Amedee Forestier, "A Hundred Years Peace" (1914). Courtesy Library and Archives Canada.
Op de voorgevel van de winkel Esprit in de Gentse Veldstraat 47 prijkt een bronzen plaquette. Beknopt laat het in twee talen weten dat tweehonderd jaar geleden in dat pand een historische gebeurtenis plaatsvond. Van augustus tot december 1814 verbleef een Amerikaanse en een Engelse delegatie in de Arteveldestad. Na vier maanden soebatten was het zover: de Verenigde Staten van Amerika en Groot-Brittannië beëindigden hun tweede en laatste gewapend conflict. Het akkoord, 200 jaar oud, wordt in het najaar herdacht, zowel in België als in de U.S.A., Canada, en in mindere mate Groot-Brittannië.
Dertig jaar na de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog waren de Verenigde Staten en Groot-Brittannië opnieuw slaags geraakt. Na twee jaar vechten stond het Britse rijk er militair niet goed voor en Amerika bevond zich economisch in een hachelijke situatie. Er zat voor beide partijen niets anders op dan te trachten tot een vergelijk te komen.
Dat de missie in Gent doorging is een wonderlijke en tevens niet onlogische beslissing geweest. De belangrijkste Europese vastelanden, waaronder Frankrijk, Duitsland en Nederland, hadden een vinger in de pap. Maar ook Groot-Brittannië weerde zich sterk. Het voorstel om in Londen te onderhandelen was voor de Amerikaanse maar tevens voor de Franse regering dan ook onaanvaardbaar. De voorkeur werd gegeven aan een neutrale plaats en de Britse regering legde zich dan maar neer bij de keuze van een stad van waaruit men makkelijk naar Londen kon vluchten in geval een ander land zich, op z’n zachts gezegd, militair een woordje wilde mee placeren. Het tweede, Franse voorstel, Göteborg, vond al evenmin genade in de ogen van de Britten als van de Amerikanen. Zweden mocht dan neutraal zijn, de kinderloze Zweedse koning was dat niet. Hij had Napoleons ‘maréchal de France’, Jean-Baptiste Bernadotte, geadopteerd en de man werd daardoor kroonprins. Hij mocht zich dan wel tegen zijn vroegere keizer hebben gekeerd, maar door zijn afkomst kleefde er een te sterk Frans geurtje aan de Zweedse politiek. Het feit dat Bernadotte de Britse kant gekozen had, pleitte ook al niet voor de gewenste rust en het onderling vertrouwen.
Wie het was valt niet meer te achterhalen, maar iemand stelde Gent voor. Niemand die al van deze stad had gehoord. Het voorstel vond echter vrij snel bijval. Nadat Napoleon in 1814 een eerste maal was verslagen, had de Franse bezetter zich ijlings teruggetrokken en bevond België zich in een positie waarin het geen staatsvorm had. Het zou duren tot het Congres van Wenen in 1815 eer het opnieuw een staatsstructuur kreeg, als uitbreiding, zeg maar versterking van de Hollandse staat tegenover Duitsland. Dat was een wens van niet alleen Holland, maar tevens Frankrijk en Groot-Brittannië. Door de ‘statenloosheid’ was België voor alle partijen dus aanvaardbaar. Daarenboven bleek Gent nader bekeken de ideale keuze. Vanuit Gent was Londen makkelijk bereikbaar. Het had een goede verbinding met Oostende, waardoor de Engelse onderhandelaars wekelijks verslag konden uitbrengen bij de Britse koning en regering. Dat was ook de afspraak. De Britten hadden geen beslissingsmacht. Elk onderdeel moest in Londen worden gewikt, gewogen en goedgekeurd. Pas dan mocht de delegatie verder praten.
Dat was niet het geval met de Amerikaanse afgevaardigden. Wilde men overleg dan moest men naar Washington. Een reis heen en weer, en de tijd van praten, zou op z’n minst een maand duren. Iedereen die iets van media, politiek, militarisme en economie afweet, weet dat wachten gevaarlijk is. Wachten betekent stilte en stilte stilstand, met de kans op een onherstelbare breuk. Het meest voor de hand liggend voorbeeld staat in in de roman Lijmen van Willem Elsschot, waarin de oplichter Karel Boorman tegen zijn secretaris Teixeira de Mattos [Frans Laarmans] tijdens zijn grote toespraak in het hoofdstuk ‘Business’ zegt: ‘… stilte is gevaarlijk. Stilte onder ‘t lijmen komt overeen met het adem scheppen door een drenkeling.’ Het is ook niet toevallig dat het beroemdste toneelstuk van de twintigste eeuw Wachtend op Godot is.
