In Mijn en mijn zoons leven stelt tante Lène minimaliserend dat Charles Wouters “culturele flarden” meegaf aan zijn zoon; zij vermeldt met name Baudelaire en Rilke – maar voegt er meteen kleinerend aan toe dat Hugues' vader “vooral met hun naam koketteerde”. Dat is beslist onrechtvaardig. Ik heb zowat tien jaar een vertrouwelijke relatie met Pernath gehad en kan alvast getuigen dat hij er bij herhaling op wees dat zijn francofiele vader hem niet alleen maar op Baudelaire en Rilke wees, maar ook zijn aandacht wekte voor de surrealisten.
*
Walter van den Broeck getuigt nogal elliptisch:
De eerste jaren na de scheiding bezocht Huug zijn moeder zelden of nooit. Zij had niet alleen zijn vader maar ook hem in de steek gelaten, verraden. Op latere leeftijd liep hij al eens vaker bij aan. Zwijgend aanhoorde hij haar scheldtirades, en als hij weer wegging tekende ze hem een kruisje op het voorhoofd en mompelde: 'Vuile hond!' of iets van die strekking. (Het land van Pernath, p. 15.)
“Op latere leeftijd” is een erg rekbaar begrip. Vanaf Pernaths huwelijk op 4 april 1959 met Adrienne Daelemans (1934-1970, pseudoniem: Yen Pernath), kostuumontwerpster bij de KNS en docente aan Studio Herman Teirlinck, zou Grace van den Broeck de vaste toevluchtsoord worden telkens wanneer Hugues problemen had met zijn (eerste) huwelijk en later met zijn relaties – en of dat vaak het geval was... Pernaths moeder moest dan het (ook juridische en financiële) puin opruimen, wat ze al te graag deed
In Mijn en mijn zoons leven (die de periode tot de tweede helft van 1944 behelst, ik kan er niet genoeg op wijzen) stelt Grace van den Broeck dat het alleszins vaststaat dat haar man haar “aanzag als een boerinneke uit Herentals [...] in de ogen van zijn [Pernaths] vader was ik te min en dat heeft mijn zoontje heel erg beïnvloed. (Vroeger natuurlijk). (p. 32)
De vermelding tussen haakjes “vroeger natuurlijk” wijst er mijns inziens op dat de versie van Mijn en mijn zoons leven die thans gepubliceerd wordt, de resultante is van (dagboek-?)aantekeningen die pas achteraf, in verschillende fases, in de vorm gegoten werden die we thans kennen, dank zij de inzet van Walter van den Broeck.
Ik kan mij zwaar vergissen, maar het blijft voorlopig mijn stellige overtuiging dat die tekst ook geschreven werd bij wijze van oratio pro domo ter attentie van Jan Jacobs, Grace's tweede echtgenoot.
Henri-Floris JESPERS
(wordt vervolgd)