Het Paul van Ostaijen Genootschap publiceert de correspondentie (1923-1924) tussen Paul van Ostaijen en Wies Moens, bezorgd door Matthijs de Ridder en An Blommaert. Negen brieven werden reeds in 1971 door Gerrit Borgers gepubliceerd, vier brieven van Van Ostaijen aan Moens verschijnen hier voor het eerst integraal.
De pas getrouwde Wies Moens met zijn vrouw (1922)
Bij de presentatie van het fraai vormgegeven boekje, woensdagavond in De Zwarte Panter te Antwerpen, waren in een overigens volle zaak o.m. aanwezig: Bert Bevers, Luc Boudens, Jan van Broeckhoven, René Broens, Jean Emile Driessens, Jan Lampo, Pruts Lantsoght, Mieke de Loof, Adriaan Raemdonck, Renaud, Jan Scheirs en Gerd Segers.
Henri-Floris Jespers en Matthijs de Ridder leidden de publicatie in, acteur Tom Van Bauwel, begeleid door saxofonist Ben Sluijs, bracht een kundige evocatie van het werk van Van Ostaijen en Axel Daeseleire las uittreksels van de briefwisseling Van Ostaijen / Moens. Het Van Ostaijen Strijkkwartet zorgde voor de muzikale omlijsting: 6 bagatellen op. 9 van Anton Webern en het strijkkwartet in F van Maurice Ravel.
Henri-Floris Jespers begon met een terugblik:
Jamais deux sans trois. Derde keer, goede keer.
Het eerste Van Ostaijen genootschap, gesticht op initiatief van Paul de Vree in het begin van de jaren zestig leidde slechts een kortstondig papieren bestaan. Professor Herman Uyttersprot was enthousiast, maar Gaston Burssens en Gerrit Borgers waren er slechts pro forma bij. Zowat vijf jaar later werd het tweede Van Ostaijen genootschap gesticht. Een vriendin van Paul van Ostaijen had een flinke donatie in het vooruitzicht gesteld, Gerrit Borgers zag het nu wel zitten. Toen Borgers gepromoveerd was, en bovendien over een donatie in alle talen gezwegen werd, stierf het genootschap een stille, natuurlijke dood.
Derde keer, goede keer dus.
Ook al omdat het huidige genootschap blijk geeft van zin voor ironie. De nagedachtenis van Van Ostaijen in de Nationale Bank vieren was op zich al een dadaïstische bedoening, en vandaag zijn we dan vroom verenigd in een kapel. Misschien mikt het genootschap volgend jaar op het Koninklijk Paleis?
Van Ostaijen in Brussel vieren zou trouwens bijzonder zinvol zijn. Hij wordt immers al te exclusief met Antwerpen vereenzelvigd, en zijn verblijf in Brussel als kunsthandelaar werd tot nu toe onderbelicht, en vooral zijn relaties met Franstalige schrijvers.
Jespers sprak de lof van de onderzoeksprojecten van het L.P. Boon-documentatiecentrum:
Derde keer, goede keer, inderdaad. Met de publicatie van de correspondentie tussen Van Ostaijen en Wies Moens, treedt het genootschap in het voetspoor van zijn onmiddellijke voorganger die jaarlijks zijn leden met een exclusieve publicatie bedacht. Maar de tijden zijn veranderd. Terwijl destijds het werk verricht en gemonopoliseerd werd door één man, kan het nieuwe genootschap bogen op de medewerking van een veelkoppig monster, nl. het L.P. Boon-documentatiecentrum van de UA, dat onder de dynamische leiding van professor Kris Humbeeck zijn onderzoeksterrein aanzienlijk verbreed heeft met projecten als “Der Sturm en de Lage Landen” en “Literatuur, Vlaamse Beweging en Maatschappij 1912-1950”. In dat kader wordt ook gewerkt aan de publicatie van de uiterst boeiende en relevante correspondentie van Van Ostaijen, een project dat nog jaren zal vergen.
Dat wil echter niet zeggen dat de ongeduldige lezer nog jaren zal moeten wachten voor dat hij (gedeeltelijk) kennis zal kunnen nemen van het ondertussen verzameld materiaal. Het Paul van Ostaijen genootschap wil immers regelmatig kleine bronnenuitgaven verzorgen in boekvorm: deelcorrespondenties, betekenisvolle epidodes uit deelcorrespondenties of zelfs eenzame brieven met een bijzonder poëtische of anderszins boeiende inhoud.
De reeks staat onder redactie van Matthijs de Ridder.
Geen betere keuze. Met zijn onderzoek naar de activistische 'tegentraditie' in de Vlaamse letteren heeft Matthijs de Ridder immers vele bakens verlegd en, vooral nieuwe invalshoeken bepaald en verrassende perspectieven geopend. Op zijn actief heeft hij de editie van de verzamelde gedichten van Gaston Burssens, de man die in beslissende mate het canonieke beeld van Van Ostaijen bepaald heeft – een beeld dat hij nooit aarzelde naar zijn hand te zetten... maar dat is een ander verhaal.
Dat Matthijs de Ridder als eerste deel van wat zich toch aandient als een prestigieuze reeks, de correspondentie Van Ostaijen/Moens koos, verwondert mij niet. De poëzie van de jonge Wies Moens, die destijds ophef maakte, ook in Franstalige avant-garde kringen, is beslist onderschat. Moens werd echter het slachtoffer van zijn latere aanbidders, die alleen maar oog hadden voor de (betwistbare) homo politicus en zijn radicaal Groot-Nederlandse strijdgedichten. Hij geraakte aldus in de hel van wat Lucas de Vos terecht definieert als 'verbrande schrijvers'.
Maar goed, ik ben hier niet gekomen om Matthijs de Ridder te loven, die ik nota bene onder het gesternte van Van Ostaijen leerde kennen, toen Matthijs nog in Groningen studeerde.
Een veelkoppig monster, zei ik daarnet. Ik wil hier dan ook An Blommaert vermelden, die de correspondentie mee bezorgde, en Bjorn Gabriëls die onderzoek verrichtte.
Paul van Ostaijen (1926)
Tot slot stond Jespers stil bij de eerder ongepubliceerde brieven.
Brieven 9 en vooral 11 stemden mij weemoedig. Die laatste brief van Van Ostraijen aan Moens is geschreven in dezelfde toonaard als zijn brief aan Eddy du Perron, enkele jaren later, waarin PVO hartelijk maar niet minder resoluut zijn ontgoocheling uitdrukt en zijn vriendschap impliciet opzegt: “vooruit dan maar, zonder supporters”.
Eens te meer werd ik geconfronteerd met de schrikbarende eenzaamheid van Van Ostaijen.
Om het met de woorden van Hugo Claus te zeggen, die al bij al maar weinig van Van Ostaijen moest hebben:
Hij was een kind der haven, een verrukte jager
Een kaper in deze laagte
Een schuimer van deze zandige zee.
■
Matthijs DE RIDDER en An BLOMMAERT, Wij moeten inzien dat wij hier een mekaar vreemde taal spreken. De correspondentie tussen Paul van Ostaijen en Wies Moens, Antwerpen, Paul van Ostaijen genootschap, 2010, 32 p. ISBN 978 94 90889005.
www.paulvanostaijen.be
Meer over van Paul van Ostaijen op de CDR-blog:
http://mededelingen.over-blog.com/article-18578159.html
http://mededelingen.over-blog.com/article-21656860.html
http://mededelingen.over-blog.com/article-35520253.html