Om dus een grote stilte in de onderhandelingen te vermijden had de Amerikaanse president, de tweede van een lange rij, John Adams, gezorgd voor een sterke delegatie. De leider was zijn zoon John Quincy Adams. [Voor zij die het onderste uit de kan lusten: de delegatieleider Adams junior zal in 1825 de zesde president worden.] De andere leden waren James Bayard, lid van het Huis van Afgevaardigden, net als Henry Clay. Tijdens het presidentschap van Adams junior is hij Secretary of State, minister van Buitenlandse Zaken. Het vierde lid was Jonathan Russel, de Amerikaanse ambassadeur in Londen. De vijfde speler was een bankier afkomstig uit Genève, Albert Gallatin. Hij was lid, maar zijn echte opdracht was om een forse lening van Nederland los te krijgen, mocht het vredesoverleg niets opleveren.
Het Britse gezantschap telde drie man en had minder naam en faam. Onnodig volgens de Britse regering, gezien het wekelijks overleg in Londen. Het bestond uit James Lord Gambier, een admiraal van de Royal Navy, een harde dobber, zo hadden de Amerikanen tijdens het embargo vaak ondervonden. Een ander lid van de delegatie was William Adams, een juridisch expert en onderlegd in maritieme zaken. De echte leider was echter Henry Goulbourn, een gewiekst diplomaat en vertrouweling van de Britse minister van Buitenlandse zaken Castlereagh.
Amerikanen versus Britten
Vanaf de eerste dag had de Amerikaanse delegatie de wind mee. Zij arriveerde als eerste in Gent, op 25 juni 1814, en betrok ‘Hôtel des Pays-Bas’ op de Kouter, indertijd het sociaal-maatschappelijk centrum van de stad. John Quincy Adams dacht dat de onderhandelingen hooguit een maand zouden duren. Toen dat tegenviel en de rekening hoog dreigde op te lopen, was het de hoteluitbater zelf die zorgde voor een oplossing. Het Huis Lovendeghem op de hoek van de Veldstraat en de Volderstraat stond leeg. Voor de liefhebbers van details: de straat waar later het eerste gebouw van de Gentse universiteit verrees, dankzij de Nederlandse koning Willem I, dat zich nog steeds in zijn oorspronkelijke staat bevindt, met pal links Boekhandel de Slegte. Volgens de Gentenaars spookte het in Huis Lovendeghem, maar na heel wat over en weer gepraat werd er toch voldoende ‘ongelovig personeel’ gevonden. Na een flinke schoonmaak nam de Amerikaanse delegatie op 31 juli zijn intrek in het spookhuis.
Het gedoe rond de huisvesting draaide voor de Amerikanen goed uit. Ze socialiseerden, werden door de Gentenaars in de armen gesloten, en de inburgering maakte dat ze deelnamen aan het culturele leven. Het gezelschap verscheen bij de soirees van de notabelen, liet zich zien op de zondagse promenades, bezocht de theaters en de uitgaansbuurt van de middenklasse. Tussendoor verschenen ze zelfs op café, speelden kaart en maakten gewoon plezier. Het maakte dat ze door die verbroedering zeer ontspannen was. Dit in tegenstelling tot de Britse delegatie.
De Britten lieten op zich wachten, in de hoop dat in Wenen, waar het Congres plaatsvond dat de kaart van Europa hertekende, de positie van Groot-Brittannië versterkt zou worden, wat hun onderhandelingspositie gunstig zou beïnvloeden.
Het op de rem staan van de Britten beviel de Gentenaars allerminst. Gent heeft van bij zijn ontstaan een no-nonsens-mentaliteit en een sterk relativeringsvermogen. Hautain gedoe bezorgt de bewoners zure verbale oprispingen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Engelsen op afstand werden gehouden. Daarbij komt dat ze zelf voor een koude sfeer zorgden. Eenmaal de onderhandelingstafel verlaten, trokken ze zich terug in hun residentie, aanvankelijk ‘Hôtel du Lion d’Or’, later, op 15 augustus, in het voormalige woonhuis van Lieven Bauwens op Meerham, nu Fratersplein. De vrijdagmiddag vertrokken de Engelsen al naar Londen, om te gaan uithuilen, verslag doen aan de Engelse vorst, de legendarische King George III, wereldberoemd door de film The madness of King George. Door zijn geestelijke stoornissen werd zijn zoon regent. Hij hield meer van spel, drank en vrouwen dan van politiek en diplomatie, wat nadelig werkte op het gemoed van de Engelse onderhandelaars. Hun houding was tevens koel en afstandelijk. De vrije tijd brachten ze door in hun residentie die uitkeek op een weidse groene ruimte. Ze waanden zich daardoor op het uitgestrekte landgoed van een hoog adellijk persoon. En deftig waren ze in extreme mate. Ze liepen voortdurend in gala-uniformen rond, een parade die bij de Gentenaars in het verkeerde keelgat schoot. De Amerikanen hadden ook galakostuums, maar ze trokken ze slechts eenmaal aan: bij het afscheidsbanket in het stadhuis na het tekenen van de vrede.
Er was maar één plaats waar de Britse delegatie zich haar vrije tijd liet zien. Het Hôtel d’Hane de Steenhuyse in de Veldstraat. De uitzonderlijk prachtige interieurs maken nog steeds indruk op de bezoeker. Een van de mooiste parketvloeren van de wereld siert de grote balzaal, de ’salle à Italienne’. Samen met de Amerikanen waren de Britten er gast bij de bewoner, de intendant van het Scheldedepartement, graaf Jean-Bapitiste d’Hane de Steenhuyse. Aanvankelijk ging het er stijf aan toe. Eenmaal aan elkaar gewend buiten de werkuren werd de sfeer gemoedelijker; wat vooral voor de Amerikanen gold. De Britten hielden, noblesse oblige, wat meer afstand.
Het hotel was al beroemd vóór deze historische gebeurtenis. Napoleons minister van Buitenlandse Zaken verbleef er, net als Jérôme Bonaparte, broer van en destijds koning van Westfalen. In 1814, net voor het Amerikaanse gezelschap arriveerde, was tsaar Alexander I er te gast, en kort na het afsluiten van Vrede van Gent de prins van Oranje, de latere Nederlandse koning Willem II. De beroemdste gast was de laatste koning van Frankrijk. Louis XVIII regeerde van 1814 tot zijn dood in 1824, met een kleine onderbreking. Toen Napoleon in 1815 uit zijn ballingsoord in Elba ontsnapte en weer naar Parijs optrok, vertrok de koning spoorslags noordwaarts en belandde in Gent, waar hij zijn intrek nam in het beroemde Hôtel. Daar zou hij 100 dagen blijven, tot Napoleon in Waterloo verslagen was en Louis opgelucht weer zijn troon in Parijs kon bezetten. Dat ging nogal moeilijk, maar niet om politieke redenen. Hij was door zijn vraatzucht zo dik dat er nauwelijks een stoel te vinden was waar hij kon op plaatsnemen, zonder gevaar dat het meubel het begaf. Door zijn omvang transpireerde hij flink. Zelfs de tocht naar de plaats die mijn moeder omschreef als ou même le roi va à pied, zorgde ervoor dat het zweet uit al zijn poriën stroomde. De Gentenaars, die hem terwijl hij dineerde mochten bezoeken – mits betaling, want hij zat financieel krap bij kas – hadden een treffende bijnaam in hun diabolisch dialect voor de volvette vorst; een combinatie van zijn lichamelijke last en de zoveelste met die voornaam: Louis Dieswiet! [Louis die zweet].
Het is jammer dat de ‘hotels’ niet meer te bezoeken zijn. En moest dat zo zijn valt er niet veel te zien van de vroegere grandeur. Ze zijn verbouwd. De onderkant van de voorgevels moest plaatsmaken voor de etalage van winkelketens. De bovenverdiepingen dienen enkel nog als stapelplaats. Enkel Hôtel d’Hane Steenhuyse ontsnapte aan de commerciële beeldenstorm. De laatste tien jaar werd het grondig opgeknapt en valt het opnieuw in zijn oorspronkelijk staat te bewonderen, al moet je over een goed netwerk beschikken voor een bezoek.
Het vredesdocument
De hele onderhandelingsperiode vergaderden de diplomaten om beurten in de Britse en de Amerikaanse residentie, tot uiteindelijk op 24 december 1814 de vrede werd getekend in de residentiële ‘burcht’ van de Britten. Dankzij het dagboek van John Quincy Adams weten we precies - alsof we erbij waren - hoe de onderhandelingen eindigden: ‘Copies were signed and sealed by the three British and the five American plenipotentiaries. Lord Gambier delivered to me three British copies and I delivered to him the three Americans copies of the Treaty, which the said he hoped well to be permanent; and I told him I hope it would be the last Treaty of Peace between Great-Britain and the United States. We left them at half past six o’clock.’
Met het ondertekenen van het akkoord waren de gevechten helaas nog niet voorbij. Door de trage communicatie sloop er een haar in de boter. In januari 1815 werd er nog slag geleverd bij New Orleans. De Engelsen kregen een pandoering van jewelste. Ook op zee werd nog gevochten. De regent weigerde om die reden het vredesverdrag te ratificeren, maar de Britse regering vond het welletjes. Op 16 februari 1815 keurde de Senaat van de Verenigde Staten het verdrag unaniem goed. Op 17 februari werden de ratificatiedocumenten in Washington uitgewisseld tussen president James Madison en een Britse diplomaat en een dag later op 18 februari werd het verdrag geproclameerd.
Het vredesdocument is bijzonder beknopt. Het telt tien artikels, samen goed voor een paar pagina’s. Het deel dat ruimte bood voor ondertekening en ratificering nam meer ruimte in beslag dan de wederzijdse afspraken. De belangrijkste clausule bestaat uit de belofte dat beide landen ermee ophouden mekaar te bekampen. Aan een inleiding, de oorzaak van het conflict, werd geen woord gewijd en het gevolg werd beknopt vermeld in de andere artikels. Het meest gedetailleerde is artikel 9. De Verenigde Staten verbinden zich ertoe de vijandelijkheden tegen de indianen te staken en hun het verloren grondgebied terug te geven, een afspraak die ze niet nakwamen. In artikel 10 beloofden de twee partijen zich in te zetten voor de afschaffing van de slavernij, een belofte die door de Amerikanen noch door de Engelsen nageleefd werd. Ondanks die vage papieren overeenkomst, waar niet uit opgemaakt kon worden wie de winnaar en de verliezer was, werd de vrede een feit. Het meest tevreden was Canada, dat Brits bleef, en opgelucht adem haalde. De angst voor de bezetting van het land door de Amerikanen deinde weg, al bleef het in het achterhoofd van elke Canadees, generatie op generatie, aanwezig. In een bevraging van de bevolking in februari 2012 naar het belangrijkste feit in het bestaan van het land, eindigde de Vrede van Gent op de tweede plaats.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat Canada prominent present zal zijn op de feestelijkheden.
De herdenking moest, en dit voor de detaillisten onder de lezers, honderd jaar geleden al doorgaan. De voorbereidende werkzaamheden waren zo goed als rond. Helaas, het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in augustus 1914 gooide roet in het eten. Maar deze maal is het menens.
Naast de gebruikelijke academische zittingen zijn er tientallen volksfeesten gepland. Kroon op de feesttaart is een remake van de roos. Hij zal heel toepasselijk The Treaty of Ghent heten. Hij is gekweekt in opdracht van de Gentse Floraliën, een vijfjaarlijkse bloemenexpo. Het bestuur van de Société d’Agriculture et de Botanique de Gand, zoals de Floraliën bij zijn ontstaan in 1808 heette, onderhield goede contacten met de Amerikaanse delegatie. Na het afsluiten van het verdrag werden de Amerikanen een speciaal voor de gelegenheid gekweekte roos aangeboden. Met de jaren is de variant helaas verloren gegaan. Maar de warme relatie van toen is niet vergeten. Achter de schermen wordt flink aan de touwtjes getrokken. Met de steun van de Amerikaanse ambassadeur in Brussel wordt onderhandeld om in het najaar de opnieuw gekweekte variant in de tuin van het Witte Huis te mogen planten. Er worden alvast kaarsen gebrand dat dit geschiedt door Michele Obama. Waarna het inrichtend comité hoopt in de Oval Room ontvangen te worden. Voor een statiefoto met de president en de burgemeester van Gent. Hij zal voorzeker uitvergroot worden en een plaats krijgen in het STAM, het Stadsmuseum als wegwijzer naar de culturele juwelen van Gent en een platform voor een actief erfgoedbeleid.
Guido LAUWAERT
Joris De Zutter
(Bron: Treaty of Ghent / 1814 – 2014 – Joris De Zutter – een uitgave van de Stad Gent – Departement Cultuur en Sport)