Vrijdag 25 april werd de nieuwedruk van Bezette stad in het Letterenhuis te Antwerpen gepresenteerd. Zie: http://mededelingen.over-blog.com/article-paul-van-ostaijen-nieuwe-druk-van-bezette-stad-123442454.html
Hier dan de integrale tekst van de toespraak van uitgever Marc Beerens (Vantilt).
In de zomer van 1914 wordt Antwerpen geheel onverwacht gebombardeerd vanuit een zeppelin. Na een korte belegering valt de stad in handen van de Duitsers.
Zes jaar later probeert Paul van Ostaijen, zelf Antwerpenaar, vanuit Berlijn, waarnaar hij is uitgeweken om een gevangenisstraf wegens belediging van kardinaal Mercier te ontlopen, het leven en de chaos van de bezette stad in woorden te vangen. Hij kiest daarvoor de vorm van, om het ietwat oneerbiedig te zeggen, een kakofonie. Met flarden van liedjes, reclameteksten, affiches, filmbeelden, krantenberichten, namen, straatkreten, en in een door de associatie geleide schriftuur roept hij de beelden en geluiden op van de belegerde en bezette stad in al haar vervreemdende wanorde. Van Ostaijen doet dit, zoals hij ook op het bijbehorende buikbandje van het boek laat zetten, in een ‘ritmiese typografie’.
Van deze ‘ritmiese typografie’ kent u allemaal de voorbeelden: BOEM PAUKESLAG in grote vette letters, als om het oorverdovende geluid en de intensiteit van een granaatinslag te laten weerklinken in de vorm van de woorden.
De zeppelin in de vorm van een zeppelin.
Het affiche dat het optreden aankondigt in de ‘Grote Zirkus van de H. Geest’ van ‘het wereldberoemd trio’ ‘Godsdienst & Vorst & Staat’.
Deze fameuze typografische experimenten hebben Bezette stad tot een icoon gemaakt van de moderne Nederlandstalige poëzie. En met recht tot een icoon, want bijna 100 jaar na eerste publicatie is Bezette stad nog steeds een monumentaal werk, dat niets aan kracht heeft ingeboet en onverminderd modern aan doet.
In die ‘ritmiese typografie’ verwerkt Van Ostaijen het verloop van de belegering en de bezetting van Antwerpen tot en met de aftocht van het bezettingsleger, en verbeeldt hij het dagelijkse én het nachtelijke leven in de bezette stad. Bezette stad is hét kunstwerk bij uitstek waarin het bezette Antwerpen, maar eigenlijk iedere bezette stad, op grootse wijze wordt opgeroepen. Het is een onvergetelijk monument voor een stad in oorlog. Alleen dat al rechtvaardigde een heruitgave in dit jaar waarin we het uitbreken van de Grote Oorlog herdenken.
In de prospectus om Bezette stad aan te kondigen, schreef Van Ostaijen voor wat betreft de ritmiese typografie de programmatische regels: ‘Gedrukte poëzie is gedrukte woordkunst. Zo zijn de mogelikheden van de druk in verband met de woordkunst tot het laatste uit te baten. Ziehier: het klimmen en stijgen van de regels, magere en zware letters, de kaskaden van de vallende woorden over het blad, zelfs verscheidene lettertypen: zoveel middelen die typografies het ritme van het gesproken woord suggestief zullen weergeven.’
De boekverzorging van Bezette stad nam Van Ostaijen trouwens niet zelf ter hand. Om die ‘ritmiese typografie’ vorm te geven, werd de hulp ingeroepen van Oscar Jespers. Oscar Jespers en zijn broer, de schilder Floris Jespers, waren Antwerpse vrienden van Van Ostaijen. Oscar Jespers bekommerde zich trouwens niet alleen om de verzorging van het binnenwerk van Bezette stad, maar hij maakte ook de markante omslagtekening voor het boek. Deze tekening bevindt zich thans hier in de collectie van het AMVC Letterenhuis. Als uitgeverij zijn we het AMVC Letterenhuis zeer erkentelijk dat het een opname van die originele tekening beschikbaar heeft gesteld voor de heruitgave van Bezette stad die we vandaag lanceren. Dank en hulde aan Leen van Dijck en haar team! Al evenzeer ben ik het AMVC Letterenhuis erkentelijk voor de buitengewone gastvrijheid die het ons vandaag biedt om onze heruitgave van Bezette stad ten doop te houden.
Terug naar Oscar Jespers. Die moet zeer veel tijd hebben gestoken in de boekverzorging van Bezette stad. Dat ‘gestoken’ mogen we trouwens wel zeer letterlijk nemen, want om een aantal letters en om de houtsneden in het boek te kunnen afdrukken, ontwierp en ‘stak’ Jespers deze zelf uit palmhout. In een brief van 9 december 1920 verzekerde Jespers Van Ostaijen: ‘Stel u gerust. Ik stak de letters in de hardste palm. (…) Op bovenzijde sneed ik de letters, verlaat gij dat; is zo hard als metaal. Zij zijn ongeveer 5 mm diep uitgegroefd. Kunnen dus inkten verdragen zonder te kladden.’
In het schitterende boek van Jose Boyens over de genese van Bezette stad lezen we dat Oscar Jespers aan het eind van zijn leven verzuchtte: ‘Mijn vrouw was toch maar een braaf meisje, dat ze dat goed vond, dat ik maar hele dagen in de drukkerij zat voor Paul.’
Om een indruk te krijgen van die enorme hoeveelheid tijd en werk die Oscar in de boekverzorging van Bezette stad stak, en van de moeilijkheden waar hij tegenaan liep om de ‘ritmiese typografie’ ten volle uit te werken, wil ik graag kort enkele sprekende citaten geven uit de brieven die Oscar Jespers vanuit Antwerpen aan Paul van Ostaijen in Berlijn schreef over de totstandkoming van Bezette stad.
In een brief van 29 november 1920 doet Oscar verslag van allerlei praktische problemen met het verkrijgen van de niet alledaagse lettertypen die ze nodig hebben: ’Ik heb nu nieuwe prijs aan drukker gevraagd. Die komt eerstdaags. Gij ziet de verschillende letters op 1 blad. Het zijn vooral groote lange fijne stokletters, gelijk die gij opgaaft. Zulke letters bezit geen drukker. Ik heb dus besloten om uw boek als geheel smaakvol en keurig uit te geven, ze zelf in hout te steken. Ziehier een resultaat. Oordeel niet op details. Ge moet begrijpen dat ik met een gewoon inktkussen en de druk van mijne hand geen resultaat als met een machien kan bekomen. Dat begrijpt gij. Maar zijn de letters niet in dien geest. Zoo zullen wij nu werken. Wat volgens mij niet aan manuscript beantwoordt, maak ik in palmhout gelijk deze. Het is genoeg voor de eerste 15 bladzijden, dan zetten wij de proef. Drukken ze af en die zend ik u ter correktie. Gekorrigeerd zend jij ze terug en wij drukken die eerste bladzijden definitief af. Dan doen wij een volgend aantal. Geen enkel drukker bezit elsevier in die grootte in voldoende maat om b.v. een half boek in een te drukken.’
Bijzonder aardig is ook de brief van Oscar Jespers van 4 januari 1921 aan Van Ostaijen, waarin hij hem gerust stelt: Trek u dus niets van uw boek aan. Het komt. Ik hoop tegen april ten laatste. Ik trap de drukker op zijn pooten en sta alle dagen in zijn huis.’ En, iets later in diezelfde brief van 4 januari 1921: ‘Toch tref ik met de drukker wel akkoord. Ik zet hem ’t mes op de keel. Hij zal betaald worden om goed werk. Slecht werk weiger ik. Meer nog: Ik zal hem verwittigen dat voor elk slecht gebrocheerd boek ik den verkoopprijs (zeggen wij 15 frank) minder op de gezamenlijke rekening betaal. Hij zal wel oppassen.’
En wel het mooiste citaat, ook uit de brief van 4 januari 1921: Oscar schrijft aan Van Ostaijen: ‘Dus versta wel. Ik ben niet hardnekkig om je boek uit te geven omdat er van mij tekeningen in voorkomen. Neen dat niet. Ik ben er voor omdat het een zeer goed werk is dat ze moeten kennen. Ik heb er de koorts van op mijn lijf al die kloterij te zien ophemelen en wij zouden werkop den zolder hebben. Neen, neen, neen –’
Van Ostaijens woorden en Oscar Jespers’ betrokkenheid en begeestering en zijn ‘ritmiese typografie’ hebben inderdaad geleid tot ‘een zeer goed werk dat ze moeten kennen.’ Bezette stad is, ik zei het al eerder, een monumentaal kunstwerk dat blijft fascineren en intrigeren.
Ik speelde al langer met de gedachte om het boek nog eens in zijn volle glorie af te drukken. In het Verzameld werk van Paul van Ostaijen staat Bezette stad immers niet goed afgedrukt, het originele, tamelijk grote formaat is sterk verkleind naar het boekformaat van het Verzameld werk. En weliswaar verschenen begin jaren ’70 en begin jaren ’90 eerder al facsimile-uitgaven, maar zij zijn zelf inmiddels schaarse collector’s items geworden in het antiquariaat.
Het leek mij dus een goed idee om in dit herdenkingsjaar van het uitbreken van de groote oorlog, herdenkingsjaar ook van de belegering en bezetting van Antwerpen in de zomer van 1914, een nieuwe facsimile-heruitgave van Bezette stad te brengen. Daarmee is dit onnavolgbare kunstwerkin zijn originele verschijningsvorm en in zijn volle glorie weer voor een groot publiek beschikbaar.
Foto: Bert Bevers
Een bijzondere eer is het mij dan ook dat ik nu het eerste exemplaar van ‘mijn’ facsimile-heruitgave van Bezette stad mag aanbieden aan Henri-Floris Jespers. Iemand die zelf zo’n grote staat van dienst heeft, niet alleen voor de Paul van Ostaijen-kunde, maar voor de letteren en het letterkundige leven in de breedst mogelijke zin. Henri-Floris is een kleinzoon van Floris Jespers, als gezegd de broer van Oscar, en een kleine genealogische oefening leert dat Oscar Jespers dus zijn oudoom is. Het doet mij dan ook veel genoegen en deugd om aan een Jespers, aan iemand uit een familie die zulke grote verdiensten heeft voor de totstandkoming van Bezette stad, ‘mijn’ facsimile-heruitgave te mogen aanbieden. Ik overhandig Henri-Floris nu dus graag het eerste exemplaar, en ik spreek uiteraard de hoop uit dat Bezette stadook anno 2014 indruk mag maken op een groot publiek.
Marc BEERENS