Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
1 janvier 2013 2 01 /01 /janvier /2013 17:00

 

Johan.jpg

Dank zij deze dichtbundel hoef je niet te koken” hing ik op een A4 bij mijn bundels. Een marketingtrucje bedacht. Flauw natuurlijk. Ik weet het. Niettemin. Je weet maar nooit in deze tijden…

4 november 2012 op de Boekenbeurs, op stand 418 in hall 4, op enkele dure vierkante meters van acht kleine uitgevers die samenspannen om het onbetaalbare van hun stand te kunnen betalen.

Met twee aan een tafeltje, met onze geletterde waar voor de obligate signeersessie. Met een gulzig aquariumgevoel; twee vissen happend naar aandacht, die door voorbijgangers amper worden bekeken. Twee illustere onbekenden aan een tafeltje, gewapend met een blauwe balpen in de hoop op vele handtekeningen, op een verstuikte signeerpols die we niet zullen oplopen. Na een kwartier leggen we onze pen te rusten.

boek.jpg

 

Van mijn lotgenoot noch van zijn uitgeverij had ik ooit gehoord. Laat staan zij van mij.

We keuvelen met zachte stem over het wel en wee van uitgeven en delen onze ervaringen over de Boekenbeurs. Over Johan Teirlinck (°1960) hangt een glimmende minzaamheid. Hij studeerde Germaanse filologie en wijsbegeerte. Hij doceert ‘letterkunde’, ‘filosofie’, ‘thema’s uit de kunsten’ en ‘cultuur’ aan de Associatie K. Universiteit Leuven / School of Arts Luca te Brussel. Teirlinck publiceerde essays, gedichten, scenario’s voor kortfilms, en theaterteksten.

Eerder uit wellevendheid dan met een collegiaal gevoel koop ik zijn dichtbundel Schitterend werk en zijn roman Van hier tot aan de brug.

Teirlinck.jpg

Thuis leg ik ze achteloos op de stapel: “Te lezen”. Op deze eerste plaats van mijn “affaires en cours” staan vele zaken te drummen. Fout natuurlijk.

Van hier tot aan de brug is sober, poëtisch proza. Het is een roman die in zeven delen werd opgebouwd. Een hij en zij figuur zonde naam vertellen hun impressies over hun verleden en toekomst. Kil en beklijvend klinken de littekens in hun zoektocht om het gebeurde toe te naaien, te ordenen en een plaats te geven. De korte, heldere zinnen zonder een overdaad aan adjectieven 'knacklauten', hameren en zorgen voor een daverend staccato-effect. Indringend… Ook nu weer ben ik met mijn onhebbelijke gewoonte om opmerkelijke voorbeelden met potlood te onderlijnen na 50 bladzijden gestopt:

Maak van mij je held, had ik eerst gedacht… De echte held van vandaag. Niet zoals weleer: een man uit één stuk. Maar een man uit vele stukken. En daarom geschikt. Want zo verwoest ben ik. Zo kaal en alleen… Deze held is een lafaard. Bedelt om medelijden omdat hij verzuimde in te grijpen.”

Zij hield van sterven. Langzaam sterven. De jeugd nog in de hand. De frisse mond nog meegebracht. De borstjes hoog nog. Maar geen gebruik. Geen mogelijke toepassing van de handleiding. Als vreemde onbekende instrumenten sleurde zij met benen en ogen. Zij torste haar kruis en droeg het als een kruis”

Open de armen. Dans en zing. Laat alle doden in onze open armen lopen. En hun wereld fezelen. Of brullen. Laat ons hen omhelzen. En meenemen in ons leven. Stiekem. Zodat niemand het overdag kan zien.”

En zo zal Sodoma en Gomorra, de Boekenbeurs, niet vergaan.

Dankzij Marleen De Crée ontdekte ik er vorig jaar Carta a mi madre van de Argentijnse dichter Juan Gelman, vertaald door Stefaan Van Den Bremt en Guy Posson. 2012 werd het jaar Van hier tot aan de brug van Johan Teirlinck, een boek dat ik in één ruk heb uitgelezen. Een revelatie ook. En zijn nieuwe roman Helena in Pompeï is in voorbereiding.

Frank DE VOS

 

Johan Teirlinck, Van hier tot aan de brug, Johan Teirlinck, Meerbeek, uitgeverij Deystere, 2012, 150 p., 26,04 €. ISBN 97890796666010

Juan Gelman, Brief aan mijn moeder, Juan Gelman, Leuven, P, 2008, 45 p., 12,50 €. ISBN 9789077757703

Partager cet article
Repost0
1 janvier 2013 2 01 /01 /janvier /2013 12:07

 

Hubert Van Lier (foto Bert Bevers)

Foto: Bert Bevers

Zie: www.detafelvan1.blogspot.com

Partager cet article
Repost0
31 décembre 2012 1 31 /12 /décembre /2012 18:11

 

haatpoëten reflecteren nicht
neem nu dichtvent ben klein die pijnpoëzie sputtert
hij weegt geschiedenis zonder historisch inzicht
rijgt dommigheden aan elkaar

ua is niet mijn biotoop
verzen schrijven deed en doe ik toch
evenwel zonder ze uit te strooien
geschiedenis is mijn verhaal

verder vergist deze tafelspringer-versspuier zich schromeloos
want:
dit onderzoek over paul de vree beperkt zich doelbewust tot de neo-avant-garde
zoals in titel en inleiding duidelijk gearticuleerd wordt

ik weet dat klein niet gelezen, maar slechts gebladerd heeft
té woedend en kortzichtig was hij
de vooroorlogse periode en naoorlogse wending van de vree wordt door mij wel
aangekaart maar niet uitgespit; daarvoor dient meer, en ànder onderzoek

maar vooral:
klein had vooral graag gelezen over zichzelf en voelt
zich eens te meer en altijd weer
tekort (!) gedaan

ben klein, blijft klein en zal door zijn nijd
altijd zo zijn
gooit graag eigen ruiten in
voorwaar: geen pohezie zonder pijn!


Johan PAS
oudjaar 2012

Partager cet article
Repost0
30 décembre 2012 7 30 /12 /décembre /2012 21:11

 

 

Philip-Heylen006.jpg

Wie heeft het gedaan? En wat was het motief? Wie is dader en wie slachtoffer? Voor wie de kogel en voor wie de diamant? Vragen stellen: dat is wat een thriller met een mens doet. En een goede thriller stelt ook altijd de goede vragen over onze condition humaine. Zijn thrillers eigenlijk nog een apart genre? En zo ja, behoren Umberto Eco en Dostojevski dan tot deze categorie? We doen het zo graag: mensen in hokjes plaatsen maar met teksten lijkt dat al maar moeilijker… Gelukkig. Een goede tekst is altijd een goede tekst. Een goede tekst is al een beetje als een crime scene: je zet hem af, niemand mag hem betreden tot je hem helemaal hebt onderzocht. Het is een vorm van sporenonderzoek. Vaak naar onszelf, onze samenleving, onze tijdsgeest. Literatuur – ja, zo durven we dat noemen – is mensenwerk. Literatuur is werk voor en door mensen. Literatuur helpt mensen zich te ontspannen en toch ook zich in te spannen om meer over de mensheid te weten te komen. Kortom, een goed boek slorpt je op en pas als het uit is, kom je er als een ander mens weer uit.

 

Napoleon noemde Antwerpen ooit een pistool, gericht op het hart van Engeland. Ik noem deze prijs een kogel van diamant, gericht op het hart van de letteren. Want laten we even de erelijst bekijken: hebben Mieke de Loof, Jef Geeraerts of Bob Mendes niet voldoende bewezen over grote literaire kwaliteiten te beschikken? Deze stad heeft een hart van diamant en dat een prijs hiernaar is genoemd kan ik alleen toejuichen. Maar wat ik écht toejuich is dat we binnen het woord cultuur niet langer kiezen voor het ‘of…of’ van Kierkegaard maar voor het ‘en…en’ van de eenentwintigste-eeuwse mens.

 

Deze prijs is een prachtig initiatief en het woord ‘prijzen’ een prachtige infinitief. Ik prijs de diamanten kogel dan ook uitvoerig en wens deze onderscheiding een stralende toekomst toe. Laat de Vlaamse Henning Mankells en Ian Rankins maar aanrukken…

Philip HEYLEN

Schepen voor cultuur en toerisme

Partager cet article
Repost0
29 décembre 2012 6 29 /12 /décembre /2012 10:00

 

Marxistische-logica.jpg

Bladerend in Halliwell's Who's Who In The Movies  kom ik een bloemlezing tegen uit het repertoire van The Marx Brothers. Ik probeer nog wel eens naar hun films te kijken, maar betrap me er telkens op dat ik die na een kwartiertje of zo toch té gedateerd vind. Maar de teksten blijven natuurlijk wel fantastisch leuk. Een paar hoogtepunten: One morning I shot an elephant in my pajamas. How he got into my pajamas I'll never know.  (uit Animal Crackers, 1930); Well, I realise it's a penny here and a nickel there but look at me: I worked myself up from nothing to a state of extreme poverty.  (uit Monkey Business, 1931) en You've got the brain of a four-year-old-boy, and I bet he was glad to get rid of it!  (uit Horse Feathers, 1932). Een mooie van Groucho Marx solo blijft natuurlijk: I don't care to belong to any social organization which would accept mé as a member.

Bert BEVERS

Partager cet article
Repost0
29 décembre 2012 6 29 /12 /décembre /2012 05:51

 

Jan Venderickx heeft de opzet van zijn site kernachtig verwoord:

Ja, ik hou van boeken. Nee, ik ben geen fanaat van uitsluitend Vlaamse literatuur. Maar de Vlaamse literatuur is nu eenmaal de literatuur van de gemeenschap waartoe ik behoor. Vandaar dus. Ook Franstalig schrijvende Vlamingen zoals Verhaeren, De Coster, Lemmonier enz. krijgen hun plek

Deze site is niet af en zal steeds work in progress zijn. We brengen hier biografische en bibliografische notities. Naar beste vermogen natuurlijk. Ik ben geen filoloog. Ik ben een boekenliefhebber, die op zijn speurtocht behoefte had aan overzichten. Na verloop van tijd werden deze overzichten verrijkt, aangevuld. Zo werd het een heel compendium. Het is mijn intentie deze gegevens hier geleidelijk te publiceren.

*

Ondertussen is “Schrijversgewijs – Vlaamse schrijvers 1830 – Heden” uitgegroeid tot een in alle opzichten betrouwbare en zonder enig voorbehoud aanbevelenswaardige encyclopedische site.

Sinds kort is op http://schrijversgewijs.be/schrijvers/adams-wilfried/ nu ook zowel de biografie als de bibliografie van Wilfried Adams (1947-2008) terug te vinden.

Kopie-van-Adams.jpg

Drie medestichters van het C.D.R. In conferentie...: van l. naar r. Luc Boudens, Wilfried Adams en Henri-Floris Jespers.

Partager cet article
Repost0
28 décembre 2012 5 28 /12 /décembre /2012 14:13

 

pdvJohanPas

Tot slot van het Paul de Vree-Colloquium in het Letterenhuis te Antwerpen werd de grondige studie van kunsthistoricus Johan Pas (°1963) Neonlicht. Paul De Vree & de neo-avant-garde voorgesteld. Het boek is rijkelijk geïllustreerde en werd voortreffelijk vormgegeven. (1)

In de vaste rubriek 'saladeproza' van zijn eenmanstijdschrift HA reageert een eens te meer chagrijnige Ben Klein:

Kunsthistorici creëren nicht

neem nu gelspuiter johan pas die neonlicht zwaait

hij weegt poHesie maar heeft zelf nooit een vers geschreven

kors tang rix

voorts houdt melker eventuele lezers een gordijntje voor

want

over alles dat paul de vree vóór 1958 publiceerde rept koko niet niet

hij volgt daarin de vree's kleinzoon die zich ook blind voordeed

natuurlijk de geachte familie-de vree wil dat er gezwegen wordt over

de literaire-activiteiten-paul de vree tijdens de episode-oorlog

1940-1945

iets waarover pol-1909 zelf later ook niet repte tegenover zijn veel

jongere medewerkers e.a. vrienden

foert kwang troch

en wat doet johan pas lid der ua/acaca-bende aangezien hij p. de vree

slechts laat starten 1958 dan met de invloed die ad. de roover op

zijn held uitoefende

en voorts

een erg lastige vraag glibber-pas was paul de vree redacteur in italië

vanhet tidschrift lotta poetica (poëtische strijd) dan werkelijk

maoïst of ging het maar om opportunistisch gedoe

 

klots tomre hatsj ha

 

Jammer dat Ben Klein zich bezondigt aan zo'n aaneenschakeling van gratuite insinuaties en verdachtmakingen. “Un mauvais coucheur” – maar dat weten we allang (en doet overigens geen afbreuk aan zijn reële verdiensten). (2)

Ben Klein blikt terug op Dada en belicht in zijn navolgbare stijl de flamboyante Francis Picabia. (Tiens, hij zwijgt over diens houding “tijdens de episode-oorlog 1940-1945”).

Ha  wordt afgesloten met visuele poëzie van Klein.

Henri-Floris JESPERS


HA, december 2012. Het tijdschrift wordt dankzij de goede zorgen van François Vermeulen als pdf verzonden. Belangstellenden kunnen een exemplaar aanvragen via  ftf.vermeulen@gmail.comhttp://

 

(1)Johan PAS, Neonlicht. Paul De Vree & de neo-avant-garde, AsaMER, Gent, 2012, 239 p., 39,50 €. ISBN 978-94-9069-346-6.

http://mededelingen.over-blog.com/article-paul-de-vree-posities-tussen-poezie-plastische-kunst-en-performance-112356590.html

(2)“Mauvais coucheur”: ter bezinning loont het écht de moeite Expressio. Les expressions françaises décortiquées te raadplegen. Bijzonder leerrijk...

http://www.expressio.fr/expressions/un-mauvais-coucheur.php

*

Over Ben Klein, zie op deze blog o.m.

http://mededelingen.over-blog.com/article-ha-ben-klein-niet-te-spreken-over-het-felix-poetry-festival-110434036.html

http://mededelingen.over-blog.com/article-ha-ben-klein-108420177.html

http://mededelingen.over-blog.com/article-ben-klein-alive-and-kicking-103839571.html

Partager cet article
Repost0
27 décembre 2012 4 27 /12 /décembre /2012 10:00

 

Jan-Lampo--foto-Bert-Bevers-.JPG

Foto: Bert Bevers

Zie: www.detafelvan1.blogspot.com

Partager cet article
Repost0
26 décembre 2012 3 26 /12 /décembre /2012 16:00

 

DEMIAN.jpg

Het vermaarde Antwerpse boekenantiquariaat Demian viert zijn tweede decennium met een in alle opzichten feestelijke publicatie, Verstrooid papier. Wat lezers in boeken achterlaten. Zaakvoerder, neen, gastheer (en uitgever) René Franken verzamelt al twintig jaar opmerkelijk gedrukte en beschreven papiertjes, foto' en ander verstrooid papier dat hij vindt in de door hem aangekochte boeken achterlaten. Hij heeft een origineel concept ontwikkeld en daarbij een beroep gedaan op schrijvers en kunstenaars die bij Demian over de vloer komen en kennelijk zijn gastvrijheid waarderen. In een kernachtig en treffend woord vooraf belicht hij zijn project als volgt:

Het kopen van boeken is een verslavend ritueel. Vluchtig doorblader ik het mij gepresenteerde. Storende aantekeningen, door water of vuur aangetast papier en andersoortige beschadigingen leiden onherroepelijk tot afwijzing. Tijdens deze handeling valt er al eens iets van tussen de bladzijden. Degene die de boeken komt aanbieden blijkt hiervoor zelden belangstelling te hebben. Psychologisch is er al afstand genomen. Hij of zij wil van alle papier af.

Het meeste verstrooid papier is natuurlijk al langer in omloop, verwisselde van eigenaar en mogelijk ook van boek. Daardoor zijn herkomst en omstandigheden diffuus, de beelden en boodschappen vluchtig geworden. Wat lezers in boeken achterlaten prikkelt de verbeelding.

Hier volgt een keuze uit opmerkelijk papier dat ik in twintig jaar Demian in de aangekochte boeken aantrof. Dit papier is niet in de boeken gebleven, maar wordt samen bewaard. Misschien had alles op zijn plaats moeten blijven of zou ik tenminste de titel van de vindplaats hebben kunnen noteren.

Heb ik een verhaal onderbroken? Een herinnering uitgewist? Gelukkig wordt aan verstrooid papier altijd toegevoegd.

*

In Verstrooid papier figureren van A tot Z (van beeldend kunstenaar Nick Andrews tot romancier en essayist Willem van Zadelhoff) niet minder dan 90 medeplichtigen van diverse pluimage die, als bijdrage tot het tweede lustrum van Demian, op uitnodiging van René Franken een vooraf streng geformatteerde, eerder onuitgegeven bijdrage schreven. Te veel om hier op te sommen. (Sorry voor wie ik hier vermeld.) Hier alvast enkele oude krokodillen: Fernand Auwera, Albert Bontridder, Jeroen Brouwers, Remco Campert, Patrick Conrad, Marc Didden, Wim Hazeu, Guido Lauwaert, Pjeroo Roobjee, Willem M. Roggeman en Adriaan de Roover.

Of nog, beeldende kunstenaars als Camiel van Breedam, Flor Hermans, Dr. Hugo Heyrman, Guy Rombouts en Ysbrant en theatermensen als Reinhilde Decleir, Rik Hancké of Koen De Sutter. Demian is een 'jong' antiquariaat (geen contradictio in terminis), vandaar de aanwezigheid van bijvoorbeeld Andy Fierens, Jess De Gruyter, Maarten Inghels, Jeroen Olyslaegers of Xavier Roelens. Uiteraard ontbreken ook literatuurhistorici niet op het appel: Gwennie Debergh, Dirk De Geest of Matthijs de Ridder.

Dat Peter Holvoet-Hanssen, de meest te waarderen Antwerpse stadsdichter, en Michaël Vandebril, de animator van Antwerpen Boekenstad niet op het appel ontbreken zal wel niemand verwonderen.

*

Ik koos, neen, op bevel van René Franken schreef ik een commentaar op de aankondiging van een partituur (1925) van E.L.T. Mesens die uiteindelijk nooit verscheen.

 

 

Henri-Floris JESPERS

 

René Franken (red.), Verstrooid papier, Antwerpen, Demian, 2012, ongepagineerd, geb., ill., 28 €.

www.demian.be

Partager cet article
Repost0
25 décembre 2012 2 25 /12 /décembre /2012 16:00

 

Balmer.jpgJean-François Balmer, Voyage au bout de la nuit

 

Voyager, c’est bien utile, ça fait travailler l’imagination. Tout le reste n’est que déceptions et fatigues. Notre voyage à nous est entièrement imaginaire. Voilà sa force.

Il va de la vie à la mort. Hommes, bêtes, villes et choses, tout est imaginé. C’est un roman, rien qu’une histoire fictive. Littré le dit, qui ne se trompe jamais.

Et puis d’abord tout le monde peut en faire autant. Il suffit de fermer les yeux.

C’est de l’autre côté de la vie.

*

Il y a souvent plusieurs histoires dans une histoire. Luister.

In 2005 verscheen bij Gallimard Hotel Lutetia van Pierre Assouline. Het is, zoals achteraan in de dankbetuiging staat, “een verzonnen verhaal, dat is geïnspireerd door de geschiedenis, er treden bestaande mensen in op onder hun eigen naam, en wat ze zeggen zijn hun eigen woorden, zoals deze zijn vastgelegd in boeken en artikelen, in niet-uitgegeven archieven of in getuigenverklaringen die ze me hebben toevertrouwd.”

Een fascinerend boek dat zich focust op de periode 1938 / 1945 van dit historisch hotel op de linkeroever van de Seine. In deze onstuimige tijd is Edouard Kiefer als detective verantwoordelijk voor de veiligheid van het hotel en zijn gasten. Via die insteek komt de auteur terecht bij de somberste periode van het hotel, de bezetting door de nazi’s van 15 juni 1940 tot midden april 1945 en van 29 april tot augustus van dat jaar als opvangcentrum voor overlevenden van de nazi-kampen. Administratieve formaliteiten, medische verzorging en sociale ondersteuning zorgden voor een geleidelijke overgang naar een nieuw burgerleven.

 

Bij een van mijn wilde stadswandelingen, sta ik plots voor het lievelingshotel van generaal Canaris. Ik ben gek op hotels. Als ik de kans krijg logeer ik er of loop op z’n minst eens langs. In Luxor Egypte is dat Hotel Old Cataract. Het was het favoriete hotel van François Mitterrand. Je kan er niet zomaar in. Om de voyeurs te weren wordt aan de bezoeker door de portier aan de ingang van de omliggende tuin een toegangsprijs gevraagd. Je krijgt voor dat bedrag wel een luxueuze middagthee mét koekjes. In de kiosk van de tuin, aan de boord van de Nijl heb ik er enkele uren doorgebracht, gezeten in de stoel van Mitterrand. De man van ‘Et alors?’. Een voorbeeld van hoe met een paar simpele woorden geile gulzigaards van journalisten die zich een air aanmeten van heldenfiguren, de mond gesnoerd kan worden.

In het beroemde Mena House Oberoi, pal naast de piramides gelegen, heb ik ontbeten. Aan de balie is een folder beschikbaar, al moet daar flink naar gezocht worden. Aan het uitzicht te zien is hij gedrukt op een offsetmachine van de eerste generatie. De slotzin van de promotekst eindigt met namen die er logeerden, waaronder Winston Churchill, ‘and last but not least, Jane Fonda.’ Het hotel duikt op in een stripverhaal van Edgar Jacobs. In Het geheim van de Grote Piramide logeert professor Mortimer er. Kort voor zijn dood hebben we het nog over deze stripserie gehad. Zijn favoriete album was Het Gele Teken. Over wie ik het heb? Jotie T'Hooft. Hij had een boontje voor de schurk, kolonel Olrik.

Ga ik naar een voorstelling in Den Haag maak ik dat ik ’s middags arriveer en installeer me in de lobby van Hotel des Indes. In het Brusselse Hotel Métropole logeerden de topdichters van de Nacht van de Poëzie. In 1980 William Burroughs, in 1984 Allen Ginsberg, Gregory Corso, Jevgeni Jevtoesjenko, Roland Topor. Ook Hugo Claus en Harry Mulisch verbleven er. Laat op de ochtend na de Nacht was er een gezamenlijk ontbijt. Iedereen bleef maar eten en drinken. De rekening liep op. Een week later viel ze in de bus. Ik zat krap, gooide die weg. Een herinnering volgde. En een tweede. Met dreigementen. Advocaten, processen et cetera. Kort daarop werd het hotel overgenomen door een Amerikaanse keten. Van de rekening heb ik nooit meer gehoord. Als je niet in paniek geraakt, komt alles op een dag goed.

 

De architectuur van die luxeverblijven van de hotels op jaren mag dan bombastisch zijn, zolang ze de hand van de bouwmeester vertoont ben ik verkocht. En als de lobby nog steeds een koloniaal geurtje heeft. En plus een flinke brok geschiedenis. In het geval van Hotel Lutetia mankeert het niet aan kleine en grote histories, en mensen die het hotel naar een hoger niveau hebben gekatapulteerd. Juliette Gréco in de eerste plaats, maar ook James Joyce, met in zijn zog zijn secretaris Samuel Beckett, maar ook Charles de Gaulle. Hij en zijn vrouw brachten er hun wittebroodsweken door en in juni 1940 sliep le général er de nacht voor zijn vlucht naar Engeland. En niet te vergeten Ernest Hemingway. Zijn favoriete kamer heeft zijn voornaam gekregen, maar verwijst tevens naar de andere Engelstalige auteurs van de Lost Generation die er over de vloer kwamen. Onder meer de mentor van de club, Gertrude Stein.

 

In het voormalige zwembad van Olympische afmetingen, uiterst links van het hoekhotel, in een stijl die balanceert tussen art nouveau en art deco, is een winkelgalerie gevestigd. Ik wandel van stand naar stand. De etalages liggen vol kerstcadeautjes. Ze mogen dan wel gesigneerd zijn door vuurspuwende modemakers, het is nutteloze rommel. Een kat zou die dingen kunnen ontwerpen! Als hij maar wou. Maar hij wil niet. Slechts mensen met een zwakke persoonlijkheid hebben die spullen nodig. Over een week zijn die superdure dingen afgeprijsd. Hoe weinig zijn ze dus maar waard. Dit en nog veel meer schiet door mijn hoofd als ik nu eens links kijk, dan weer vertraag voor een familie die nog gauw een pak poen kwijt wil, als ik plotseling blijf staan voor de ingang van het koffie- & theesalon. Een gezette man kijkt naar mij, zo intens dat hij mijn blik vangt. Hoelang hebben wij elkaar in de ogen gekeken? Lang genoeg voor een kennismaking. Ik zeg mijn naam, hij de zijne. Jean-François Balmer. Juist. De acteur. Geen ster als Gérard Depardieu maar toch een asteroïde.

 

We nemen plaats in het salon en bij een voortreffelijke koffie plus calva vertel ik waar ik vandaan kom en wat de reden is van mijn bezoek aan Parijs. Waarop hij me vraagt wat ik die avond doe? Niets speciaals, zeg ik. Hij nodigt me uit op de voorstelling die hij die avond speelt in het Théâtre de l’Œuvre. “Mon cadeau de Nöel pour toi.

Et c’est quel spectacle?vraag ik.

Voyage au bout de la nuit, antwoordt hij. ‘Tu connais quand même le roman extraordinaire de Céline ?’

Ik zak haast door mijn stoel. “Certainement! J’ai joué le Voyage dans les années quatre-vingt en Hollande et en Flandre. Comme monologue.

Et bien merde, c’est que je fais aussi. En solo. Et ça me plaît beaucoup. Ça a commencé sous forme de lecture et peu à peu ça c’est transformé.Hij keek op zijn horloge. “Bon dieu… je dois partir maintenant. On se voit après le spectacle? Suit le chemin des toilettes. Il y a une porte avec une pancarte Entrée Interdite. C’est là. Le foyer des artistes.”

Een paar uur later sla ik de wijk en de straat in waar het theater gevestigd is, Paris 9, rue de Clichy. Meteen schieten de eerste zinnen van de eerstgeboren roman van Céline mij door het hoofd:

Ça a débuté comme ça. Moi, j’avais jamais rien dit. Rien. C’est Arthur Ganate qui m’a fait parler. Arthur, un étudiant, un carabin lui aussi, un camarade. On se rencontre donc place Clichy. C’était après de déjeuner. Il veut me parler. Je l’écoute. « Restons pas dehors ! qu’il me dit. Rentrons ! » Je rentre avec lui. « Cette terrasse, qu’il commence, c’est pour les œufs à la coque ! Viens par ici ! » Voilà.

Het zijn ook de eerste regels van de monoloog. Logisch. Het is de openingsalinea. Aan het eind van de jaren zeventig had ik het boek een eerste maal gelezen. Het was Louis Paul Boon die mij de richting van de Céline had gewezen, met de zin op de eerste bladzijde van De Kapellekensbaan: “of zult gij het leven binnen tijd en ruimte hardnekkiger geselen dan in de voyage au bout de la nuit?” Ik denk niet dat een ander boek meer indruk op mij gemaakt heeft. Nog tijdens de lezing wist ik dat ik er ooit een monoloog van zou maken. Niet veel later was het zover. Toen ik zelf mijn favoriete passages had aangestipt en na drie nachten en twee dagen bezig te zijn geweest met schaar en lijm de tekst in mijn opperhoofd stampte, kwam François Beukelaers een keer langs. Nog maar goed en wel bezig of hij onderbrak mij en zei: “Dat is het. Dat eerste blokje is het hele boek. Zo moet je het bekijken. Want als Bardamu niet was meegegaan met Arthur was al de ellende die erop volgt nooit gebeurd.”

 

Het is de sleutel geweest van het succes. En nu, in Parijs, hoor ik dat Jean-François Balmer dezelfde weg heeft afgelegd. Zijn bewerking is haast identiek aan de mijne. Hij trekt volop de kaart van Bardamu, zijnde Céline zelf. Ik heb andere personages bij momenten voorop geplaatst. Bardamu niet buiten maar opzij gezet. De slotalinea dan weer verschilt niet van de mijne, op het tempo na. Hij holt door de tekst, terwijl ik tergend langzaam uitbolde. Het is vroeg in de ochtend en Bardamu/Céline kijkt uit het raam en ziet de dag opdagen. En met de dag de arbeiders die naar hun werk trekken.

 

On ne voit bien d’eux que leurs figures pâles et simples ; le reste est encore à la nuit. Il faudra bien qu’ils crèvent tous un jour aussi. Comment qu’ils feront ? Ils montent vers le pont. Après ils disparaissent peu à peu dans la plaine et il en vient toujours des autres, des hommes, des plus pâles encore, à mesure que le jour montent de partout. Àquoi qu’ils pensent ? … De loin, le remorqueur a sifflé ; son appel a passé le pont, encore une arche, l’écluse, un autre pont, plus loin… Il appelait vers lui toutes les péniches du fleuve toutes, et la ville entière, et le ciel et la campagne et nous tous qu’il emmenait, la Seine aussi, tout, qu’on n’en parle plus.

 

Na afloop van de voorstelling zie ik Balmer opnieuw. Niet als Céline maar als zijn eigen zelve. Hij wordt omstuwd door vrienden. En een vijftal jonge actrices. Hun gepraat is goedkoop slijmwerk. Doorzichtig als glas. Via kreetjes van bewondering proberen ze in de gunst te komen. Misschien dat hij hen aan een rol in een toneelstuk, een film, een televisieserie kan helpen. Ze denken, overal, in Frankrijk, in Nederland, in België… dat je vanaf een zekere leeftijd alles gedaan krijgt. Door je bekendheid. Je relaties, je netwerk zoals dat heden ten dage heet. Al dat geklets over het theater, een carrière, dat kan me geen laars schelen. Voor mij is het altijd oorlog in de theaterwereld. Is het vroeger zo geweest en zal het nooit ophouden. Bovendien is het theater een gesticht. Waarom zou ik me daar dan druk over maken? “Je te télèphone demain”, hoor ik hem een paar maal zeggen, maar ik weet dat hij het niet zal doen. Hij stapt op me af en vraagt naar mijn oordeel. Ik wil hem niet zeggen dat zijn ijdelheid de voorstelling parten speelt. Dat hij niet Bardamu wordt, maar Jean-François Balmer blijft. Dat hij elke lopende zin laat opstijgen. Nooit eens neerlegt. Te weinig variatie in de voordracht.

Ik zeg hem wel dat hij goed begrepen heeft dat gekmakende geluiden leiden naar weer een nieuwe stap op de reis van Céline. De kogelregen in het eerste deel aan het Vlaamse front. De nachtdieren in het oerwoud van Afrika en de nooit versagende tamtam, de briesende woestheid van het bandwerk in de Fordfabrieken van Detroit, en de huishoudelijke ruzies in de woonblokken van de Parijse voorsteden, die op zaterdagmiddag hun hoogtepunt bereiken met het slaan door de vader van zijn kinderen, omdat die niets gepresteerd hebben op school. Het is een drogreden. De echte reden van het afwentelen van zijn frustraties is het besef dat maar niet tot hem wil doordringen, want dan zou hij ze niet slaan, dat hijzelf een mislukkeling is, een sukkelaar, een zielenpoot, un pauvre con.

 

De acteur signeert mijn programmaboekje. We nemen afscheid. Stuur hem terug naar oude dametjes die hem aanraken en zeggen wat een groot acteur hij is, dat deze voorstelling een schouwburg verdient in plaats van een bonbon, dat ze onder de indruk waren. Ik kan zulk gezever nooit lang aanhoren en verlaat het pand. Het is kort voor middernacht en ik begin aan een lange wandeling door Parijs. Ik denk aan de opdracht vooraan in de roman, als een gebed om de reis te maken naar zijn wens en woede. De opdracht waarmee dit verhaal begint. Af en toe duikt het liedje dat nog vóór de opdracht staat, het Chanson des Gardes Suisses (1793). Bij momenten bolt het in mijn mond en rolt van mijn lippen.

 

Notre vie est un voyage

Dans l’hiver et dans la Nuit

Nous cherchons notre passage

Dans le Ciel où rien ne luit.

Guido LAUWAERT

Voyage au bout de la nuit – Théâtre de l’Œuvre – Jean-François Balmer – www.theatredeloeuvre.fr

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche