Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
26 juin 2010 6 26 /06 /juin /2010 19:48

Vooral het feit dat het gerecht ook binnenviel  bij  de commissie-Adriaenssens, die gevallen van seksueel misbruik binnen de Kerk onderzoekt, roept bij velen vragen op. Het parket garandeert alvast dat de privacy van de slachtoffers niet zal geschonden worden. Daar gaat Willem Debeuckelaere, voorzitter van de privacycommissie, mee akkoord.

"Het gerecht heeft een heleboel zaken in huis om precies die privacy van die slachtoffers te beschermen", aldus Debeuckelaere. Hij begrijpt de reactie van Peter Adriaenssens niet. "Misschien te begrijpen in een eerste reactie van schok na een huiszoeking. Maar toch zeer merkwaardig", voegt hij er aan toe.

De directeur van Child Focus, Kristine Kloeck, stelt zich wel vragen bij de actie. Haar organisatie krijgt ook soms te maken met onderzoeksdaden van het gerecht. Als dat zorgvuldig en correct gebeurt, is er geen probleem. Maar was dat wel zo bij de huiszoeking donderdag? "Ik vraag mij af of het nu echt noodzakelijk was om al die dossiers mee te nemen. Ik denk dat hier het evenwicht tussen een justitiele benadering en een welzijnsgerichte benadering tochwel doorbroken is", aldus Kloeck.

(Bron: VRT)

Beslist te lezen (en te bekijken):

http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/binnenland/100626_huiszoeking_zaterdag

*

Het gerecht heeft een heleboel zaken in huis om de privacy te beschermen”.

Lekken bij “het gerecht” of de politiediensten? Neen, nooit, never, jamais! Dat weet toch iedereen die de voorbije jaren de actualiteit heeft gevolgd...

Ik ben het volkomen, maar dan ook volkomen eens met mijn vriend Piet Teigeler, die mij meldt: “Ik ben antiklerikaal, maar de actie van het parket is er ver over.”

Nu is het wachten op de eerste lekken in de gretige media.

Henri-Floris JESPERS

 

Partager cet article
Repost0
25 juin 2010 5 25 /06 /juin /2010 19:37

 

jan-van-riet-077.jpg

Jan Vanriet en burgemeester Patrick Janssens

'De groet' is de titel van de tentoonstelling die op 24 juni, de eerste mooie zomerse avond, geopend werd in het Plantin Moretus museum te Antwerpen. De titel verwijst naar de groet, het huldebetoon, dat Remco Campert bracht aan zijn vriend Hugo Claus op 29 maart 2008 in de Bourla Schouwburg te Antwerpen.

Bij een reeks tekeningen en aquarellen waarin telkens het silhouet van Campert aanwezig is schreef Jan Vanriet enkele aangrijpende gedichten die de sfeer van afscheid en verdriet oproepen. Beide werden samengebracht in een luxueus boekje, vormgegeven door Thomas Soete en uitgegeven door de “Vrienden van de Zwarte Panter”.

jan-van-riet-101.jpg

Adriaan van Raemdonck

jan-van-riet-132.jpg

Jan van Broeckhoven en Frank-Ivo van Damme

Naast de originelen van deze serie wordt er ook illustratief werk van Jan Vanriet getoond: boekcovers, illustraties, tekeningen en aquarellen die hij maakte voor de onvolprezen katern Zeno van de krant De Morgenen voor de boekenbijlage en andere reeksen voor dezelfde krant. Een kamertje is een hommage aan zijn vriend Hugo Claus. In de kleine salon kan men de onstaansgeschiedenis van een kleurenlithografie bekijken

In haar verwelkoming verklaarde mevr. Iris Kockelbergh waarom er geen officiële toespraken waren. Museum Plantin Moretus wil tussendoor ook kleinere tentoonstellingen organiseren die weer een nieuw publiek naar het museum halen en waarbij de bezoekers naast de tentoonstelling ook kennis kunnen nemen van dit unieke Antwerpse museum.

JvdB

jan-van-riet-038.jpgSchepen van Cultuur Philip Heylen en burgemeester Patrick Janssens

jan-van-riet-080.jpg

Veerle Dieltiens, Jan 'Tsjip' Maniewski en Joke van den Brandt

Partager cet article
Repost0
24 juin 2010 4 24 /06 /juin /2010 19:18

MagnItrIpLICIs

operIs phILoLogI

IngenIosa haeC

spLenDet Corona


Prof. em. dr. Andries Welkenhuysen


Bart Mesotten o.praem. (°Diepenbeek, 1923) uitvoerig voorstellen zou ons te ver leiden; ik beperk mij tot enkele summiere gegevens. Deze licentiaat in de theologie en de klassieke filologie gaf vijftien jaar les aan het Sint-Michielscollege te Brasschaat. Hij blijft in eerste instantie de man die in Vlaanderen de Japanse haikoe introduceerde en bekend en geliefd maakte. Hij publiceerde in dit genre eigen poëzie, maar tevens twee standaardwerken errond: Haikoe-boek(1986) en Duizend kolibries(1993), naast Een verre vogel (1998) en Boven de wolken(2003). Hij is de stichter van het ‘Haikoe-centrum Vlaanderen’ (1976) en de oprichter van het tijdschrift Vuursteen (1980), eveneens gewijd aan deze Japanse dichtvorm.

Voor de schoolradio en –televisie verzorgde hij enkele uitzendingen rond de grote literaire meesterwerken (b.v. rond de Divina Commedia).

Bij een groot publiek is hij echter bekend om zijn religieuze rubriek in Knack, die hij gedurende zestien jaar verzorgde, en door zijn taalkundig-etymologische bijdragen in tal van kranten en weekbladen. Deze “etymologische verkenningen” vonden hun neerslag in twee lijvige bundels: Binnenkijken in woorden (1997) en Rondneuzen in woorden (2000).

De nu 87-jarige Mesotten publiceerde de afgelopen zes jaar echter wat wellicht als zijn magnum opus omschreven kan worden, nl. drie woordenboeken: Van aalmoes tot Zwitserse garde(2004, Etymologie en betekenis van duizend woorden rond religie), Valse profeten(2007, Honderden Bijbelse woorden en uitdrukkingen in het Nederlands), en ten slotte vorig jaar Rari nantes. Honderden Griekse en Latijnse gevleugelde uitdrukkingen, afkortingen, voor- en achtervoegsels te gast in het Nederlands– het voorlopige sluitstuk (?) van een prachtig(e) lexicografisch(e) ‘trio’, ‘trits’, ‘triade’, ‘trilogie’.

Het chronogram of ‘carnacioen’ (jaardicht) van professor Welkenhuysen (de opgetelde kapitalen vormen het jaartal 2009) zegt dan ook heel terecht: “Over een grootse driedelige filologische onderneming straalt hier de geniale bekroning.”

Ter repetita placent”? Ten eerste is die ‘ter’ enigszins misplaatst in het bekende gevleugelde woord; secundo: van een echte ‘repetitio’ is er natuurlijk ook geen sprake, wél veeleer van drie werken die organisch groeiden vanuit Mesottens opleiding en belangstelling als theoloog en classicus.

Een derde woordenboek of lexicon dus, dit keer boordevol met klassieke ‘sententiae’, woorden (en naamwoordelijke verbindingen), afkortingen, voor- en achtervoegsels, eigennamen, eponiemen en geoniemen, en “talloze andere vreemde drenkelingen op de zee van het Nederlands” (zoals de kafttekst vermeldt).

Net zoals in de vorige twee lexica krijgen we ook hier een voortreffelijke inleiding waarin de lexicograaf de selectiecriteria, de inhoud en de structuur van de lemma’s en nog enkele andere kleinere problemen (o.m. ‘Overlapping’, ‘Transliteratie’, ‘Spelling van eigennamen’ of ‘Klemtoon’) bondig en helder behandelt en verantwoordt (pp. 7-16).

Bij nagenoeg elk trefwoord geeft de auteur in volgorde: de vorm, de context en de betekenis waarin of waarmee het nu gebruikt wordt; vervolgens de bron (-nen) of vindplaats (-en); en ten slotte zelfs lexicaal-grammaticale toelichtingen bij het woord of de spreuk in kwestie.

Vaak komt daar nog eens de etymologie bovenop en “een of ander leuk weetje dat erbij hoort” (p. 13); en doorgaans is het geheel uiteindelijk voorzien van overvloedige verwijzende voetnoten.

Het boek sluit met handige registers: een alfabetische inhoudsopgave van alle trefwoorden; een register met godennamen en één met de geciteerde Bijbelboeken; een lijst van eigennamen; een ‘beknopte’ bibliografie; volgt dan, alfabetisch op naam van de klassieke auteurs, een register met vertalingen, en ten slotte een korte bibliografie van etymologische woordenboeken.

Aantrekkelijk bij dit alles is het feit dat Mesotten – ook in dit derde lexicon – al deze wijsheid niet brengt op een saaie en droge, puur wetenschappelijke manier of in een voor leken al te cryptische stijl, zoals wel vaker gebeurt in dit soort boeken. Integendeel: de taalkundige en literair-historische toelichtingen en verklaringen worden ingebed in heldere, plezierige en soms erg uitvoerige ‘verhalen’ en levendige anekdoten. Dat is, om maar iets te noemen, b.v. het geval bij ‘veni, vidi, vici’ (2 blz.), ‘veritas’ (dat zelfs 5 blz. beslaat) of ‘gaudeamus igitur’ (meer dan 4 blz.). En als dan nog af en toe ironie opduikt, hetzij als een knipoogje, hetzij als een nogal pijnlijk prikje – maar dan wel volstrekt onvoorzien en ongewild, denk ik (zie b.v. ‘ab uno disce omnes’) – dan ben je vertrokken voor urenlang puur leesgenot.

Eén van de moeilijkste aspecten van zo’n woordenboek is de keuze van de trefwoorden: wat neem ik op, wat niet (zoals de auteur trouwens zelf vermeldt op p. 9)? Mesottens keuze is gebaseerd op het feit dat woorden of uitdrukkingen hun ‘vreemde’ voorkomen hebben behouden. Woorden als ‘tafel’ of ‘zolder’ hoef je hier dan ook niet te zoeken – en terecht. Maar stellen dat ‘manuscript’ en ‘gymnastiek’ “even doorzichtig” (p. 10) zijn geworden als ‘handschrift’ en ‘lichaamsoefeningen’ berust m.i. op een nogal subjectieve, i.c. nét iets te positieve beoordeling van de vertrouwdheid van de modale lezer met zulke Griekse of Latijnse woorden. Maar goed, wellicht is het arbitraire doorhakken van knopen in dit soort werken op een bepaald moment gewoon onvermijdelijk.

Mesotten schrijft overigens uitdrukkelijk: “Ik behandel alleen de woorden die ik om een of andere reden boeiend en/of onduidelijk vind, en waarvan ik veronderstel dat zulks voor vele lezeressen en lezers ook het geval kan zijn.” (p. 8).

Dat woorden als ‘anorexia’, ‘sinecure’ of ‘status-quo’ wél opgenomen werden, lijkt dan ook een evidentie. Maar het in het lijstje (p. 10, r. 6) eveneens vermelde ‘telefax’ (waarvan de component ‘–fax’ wellicht velen kan intrigeren) heb ik tot mijn spijt niet teruggevonden, wat ik ook zoek (ik bedoel dus: op basis van de woorden ‘fax’ of ‘telefax’ in het corpus of in de registers). Natuurlijk wordt het woord opgehelderd onder het lemma ‘facsimile’, maar iemand die dat niet reeds weet, zal het woord moeilijk kunnen localiseren.

Een ander ‘minor problem’ vormt voor mij soms de opname van een lemma in één van de twee grote delen van het woordenboek. Deel 1 bevat “gevleugelde uitdrukkingen”, deel 2 “afkortingen, voor- en achtervoegsels, woorden en eigennamen”. Goed, ik kan mij bij elk van deze concepten wel een en ander voorstellen en op basis daarvan ga ik dan grasduinen in één van beide delen.

In deel 2 vind ik dus, zoals te verwachten valt: ‘ad rem’, ‘ad valvas’ of ‘a fortiori’ naast ‘alibi’ en ‘allochtoon’. Maar tot mijn verbazing ontmoet ik er ook ‘est modus in rebus’ (Horatius), ‘ex abundantia cordis’ (Mattheus), ‘exegi monumentum’ (Horatius), ‘gaudeamus igitur’ (studentenlied 18deeeuw) en ‘laudator temporis acti’ (Horatius).

Anderzijds werden in deel 1 uitdrukkingen opgenomen als ‘cum grano salis’, ‘cum laude’ of ‘Damokles (het zwaard van -)’, wat mij nu precies géén ‘gevleugelde woorden’ lijken te zijn maar gewoon (min of meer versteende, vandaar wellicht hun ‘impact’) naamwoordelijke uitdrukkingen of (zoals in dit geval) ook een eigennaam.

Mesotten was zich van het probleem echter zelf bewust: “Het was niet altijd duidelijk waar de lijn moest liggen”, en iets verder: “Wie in het eerste deel vergeefs zoekt, wordt vriendelijk naar het tweede deel […] verwezen” (p. 21).

De auteur vergeve mij deze ongetwijfeld pietluttige aanmerkingen; ze verzinken gewoon in het niet bij zoveel boeiende en plezierige wijsheid die ons, dit keer via de Nederlandse taal, vanuit de Oudheid toeschittert en verheft: utile dulci mixtum, zoveel is zeker.

Ik wens dit woordenboek van pater Mesotten, dat barst van puur vertelplezier én van erudiete liefde voor taal, voor geschiedenis en voor de Oudheid, dan ook heel veel enthousiaste lezers toe. Ex abundantia cordis!

Ik betuig ook graag mijn oprechte waardering aan de uitgever, de typograaf en alle andere boektechnische medewerkers voor de erg leesbare én tegelijk oogstrelende vormgeving van dit boek.

Luc PAY

 

Bart MESOTTEN, Rari nantes. Honderden Griekse en Latijnse gevleugelde uitdrukkingen, afkortingen, voor- en achtervoegsels te gast in het Nederlands, Averbode, Uitgeverij Altiora, 2009, 765 p., 39,90 €.

 

Partager cet article
Repost0
23 juin 2010 3 23 /06 /juin /2010 16:43

Yannick.jpg

Y. M. Dangre

Op 7 november 2009 verscheen de verhalenbundel Print is dead. Samenstellers Marc Verstappen (Villanella, De Nachten, Kunstbende…) en Harold Polis (uitgever, essayist…) sprokkelden 21 verhalen of verhaalfragmenten bij elkaar van jonge auteurs, van wie de meesten nog geen zelfstandige publicatie op hun naam hebben staan. Jeroen Maris (Humo-recensent) schreef de “nogal kinetische, woordbrakerige” (dixit D. Leyman in DMvan 2-12-2009) inleiding onder de titel ‘Tijd voor nieuwe zangers’ (pp. 7-9).

Met dat epitheton “woordbrakerig” en zijn al te negatieve connotaties ben ik het overigens niet eens. Maris’ inleiding is inderdaad nogal “kinetisch” – qua registers en zinsbouw springerig, hip, beetje branie-achtig ook – maar ze blijft hoedanook erg bondig, to-the-point en vooral: nogal revelerend.

Deze publicatie is (erg) interessant, en wel om een drietal redenen.

De titel Print is deadvoor een gedrukt boek kan alleen maar paradoxaal-ironisch bedoeld zijn en brengt op z’n minst de nogal dubbelzinnige of tweeslachtige positie van de hedendaagse literatuur aan het licht, namelijk haar weifelende houding tussen papier enerzijds en elektronische media anderzijds. Wie een klein beetje met de hedendaagse literaire ‘sien’ vertrouwd is, weet dat b.v. publiceren op papier vrij problematisch is geworden, dat papieren literaire tijdschriften nog slechts nauwelijks bestaan en dat (kortstondige) bekendheid helaas al te vaak afhankelijk is van de mate waarin een auteur zich overgeeft aan ‘performances’ ofte live publieke optredens; anderzijds is het overduidelijk dat het internet een overvloed aan literaire mogelijkheden biedt, b.v. via blogs of andere sites die met literatuur te maken hebben.

De vraag of de digitalisering de literatuur wel degelijk ten goede komt, hoeft niet in dit kort bestek beantwoord te worden. Het moge volstaan te vermelden dat over deze controverse reeds heel wat ‘literatuur’ bestaat en dat b.v. iemand als uitgever Harold Polis daarover heel knappe en zinnige dingen heeft geschreven.

Ten tweede zou een dergelijk boek zeker de interesse moeten wegdragen van zowat iedereen die ‘professioneel’ met literatuur te maken heeft, omdat het, althans in het beste geval, stilistische, inhoudelijke, ideologische en/of andere tendensen en overeenkomsten zichtbaar maakt bij (schrijvende) leeftijdsgenoten. Zo’n bloemlezing kan dus een bepaalde ‘generatie’ detecteren, afbakenen en zelfs in zekere zin creëren. Inleider Jeroen Maris omschrijft de hedendaagse twintigers als “de volgepropte generatie” of “dat luie vlees, dat internetgespuis, dat revolutionaire autismeclubje”, “dat postmoderne bastaardkind van been there, done that” (pp. 7-8). Tja, daar valt wel wat voor te zeggen natuurlijk.

Maar gelukkig, aldus Maris, bloeit op elke mestvaalt “een bloem die eet van stront en regenwater” en de “stemmen die u even verderop hoort […] zìjn die bloem” (p. 8). Hij herkent temidden deze stemmen een aantal generationele krachtlijnen: revolte tegen een tandeloze tijd; terugkeer van de romantiek (jawel…) in die zin dat er “weer volop aan het leven geleden” wordt; de eigen demonen worden uitgekotst; er is veel groot verdriet maar ook “de liefde”, dat “vals en stekelig dier dat op de meest ongelukkige momenten haar stinkende bek openklapt”; de jonge schrijvers hebben het over seks als een “weinig heilzame bedoening” en ook over de dood, het gemis, de eenzaamheid, contactstoornissen… maar ze blijken ook over humor te beschikken.

Of nu al deze symptomen inderdaad typisch zijn voor deze specifieke literaire generatie, en zo ja in welke mate: dat zijn opnieuw vragen die niet in een eenvoudig ‘signalement’ beantwoord dienen te worden maar wel op zijn minst serieus… ‘gesignaleerd’. Voor dat laatste bestaat trouwens nog een derde argument.

Eén van de opgenomen auteurs is namelijk Yannick Dangre, die we reeds langer kennen van knappe Franstalige pastiches van de grote symbolistische poëzie of een prachtige hommage aan Hugo Claus).

Dangre publiceerde de voorbije jaren in o.a. Met andere Zinnen, Deus ex Machina, Mededelingen van het CDR en Het Liegend Konijn. En dus nu een verhalend prozafragment in de anthologie Print is dead – waarbij uitdrukkelijk vermeld dient te worden dat het fragment is weggeknipt uit zijn roman Vulkaanvrucht, die in september 2010 verschijnt bij Manteau.

Maak u niet teveel illusies: het gaat hier immers om een illusieloze (je pèse mes mots!) roman over onmogelijke liefdes, onmogelijke huwelijken en relaties en hoe je daar al dan niet finaal aan kapot gaat. En vooral (naar mijn gevoel inderdaad): “over de prijs die we betalen voor het verleden” (fondscatalogus Meulenhoff-Manteau, 2010). Of nog: het boek wordt omschreven als “een snijdend portret van een vrouw die het spoor bijster raakt” (ibidem).

Na lectuur van Dangres fragment in Print is dead schreef Mark Cloostermans: “Maar dan Y.M. Dangre! ‘Vulkaanvrucht’, een fragment uit zijn aanstaande debuutroman, is een rake schets van een feestje onder ‘bourgeois komiekelingen’ […] Komisch, spannend, gelaagd, met krachtige formuleringen en een knoert van een cliffhanger. Yes, I’m hooked, Y.M. Dangre. Ik wil meer.” (DS-Standaard der Letteren, 18-12-2009)

Andere persstemmen: “Ook Y.M. Dangre [en …] verdienen zonder voorbehoud het predikaat ‘belofte’.” (Dirk Leyman in DM,2-12-2009)

Dood en onverschilligheid zijn ook troef in de bijdrage van Y.M. Dangre, nog een andere schrijver die in Print is dead blijk geeft van talent.” (Jeroen de Preter in ‘De Werktitel’ op www.apache.be, 19-11-2009).

In de fondscatalogus Zomer 2010 van Meulenhoff-Manteau lees ik: “Met dit romandebuut op 22-jarige leeftijd kondigt hij zich aan als een van de grote talenten in de Nederlandse literatuur.” En onder de foto van de cover: “Opmerkelijk debuut van een grote belofte”.

Als dat geen voldoende motiveringen meer zijn om dit boek meteen en massaal in september te gaan lezen, dan kan ik alleen maar concluderen dat ‘print’ inderdaad morsdood is, om niet te zeggen: de literatuur als zodanig. En dan zal ik (helemaal) definitief mijn lier aan de meest cynische treurwilg in mijn omgeving hangen.

Luc PAY

 

Marc VERSTAPPEN en Harold POLIS (red), Print is dead, Antwerpen, Meulenhoff-Manteau, 2009, 173 p., 19,95 €. De covers werden gezeefdrukt en met de hand van stempels voorzien; elk exemplaar van dit boekwerk is dus uniek.

Partager cet article
Repost0
21 juin 2010 1 21 /06 /juin /2010 15:51

In Zomergasten van Maksim Gorki brengt een groep vrienden uit de gegoede klasse de zomer door in een buitenverblijf op het Russische platteland. Zij praten over de kinderen, de liefde, het leven onder het nuttigen van een hap en een slok. Toch gedraagt het gezelschap zich nerveus. Hun positie is in gevaar door de onvrede van de arbeiders- en boerenstand. Onze recensent is gaan kijken en ventileerde zijn mening op een niet gebruikelijk wijze.

Elsschot 28-5-2010 063Guido Lauwaert, Antwerpen, 28 mei 2010

Lauwaert: Jij bent vorige week naar de voorstelling Zomergasten van tg Stan geweest.

Guido: Klopt.

Lauwaert: Ik dacht dat jij uitgekeken was op dit gezelschap.

Guido: Klopt nogmaals.

Lauwaert: Heb je dan geen avond verspild?

Guido: Theater is mijn leven. Mijn moeder zei ooit: Zet onze Guido in een theater en hij is gezond.

Lauwaert: Was er dan geen andere voorstelling die dag?

Guido: Misschien. Maar de zaak is dat Gorki mij uitermate boeit.

Lauwaert: Om zijn literaire kwaliteiten?

Guido: Integendeel. Die zijn niet erg groot. Geboren in 1868, groeide hij op in een sociale broeitijd. Daar maakte hij gretig gebruik van. Maar diepgaand is zijn werk niet. Zijn artikelen over politieke en maatschappelijke vraagstukken zijn niet erg interessant en volgen de politieke evolutie. Hij liep dus niet voorop in de stoet maar aan het achtereinde. Zijn zuiver literaire werk zijn oppervlakkige schetsen uit het volksleven. Daar had hij flink wat succes mee, omdat het publiek verhalen en toneelstukken met een tragische ondertoon beu was. Het had wat anders aan zijn hoofd.

Lauwaert: Maar hij was een socialist tot in de kist.

Guido: Dat dacht je maar. Hij had twee gezichten. Langs de ene kant was hij een steunpilaar voor progressieve schrijvers als de dichter Majakovski – langs de andere kant was hij een communist die trouw de lijn van de partij volgde. Dat voel je zeer goed aan in zijn uitspraken. Tegen Majakovski zei hij een jaar voor de oktoberrevolutie dat hij ‘een grootse, maar een heel moeilijke toekomst tegemoet ging.’ Dat klinkt als een waarschuwing. Ongetwijfeld gefocust op de levenswijze en het literair gehalte van de dichter, maar beide zouden hem in conflict brengen met de partij. Wat ook gebeurde. Gorki was dus eerder een opportunist dan een socialist. Cru uitgedrukt, een lafaard.

Lauwaert: En voor zulke kerels maak jij tijd?

Guido: Het is beter je vijanden te kennen dan je vrienden.

Lauwaert: Zijn toneelwerk wordt nochtans regelmatig opgevoerd.

Guido: Zeer onregelmatig. Wanneer een gezelschap een paar jaar geen stuk van Tsjechov wil programmeren.

Lauwaert: Hij is kwalitatief van een ander niveau?

Guido: Ongetwijfeld. De stukken van Tsjechov zijn scherper, graven dieper, tot op het merg van het gebeente. Er staat geen woord teveel in. Gorki daarentegen is langdradig en de sociale aanklachten in zijn romans als in zijn toneelstukken zijn oppervlakkig. Psychologie moet je bij Gorki niet zoeken. Daardoor is zijn werk gedateerd, niet relevant meer, historisch onbruikbaar, kortom, verouderd.

Lauwaert: En toch is zijn Zomergasten op het repertoire van tg Stan beland?

Guido: Gorki en Stan zijn twee handen op één buik.

Lauwaert: Is dat niet wat arrogant uitgedrukt?

Guido: Voor wie niet verder kijkt dan zijn neus lang is. Kijk, tg Stan heeft duidelijk gekozen voor het vulgaire, niet in de betekenis van ‘gemeen’ maar van ‘volks’. Daar is niets mis mee. De fout die het gezelschap echter maakt is dat het pronkt met die keuze, en de keuze van zijn stukken ook afhankelijk stelt ten dienste van de parade van zijn acteurs. Een parade die zowel lichamelijk als taalkundig is. Extreem gelul, in een bedje van sarcasme en relativering. Het bedje kraakt echter en het zakt ineen door herhaald gebruik.

Lauwaert: Kortom, een verspilde avond?

Guido: Helemaal niet. Ik heb mij kostelijk geamuseerd. Geen leedvermaak. Soms ga ik kijken om na te gaan of mijn eerdere standpunt aan bijsturing toe is. Dat zou ik maar al te graag willen. Verrassing en verbazing zijn pijnstillers voor iemand die gruwt van routine en voorspelbaarheid.

Lauwaert: Maar dat is met deze voorstelling van tg Stan niet het geval?

Guido: Mijn standpunt werd versterkt. Hoewel ruim een derde van het stuk werd geschrapt, blijft het gevoel hangen dat een zin wordt gezegd in functie van de volgende. Daar is een publiek voor, een zeer jong publiek, wat ik dan weer begrijp. We leven opnieuw in een tijd van oppervlakkig vertoon. De jeugd is gauw tevreden. Om met de woorden van Céline uit zijn Voyage au bout de la nuit te spreken: ‘Jonge mensen hebben altijd zo’n haast om een nummertje te maken, dat ze niet erg kieskeurig zijn als het om stijl en decor gaat. Om te beginnen komen ze op bevel klaar.’

Lauwaert: Boden het decor en de rekwisieten dan geen troost?

Guido: Armoede en miserie! Opzettelijk ongetwijfeld, maar waardeloos en door de opzettelijkheid dubbel zo pijnlijk. De acteurs sleurden aan en af met bric-à-brac, een minuut stilstaan was er niet bij, wat zeer storend was voor de concentratie. Zoals stilte, volgens Elsschot, niet verbeterd kan worden, is stilstaan een bewijs van stijl. Bovendien ging een ton tabak in rook op. Pijnlijk voor de rokers in de zaal, zegt deze niet-roker.

Lauwaert: En de acteerprestaties, vielen die een beetje mee?

Guido: Uit een harnas is het moeilijk raken. Iedereen speelde op automatische piloot, waarvan sommige slijtagetrekjes vertoonde. Zoals Damiaan De Schrijver die voor de zoveel maal pronkte met zijn dikke pens, Tine Embrechts wiens raderwerk een radar mankeert, waardoor ze om de vijf voet een motorische storing vertoont. Dat kon er nog mee door. Erger was de schabouwelijk dictie van Minke Kruyver. De enige die er mee door kon was Sarah De Roo. Zij beperkte haar actie tot een minimum en had veel variatie in de stem.

Lauwaert: Af te raden dus, deze productie.

Guido: Au contraire! De lezer moet gaan kijken of er enige waarheid schuilt in mijn mening. Kritische kritieke zijn hoe dan ook interessanter dan lovende. Let vooral op voor lovende met een hoog hoeragehalte. De nieuwste trend by the way van De Morgen. Via de hoofdredactie zijn de recensenten opgedragen alleen nog enthousiasmerende recensies te schrijven. Kritiek is duidelijk in de verdrukking. Op twee fronten. Het front van de hoofdredactie en die van gezelschappen in de rimpels van de marge. Dat mocht uw dienaar ondervinden na de voorstelling.

Lauwaert: Zo! Is er wat voorgevallen?

Guido: Niets om wakker van te liggen, maar wel vervelend. En vooral beschamend voor sommige leden van tg Stan. Ruim een kwartier scholden ze uw recensent het vel van zijn lijf. Om eerdere kritieken. Vooral deze over een vorige productie, We hebben een/het boek [niet] gelezen had hun blijkbaar diep geraakt. Eindelijk konden ze hun gram kwijt.

Lauwaert: Arme man.

Guido: Maak je geen zorgen. Het was een voorstelling uit het leven gegrepen. Zonder dat ze het zelf beseften. Want daar moet je nuchter voor zijn. Ook als je een glas teveel op hebt.

Guido LAUWAERT


Lees de gewraakte kritiek:

http://mededelingen.over-blog.com/article-guido-lauwaert-we-hebben-een-het-boek-niet-gelezen-

Partager cet article
Repost0
20 juin 2010 7 20 /06 /juin /2010 13:34

 

Zaterdag 19 juni werd in de Sint-Anna-ten-Drieënkerk op de Antwerpse Linkeroever een tentoonstelling geopend met werk van grafica Veerle Rooms met als titel “ Mystiek en Mythe in tekens en schrifturen.” Deze moderne ronde kerk bleek de ideale ruimte voor het oeuvre van Rooms die in haar werk steeds op zoek is naar tekens die de mens heeft achtergelaten vanaf de oertijd.

Veerle.jpg

Veerle Rooms

Op haar vele reizen van Zuid Europa tot Zuid Amerika, van Japan tot de Verenigde Staten, van Australië tot Nieuw Zeeland en Siberië, overal vond zij sporen van mythes en verhalen in schrifturen en tekens. Het XVIeeeuwse houten Mariabeeld werd voor haar de “oermoeder” die haar op het spoor zette in haar zoektochten naar de oude verhalen , godsdiensten, sagen enz.

PeterHolvoet.jpg

Peter Holvoet-Hanssen

Stadsdichter Peter Holvoet-Hanssen trachtte op de hem eigen prettig gestoorde en licht chaotische wijze zijn enthousiasme voor het werk van Veerle op het publiek over te brengen.

Naude.jpg

Charles-Pierre Naudé

De Zuid-Afrikaanse dichter Charles-Pierre Naudé, die Veerle leerde kennen op een van haar vele reizen, las een ontroerend gedicht waarvan het thema aansloot bij de tentoonstelling.

Organist.jpg

Jos D'hollander

Beiaardier en organist Jos D’hollander vertolkte op het orgel enkele sublieme muzikale pareltjes van Oscar Van Durme (leerling van Edgard Tinel), Flor Peeters en Lode DeVocht (in Antwerpen “de schone Louis” genoemd).

WillemPerson.jpg

Leo de Ley en Joke van den Brandt

Segers.jpg

Joke van den Brandt en Gerd Segers

JvdB

Partager cet article
Repost0
18 juin 2010 5 18 /06 /juin /2010 18:37

Delphine.jpg

Delphine Lecompte (Londen, 22 januari 1981) is de winnaar van de C. Buddingh’-prijs 2010, een literaire prijs die jaarlijks op het Poetry Festival in Rotterdam uitgereikt wordt. Hij bekroont het beste poëziedebuut van het voorbije jaar. Haar inzending verscheen bij de kleine Nederlandse uitgeverij De Contrabas en draagt de titel De dieren in mij.

Haar gedichten vertellen het verhaal van de jongste generatie dichters dat verdeeld is in twee categorieën. Enerzijds de protesterende en anderzijds de conservatieve. Lecompte behoort duidelijk tot de tweede. Het is geen verwijt, zuiver een vaststelling. Die is ook niet zo moeilijk te vinden voor wie haar familieverhaal kent. Ze is de dochter van een Franse vader en een aan heroïne verslaafde moeder. Daar heeft ze zich duidelijk tegen afgezet, want momenteel woont ze in een piepklein huisje in de Brugse binnenstad, de wereldberoemde sprookjesstad, overwegend bevolkt door mensen met een portemonnee op de plaats van het hart.

Delphine Lecompte heeft zich omgeven met opgezette dieren. Haar leven is een droomwereld waaruit ze kan treden, maar niet te lang. Het veilige nest blijft het oord waar ze niet geconfronteerd wordt met miserie en mensen, niet eens met de buurman, waar ze een lauwe verhouding mee heeft. Uit zelfbehoud. Tot hier en niet verder.

Haar moeilijke jeugd heeft ze van zich afgeschreven in de Engelstalige roman Kittens in a boiler. ‘De Delphine uit de roman is grotendeels verzonnen,’ zegt ze zelf. ‘Ik moest grof uit de hoek komen omdat ze me anders niet zouden publiceren. Die Delphine is wel de vrouw die ik had willen zijn: stout en onverschrokken. In werkelijkheid ben ik bedeesd, lusteloos en laf.’

De drie typeringen vindt men terug in haar poëzie die draait rond variaties op huis, tuin en keuken: auto, dier en buurt. Vanuit die driehoek verraadt ze op onbevangen wijze haar angst. Ze verbergt die achter een relativerende toon en gekke plotwendingen. Elke gedicht is een kort verhaal dat ruikt naar de grootmeester van dat genre, Raymond Carver. Zijn verhalen zijn gebouwd op een raadselachtige, vaak dreigende sfeer. Dat is bij Lecompte niet het geval. Bewust, vermoed ik. Poëzie is voor haar een appel. De appel uit het Engelse gezegde an apple a day keeps the doctor away.

Hebben de psychiatrische instellingen waarin ze in haar pubertijd gezeten heeft haar geïnspireerd voor haar junkroman, Brugge [la morte] is noodzakelijk om haar poëzie een vliegend tapijt te geven. Het openingsgedicht van de bekroonde bundel vat het voorgaande samen. Dat er echter zielsmatig in haar iets broedt waar ze zowel bang als nieuwsgierig naar is, zoals de jonge bruid uit het sprookje Blauwbaard van Charles Perrault, is terug te vinden in de tweede regel van het derde vers. Ze mag dan wel alle mysterie uit haar leven hebben gebannen, hij is er wel. Hoe conservatief de onderhuid ook is, men ontsnapt nooit aan de duivel in het brein.

Guido LAUWAERT

 

Ademloos

 

Toen je auto de tunnel indook

hielden we onze adem in

dat hadden we afgesproken

nog voor ik het licht aan het einde zag

had ik al opgegeven en driemaal mijn longen gevuld

maar zonder jouw adem naast mij

voelde het alsof ze werden gevuld met natte aarde.

 

Ademloos bereiken we de parking

van een vijandige meubelketen

waar je gerookte zalm op Zweeds brood kan eten

terwijl je kinderen of die van een ander

verdrinken in een bad van ballen

of simpelweg worden meegelokt.

 

Je kocht een sofa voor je dochter

die alle mysterie uit haar leven heeft gebannen

en dus werkt aan winsten op varkenskoteletten

het werd een beige sofa met rode spikkels

waar je geen aanstoot aan kan nemen.

 

Op de terugweg werden we bevangen

door smog en weemoed

jij door smog

ik door beide.


Delphine LECOMPTE


Partager cet article
Repost0
18 juin 2010 5 18 /06 /juin /2010 02:10

Rene-Broens-024.jpg

In het fraaie kasteel Walburg gelegen in het prachtige Romain De Vidtspark te Sint Niklaas vond op 17 juni de boekvoorstelling plaats van Reynaert de Vos, een beeldverhaal van grootmeester Marc Legendre naar een scenario van René Broens.

Rik-van-Daele.jpgRik van Daele

Bibliothecaris en Reynaertkenner Rik Van Daele benadrukte in zijn openingswoord de actualiteit van het Reynaertverhaal. In de loop der eeuwen werd telkens opnieuw de link gelegd naar historische gebeurtenissen en vele schrijvers hebben steeds weer interpretaties van dit verhaal gegeven. Op een subtiele manier legde Van Daele een link naar Antwerpen, waar in de loop der eeuwen tientallen Reynaert uitgaven gedrukt werden en naar het Elssschotjaar. De anekdote dat Esschot slechts een boek bezat, namelijk de Reynaert (een uitgave van Prof. Muller uit 1944) verwijst naar de Reynaerdiaanse aard van Alfons De Ridder. In vele brieven en speeches van de schrijver zitten verwijzingen naar Reynaert. En ook de voornaam van zijn pseudoniem, Willem, liegt er niet om !

Louis-van-Dievel.jpg

Louis van Dievel

Louis Van Dievel, verklapte dat zijn vriend Marc Legendre in een onbewaakt ogenblik had toegestemd in een samenwerking met René Broens. Zodra hij echter het scenario gelezen had was hij verwoed aan het werk gegaan, lag hij er ’s nachts van wakker en werd het bijna een obsessie. Hoewel hij niet van “Nawoorden” houdt raadde Van Dievel toch iedereen aan om het nawoord van René te lezen omdat velen, vooral jonge mensen het verhaal niet meer kennen. Nadat hij het boek drie maal gelezen had, een maal snel en gretig , een tweede maal met aandacht voor de beeldtaal, een derde maal oplettend voor de vele verborgen verwijzingen kwam hij tot de conclusie dat het hier om een waar meesterwerk gaat. Ook het taalgebruik, een mix van middeleeuwse en moderne woorden, uitgedrukt in muzikale jamben maakt dat het ook dit gebied een ware krachttoer is.

Rene-Broens-039.jpgRené Broens

Als laatste spreker gaf René Broens een beknopte verklaring van zijn visie op Reynaert die al het slechte in de mens vertegenwoordigt en toonde de vele verwijzingen naar het katholicisme aan. Hij vertolkte dan op met een onnavolgbaar enthousiasme enkele fragmenten uit het boek.

Tot slot wees schepen Lieven Dehandschutter op ontrouw van Rik Van Daele door zijn uitgebreide verwijzingen naar Antwerpen maar, vervolgde hij fijntjes, misschien komt er in Antwerpen wel een Reynaertbrug of een Reynaerttunnel!

Daarna werd er gedronken op het succes van dit uitzonderlijke boek in een zaal van het kasteel opgeluisterd met grote doeken vervaardigd de Antwerpse meester-decorateur Henri Verbuken (ontwerper van de Egyptische zaal in de Zoo) naar de beroemde Reynaert- tekeningen van Wilhelm von Kaulbeck.

Joke VAN DEN BRANDT

Ingrid.jpgJoke van den Brandt (links) en Ingrid van der Veken

HildeReyniers.jpgFrank Ivo van Damme en Hilde Reyniers, redactrice van het onvolprezen tijdschrift Tiecelijn


Schitterende beeldroman van het klassieke Nederlandse epos


Rene-Broens-099.jpg

Een roofdier zonder geweten dat de zwaktes van zijn tegenstanders ruikt en uitbuit. Een psychopaat die zich vermomt als godsdienstleraar, kluizenaar, heremiet, monnik, pelgrim, berouwvolle zondaar, verlosser en met mooie praatjes zijn slachtoffers verleidt. Dat is Reynaert de vos.

Het epos Reynaert de vos werd 750 jaar geleden geschreven. Die verjaardag wordt gevierd met deze nieuwe vertaling van René Broens, en met schitterende beelden van Marc Legendre. Jambische viervoeters geven de tekst voor het eerst het stuwende ritme van de voordracht van toen, en krachtige beelden laten zien waarom Reynaert al eeuwen in de galerij van aartsschurken prijkt.

Rene-Broens-066.jpgRené Broens

Marc LEGENDRE / René BROENS, Reynaert de vos, Amsterdam, Atlas, 132 p., 24,90 €.

Partager cet article
Repost0
15 juin 2010 2 15 /06 /juin /2010 05:10

Op 11 juni werd in de historische Nottebohmzaal van de Erfgoedbibliotheek te Antwerpen een nieuwe vzw aan de pers voorgesteld.

RENARDErfgoedbibliotheek-11-6--10-029.jpg

Directeur An Renard

De vzw Erfgoedbibliotheek werd opgericht door de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience (een hele hap voor wat in de volksmond toch steeds de Stadsbibliotheek zal blijven!), de Openbare Bibliotheek Brugge, de Provinciale Bibliotheek Limburg en de Universiteitsbibliotheken van Antwerpen, Gent en Leuven. Ze richt zich tot iedereen die een hart heeft voor de geschreven, gedrukte en digitale erfgoedcollecties van bibliotheken.

Prof. dr. Pierre Delsaert ontvouwde de plannen van deze nieuwe netwerkorganisatie. Jan Vermassen, raadgever van cultuurminister Joke Schauvliege, las blijkbaar zijn tekst voor de eerste maal en maakte een kapitale verspreking die aan ’t eind van de toespraken door directeur An Renard werd rechtgezet. Eva Wuyts stelde op een efficiënte wijze, zonder veel omhaal een exclusieve prentkaartenreeks voor: “Een ABC van Erfgoedbibliotheken”. Fotograaf Stefan Tavernier vertelt met zijn foto’s een verhaal van verzamelen, bewaren, onderzoeken, ontsluiten en koesteren. Een schitterend idee, de thema’s beginnen telkens met een andere letter van het alfabet : A voor Aquisitie, B voor bibliofiel, C voor catalogus enz.

Het is echter doodjammer dat de kaarten zo slecht gedrukt zijn (druk. Van Maele Brugge). De foto’s van S. Tavernier verliezen hierdoor hun contrast en helderheid.

De plechtigheid werd besloten met een feestelijke receptie op het Conscienceplein die echter niet gezegend werd door de weergoden.

SimonsErfgoedbibliotheek-11-6--10-035.jpgLudo Simons, Jo Gisekin en mevrouw Delsaert

Erfgoedbibliotheek-11-6--10-039.jpg

Partager cet article
Repost0
13 juin 2010 7 13 /06 /juin /2010 11:25

Het huidige liberalisme, waarin alle partijen om de beste plaats vechten, is inhumaan en vernietigend voor de cultuur.

*

De toneelproductie in vier delen van À la recherche du temps perdu, van Marcel Proust, ligt al enkele jaren achter ons. Hoogtijd voor Guy Cassiers en zijn Toneelhuis om weer met iets groots uit te pakken. Het werd Der Mann ohne Eigenschaften, van de Oostenrijker Robert Musil. Het is een lijvig boek. Vier delen, waarvan twee afgewerkt. Aan het derde deel zat hij nog naarstig te werken toen hij stierf in 1942. Het deel bestaat uit afgeronde hoofdstukken die Musil, toen de tekst al gezet was, op het laatste moment heeft ingetrokken. Ze werden alsnog na zijn dood uitgegeven door zijn vrouw, samen met zes hoofdstukontwerpen. Het vierde deel is een selectie uit de vele honderden pagina’s ontwerpen en fragmenten die in zijn nalatenschap werden aangetroffen.

 

Een toneelversie maken moet voor bewerkers Filip Vanluchene, Guy Cassiers en Erwin Jans een zware sport zijn geweest. De roman heeft drie verhaallijnen, maar zelfs geklutst vormen ze maar een dunne lijn. Door het sterk essayistisch karakter van de roman, gegrond op het failliet van de Verlichting, eind van de 19de eeuw. Op het moment dat Wenen de culturele hoofdstad van Europa was. Wat uit het puin verrees was het liberalisme dat alleen oog had voor politiek en de vrije markt. Kunst en wetenschap waren alleen belangrijk voor de economische belangen in functie van de eigen status.

 

Het liberaal vandalisme is het huisskelet van de roman. De afwerking is een politieke, amoureuze en sociale gebeurtenis. De eerste voert in het eerste deel de boventoon. In 1918 zit Keizer Wilhelm II dertig jaar op de troon van Duitsland. In datzelfde jaar viert keizer Frans Josef I van Oostenrijk en koning van Hongarije het zeventigjarig jubileum van de troonsbestijging van de Oostenrijkse troon. Ofschoon het nog verscheidene jaren zal duren eer het zover is, weet men in Wenen dat er in Berlijn reeds voorbereidingen worden getroffen. Als de weerlicht moet een commissie worden ingesteld. Door de invloed op het hoogste liberale niveau kan Ulrich, ‘wiens familienaam uit consideratie met zijn vader moet worden verzwegen’ volgens Musil, door zijn vader in de commissie plaatsnemen. ‘Nadere gegevens zul je zelf vernemen zodra jij je laat aandienen bij graaf Stalburg,’ nogmaals volgens Musil, ‘die jou in het organisatiecomité een plaats heeft toebedacht die gezien je jeugd zeer vererend is.’

 

Maanden wordt er vergaderd, in chique salons en aan goed gevulde tafels met de drank van de Veuve binnen handbereik. Buiten woedt een epidemie bij de paarden. Ze lijden aan het vliegend schijt, maar voor de hogere burgerij is dat niet erg. Pas dramatisch zou het worden als ook de Lippizanerpaarden er last van hebben. Dan zouden hun croissants minder smaken, het broodje dat geen Franse uitvinding is maar door Weense bakkers werd ontworpen in de vorm van een halve maan om de overwinning op de Turken in 1683 te vieren.

 

De commissie, parallel lopend met de Duitse en daarom ‘Parallelactie’ wordt genoemd, blijkt een club te zijn van liberale strekking. Hij staat model voor de hogere middenklasse, waarvan de leden een leven leiden, leeg en hypocriet. Door die burgercultuur blijkt gaandeweg dat de simpele wiskundige Ulrich de man is met de meeste eigenschappen. Hij mag dan wel naïef zijn, hij wordt een sleutelfiguur door zijn logica. En hij is de enige die aanvoelt dat er een revolutie staat aan te komen, en die gaat altijd gepaard met een oorlog.

 

Daarenboven blijkt Ulrich een topcharmeur te zijn. Elke vrouw in de commissie en alle vrouwen van de mannen in de commissie bezwijken. Zonder enige avance. Het eindverslag van de commissie komt er niet, door de dood van Musil, maar vooral omdat de commissieleden, net als de Belgische politici, het op handel in duisternis houden, en vooral andermans voorstellen via allerlei machinaties uit eigenbelang torpederen, nog voor een tweede zet werd gedaan.

 

Wat verwacht mocht worden, werd bevestigd. De man zonder eigenschappen, deel één, van Guy Cassiers is er eentje om in te lijsten. Een uitgelezen cast heeft hem flink geholpen. Dirk Buysse, Katelijne Damen, Gilda De Bal, Vic De Wachter, Tom Dewispelaere, Johan Van Assche, Liesa Van de Aa, Wim van der Grijn, Marc Van Eeghem, Dries Vanhegen, niemand speelt op de automatische piloot. De bewerkers hebben diepgaande analytische essays overboord gekiept en zich geconcentreerd op de samenkomsten van de commissieleden, levend in een cocon. Als naar het einde toe het volk samentroept en schreeuwt om een eindrapport is graaf Tuzzi [Dirk Buysse] enkel bang van schade aan zijn ramen.

De meest enigmatische figuur in het clubje is eigenlijk een buitenstaander. Een handelsondernemer die tevens boeken schrijft. Dat maakt hem verdacht. Misschien is hij wel een spion van de Duitse regering.

 

Op de achtergrond speelt Johan Bossiers op een vleugel. Vallen er in het begin wat noten van de Wagnerboom, naar het einde toe worden thema’s uit Götterdämmerung herkenbaar. De stortvloed evolueert tot een dodekafonie. Niet onlogisch want Wagners zelf speelde met atonale passages, denk maar aan het Tristan-akkoord. Het twaalfdelig toonstelsel zal echter pas volwassen worden met het Tweede Strijkkwartet [1908] van Arnold Schönberg.

 

Een optimale verzorging van de omkleding kon dus niet ontbreken. Guy Cassiers schept een wurgende omgeving, maar zorgt gelukkig voor een paar luchtige momenten, net zoals Shakespeare deed in zijn meest deprimerende stukken, Hamlet niet uitgezonderd. Ook de projecties op de achtergrond mogen er zijn en zijn goed geplaatst. Van Het laatste Avondmaal van onze vriend Leonardo tot De intrede van Christus in Brussel van nonkel James. Waar de figuren bij Da Vinci mensen zijn waar de emoties en gevoelens afdruipen, zijn het bij Ensor karikaturen van mensen. De mens is enkel nog een masker.

 

Dubbel genieten is het wanneer positionering van de acteurs en projectie op het achterdoek samen een schilderij vormen. Bewust of onbewust, feit is dat Las Meniñas van Diego Velàzquez herkenbaar werd, door de projectie op de achterwand van een muur van lijsten. Het vervormt langzaam tot het even doet denken aan Les Ménines van Pablo Picasso.

 

Deze voorstelling is niet geschikt voor VTM-kijkers. Guy Cassiers maakt geen voorstellingen voor het volk. Wat hij wel maakt zijn voorstellingen waar de burgerij van de lat krijgt. De man zonder eigenschappen van Guy Cassiers is wonderschoon, haarscherp en verbazend actueel.

De Belgische politici van de partijcenakels zouden verplicht moeten worden de voorstelling bij te wonen. Niet allen, maar sommigen zal een licht opgaan. Het huidige liberalisme, waarin alle partijen om de beste plaats vechten, is inhumaan en vernietigend voor de cultuur.

Guido LAUWAERT

 

DE MAN ZONDER EIGENSCHAPPEN [deel één] – Robert Musil – regie Guy Cassiers - Toneelhuis Antwerpen tot 19 juni in Bourla – vervolgens op reis – meer info: www.toneelhuis.be

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche