Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
17 décembre 2014 3 17 /12 /décembre /2014 23:16

 

Simon-Stone.jpg

Simon Stone

In 1978 verscheen de minder bekende film van Jules Dassin [1911-2008] A dream of Passion. Melina Mercouri speelt Maya, die het titelpersonage vertolkt in het toneelstuk Medea van Euripides. Ter versterking van haar inleving gaat ze op zoek naar Brenda Collins, gespeeld door Ellen Burnstyn, een vrouw die in de gevangenis zit voor de waargebeurde moord op haar eigen kinderen om haar man te straffen voor zijn ontrouw. In de Medea-versie van Dassin wordt voortdurend gewisseld van het repetitieproces naar de werkelijkheid, ook al is die resultaat van zijn verbeelding als scenarist.

In opdracht van het Toneelhuis schrijft Tom Lanoye een toneelstuk dat in een regie van Gerardjan Rijnders als Mama Medea in première ging op 6 september 2001 in het huistheater van het gezelschap, de Bourlaschouwburg in Antwerpen. De Nederlandse première vond plaats op 20 september van datzelfde jaar in de stadsschouwburg van Amsterdam. Zowel Jason [de man] als Medea [de vrouw] vermoorden, op een zoveelste hoogtepunt van hun dispuut over zijn ontrouw, een kind. Beiden zijn dus even schuldig aan de vechtscheiding. Dit in tegenstelling tot het origineel waar Medea de twee zonen vermoordt.

Zowel Jules Dassin als Tom Lanoye hebben dus een eigen toets aan het stuk gegeven. De versie van Simon Stone heeft geen eigen invalshoek, tenzij je vindt dat een hedendaagse setting dat is, maar dan moet je toch al heel lankmoedig zijn. De productie oogt fraai, verrassen doet hij geen moment. De Australische acteur, schrijver en regisseur tilt het verhaal uit het verleden naar het heden en geeft de personages moderne namen. Het is geen radicale bewerking, zoals het programmaboekje de toeschouwer wil laten geloven. Wie het verhaal kent, en welke toneelfan kent het niet, ziet de voorstelling als een familiedrama, zoals er iedere week in elk land wel een paar zijn. De mens is er zo gewoon aan geworden dat hij van het krantenverslag hooguit de in vet gezette eerste alinea leest. Tenzij hij een ramptoerist uit medialand is. Maar dat soort mensen gaat niet naar het theater.

De inhoud heeft dus weinig om het lijf, de vorm wat meer, al is die nu ook niet om over naar huis te schrijven. Een witte ruimte zonder enig attribuut, waarin de acteurs in doordeweekse kledij het drama wind, regen, zon en stroming geven. Een roeping van Stone als regisseur lijkt het wel, alle macht aan de acteurs. Kan goed, kan bloed zijn, maar dan moet je met een sterke cast uitpakken. En dat is in deze versie niet het geval. Marieke Heebink als Anna [Medea] speelt uitmuntend, zonder echter een extra laag toe te voegen aan haar status van steractrice. Hetzelfde geldt voor Aus Greidanus jr., die helaas de rol moet spelen van haar man Lucas, een sukkel, die niet uit zijn woorden geraakt omdat hij geen zinnige gedachte, niet eens een geloofwaardige leugen kan verzinnen.

Gaite Jansen steekt in haar rol als minnares Clara [Glauce] potjeserotiek. Het is duidelijk dat Lucas’ liefde er enkel is omdat zij de dochter van de baas is. Al is zij dat, moet zij echter toch wat meer hebben dan het karakter van stalagmiet, want ambitie slikt veel maar niet alles. Als de dochter van de baas een ijskegel is, zoek je een andere weg om je doel te bereiken. De baas, Christopher, wordt gespeeld door Bart Slegers. Hij doet dat zeer naturel met een geloofwaardige inleving. De kinderen doen hun best, maar met een regisseur in betere doen hadden zij hun rol charme en jeugdige speelsheid kunnen geven. Nu blijven zij steken in vlak spel. Wat jammer is, want hun enthousiasme om te spelen is oprecht. Over de andere acteurs geen kwaad of goed woord, ze zouden maar hol klinken. De regisseur heeft de acteurs kortweg gezegd weinig te eten en te drinken gegeven.

Terug naar het concept, vorm en inhoud. Als even over de helft zwarte sneeuw op het middelpunt van het speelvlak neerdwarrelt en een heuvel vormt, weet de toeschouwer al hoe de voorstelling zal eindigen. De tekst in het programmaboek vraagt niet om verbeelding. De zwarte sneeuw is roet. De moeder en haar twee zoons komen erin te liggen. Wat ook en detail wordt verteld in het programmaboek. De moeder steekt het huis in brand, bij nacht, als de kinderen in haar armen slapen. Het is de enige literaire en theatrale inbreng van Simon Stone. De vrouw uit het waargebeurd verhaal uit 1995, Debora Green, zit anno 2014 al achttien jaar in de gevangenis.

Om het verhaal, de vorm en de inhoud te kennen is het programmaboek voldoende. De voorstelling zelf brengt niks extra bij, en dat is toch wat de toeschouwer mag verwachten. Dat hij meer krijgt dan wat er gedrukt staat. Wat de toeschouwer ziet is een Medea zonder benen of krukken.
Correctie, er is een toegevoegde waarde. Het spel van Marieke Heebink. In het origineel, en alle varianten van het ruim tweeduizend jaar oude stuk is Medea de centrifugale kracht. In de versie van Simon Stone is zij dat als Anna ook, maar zonder zijn inbreng.

Guido LAUWAERT

 

MEDEA – tekst en regie Simon Stone – productie Toneelgroep Amsterdam – t/m 28 maart 2015 – www.tga.nl

Partager cet article
Repost0
12 décembre 2014 5 12 /12 /décembre /2014 18:29

 

Stuart2.jpg

In 1978 heb ik zes maanden bij Jules de Corte gelogeerd. In België was ik op de dool en na een kleinkunstoptreden ergens in Vlaanderen nam hij me mee naar zijn huis in Helenaveen. We zaten ’s avonds bij de kachel. Op een dag vroeg ik hem mij op eenvoudige wijze het verschil te verklaren tussen de Calvinistische en de Roomse levensstijl. Hij ging aan de piano zitten en improviseerde een wijsje met strakke akkoorden. ‘Dat is de Calvinistische,’ zei hij. ‘En nu de Roomse.’ Waarop hij het wijsje opnieuw speelde met een overdaad aan krullen en kantwerk.

Ivo van Hove heeft in wezen hetzelfde gedaan met Maria Stuart. Het toneelstuk van Friedrich Schiller [1759-1805] uit 1800 is koel en droog. De vertaling van Barber van de Pol, bewerkt door Jan Peter Gerrits, heeft het stuk berenkoud en kurkdroog gemaakt. Regisseur Ivo van Hove, bijgestaan door vormgever Jan Versweyveld, liep nog een stuk verder. Zij maakten van de voorstelling een schilderij van Piet Mondriaan zonder kleuren. Taal en beweging zijn een geometrische abstractie die slechts bij momenten – haast onhoor- en onzichtbaar, op het einde na – van kleur en klank verschillen.

The Fountainhead, Van Hove’s vorige regie, en Maria Stuart tegen elkaar laten boksen, is dan ook een bewijs van onvermogen. Nochtans is het heel simpel om de clash tussen het Calvinisme en het Roomse te zien. Het verschil tussen Anglicaans en Rooms is een bijkomende factor, zoals dat nu eenmaal de gewoonte is bij conflicten van alle rangen en standen. Het conflict bij Maria Stuart zit hem in de politieke handel en wandel. Als Maria Stuart koningin van Engeland en Schotland wordt zal het een vazalstaat van Rome worden, en de baas boven baas wordt de paus. Blijft Elizabeth koningin van Engeland en krijgt ze er het wingewest Schotland bij, wordt het Britse rijk geboren, en het is daar waar het Elizabeth om te doen is. Zij schaakt beter dan Maria Stuart, en de hovelingen die van kamp wisselen naargelang de wind waait.

tuart.jpgElizabeth voorstellen als iemand die koppig een vonnis ondertekent, maar spijt heeft over de executie is des Pilatus. De procurator weet wat hem te doen staat, hij beslist, maar schuift de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van zijn beslissing af op anderen. Dat botsen en blijven botsen tussen beslissing en de uitvoering is eigen aan alle mensen, of ze jong of oud zijn, slim of dom, rijk of arm. Het krachtigst wordt dit verwoord in de slotclaus van de 1stescène van Macbeth: ‘Fair is foul, and foul is fair.’ Burgersdijk vertaalt de zin als ‘Schoon is boos en boos is schoon’, terwijl Willy Courteaux hem anders interpreteert: ‘Goed is kwaad en kwaad is goed’. Elke vertaler heeft een eigen kijk op de zin der zinnen van dit Schotse koningsdrama, maar hoe de vertaling of kijk ook is, de betekenis blijft altijd dezelfde: Duister is Helder en Helder is Duister… binnen het denken. Het verstand is een lastige, brutale jongen.

De muziekkeuze in de versie van Ivo van Hove – we zijn weer bij Maria Stuart – is tevens veelbetekenend. Hard waar het Engelse aan bod komt, dartel bij het Schotse. Het streepje Bach en het Gregoriaans zijn geen tussendeuntjes om tegengewicht te bieden aan het elektronisch repetitieve. Al lijkt het wel zo, toch is er in de muziekevolutie geen stijlbreuk, onlogische ontwikkeling. De evolutie wordt extra benadrukt door de structuur van de kostumering. De esthetica is een bepalende factor. Geen moment is er een element dat storend werkt op de contrapuntische constructie van taal en beeld. Daarenboven: de bewegingen zijn hoekig bij Elizabeth en bij Maria Stuart cirkelend. De bijkomende factor, eerder genoemd, Anglicaans versus Rooms, is het behangsel van de muren van dit bouwwerk in lineair perspectief.

stuart-drie.jpgZelfs de onthoofding van Maria Stuart is tekenend voor de politieke situatie. Friedrich Schiller benadrukt dat haar hoofd maar rolde na de derde slag. Ivo van Hove laat de onthoofding niet zien maar horen. Hij wordt verteld. Koud en naakt. M.a.w.: zoals vroeger de aanvang van een voorstelling met drie slagen werd aangekondigd, kondigen de drie slagen in de versie van Schiller en Van Hove het begin aan van het Brits Imperium. Elizabeth staat aan het slot niet eenzaam op het toneel, maar als een standbeeld met ingemetselde gevoelens.

Dat Chris Nietvelt Elizabeth speelt en Halina Reijn Maria Stuart is de logica zelf. Het karakter van Chris Nietvelt is Engels, die van Halina Reijn Schots. Zoals ikzelf ooit meegemaakt heb in Londen: Een Engelsman trok zijn afgezakte broek pas op nadat hij uitgesproken was. Vorig jaar zag ik een Schotse dirigent tijdens een concert in Gent voortdurend zijn broek optrekken. Tot groot [stil] jolijt van het publiek én de muzikanten.

Dat Shrewsbury en Kennedy, Schotse hovelingen, door Vlamingen gespeeld worden is [alweer] niet toevallig. Van Hove laat niets aan het toeval over.
En na al dat fraais ga ik iets minder leuk zeggen. Matteo Simoni [Mortimer] past niet in deze productie. De uitspraak van mijn landgenoot beschadigt mijn al verzwakt gehoor en zijn stap, ik zal het maar beschaafd houden en is daarom te zwak uitgedrukt, onesthetisch. Zijn plaats is in een revue op de boulevard.
Maar goed, dat kan de pret niet drukken van deze bijzonder streng literaire, en mede daarom meesterlijke voorstelling. Meer decor zou een vloek geweest zijn. Meer is minder en minder is meer.

Guido LAUWAERT

 

MARIA STUART – Toneelgroep Amsterdam & Toneelhuis – t/m 28 maart 2015 in Nederland en België – www.tga.nl& www.toneelhuis.be

Partager cet article
Repost0
7 décembre 2014 7 07 /12 /décembre /2014 00:43

 

HLvrouwenEL.jpg

Voor de Elsschottianen is Guido Lauwaert (°Mechelen, 30 mei 1945) geen onbekende. In 1991 publiceerde hij Villa Elsschot   (Amsterdam, Bas Lubberhuizen). In het voorwoord bij Willem Elsschot en de vrouwen  (Amsterdam / Antwerpen, Meulenhoff / Manteau, 2009) werd hij door Rik Van Cauwelaert getypeerd als “een Elsschottiaan sans pareil”. De auteur van Het dwaallicht  is vanzelfsprekend prominent aanwezig in De spookrijder van de Lemmétraat  (Roularta Books, 2012), een lijvige bundel stimulerende beschouwingen. In 1976 bewerkte Lauwaert de roman Lijmen  tot een monoloog die hij niet alleen enkele honderden malen met groot succes opvoerde in Nederland en Vlaanderen, maar ook een tiental maal in Afrika en Zuid-Oost-Azië, in de residenties van de Belgische ambassadeurs, naar aanleiding van de jaarlijkse receptie voor de Nederlandstalige expats.

Enkele jaren geleden schreef Lauwaert een vrije toneelbewerking van Willem Elsschots Kaas  die nu, na heel wat wederwaardigheden, een paar dagen dagen geleden dan toch van de pers kwam. Een conflict tussen de erven Elsschot en de auteur is de oorzaak van die uitgave in verdoken eigen beheer (spookuitgeverij Herodotos) die – jammer genoeg – niet in de handel komt.

*

De publicatie werd aanvankelijk bij monde van de erven geweigerd door de Amsterdamse uitgeverij Athenaeum. Er was namelijk kort voordien een akkoord bereikt met een Nederlandse bewerker. Dat bleek echter een dode mus. Drie jaar later, op 31 maart 2014, vernam Lauwaert van oprichter en directeur van uitgeverij Vrijdag Rudy Vanschoonbeek, dat er niet langer bezwaar was tegen de publicatie van een andere bewerking. De uitgave werd gepland voor september 2014 en aangekondigd in de aanbiedingscatalogus.

Alles was kennelijk rond. Over de practica vergaderden op maandag 5 mei in de foyer van de Bourla: Jan “Tsjip” Maniewski (namens de erven), Cyriel van Tilborgh, voorzitter van het bijzonder actieve WEG (Willem Elsschot Genootschap), uitgever Vanschoonbeek en bewerker Lauwaert. Halverwege de meeting schoof Michaël Vandebril (Antwerpen Boekenstad) aan. De zomercatalogus werd aan elke aanwezige overhandigd, bleek naar ieders wens, en er was verder geen discussie (op een zijdelingse suggestie na betreffende de cover). Jan Maniewski maakte zich sterk dat er met de erven geen problemen zouden rijzen. Ondervraagd over het verloop van de vergadering, verklaart Guido Lauwaert:

'Kort voor het einde gooide de uitgever de vraag op tafel: 'Gaat Ida Dequeecker niet voor problemen zorgen?' Waarop Jan Maniewski op zijn typische wijze – traag, bedaard en met een monkel om de mond – zei: “Laat dat maar aan mij over. Ik regel dat wel.” Waarop even later ieder zijn weg ging, met een goed gevoel.'

Drie dagen later kregen alle betrokkenen, met voorop Cyriel Van Tilborgh, een mail van Jan Maniewski:

Beste Cyriel, Graag zou ik uw laatste mail willen nuanceren. Er werd op de vergadering betoond dat Guido Lauwaert zijn laatste versie van de toneelbewerking aan ons zou bezorgen en dat er contact zou genomen worden met de heer Frits van der Mey van de uitgeverij Athenaeum. Guido heeft grote risico's genomen: in 2010 werd zijn bewerking van Kaas geweigerd! De uitgeverij Vrijdag heeft reeds een toneelbewerking voor september 2014 aangekondigd, echter zonder definitieve toelating van de erven Elsschot en van de uitgeverij Athenaeum. Deze voorwaarden moeten natuurlijk vervuld worden.’

Een donderslag bij heldere hemel. Ida Dequeecker, kleindochter van Elsschot, had haar veto gesteld. Officieel legden alle erven zich erbij neer, maar bij toevallige ontmoetingen betreurden zij de banbliksem van de kleindochter, aldus Lauwaert.

Meester Piet Van Eeckhaut trachtte de plooitjes glad te strijken, maar door geen enkele aangeschrevene werd op zijn brief van 3 juni geantwoord. (Enkele weken later overleed hij onverwachts in Turkije.)

'Betrokkenen antwoorden niet eens! Een gegeven woord is evenveel waard als een schriftelijke afspraak. Gelet de woordbreuk ga ik nu, koppig als ik ben, mijn bewerking in eigen beheer ter beschikking te stellen van de Elsschottianen,' aldus een gekwetste Lauwaert.

Op de vraag of hij niet bang is voor de mogelijke gevolgen antwoordde Lauwaert:: 'Exemplaren komen niet in de handel, mijn toneelversie zal enkel op aanvraag geleverd worden. Dit alles is geschied en zal geschieden met in het achterhoofd het slot van het hoofdstuk 'Business' uit Elsschots roman Lijmen: “Hou vooral moed, ook al loopt het je wekenlang tegen. Betrouw nooit op God, de Mattos. Wees beleefd tegen je klanten, want het zijn je vijanden, vergeet het niet. Zij laten slechts los wat je ze ontwringt en behouden alles waar je niet voor opkomt met je leven.”'

Krijgt dit alles nog een staartje?

Henri-Floris JESPERS

Partager cet article
Repost0
24 octobre 2014 5 24 /10 /octobre /2014 19:43

 

Neeland.jpg

Nic Balthazar heeft een tweede verhaal geschreven, dat als boek is uitgegeven en waar hij een toneelstuk van heeft gemaakt. Was Ben X een ingrijpend verhaal over een jongen met het syndroom van Asperger, die zelfmoord pleegt wegens de extra belasting dat hij op school gepest wordt, is Neeland een simpel verhaal, om het zacht uit te drukken. De bedoeling is goed, maar alleen daarmee kom je niet ver. Hoe ver?

Een jongeling, kort geleden aan de puberteit ontsnapt, belandt in België. Hij is een vluchteling uit een niet nader genoemd land, zonder naam. Althans, hij is gewoonweg ‘iemand’. Hij vertegenwoordigt alle jonge vluchtelingen, en dat is een duidelijke keuze, maar zowel de lezer als de toeschouwer heeft graag een naam. Een anoniem iemand verwerft nooit wezenlijk contact.
Het verhaal is gebaseerd op getuigenissen van Hanif, Aziz en vele anderen. De opdracht vooraan in het boek is de vertaling van een Albanees spreekwoord: Hij die lezen kan, heeft vier ogen. Verondersteld mag dus worden dat hij afkomstig is uit Albanië.

Bij Dikke Willy
Via tussenpersonen is onze Albanees – As you like it – met vrienden in België belandt. Engeland was beloofd, het land van de engelen, maar het werd België, het land van de frietjes. Want in een frietkot komt hij terecht, na heel wat omzwervingen. Het frietkot wordt uitgebaat door Dikke Willy, die hem zwaar laat werken voor weinig geld en bovendien in het zwart. Bij Dikke Willy leert hij Nederlands, voornamelijk monosyllaben en in een zinsbouw vol kreukels.

Tanja
Al werkend durft hij al eens de stad in te gaan. Zo leert hij een meisje kennen. Hé, toevallig ook een vluchtelinge. Ze is doof, maar of dat zo is dan zij het voorwendt, blijft in het midden. Naast die doofheid is zij stom, al kan ze wel wat rauwe klanken uitstoten. Zoals ‘Tanja Uvad’. Waardoor hij haar Tanja noemt, al begrijpt hij later dat zij daarmee gewoon ‘dank u’ bedoelt. Uit contact ontstaat interesse in elkaar en uit interesse tederheid en uit tederheid liefde en uit liefde een foetus. Kort nadat ze dit weten worden ze door de politie opgepakt en gescheiden. Hij komt terecht bij de sociale dienst. Om asiel te kunnen krijgen moet hij zijn wedervaren vertellen.

Verrast noch verbaast
De reis en zijn verblijf met Tanja in Frietland maakt het verhaal uit van het boek en de voorstelling. Veel verrassing zit er niet in. Wat wel overvloedig aanwezig is, is wat de simpelste onder de simpelen al weet: saaie voorspelbare wendingen belegd met belegen clichés. Nic Balthazar kan beter. Deze keer moet er iets fout gegaan zijn en heeft hij dat niet tijdig ingezien. Deze tekst en de regie, waarvoor hij ook tekende, leert de toeschouwer niets, verrast noch verbaast. Wat Albanese muziek tussendoor en lichtbeelden. Een tafel met een stoel. Wat vodden als zwerfvuil om de gaten in de leegheid te vullen.

Een blinde muur
Arme Soufiane Chilah. De jonge acteur speelt de vluchteling, de aangespoelde, de man van de hoop en een berg liefde. Toneelbeheersing heeft hij. Aandacht trekt hij. Maar hij is aan zijn lot overgelaten. Botst tegen een blinde muur. Waarvoor is er anders een regisseur dan om de uitstraling van de stem en de motoriek van het lichaam af te stellen? Zodat de voorstelling rond draait als de motor van een bolide.
Wat Chilah doet is beginnen in tranen en eindigen met tranen. Boven een harde blik die 55 minuten standhoudt. Was hij droog en ijskoud begonnen had hij kunnen eindigen in tranen en met rijke armoede op het aangezicht. Een pracht van een evolutie was het gevolg geweest.
Nooit eens banjert hij over het toneel, de verhoorruimte, en uit nergens blijkt tot wie hij spreekt. Geen enkele keer switch hij van extrovert naar introvert. Als toeschouwer voel je dat hij meer wil, maar braaf heeft geluisterd naar de regisseur. Zoals een vluchteling te bang is om het achterste van zijn tong te laten zien. Te voorzichtig is zijn waarheid helder te brengen. Zijn klaagzang in een Bergrede om te zetten.

Geen hemel maar kelder
Had hij dat maar gedaan. Dan zou een beklijvend gevoel zijn ontstaan, waaruit een voorstelling ontstaan zou zijn die in de hemel van het geheugen zal worden opgenomen, bij de engelen en de edelen van de toneelhemel. Waar ook Ben X woont. Neeland zal het echter nooit verder brengen dan de kelder.

Guido LAUWAERT

NEELAND – tekst en regie Nic Balthazar – www.huubcolla.be – boekuitgave: www.lannoo.be

Partager cet article
Repost0
4 octobre 2014 6 04 /10 /octobre /2014 14:08

 

Vrijdag 3 oktober kwam The Fountainhead in deSingel, de nu al legendarische voorstelling van Toneelgroep Amsterdam, in een regie van Ivo van Hove. De voorstelling duurt vier uur, inclusief pauze, maar verveelt geen moment, integendeel. Er is een gestage opbouw van het verhaal, omkleed met een scherpe spanning en bereikt zijn hoogtepunt in het tweede deel, waarna een korte uitbolling volgt waarin strak gehouden spel aangehouden wordt.

Driemaal heeft Loek Zonneveld een beschouwing geschreven over 'The Fountainhead' in De Groene Amsterdammer. De voorstelling moet hem diep geraakt hebben. Na nog een keer kijken had hij een paar randbemerkingen. Niet dat hij afstand doet van zijn eerdere standpunt. Hij stelde die bij. En dat verdient applaus. Een tweede lezing, het meerdere keren lezen van een goed boek of kijken naar een sterke film vindt men normaal. Voor toneel vindt men dat raar.

Loek Zonneveld toont aan dat een dieper inzicht onmogelijk is na één visie. Dit standpunt deel ik al jaren. Een diep analytisch oordeel kan slechts gevormd worden wanneer men de voorstelling een tweede, derde maal gezien heeft, en daarom meer aandacht kan schenken aan de nevenrollen en de randverhalen, de voedingsbodem van het hoofdaandeel van de voorstelling of het verhaal.
Als de kernploeg meer dan een jaar aan de productie gewerkt heeft, acteurs ruim drie maanden zich verdiept hebben in de voorstelling, is het onlogisch dat een recensent een oordeel kan vellen na één visie. Maar goed, dat wordt verwacht en van critici mag aangenomen worden dat ze zich voorbereiden.

Om terug te komen op The Fountainhead, een bewerking van de gelijknamige roman van Ayn Rand. Het is verbazend hoe Ivo van Hove, samen met zijn directe medewerkers, vanuit zijn handelsmerk nieuwe modellen kan boetseren en presenteren. Maar boven de verbazing is er de verrassing. De onderdelen van de modellen schuiven naadloos in elkaar. Daardoor zijn de decorwisselingen, uitgevoerd door technici midden in het spel van de acteurs, niet storend, maar aanvullend. Ze lopen licht vooruit op het verhaal.
Het zou wel eens kunnen dat The Fountainhead de voorstelling van het seizoen wordt. De première was eind vorig seizoen, maar er waren al een rits reisvoorstellingen, hernemingen dit seizoen. Telkens last tickets, snel gevolgd door full house. Naar verluidt is men al begonnen, onder druk van een maar oprukkend publiek, aan de reservaties voor de hernemingen in de Rabozaal van de Amsterdamse schouwburg voor 2015.
En! Hoera! Herneming volgend seizoen in deSingel wordt overwogen. Want de wachtlijsten zijn indrukwekkend, en dat komt niet enkel door de goede en steengoede recensies, ook in Knack, maar tevens door de mond-aan-mond-reclame. Als een lopend vuurtje [sorry, een smeulend cliché] gaat de wereld rond: ‘Dit moet je gezien hebben! – Wie deze voorstelling niet gezien heeft, mist een historische voorstelling.’

Alle acteurs [m/v] verdienen de hoogste lof, en in mijn recensie heb ik geen namen genoemd, omdat niemand voor iemand moet onderdoen, maar vier namen blijven door mijn hoofd spoken en jeuken in de toppen van mijn vingers. Excuus aan de anderen dat ik ze nu toch vermeld. Halina Reijn, Frieda Pittoors, Hans Kestings en Ramsey Nasr.

Wie niet kan wachten: ga vanavond toch even kijken vanaf zes uur, als de kassa open is. Er zijn altijd kaarten die vrij komen. Mensen die verhinderd zijn om redenen die er niet toe doen. Ze worden aangeboden aan het normaal tarief in de ruimte voor de kassa, of aan de kassa. OPGELET! Niet gebruikelijke aanvangsuren: vandaag begint de voorstelling om 17 uur. De kassa is dus open vanaf 16 uur.
Ik zal er ook zijn. The Fountainhead is een kunstwerk dat eeuwige roem verdient.


Zie ook de bespreking die hier verscheen op 2 september

http://mededelingen.over-blog.com/article-toneelgroep-amsterdam-ii-the-fountainhead-124484060.html

Guido LAUWAERT

THE FOUNTAINHEAD – productie Toneelgroep Amsterdam – regie Ivo van Hove – 2 t/m 4 oktober in deSingel – www.tga.nl en www.desingel.be

Partager cet article
Repost0
22 septembre 2014 1 22 /09 /septembre /2014 15:59

 

t3-silver.jpg

Ode aan de staaflamp

Een voorstelling die in duisternis begint en in duisternis eindigt. Heel goed, bespaart een hoop elektriciteit. Het oor van de toeschouwer krijgt meer dan het oog. Al zijn de momenten dat er iets te zien valt subtiel, fragiel en subliem. Door de aanwending van het licht uit een staaflamp. Zijn licht is van een verrassende preciesheid om de rand van de depressie en de kant van de verveling in een totaalervaring om te zetten.

De helft van het podium is een vijver. Zonder water leeft niemand wel. Water werkt altijd therapeutisch, zorgt voor rust. Zodra het kan zitten jonge mensen aan de waterkant. Steden doen er alles aan om water prominent aanwezig te laten zijn. Madrid is daar een mooi voorbeeld van. Het is een van de weinige hoofdsteden ter wereld zonder rivier. Maar nergens zoveel fonteinen dan in de stad met drie uitzonderlijke musea binnen loopafstand. En achter het derde een in onbruik geraakt koepelstation genre Antwerpen-Centraal, met vijvers waarin planten, vissen en schildpadden leven.

Het spinnenweb

Het verhaal van de voorstelling doet er weinig toe, in zoverre er een verhaal is. Het is een cluster van gedachten rond een verloren vriend. Ze vormen de draden, om het spinnenweb dat de productie is, in de lucht te houden. De gedachten worden gedacht, klinken zacht uit een klankkast. Slechts eenmaal spreekt de actrice. Op fluistertoon. Het is de zwakte van de voorstelling; de essentie gaat verloren voor wie geen scherp gehoor heeft. Het is opvallend dat voor jonge acteurs [m/v] dictie zo weinig belang heeft in het toneelspel.
Maar de zwakke dictie is geen moordend element. De tekst is dienstbaar aan het beeld en de beweging. Lize Pede als actrice houdt alle krachten klein. Ze blijft geestelijk en lichamelijk binnenhuis, alsof ze last heeft van een winterdepressie. Het dolen door de vijver duwt op die wonde, het licht van de staaflampen is een sonde.

Zwart-witcontrasten

Een spot ontwaakt bijwijlen. Zonder echt wakker te worden. Wat er gezien moet worden blijft vaag. Een schemering kwetst de duisternis niet, voert warmte noch koude aan. Als decor, buiten het water een witte stoel, een witte tafel waarop wat serviesgoed achtergelaten [lijkt]. Het geheel van duisternis en vage figuren doet denken aan de schilder Charles Drybergh. Hij maakte overwegend zwart-witcontrasten. Door op die draad te dansen balanceert Of Paul had er niet moeten zijn tussen popart en ‘de atletiek van het gevoel’, zoals Antonin Artaud de worstelingen van het hart betitelde. Zonder dat het waarschijnlijk de bedoeling was hebben Lize Pede en Tiemen Van Haever als auteur en regisseur de adem van Drybergh en Artaud laten copuleren.
Het effect is een wisselend spel die sterren zoekt, in de vorm van kleine staaflampen die in het water landen. Hun licht versterkt eerder de duisternis dan het te verlichten. De mooie vondst leunt tegen ‘Gebruiksaanwijzing der lyriek’ van Paul van Ostaijen, in het bijzonder een fragment ervan: ‘Gedichten zijn slechts de uiterlike tekenen van de aanwezigheid des dichters, zoals b.v. de inkt in sommige gevallen de inktvis verraadt.’

Poolvos

Deze productie verdient herhaling. Past in de ziel van TAZ. Moet ver van de kermisdrukte van een schouwburg blijven.

augustus14-1564_0051_1.jpg

Zowel Lize Pede als Tiemen van Haver moeten meer kansen krijgen. Samen en afzonderlijk. Onder de hoed van een degelijk, groot gezelschap. Om door te groeien. Zonder al te veel advies. Want onderhuids en gedreven schuilt in hen een frisse lente en een vers geluid ten bate van de nood aan het perpetuum mobile dat het toneel moet zijn en al te weinig is. Beiden zijn geboren voor het theater. Het wordt aangetoond door deze voorstelling. Er is geen moment sprake van gestuntel. De productie draait rond gelijk een poolvos een circumpolaire verspreiding heeft.

Guido LAUWAERT

 

OF PAUL HAD ER NIET MOETEN ZIJN – vrije productie – gezien 21 september 2014 – Theater De Vieze Gasten – info en contact: www.deviezegasten.org

Partager cet article
Repost0
7 septembre 2014 7 07 /09 /septembre /2014 21:51

 

SarahKane.jpg

Sarah Kane (1971-1999)

Het KASK en het NTGent hebben de krachten gebundeld voor een project van korte duur. KASK, voor de duidelijkheid, is de toneelschool van de kunstcampus van de Hogeschool Gent, gevestigd op de site van de Bijloke. Het project bestaat uit de voorstelling 4.48 Psychosis van Sarah Kane, de Engelse toneelauteur die op 28-jarige leeftijd koos voor zelfdoding. Haar literair werk werd na haar dood gebundeld en voorzien van een inleiding van David Greig, toneelauteur en theaterdirecteur.

Voor de versie van KASK/NTG heeft regisseur Jan Steen zich laten beïnvloeden door David Greig. 4.48 Psychosis is voor hem een toneelstuk. Hij slaat de bal mis. Zoals Kane koos voor het niets boven het iets, is 4.48 Psychosis iets over het niets. Zelfdoding voorafgegaan door geen afscheidsbrief maar een verantwoording voor haar fatale daad. Dat David Greig het tot toneelstuk promoveerde vindt zijn oorzaak in de vele tussenbeschouwingen en wat bestempeld kan worden als regieaanwijzingen. Dat zijn ze niet. Als er als openingszin staat (A very long silence) verwijst dit naar het denken.
Natuurlijk kan je elke tekst op het toneel zetten. Maar sommige doe je daar meer kwaad mee dan goed.
4.48 Psychosis is een leestekst.

Jan Steen laat het stuk tweemaal spelen, in het Engels. De eerste maal door een beroeps, Lien Wildemeersch, de tweede maal door een student in de laatste fase van zijn opleiding, Benjamin Cools. Bij de voorstelling hoort een programmafolder, met een tekst. Fragment: ‘Het gefragmenteerde en het niet-lineaire van de tekst weerspiegelt de fragmentatie en de grilligheid van een complexe en strijdende psychotische geest. Vorm en inhoud vallen hier wonderlijk samen.’

Dat psychiaters zulke dingen schrijven is logisch; ze verdienen er hun Porsche als paradekoets voor Knokke mee. Regisseurs moeten zwijgen. Maar Jan Steen wou troon, kroon en scepter. Wat uitdraaide op een kaduuk project. Het idee is goed maar de uitwerking slecht. Om de eenvoudige reden dat 4.48 Psychosis geen regisseur behoeft. Als hij het dan mordicus wilde regisseren, zou het van durf en fantasie getuigen de twee spelers de tekst uit het hoofd te laten leren, een keer met hen praten, maar eenmaal ze van de tafel naar de vloer verhuisden moet hij er zijn handen en zijn mond af houden.
Goed, maar wat kreeg het publiek dan te zien? Om daar een blik op te werpen schakelen we over naar de taal en de stijl waarin de gedachtestroom geschreven is.

Lien Wildemeersch
She plays on the public.
Even when she focuses on the face of a spectator…
it’s wrong. There is no psychiatrist, no spectator.
The focus tramples the feelings of the writer as a thinker.
Lien uses too much emotions.
No more cold and away… away… away…
away introspection, big and small.
I see an actor. I need a human being.
I need it… to know what she feels.
Or, to have an idea of what she means.
There is a piano. In the background.
At a certain moment she plays a melody. Why?
Better had been to improvise. Wild and angry.
Try her luck to show her deep feelings.
To be herself. She wasn’t.
I will see the smog of Sarah Kane…
a lone a last a loved a long the …
riverrun… from swerve of shore
to bend of nowhere… further and further …

Benjamin Cools
Aggressive, from his first word.
It makes that after 15 minutes…
he runs out of energy.
Keeps on repeating himself.
Has a motor dysfunction.
Follows a flow of ideas.
Wants to be crazy.
Cannot play a night for a night.
A pause isn’t a pause.
Thinks only: ‘What’s my next sentence?’.
Wants be an actor. I see Benjamin Cools.
A poor lonesome normal man.
Not the fool on the hill.

Guido LAUWAERT


4.48PSYCHOSIS – Sarah Kane – Kask/NtGent – nog op 19 en 20 september in Minard / Gent – www.ntgent.be

Partager cet article
Repost0
2 septembre 2014 2 02 /09 /septembre /2014 16:41

 

Cover-SCHOENAERTS.jpg

'In het najaar verschijnt bij Manteau/WPG Uitgevers, Schoenaerts, een boek over de woeligste periode uit het leven van de acteur Julien Schoenaerts. Auteur Stan Lauryssens heeft een hoop speurwerk verricht en het resultaat in een verhaal gegoten, dat alle trekjes van een thriller heeft, het genre dat hem prijzen en internationale aandacht heeft bezorgd. Het heeft zijn voordeel en zijn nadeel. Spannend en een pageturner, maar met een lichte twijfel over de historische waarde', aldus Guido Lauwaert in aflevering 235 van de Mededelingen van het CDR.

Wat er ook van zij, 'non-fictieboek in thrillerstijl of 'docu-drama', het boek van Stan gaat over de meest dramatische jaren in het leven van Julien Schoenaerts (1970-1974), zoals gemeld in het paginagrote artikel in Gazet van Antwerpen van 7 juni : “Stan Lauryssens rakelt turbulente periode in het leven van acteur Julien Schoenaerts op”.

Schoenaerts is geen gewone biografie, aldus Stan. Zijn boek begint met de incidenten rond de opvoering van Koning Jan in de KNS en eindigt met de brand in het Ringtheater.

In 1970 zette Julien zich resoluut in voor de in Limburg stakende mijnwerkers. Wij hadden toen al een gemeenschappelijk verleden, dat er hier, nu, niet toe doet. Ik heb een aantal van zijn even imponerende als aangrijpende optredens in de steenkoolbekken meegemaakt.

Samen met Mark Vermeulen, voorzitter van de studiekring Vrij Onderzoek (VUB), organiseerde ik in februari 1970 een druk bijgewoonde solidariteitsmanifestatiein het Shaffy-theater te Berchem (gerund door Guido Lauwaert). Stan Lauryssens bracht uitvoerig verslag uit in De Nieuwe Gazet van 16 februari – destijds een voortreffelijke krant. De aanmatigende en vandaag niets meer betekenende term 'kwaliteitskrant' – vijgenblad of schaamlapje... – had toen nog geen ingang gevonden.

Ziehier, in een notendop, wat Stan noteerde...

Op het podium: Julien Schoenaerts, Marc Vermeulen en Henri-Floris Jespers, inleider en moderator. Paul de Vree bijt als ouderdomsdeken de spits af. Mijningenieur Gerard Slegers, de populaire stakingsleider treedt onder het daverende applaus het sjofele theaterzaaltje binnen en betreedt het podium. Jef Geeraerts ziet in een algemene staking die moet leiden tot federalisme, de enige oplossing. Teksten van Walter Roland, Roger M.J. de Neef, Willem M. Roggeman, Ludwig Alene, KP-Provincieraadslid Jan De Brouwere... Acteur Jo Coppens rakelt nog eens de incidenten (met Julien Schoenaerts) in de Antwerpse KNS op. Henri-Floris Jespers intervenieert krachtig: “'We zijn niet bijeengekomen om onderlinge vetes uit te vechten”. Gerard Slegers: 'Van ruzies tussen de mijnwerkers en het patronaat ben ik in onderlinge ruzies tussen kunstenaars verzeild!' Marcel van Maele, Herman J. Claeys, Rudy Witse treden op...

Jan de Roek leest monotoon en monochroom het lange gedicht 'In hoc signo' voor. Hij wordt door de zaal onderbroken, wordt bijna op awoertgeroep onthaald. Hij is lijkbleek, leest onverstoorbaar verder. Zijn handen trillen. Jespers kapittelt de zaal, hierbij bijgestaan door Slegers.

Julien Schoenaerts brengt enkele losse gedachten. Ondertussen blijkt dat geldinzameling 7.300 F opbracht. Slegers dankt namens de 23.000 stakende mijnwerkers.

Onder het zachte, monotone en bezwerende fluitspel van Cochius loopt het Shaffy-theater leeg”, aldus Stan Lauryssens.

Heeft Stan het onderschrift bij de foto bedacht: “Initiatiefnemer Henri-Floris Jespers en stakingsleider Gérard Slegers, of: het woord en de daad broederlijk naast mekaar”? Of was daar een bureauredacteur voor verantwoordelijk?

*

Het boek van Stan zal ongetwijfeld een groot publiekssucces kennen. Het wordt voorgesteld op 25 september om 15 uur, en wel op het adres Vleminckveld 18, op de trap en overloop onder het glas van het 'stadspaleisje' (dixit Stan) waar Julien in die tijd onder het dak woonde.

*

Op 28 juli publiceerde Raymond Rombouts een uitstekend interview met Stan Lauryssens.

http://www.hebban.nl/crimezone/artikelen/vlaanderen-thrilt-7-stan-lauryssens

Hier dan enkele quotes:

Ik heb nog nooit een misdaadroman geschreven, Raymond. Ik kan dat niet, ik weet niet hoe dat moet. Ik zweer het, ik las nooit een Vlaamse of Nederlandse thriller. Bob Mendes, Aspe, Deflo: nooit gelezen. Ik heb wel wat beters te doen.”

Ik lees nooit Vlaamse of Nederlandse thrillers. Geef er mijn geld niet aan uit. De meeste Vlaamse en Nederlandse thrillerschrijvers zijn trouwens hobbyschrijvers, voormalige jeugdschrijvers of redactrices van Libelle of Magriet. Wat zou ik me daar druk om maken?”

Wie leest overigens thrillers? Niet die ene professor van Gent of Nijmegen, wel bakkers en slagers van om de hoek.”

Een openhartig vraaggesprek. Lezen!

Henri-Floris JESPERS

Partager cet article
Repost0
2 septembre 2014 2 02 /09 /septembre /2014 01:57

 

IVO-VAN-HOVE_04-2012-2_----Jan-Versweyveld-.jpg

Ivo van Hove (foto: (c) Jan Versweyveld)

 

Dat Ivo van Hove de roman The Fountainhead wilde vertonelen is niet verwonderlijk. Wat de ziel van het boek is, is ook die van hem en geeft zeer goed weer hoe hij staat tegenover de overheid en haar wanbeleid in verband met kunst en de kunstensector.

In 1935 begon Ayan Rand [1905-1982] aan The Fountainhead. Met het hoofdpersonage Howard Roark schiep Rand de ideale mens. Toen het boek in 1943 verscheen lag het niet aan de critici dat het een bestseller werd. De mond-aan-mondreclame is er verantwoordelijk voor. Na de grote run is het nooit meer weg geweest uit de boekhandel en volgde druk na druk.

De schrijfster

Ayn Rand sluit zich aan bij de rij van Russische grootmeesters in de vertelkunst. Ze is afkomstig van Sint-Petersburg. In haar middelbare schooltijd was ze getuige van zowel de Kerenski revolutie, die ze steunde, als van – in 1917 – de bolsjewistische, die ze vanaf het begin afwees. Haar familie verhuisde naar de Krim. In 1925 kreeg ze toestemming om haar familie in de Verenigde Staten te bezoeken. Ze keerde nooit meer weer naar Rusland. Vanaf 1926 werkte ze in Hollywood waar ze vrij snel Cecil B. De Mille leerde kennen, de regisseur van films, megaspektakels als De Tien Geboden.
Ayn Rand werd scenarioschrijfster, schreef een toneelstuk, maar haar kracht lag in de vertelkunst. The Fountainhead en het tweede deel van haar magnum opus, Atlas Shrugged [1957] zijn samen goed voor ruim 2000 pagina’s dundrukpapier, kleine letter en groot formaat [23 op 15]. Je hebt voor beide boeken een boekenstander nodig om tijdens het lezen geen kramp in de vingers te krijgen.

De regisseur

De droge, harde schrijfstijl van Ayn Rand moet een van de redenen zijn geweest die Ivo van Hove aanzette om van de roman een toneelstuk te maken. Een tweede reden is dat het beroep van het hoofdpersonage over dat van hem geschoven kan worden en er maar één beeld te zien is.
Howard Roark is architect. Een regisseur is dat ook. Hij ontwerpt een voorstelling zoals een architect een gebouw. En net als Roark luistert Van Hove naar op- en aanmerkingen, maar ze beïnvloeden zijn concept nauwelijks. Tot de première. Eenmaal die voorbij is interesseert – grof gezegd – de voorstelling Van Hove niet meer. Net als voor Roark is voor Van Hove het creatieproces the sound and the fury. Verdere aandacht is er enkel om na te gaan of het geluid en de drift van zijn gerealiseerde droom onbeschadigd blijft. De voorstelling staat zo bekeken als beeld en spiegelbeeld: de wereld van de integere architect tegenover de onkreukbare regisseur.
Een derde reden om dit boek op de bühne te zetten is dat Van Hove er van overtuigd was dat bewerker Koen Tachelet en scenograaf Jan Versweyveld het verhaal en de beeldschetsen in een compacte speeltaal en een kurkdroog decor konden omzetten. Met bovendien de steun van dramaturg Peter Van Kraaij is het boek gestript, op het ondergoed na.

Het verhaal

Begin 20ste eeuw. The Fountainhead schildert de carrière van de Howard Roark. Hij wordt net voor de eindstreep weggestuurd van de architectenschool omdat hij de theorieën van die roestbakken van professoren afwijst. Zijn medestudent en vriend Peter Keating slaagt met glans en maakt carrière als architect die knikt en slikt wat de klant wil. Wat Roark net niet wil doen; onder geen beding. Hij wil geen kopie van Europa bouwen, waar veel rijken juist wel van dromen. Wonen in Griekse tempels of Romeinse paleizen – Duitse burchten of Franse kastelen. En liefst alle stijlen van twee millennia gemixt. Voor Roark daarentegen verdient de Nieuwe Wereld een Nieuwe Architectuur.
Keating zit algauw aan de grens van zijn kunde. Om aan de top te blijven, doet hij vaak beroep op zijn vriend, maar verknoeit diens ontwerpen door zijn grenzeloze ambitie en ijdelheid. Wanneer hij voor de zoveelste maal beroep doet op Roark, laat die hem een contract tekenen dat er niets aan het ontwerp gewijzigd zal worden. Wegens zijn verlies aan zelfrespect geeft Keating toe en wordt het prachtig ontwerp een afgrijselijk gebouw. Roark blaast het na voltooiing op en krijgt een proces aan zijn been. Door een sterk gemotiveerde apologie luidt het oordeel van de jury: Niet schuldig.
Eindelijk erkenning als vernieuwer [denk aan Le Corbusier] en de doorbraak van een eigen, Nieuwe Architectuur. Natuurlijk is er doorheen het verhaal nog een complex amoureus verhaal verweven.
Onderhuids speelt mee dat de kracht van het individu voorgaat op de macht van de massa. En dat het individu als cultuurschepper niet mag toegeven aan welke wens ook uit politieke of economische hoek.

De voorstelling

Met het pleidooi eindigt de voorstelling, niet met de beslissing van de jury. Ivo van Hove laat het oordeel aan het publiek over. Noem het een open einde. Al zal wie nauwgezet de voorstelling volgt tot dezelfde uitspraak komen als die van de jury in de roman. Daarenboven de waarschuwing snappen waar het Van Hove om te doen was: het snoeien in subsidies en moeien met het artistiek beleid door de overheid is een misdaad.
Maar niet enkel dat open einde is een schot in de roos. Ook het wegsnijden van bijgedachten en nevendaden, op zich interessant maar niet essentieel voor de mechaniek van het toneelverhaal, is dat. Het is aan de acteurs om ze suggestief weer op te halen. En dat is een kolfje naar de hand van het acteursgild van Toneelgroep Amsterdam. Ivo van Hove heeft een gezelschap samengesteld dat individueel en in groep zijn personage, zijn rol, zijn aandeel een vierde macht kan geven. En verdwijnt een schakel, weet hij een evenwaardige te vinden. Het maakt dat de magie van de voorstelling geheel in handen ligt van de spelers. In The Fountainhead wordt dat even sterk aangetoond als in zowel een kleine als een grote voorstelling met een meerwaarde. Kleine = La voix humaine – Grote = Romeinse Tragedies.
Eén acteur een ruiker toewerpen en de anderen een bloem, past niet. Het verhaal is een kapstok en het succes van de voorstelling wordt gemaakt door het samenspel van de acteurs. Zo intens is het teamwork dat de toeschouwers gevangen worden in de ban van de evolutie en de meningen van de personages. En al heb je een triumviraat als regeerders, hun spel krijgt maar glans door de blink van de nevenrollen, een benaming die in wezen ver onder de waardigheid van hun aandeel in het geheel van de productie is.
De kroonjuwelen
Bij elke kroon horen juwelen. Eén ervan is de schrijfmachine[s]. Niet van het merk IBM maar van Olivetti, het Italiaanse bedrijf van schrijfmachines waar de Belgische kunstenaar Jean-Michel Folon enkele jaren voor werkte. Heel wat producten van Olivetti zijn, by the way, in de permanente collectie van het Museum of Modern Art in New York opgenomen.

FoutainHead.jpg
Een ander juweel is de beroemde degelpers van Heidelberg. Hij symboliseert de popularisering van de dagbladen. Toen de machine aan het drukken sloeg, kwam
Citezen Kane in beeld. En de botsing van Orson Welles als de scrupuleuze krantenmagnaat met Joseph Cotton als de integere theatercriticus.
Ook de muzieklijn is een juweel, beginnend bij de muziek van George Gershwin, scherend langs de psychedelische muziekgenres en eindigend bij de hedendaagse opera.

Envoi
Er valt heel wat meer moois te ontdekken in deze voorstelling. Het mag niet gezegd maar moet gezien worden. Het verklappen zou de verrassing ontheiligen. The Fountainhead is een Wagneriaanse toneelproductie die men meer dan eens moet zien om de schoonheidsvlekken ervan te ontdekken.

Guido LAUWAERT

 

THE FOUNTAINHEAD – Toneelgroep Amsterdam –www.tga.nl– 2 t/m 4 oktober in deSingel – Antwerpen

Partager cet article
Repost0
30 août 2014 6 30 /08 /août /2014 14:26

 

de_entertainer_13_14c_Jan_Versweyveld-6-632x321.jpg

Foto (c) Jan Versweyveld


John Osborne [1929-1994] is de toneelschrijver die een doorbraak forceerde in de Engelse toneelliteratuur met zijn new drama. Het brak met de tradities en waarden van de boven- en middenklasse. Het betreft niet enkel de onderwerpen van zijn stukken maar ook de taal en de inbreng van emoties. Weg deftigheid en keurigheid. De morele achterbuurten waren plots belangrijker dan de deftige lanen. Welkom rauwheid en slagen onder de gordel.

De Britse toneelschrijver heeft een voorliefde voor de werkende klasse en hun ellende, wat prominent aanwezig is in zijn stukken, maar is bewust nooit de barricaden opgeklommen. Hij heeft afstand gehouden, wat juist de erkenning van zijn positie in het sociaal drama versterkte. En het werd tijd. Meer dan een halve eeuw voor zijn doorbraak met Look back in Anger [1956], had zijn toneelpen al vaste voet gekregen in Noorwegen [Ibsen], Zweden [Strindberg] en Rusland [Tsjechov]. Zelfs Nederland en België kenden met Herman Heijermans en Cyriel Buysse al het volkstheater voor de burgerij en de hogere klasse.
Het volgend stuk van Osborne is alweer een voltreffer. The Entertainer uit 1957 koppelt sociale miserie aan het onomkeerbare verval van Groot-Brittannië. Zo onderstreept Osborne dat de werkende mens in zijn armoede zal vergaan door een verarmde staat. Met het stuk opnieuw op de affiche te zetten toont Toneelgroep Amsterdam aan dat we momenteel in eenzelfde situatie zijn beland. Een arme staat kan zich niet eens een premature cultuur permitteren. Maar wiens fout is dat? Van een politieke wereld zonder visie op de toekomst en die alle problemen voor zich uitschuift. Zelfs als die problemen al midden in hun doodstrijd zitten.
The Entertainer kan makkelijk met zijn verhaal van het podium naar het parlement verhuizen. De middelmatige komiek Archie Rice is een spiegelbeeld van Anthony Eden, Harold Macmillan, Alec Douglas-Home, de conservatieve Britse premiers die de schijn van het Verenigd Koninkrijk als wereldmacht probeerden op te houden. Door hun asociale politiek werd de weg vrijgemaakt voor Margaret Thatcher. Voor tussenpauzen als Harold Wilson en James Callaghan was het dweilen met de kraan open. Bovendien werden zij geboycot door de geheime diensten. John le Carré heeft dat in zijn spionagethrillers meesterlijk verwoord.

Als toneelstuk tekent The Entertainer het verval van de populaire volkskunst van de music-hall en zijn artiesten die geen plaats meer vinden in de onverschillige, commerciële massacultuur waarvan televisie het symbool is, zoals het kruishout het is voor Rome, de halve maan voor Mekka en de Davidster voor Jeruzalem. Ondanks de twee voorbeelden behoort Osborne echter niet tot de vernieuwers die blijvende waarde aan het toneel in zijn kunstvorm hebben geschonken. Daarvoor moet je bij Edward Bond zijn, en Harold Pinter. En in Noord-Amerika bij John Steinbeck, Henri Miller, Eugene O’Neill, Edward Albee en Tennessee Williams.
Het hedendaags Britse toneel is, op Sarah Kane na, burgerlijk theater met weinig tot geen sociale klemtonen. Het draagvlak ligt bij het talent van de acteurs. Dat heeft vertaler en regisseur Eric de Vroedt zeer goed begrepen. Hij heeft het acteurstoneel ten volle uitgezogen en het net vóór of achter het toneelgordijn gezet. Maar hij heeft scenograaf Maze de Boer een decor te laten ontwerpen dat het moderne en het klassieke samenvoegt.
In een bangelijk nauwer wordende tunnel staat aan het eind ervan de woonkamer. Er wordt nauwelijks gebruik van gemaakt. De combinatie van toneel op het voorplan en het salon op de achtergrond geeft zeer goed weer dat voor topacteurs de schouwburg en het gezelschap hun eerste huis en thuis is en hun privésfeer de tweede. De boodschap van The Entertainer van 1957 en die van 2014 benadrukt dat er in die tussenperiode weinig veranderd is. Slechts het decor verschilt. De attributen, zoals de fauteuils, stammen uit de designperiode van de jaren vijftig. Die – gek! – aan een remonte bezig is.

Gijs Scholten van Asschat als hoofdpersonage Archie Rice steelt natuurlijk de show, door zijn eigen meesterschap, maar krijgt extra vernislaag door indringend spel van Janni Goslinga als zijn vrouw Phoebe Rice en Fred Goessens, Mariane Aparico Torres en Alwin Pulinx als zijn kinderen Fred, Jean en Frank. Wat heerlijk om te zien en horen hoe ze samen de magie van het spel laten glanzen. De liedjes, als entertainment tussen de 13 scènes, zijn muzikaal en taalkundig van zeer hoog niveau, met soms een lekkere knipoog naar Simon Carmiggelt en Godfried Bomans. Soms komt het Nederlands cabaret uit de jaren 60 en 70 piepen.

Het enige mankement is dat de tekst van John Osborne slijtage vertoont. In tegenstelling met die van de Shakespeare van de Britse televisie, Dennis Potter. Wie optimaal wil genieten van de nieuwe The Entertainer kijkt best vooraf naar Potters serie Lipstick on your Color uit 1993. Dezelfde achtergronden spelen mee: de Suez crisis, de bitterheid bij alle lagen van de bevolking om het verlies van de wereldheerschappij en de neergang van de morele waarden, waardoor er geen troonzaal meer was voor de notabelen, op die van het koningshuis na [dankzij de persoonlijkheid van Queen Elisabeth II].
The Entertainer van Toneelgroep Amsterdam is een prachtig voorbeeld van een rampzalige maatschappij. Wie geen messen heeft voor in de ruggen, verraad beschouwt als een kwaliteit, wacht niet anders dan een eenzame doodsstrijd of zelfmoord. De laatste categorie is in opmars.

Deze voorstelling passeert niet langs België. Maar wie de kans ziet er eentje in Nederland mee te pikken, zal merken dat de kost een gouden belegging was. Zelfs voor wie de problematiek al kent. Men is nooit wijs genoeg om een extra wijze les te laten passeren.

Guido LAUWAERT

The Entertainer –John Osborne – productie Toneelgroep Amsterdam – www.tga.nl

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche