapsbeoefening in ‘enge’ zin. Zelf vertrouwde hij mij een aantal jaren geleden toe dat hij voortaan zijn energie wilde wijden aan dingen die hem maatschappelijk relevanter én dringender leken, vandaar zijn belangeloze inzet voor Moeders voor Moeders in de Antwerpse Seefhoek. Maar het verklaart wellicht ook zijn toenemende belangstelling voor concrete, actieve participatie aan toneel (bij de theateropleiding Open Living te Berchem, bijvoorbeeld) of in het kunstgebeuren (via toespraken bij vernissages).

 

Clem Neutjens kon zich ten volle onplooien tijdens het gouden tijdperk van eind jaren zestig, begin jaren zeventig, een scharniertijdperk waarin een vernieuwend enthousiasme schering en inslag was op alle terreinen en zowat alles mogelijk leek, ook en vooral aan de pas opgerichte nieuwe Antwerpse universiteit, de UIA. Als studenten werden we plots geconfronteerd met een nieuwe academische cultuur: de relatie tussen profs en studenten veranderde grondig, en vooral werd ons door verschillende professoren op het hart gedrukt dat we als afgestudeerden niet mochten vastroesten in academische zelfgenoegzaamheid maar veeleer de socratische wijsheid moesten blijven koesteren ‘dat we in feite nog niks wisten’. Zelfrelativering, kritische zin, volgehouden creativiteit en nieuwsgierigheid: dat waren uitingen – én permanente opdrachten – van dat nieuwe, fantastische, uitdagende en bevrijdende klimaat waarin Neutjens ten volle kon gedijen maar dat hijzelf tegelijkertijd heel actief en doelbewust mee bepaalde en vorm gaf. Hoe ver hij daar blijkbaar zelf in kon gaan, wordt plezierig duidelijk uit volgend getuigenis van Vitalski:

 

op een vrydagmiddag tydens een cursus franse filosofie onderbrak ik die professor neutjens in zyn bepaalde lofzang op jeanpol sartre, zeggende:"als u dat meent, professor, dan moet u, vind ik, ons nu metéén naar parys brengen!!" professor clem neutjens zei meteen:"wat doet u zometeen?" "ikke? niet veel, het wordt weekend." "leg uw jas dan al maar in myn koffer, we zyn er vandoor." hy deed het, zomaar onvoorbereid heeft die neutcrazy ons toen naar parys gechauffeerd (myzelf, ginette en emanuel bruynseraede) én ons daar een weekend lang overal rondgeleid. superfreak!! gelukkig, hy was erg ziek, maar nu is hy weêr helemaal op de been!!” (3)

 

Ik ga er nog altijd trots op dat ik onder zijn hoede mijn licentiaatsverhandeling mocht schrijven en indienen, overigens probleemloos in de destijds ‘revolusionaire spelling’ in Kollewijnse trant (‘funksie’, ‘marksisties’, ‘burgerlik’, ‘werkdefinisies’, ‘essensie’, ‘teoreties’, dat soort dingen). Het kon toen allemaal. Bovendien was die ietwat raadselachtige prof van de kandidaturen ondertussen een erg minzame en bezorgde mentor-promotor geworden die mij meermaals privé, dus bij hem thuis, ontving voor overleg en verbetering van de tekst, die lectuur suggereerde en zelfs voorstelde om voor mij artikels te lezen en samen te vatten.

Die ‘thesis’ werd uiteindelijk gepubliceerd in het Nieuw Vlaams Tijdschrift en daarna zelfs opgepikt door Kritisch Akkoord. Ik stel, nu pas, tot mijn verbijstering en schaamte vast dat in beide gevallen nergens gewag wordt gemaakt van de oorspronkelijke vorm van dat artikel noch van de promotor die aan de basis ervan lag. Ik troost mezelf echter met twee gedachten: ten eerste dat dit verzuim hoogst waarschijnlijk gedicteerd werd door redactionele richtlijnen, en ten tweede dat Clem Neutjens zélf zonder enige twijfel gelukkig was met deze publicatie.

 

Hij overleed, omringd door de liefdevolle zorgen van zijn familie, thuis te Brasschaat op 28 mei. De afscheidsviering heeft plaats in de H. Hartkerk te Brasschaat-Donk, Kapelsesteenweg 216, op donderdag 5 juni 2014 om 11 uur.

Ik blijf hem erg dankbaar voor heel veel en koester blijvend zijn inspirerende herinnering.

Luc PAY

 

(1) Aldus de anonieme kroniekschrijver in Schakel. Kontaktblad van het Sint-Michielskollege, jrg. 15 (1963) nr. 2, p. 5.

 

(2) Zie: J. Van Houtte, ‘Aantekeningen voor een portret’ en Walter Gobbers, ‘Clem Neutjens en de Algemene Literatuurwetenschap’ in: Luc Herman, Geert Lernout & Paul Pelckmans [red.], Veertien listen voor de literatuur. Huldeboek aangeboden aan Prof. Dr. Clem Neutjens. Kapellen, Pelckmans, 1993.

 

(3) http://vitalskiblog.blogspot.be/2008/10/blog-post_2712.html

 

Partager cet article
Repost0
1 juin 2014 7 01 /06 /juin /2014 18:58

Kurt van Eeghem reageerde op de vorige aflevering: “Prachtig, wat zit daar allemaal nog in de schatkast?”. Tja, meer dan ik vermoed...

Ik kan hem alleszins geruststellen: de schilder Jan Scheirs (twintig jaar geleden of zo ook bekend voor zijn abele spelen) maakt er resoluut werk van... Ik word genadeloos, maar al bij al niet minder stimulerend geconfronteerd met een (ja, rijk) verleden. Elke foto die ik hier online breng, activeert immers mijn (literaire) geheugen en de herinnering aan zovelen die zoveel voor mij betekend hebben.

Ik was niet van plan een tweede aflevering te publiceren. De talrijke positieve reacties zwepen mij echter op dit wel te doen.

Jamais deux sans trois” – een derde blog komt er dus. En dan: (voorlopig): schluss damit. Schrijven, niet kijken, daar gaat het over.

Emmeke.jpg

Emmeke Clément, Van Ostaijens “luie luipaard”... (ca 1917)

Pringsheim.jpg

Prof. dr. Peter Pringsheim, schoonbroer van Thomas Mann, en zijn echtgenote, Emmeke Clément (begin jaren '30).

Vannier.jpg

De blinde dichteres Angèle Vannier draagt uit haar werk voor (Liberator, Antwerpen 24 februari 1962; foto: Pieter Jespers). Ze schreef “Le chevalier de Paris” een hit van Edith Piaf.

Lambotte.jpg

Laurent Tailhade, Jacques d'Adelsward-Fersen en Guillaume Apollinaire waardeerden haar werk: Emma Lambotte, (Wilrijk, eind oktober 1963; foto: Pieter Jespers).

VAES.jpg

Kloksgewijs: Guy Vaes, Bart Vonck, Luc Boudens, Henri-Floris Jespers (Antwerpen, BatoBatu, ca 2005: foto:Renaud).

Partager cet article
Repost0
1 juin 2014 7 01 /06 /juin /2014 04:03

Dank zij de toegewijde hulp van de schilder Jan Scheirs ben ik eindelijk tegen heug en meug mijn omvangrijk fotoarchief min of meer aan het klasseren.

En wat kwam er nu weer uit die ogenschijnlijk onuitputtelijke toverdozen?

Mijn-ouders.jpgMijn ouders (eind de jaren 50)

NeuhuysMaes.jpg

In gesprek (1966, 1967?) met de dichter Paul Neuhuys en Sylvain Maes (boezemvriend, industrieel en collectioneur van werk van grootvader Floris Jespers)

PVOnijmegen.jpgLezing over Paul van Ostaijen (Universiteit Nijmegen, 1969, 1970)

GeerasertsenCo.jpgVecu, ca 1975 ( van l. naa r.: Eleonore, Patrick Conrad, Jef Geeraerts en Staf Breugelmans)

MetSpillemaeckers2001.jpgGesprek met Werner Spillemaeckers (Nieuwjaar 2001)

MetLampoPriuts.jpgIn het Provinciehuis met Pruts en Hubert Lampo (mei 2003)

*

Aan de hand van mijn dagboek kan ik die foto's precies dateren. Heeft nu geen belang, werk voor later... Net als het verder klasseren.

Ja, foto's als visuele aantekeningen...

HFJ

 

Partager cet article
Repost0
30 mai 2014 5 30 /05 /mai /2014 03:37

 

Philippe-Cailliau--foto-Bert-Bevers-.JPG

Philippe Cailliau (foto: Bert Bevers)


In de poëzie van Philippe Cailliau leeft de dood op een uitdagende manier en worden ziekte, liefde, toekomst en bederf eerlijk met de lezer gedeeld.

Ja, het leven is geen lolletje voor deze dichter uit 1954. Maar in zijn gedichten herstelt Cailliau des levens onbalans met subtiele bravoure. Hij deed dat al in Het boek nul (uitgeverij Kleinood & Grootzeer, 2013) en, potjandorie, hij flikt het nu opnieuw, en zo mogelijk nog achtelozer, in Niets verloren, de bundel die bijna gaat verschijnen.

Deze dichter verpoedert ziekte, melancholie en machteloosheid tot een ongewone smaakmaker en brengt je daarmee lekker van je stuk. Zijn gedichten hebben de innerlijke souplesse van liederen en de ironisch verbeten pijn van blues.

Omdat het Poëziecentrum Nederland heropent in Nijmegen is er van 14 t/m 21 juni een week van activiteiten in de nieuwe vestiging.

Op zaterdag 21 juni is er een aflevering van Ontmoet de dichter, met als gast Philippe Cailliau. Dichter en poëzie-animator Wim van Til, de drijvende kracht achter het Poëziecentrum Nederland, zal aan Cailliau vragen hoe het allemaal gekomen is. Een speciale poëzieprent (door graficus Gerrit Westerveld vervaardigd) met een gedicht van Cailliau wordt ten doop gehouden en het officieel in september te verschijnen Niets verloren zal onder de toonbank verkocht worden.

Het komt nooit goed, nooit goed, in nergens meer. Zo eindigt een van de nieuwe gedichten. Dit prachtig verwoorde inzicht beangstigt niet. Bij Cailliau geeft het troost.

Take it away, Phil!

Zaterdag 21 juni, 14.00 uur: Ontmoet de dichter, met Philippe Cailliau. Poëziecentrum Nederland, Mariënburg 29, Nijmegen

http://www.poeziecentrumnederland.nl/

Erick KILA

Partager cet article
Repost0
29 mai 2014 4 29 /05 /mai /2014 13:19

 

Gisteravond werd Jeroen Olyslaegers, laureaat van de 64e Arkprijs van het Vrije Woord gehuldigd.

Zie de blog van 10 april: http://mededelingen.over-blog.com/article-arkprijs-van-het-vrije-woord-jeroen-olyslaegers-123281027.html

Het welkomstwoord van Lukas De Vos, voorzitter van het Arkcomité, ging 'Over de Noodzaak van Vrije Meningsuiting'. ■

*

Habent sua fata libelli et balli. Dazu gehört dass sie zur rechten Zeit treffen und eintreffen. Ernst Jünger kon het niet beter parafraseren in zijn In Stahlgewittern uit 1920 – in het Nederlands heet dat boek Oorlogsroes. Boeken en kogels hebben dezelfde opdracht: op het juiste moment inslaan en doel treffen.

Dat is de bedoeling van de Arkprijs van het Vrije Woord. Op zoek gaan naar treffende teksten die de tijdsverschijnselen vatten. Vaak voortijdig, vaak profetisch, zoals de film van Ingmar Bergman de jaren dertig als waarschuwingsbord aanreikte in Het Slangenei uit 1977.

We leven in een nieuwe roes van herdenkingen. De Groote Oorlog zal een heel jaar de mensen herinneren aan de breekbaarheid van de democratie en de onvermijdelijke noodzaak van vrije meningsuiting. Want ook vandaag nog zijn er drie gevaren die onze open maatschappij bedreigen: de inperking van onze privacy; de zelfcensuur; en misschien ergst van al, de dwingelandij van de politieke correctheid.

Privacy bestaat niet meer. Niet meer door de ontzagwekkende ontwikkeling van de asociale media – internet, twitter, facebook, gsm, iPhone, iPad, het lijstje is oneindig. We zijn op weg naar de complete bespiedingsmaatschappij, door de overheid, door de orde, door de hackers. George Orwell beschreef die ontwikkeling al in 1984 : overheidskontrole mondt onvermijdelijk uit in indoctrinatie, geschiedenisvervalsing, mediamanipulatie, afluistering, spionage. De tiran wordt anoniem. De kracht van anonieme tirannen bestaat erin de goegemeente te doen geloven dat het volk beslist over de regeervormen waaronder ze leeft. Gesundes Volksempfinden. Het is als de middeleeuwse geslepenheid van de duivel: zijn macht bestaat erin te doen geloven dat hij niet bestaat. De eerste kogel.

Zelfcensuur, zich conformeren aan wat achtbaar en decent wordt beoordeeld. Ik lees vandaag in De Morgen (de krant met de meest feitelijke, bevooroordeelde en grammaticale miskleunen) dat de BBC het woord ‘meisje’ als racistisch scheldwoord censureert. We zijn zot geworden. Alsof een neger geen zwarte is, en een langneus geen blanke. Stop de nonsens, stop het zelfverwijt, en laat Zwarte Piet zijn wie hij is. Laat de zelfbevlekking en de zelfkastijding over aan de flagellanten van de leerstelsels die zichzelf als absoluut verheven achten boven de gewone mens. Meisjes, ik zeg u: laat u niet doen; want zoals in Pakistan hangt de steniging boven uw hoofd, als u de andere kant opkijkt. Schrijvers, ik zeg u: blijf non-conformistisch, desnoods uitspuwbaar. Céline, d’Annunzio, Vian, Kurt Köhler, Thomas Mann, vandaag Piketty en Finkielkraut hebben het u voorgedaan. Want waar de angst voor ongebondenheid toeslaat, ontstaat een nieuwe index, ontstaat een nieuwe lijst van verboden boeken, ontstaat een nieuwe Eerwaarde Heer Joris Baers die Marnix Gijsen in de ban sloeg in 1950, ontstaat een boekverbranding. Verdoemenis zal uw lot zijn, maar de innerlijke bevrijding is onbetaalbaar en een Sint-Elmusvuur voor al wie de vrijheid van denken genegen is. De tweede kogel.

Politieke correctheid is de meest hachelijke vorm van geketend worden. De bekroning van Jeroen Olyslaegers kreeg aanvankelijk uit de meest diverse hoeken zure commentaren, ik wil ze u niet verhelen. De onverdachte ketter Joël de Ceulaer schreef in Knack: “Die maatschappijkritiek van u is maatschappijkritiek van de Aldi: gemakkelijk, goedkoop, en vlakbij. U verkondigt alle meningen waarvoor men elkaar in artistieke kringen brevetten uitreikt”. Er is niks mis met den Aldi. En begrijpelijke kritiek heeft het voordeel begrijpelijk te zijn. Als dus, dixit De Ceulaer, Gerolf Annemans recht tegenover u zat en hij de indruk had “dat hij u wel schattig vond”, past daar maar één antwoord op: Et alors ? Als zelfs Annemans dat begrijpt ? Zo kreeg ik een mail van Benno Barnard, die mij vriendelijk bestraffend voor de voeten wierp: “Jullie slagen er telkens weer in nu juist het geboden, voorspelbare, correcte denken te bekronen – de keuze is steevast veilig en onomstreden”. Ik vind dat vreemd. Iemand die een academische loopbaan opgeeft, die zich inzet voor de minstbedeelden, letteren en soepbedeling kan koppelen, wat is daar mis mee ? Benno is een goede vriend, maar hij blijft een kleine calvinist. Het belerende vingertje is nooit ver weg. Ik kan Benno geruststellen. Ook over Johan Swinnen en Johan Sanctorum, Jozef Deleu en Aboe Jahjah is aardig gedebatteerd door de jury.

Maar in deze tijd van nieuwe flinksheid en vermanend cultuurideologisme moet cultuur niet politiek bepaald worden. Cultuur moet opnieuw de politiek veroveren. Cultuur moet opnieuw de politieke leiding op zich nemen. In de zuiverste betekenis van het woord: de polis bevragen, het openbaar debat uitlokken, tot nut van ’t algemeen. De derde kogel.

 

Daartoe kan de Arkprijs zijn kleine bijdrage leveren. Klein, en dus belangrijk, omdat hij uitsluitend uitgaat van morele verdiensten. Het is hoe langer hoe minder een toeval dat de voorbije jaren laureaten zijn gekozen die zich bewegen op velerlei terreinen tegelijk. De ontstelde econoom Paul de Grauwe. De ongrijpbare volksdichter Peter Holvoet-Hanssen. De internationalist Philippe Van Parijs. De boeteprofeet Geert Buelens. De grote ontzuiler Luk Huyse. Hoezo “veilig en onomstreden” ? Alle laureaten hebben stuk voor stuk hun geuzennaam verdiend.

 

Cultuurmensen zijn de kanaries voor alle maatschappelijke ontsporingen die sluipend als metaangas de echte inspraak van de bevolking vergiftigen. Het is een van de bedenkingen geweest waarom wij dit jaar Jeroen Olyslaegers de Arkprijs van het Vrije Woord hebben toegekend. Om het met die andere latinist te zeggen: Rari nantes in gurgite vasto. Weinig blijven bovendrijven in de maalstroom. Olyslaegers houdt zich met het kleine bezig, niet met het verhevene. Een “Geefplein” is hem nader dan het geslacht der engelen. Olyslaegers bezet vreedzaam verschillende terreinen. Proza, theater, film, soepbedelingen, stadspleinen, plastische kunsten. Van zo’n bezetting kunnen wij maar dromen. Want anders is het gevaar groot dat “uw stok achter de deur” sneller dan verwacht kan omslaan in “de klop op de deur”.

Lukas DE VOS

*

Karl Van den Broeck hield de laudatio, waarna Jeroen Olyslaegers een dankwoord uitsprak.

Partager cet article
Repost0
28 mai 2014 3 28 /05 /mai /2014 22:19

 

Bart-Stouten.jpg

 

Op zaterdagavond 7 juni blikt Klara-stem en dichter Bart Stouten poëtisch terug op ‘Kersen Eten om Middernacht’, zijn opus magnum (1) en belicht hij nieuw, nog onuitgegeven prozawerk.


Billy-Pletinck.JPG

Pianovirtuoos Billy Pletinck omkadert de fluwelen taal van Bart Stouten met een uitermate romantisch programma: Chant Polonais nr. 6 F. Chopin/ F. Liszt,- Prelude opus 23 nr.6, S. Rachmaninoff, Polonaise opus 26 nr.1 F. Chopin, Le Cygne C. Saint- Saens / L. Godowski, Nocturne opus 15 nr. 1 F. Chopin Valse opus 38 A. Scriabin, Isoldens Liebestod Tristan und Isolde ( opera van Wagner) F. Liszt en Melodya opus 21 nr .9 van S. Rachmaninoff/ A. Volodos

Kortom een avond met poëtisch en muzikaal vuurwerk.

Welkom in Opus 4 op zaterdag 7 juni om 20u , Love2Arts Gallery, Desguinlei 90, 2018 Antwerpen. Tickets: 10 € / –12j gratis.

Frank DE VOS

Affiche-070614.jpg

Enkele nuttige links:

http://sorodha.be/

http://www.facebook.com/Sorodha1814

 

  1. http://mededelingen.over-blog.com/article-lucienne-stassaert-over-het-meerstemmige-proza-van-bart-stouten-119324567.html

http://mededelingen.over-blog.com/article-frank-de-vos-2013-eigenzinnig-in- boeken-121821368.html

http://mededelingen.over-blog.com/article-henri-floris-jespers-losse-notities-xxxxii-dangre-stouten-en-proust-119217339.html

Partager cet article
Repost0
27 mai 2014 2 27 /05 /mai /2014 20:22

 

BertLezy.jpg

In het Atelier Jacques Gorus, Venusstraat 29 te 2000 Antwerpen exposeert Bert Lezy zeefdrukken, lino's, etsen en tekeningen. Bij de opening zaterdag 7 juni, treedt The Valerie Solanas om 20u op.
Verder toegankelijk tot 29 juni op zaterdagen en zondagen van 14u tot 17u.

Partager cet article
Repost0
27 mai 2014 2 27 /05 /mai /2014 14:30

 

Cinema Trivia 1-copie-1

Ik ken geen treuriger gevoel dan de weg weten in een huis dat niet meer bestaat.” Ik moest aan dit citaat van Rudy Kousbroek denken bij het bekijken van Of Time And The City  van Terence Davies. De cineast schetst een beklijvend beeld van een tijd die niet meer bestaat. En toch ook weer wel, maar bevolkt door andere mensen....

Ik ben een groot bewonderaar van het werk van Terence Davies (° 1945). Herinner me goed hoe ik zijn kortfilms  Children(1976), Madonna And Child  (1980) en Death And Transfiguration (1983) met open mond bekeek. Zijn thematiek: de worsteling met het rooms-katholieke geloof, met zijn seksualiteit, zijn hang naar het verleden, de gigantische fascinatie voor de wereld van de film! Hij kwam tot volle wasdom met de meesterwerken Distant Voces, Still Lives  (1988) en The Long Day Closes  (1992), waarin hij zijn jeugdjaren ontroerend mooi reconstrueert.

Cinema-Trivia-2-copie-1.png

Of Time And The City  kende ik echter nog niet. Is het een documentaire? Is het een visueel gedicht? Het zachte timbre van de stem van de verteller sleept je mee het portret van Liverpool in, Davies’ Liverpool. Hij geeft de stad genadeloos, maar met warme liefde weer. De film staat bol van de fraaie literaire citaten en passende muziek. Of Time And The City  vervolledigt het beeld van Terence Davies, en van de Terence Davies die Terence Davies vroeger was. Beeldschoon! En dankzij YouTube  gewoon te bekijken:

http://www.youtube.com/watch?v=oFszucIZeko

Bert BEVERS

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche