Het Mystieke Huwelijk
Aangekondigd als het tweede deel van een trilogie rond de beroemde roman van Robert Musil, lijkt het of het tweede deel van de roman, die uit drie delen bestaat, werd vertoneeld. De eerste zin van de werftekst versterkt die gedachte: ‘Een man [Ulrich] ontmoet zijn zus [Agathe] na het overlijden van hun vader.’ In werkelijkheid ontmoeten zij elkaar ruim over de helft van het tweede deel en wordt hun relatie sterker in het derde deel. Om dat te weten hoef je geen kenner te zijn, een blik op de inhoudspagina is voldoende. Het eerste hoofdstuk luidt ‘De vergeten zuster’.
De lange loop
Een tweede slordigheid is dat het overlijden hen nader tot elkaar brengt. In werkelijkheid is het zijn nakend overlijden die de aanzet is. Na zijn dood gaat de start over in de lange loop. Deze slordigheden zijn niet kwaadaardig, ja zelfs toegestaan. In het montagewerk mag er door de dramaturg naar hartelust worden geknipt en geschoven. Ten bate van het resultaat. En daarover kan geen kwaad woord worden gezegd. Maar het zijn en blijven slordigheden in de communicatie.
Duister, raadselachtig is de verhouding tussen broer en zuster alleszins. Samen vormen zij koning Oedipus. Maar de moeder heeft plaats gemaakt voor de vader. Hij heeft zulke druk gelegd op zijn gezin dat broer en zuster zich daarvan pas kunnen bevrijden langs zijn laatste ziekbed. Terwijl hij sterft worden zij herboren. Kunnen zij ontketend zeggen wat voordien gevangen zat in hun hoofd en hun ware gevoelens voor elkaar eindelijk tonen. Door die late bevrijding krijgt hun verhouding iets reëels, wat Agathe ook ziet. Zij verwoordt dat prachtig op de volgende wijze: ‘Als we samen over straat lopen, kijken de mensen naar ons als naar een jong, verliefd koppel. Misschien zien we pas in hun blik wat we echt zijn en niet zelf durven aanvaarden.’ Nu, een stel in de traditionele zin van het woord is het niet. Die is symbolisch en blijft platonisch. Het enige verschil is dat de verhouding in plaats van een duikboot een luxejacht is geworden.
De salons van Wenen
De nadruk op het mystieke huwelijk in de roman is niet verwonderlijk. In de onvoltooide wordingsjaren van de roman, de jaren twintig en dertig, regeerde Freud over de duistere krochten van de geest in Europa. Diens werk, Der Dichter und das Phantasieren [1908] maar ook Dostojewski und die Vatertötung [1928], bleef hangen in de salons van Wenen, toenmalige hoofdstad van Europa. Terwijl het verhaal van de roman – zie mijn recensie op het eerste deel [*] – zich afspeelt in de periode net voor het begin van de Eerste Wereldoorlog. De tijd waarin het liberalisme vandalisme werd, verloederde. Het opkomend socialisme wordt gezien als een last voor de lusten van het liberalisme. Een moordenaar die zich specialiseerde in het doden van prostituees, in de roman Moosbrugger, is talk of the town. Vooral vrouwentongen slaan tilt. Ze hebben nu eenmaal een zwak, niet voor de zwakkeren in de maatschappij maar voor de sterkeren. Zij die geen grenzen zien.
Ligt de nadruk in het tweede deel van dit theaterdrieluik dus op de verhouding tussen broer en zus, en in de tweede plaats op de vrouwenmoordenaar, hoofdzaak blijft het liberaal vandalisme. Alles schuift in deze voorstelling lekker en precies in elkaar, maar wie de roman niet gelezen heeft of zich niet een halve dag heeft verdiept in de historie voorafgaand aan WO I, snapt geen bal van het toneelverhaal. Een waxinelichtje zal de onvoorbereide toeschouwer maar opgaan als de drie delen als één voorstelling worden opgevoerd. En dat zal eind van dit seizoen gebeuren, na de lancering van Deel III, een monoloog van Moosbrugger, die vanuit zijn cel duiding over zijn daden en commentaar op de maatschappij geeft.
Naar verluidt zal de monoloog gespeeld worden door Johan Leysen. Maar dit terloops.
Op het randje van
Het acteerwerk is koel en kaal, op het randje van de diepvries. Prachtig spel dat ongetwijfeld beantwoordt aan de wensen van regisseur Guy Cassiers, maar mist het cynisme van Musil. Een cynisme dat naar leedvermaak neigt, en dat zat duidelijk ook in het hoofd en de pen van Musil. Het maakte dat de roman dartelt en de lach verwekt. Die lach komt er ook, nadat de oudere generatie zijn intrede heeft gedaan. Dé uitblinkers zijn dan ook Vic De Wachter [Graaf Leinsdorf] en Diotima [Gilda De Bal], en in hun spoor Marc van Eeghem [Generaal Stumm von Bordwehr] en Katelijne Damen [Clarisse]. Tom De Wispelaere [Ulrich], Liesa van der AA [Agathe] hebben geen meerwaarde in hun personage gestoken. Ze blijven zichzelf - niet meer, niet minder, en dat wreekt zich. Hun spel, en hoofdaandeel van de productie, doet daardoor denken aan de boottrekkers van de Wolga.
Gelukkig is er de technische kant die de trektocht grotendeels aan het oog onttrekt. Guy Cassiers en zijn team hebben zichzelf overtroffen. Het mooiste is de evolutie van de projectiebeelden. Een reis door de geschiedenis, de overgang van de negentiende naar de twintigste eeuw. Rijkelijke salons, bibliotheken met in leder gebonden boeken, evoluerend naar de nieuwe vleugel van een psychiatrische instelling [waarin de hand van de architect belangrijker is dan de blik van de patiënt] en overgaand naar het schilderij van James Ensor ‘De intrede van Christus in Brussel’. Ook Oskar Kokoschka komt even om de hoek kijken. Voor de kostumering werd naar de manege getrokken, en dat verwijst dan weer naar het beroemde paardenras Lippizaner. Barok is de snit en naad en draad en stof van de kostuums.
Op de rand van
De man zonder eigenschappen II – Het Mystieke Huwelijk is ongetwijfeld een sterke voorstelling. Wat stoort is dat de staf van het Toneelhuis zijn eigen kunde laat primeren. Die gaat het verstand van de modale toeschouwer te boven. Een voorstelling moet helder zijn, van het eerste tot het laatste ogenblik. Dat is met deze productie allerminst het geval. Balanceert op de rand van de pretentie. De strategie van het Toneelhuis verschilt hemelsbreed van die van Toneelgroep Amsterdam. De tweede wisselt een zware doordenker, zoals Nooit van elkaar of Opening Night, af met een lichte opsteker, zoals Kinderen van de zon. Dat zou de eerste ook eens moeten doen. Daar haal je het grote publiek mee. En vermijd je de confrontaties met de rechtse ballentent. Luchtigheid en toch eerste kwaliteit, het is een facet van het hedendaagse toneel dat het Toneelhuis mist. Jammer.
Guido LAUWAERT
DE MAN ZONDER EIGENSCHAPPEN – HET MYSTIEKE HUWELIJK - Toneelhuis – tot 10 december 2011 op reis en in eigen huis, Bourlaschouwburg, Antwerpen