Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
6 novembre 2012 2 06 /11 /novembre /2012 14:05

 

Niet-nadenken.jpg

Niet nadenken, maar gewoon doen wat ik zeg. Dat was zo’n beetje de houding die Alfred Hitchcock er op na hield ten opzichte van zijn acteurs. Van zijn hoofdrolspeelsters verwachtte hij vooral dat ze mooi en blond waren. Ze lijken ook allemaal wat op elkaar: Madeleine Carroll, Grace Kelly, Tipi Hedren, Kim Novak….Die laatste benaderde haar vak misschien iets te intellectueel. Zo herinnerde James Stewart zich: “When I was doing Vertigo, poor Kim Novak, bless her heart, said ‘Mr Hitchcock, what is my character feeling in relation to her surroundings?’ There was silence on the set and Hitch said, ‘It’s only a movie, for God’s sakes.’ She never asked another question.” Maar mooi was ze wel….

Bert BEVERS

Partager cet article
Repost0
6 novembre 2012 2 06 /11 /novembre /2012 10:00

 

Ferre-Denis--foto-Bert-Bevers-.JPG

Foto: Bert Bevers


Zie: www.detafelvan1.blogspot.com

Partager cet article
Repost0
5 novembre 2012 1 05 /11 /novembre /2012 23:46

 

DeVylder.jpg

Dinsdag 13 november houdt dr. Gerrit De Vylder een lezing over het “Gebroken evenwicht tussen Oost en West”.

De traditionele historiografie gaat te veel uit van de “Noord-Atlantische” of de zogenaamde “Westerse” geschiedenis. Al te vaak leidt dit tot een vertekening van de historische werkelijkheid, zeker van de sociaal-economische wereldgeschiedenis. Haalde het Westen niet de mosterd in het Oosten?
In de globaliserende wereld verlegt het economische zwaartepunt zich opnieuw naar het Oosten. Het enorme belang van Aziatische en andere niet-Europese culturen in het ontstaan van de hedendaagse wereld kan niet genegeerd worden. Gebeurt dat toch, dan zijn interculturele communicatie en internationaal erkende regels onmogelijk.
Het identificeren van de relevante paradigma’s, die vaak steunen op cultureel-godsdienstige concepten, biedt een verhelderende kijk op het 'Oosterse' economische denken en handelen. Een noodzakelijke connectie?

Dr. Gerrit De Vylder (°1963) doceert Economische Geschiedenis, International Political Economy en Cross-Cultural Negotiations aan de Subfaculteit Handelswetenschappen (Lessius University College, Antwerpen) van de Geïntegreerde Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen van de Katholieke Universiteit Leuven.
Familiaal bevindt hij zich zowel in de christelijke, West-Europese als in de islamitische, Zuid-Aziatische wereld. Zijn onderzoek spitst zich toe op de relatie tussen economie enerzijds, en ethiek, godsdienst, literatuur en oriëntalistiek anderzijds.

De lezing vindt plaats op 13 november (19u-21u) in het Centrum voor het non-fictionboek, Somersstraat 13-15, 2018 Antwerpen.

Dr. Gerrit DE VYLDER, Gebroken evenwicht tussen Oost en West, Garant Uitgevers, 2012, 344 p., 34 €. ISBN: 9789044128802

Partager cet article
Repost0
5 novembre 2012 1 05 /11 /novembre /2012 09:02

 

FugitivePoetryPDV.jpg

Over de rol van Paul de Vree (1909-1982) als producer van Fugitive Cinema is mij uit persoonlijke ervaring niets bekend.

Wel herinner ik mij nog levendig dat ik, vroeg in de tweede helft van de jaren zestig, op zijn appartement aan de Kolonielaan (thans tot Cam. Huysmanslaan gedekoloniseerd) waar de borrel steeds gul ingeschonken werd, Robbe de Hert voor de eerste keer héél even ontmoette. Hij vertrok net toen ik aankwam. Robbe was nog niet in de hijsbak gelijkvloers beland, of Paul zong mij reeds met klem de lof van de jonge meester, die hem in 1964 was voorgesteld geweest door Rik Kuypers, de voorzitter van Filmgroep 58 (de broedplaats waaruit Fugitive Cinema ontstond). Dat enthousiasme - dat hij aanstekelijk op anderen kon overbrengen - was uiteindelijk Pauls geheime wapen én grootste kracht (al leek het hem soms wel parten te spelen). Hij droeg zijn onvermoeibare geestelijke nieuwsgierigheid en bewogenheid ogenschijnlijk geestig en driftig uit, maar achter de (soms bittere) geestigheid ging een aanvaardbare vorm van ernst schuil, nl. een innige waardering voor en verbondenheid met de makende mens in al zijn aspecten, en de drift werd bij hem steeds gevoed door een hardnekkige intellectuele vastberadenheid.
Toen ik Paul de Vree in 1962 leerde kennen, een ontmoeting die snel oversloeg in vriendschap en medeplichtigheid voor het leven, was zijn belangstelling voor de film groot. Het door hem georganiseerde congres Forum 60 had in het teken gestaan van het toneel en van de experimentele film. In 1963, 1965 en 1967 was hij telkens de stuwende kracht achter het Benelux-filmfestival, en tijdens het Nationaal Filmfestival van 1965 nam hij aan een colloquium deel met Frits Danckaert en Rik Kuypers. In 1963 werd ik redacteur van De Tafelronde, waar spoedig informatie verscheen over de film
Essentieel  van Jos Pustjens en Jef Verheyen.

Later zouden we o.m. 'het dagboek van een filmprovo' van Ronny Vos en een beschouwing van J. P. Coenen over avant-garde film 1910-1930 publiceren. Avant-garde, experiment, een tikkeltje provoceren - daar ging het Paul de Vree in de eerste plaats om. Dat vertaalde zich in de eis van absolute vrijheid inzake filmconceptie en -realisatie. Ik neem aan dat dit ook het richtsnoer was van zijn activiteit als lid van de Commissie voor de Culturele Film bij het Ministerie. Toen hij in 1967 of 1968 Man Ray in Parijs ging opzoeken, was dit tevens een huldebetoon aan een van de pioniers van de avant-garde film (Le Retour à la raison, 1923; Emak Bakia,1926 - met Robert Desnos; L 'Etoile de mer, 1927, etc.) Dat waren ook de jaren dat Paul zich definitief bekende tot de concrete en visuele poëzie - mede onder invloed van zijn studie van Apollinaire en Van Ostaijen.

Avant-garde en experiment stonden voor Paul gelijk met maatschappij-kritisch engagement: voor hem was niet alleen de jazz bankroet. Hij was ook een realist. De sociaal gerichte wereldvisie die hij meteen onderkende in de krachtbundeling rond Fugitive Cinema had dan ook nood aan 'een dialectische instelling tegenover de dubbele moraal van het establishment'. Het kwam er uiteindelijk op aan stoutmoediger projecten te realiseren, en daarvoor was de lange marsj door de instellingen noodzakelijk - en een weloverwogen tegemoetkoming aan het publiek. “Het is te sterk uitgedrukt van programmatische engagementsfilms te spreken,” aldus Paul de Vree, “beter is: film als bewustzijnsverruiming, getuigenis en verantwoording, minder illusie en romantiek, meer werkelijkheids-betrachting met de nodige dosis humor en ironie om de kijker ergens het gelag met een mengsel van gelach en grimas te doen betalen.” Paul de Vree bleef onvermoeibaar achter het ideologische streven van de groep staan - en met protagonisten van dat kaliber was dat niet altijd even gemakkelijk. In plaats van de echo's te vertolken die ik geregeld van Paul opving, laat ik hem liever zélf aan het woord, hierbij citerend uit een tekst die hij tien jaar geleden schreef:

Na een hoopvol begin, knaagden vrij spoedig de financiële moeilijkheden aan de samenhang, die meteen door botsende temperamenten werd bemoeilijkt. Moet daaraan toegevoegd dat de provocatieve uitspraken van de kineasten de officialiteit en de pers tegenover hen in het harnas joegen. De Fugitive Cinema werd subversiviteit in de schoenen geschoven en belaagd als een groep van incompetente filmers, m.a.w. de alternatieve film kende zijn barensweeën. Maar in de realiteit werden de bestuurvergaderingen van Fugitive Cinema steeds moeilijker en steeg de spanning er tot kookpunten. Die breekpunten tot gevolgen hadden. Uit angst dat de groep - waarin leden gingen en kwamen en weer gingen en weer kwamen - moest ik soms harder schreeuwen dan de controversanten om ze tot de orde te roepen. De toestand was in de tweede helft van de jaren '70 zo benard, dat we constant verhuisden, administratieve kosten maakten en achterstallige facturen ophoopten, dermate dat de ene deurwaarder na de andere aan de bel hing. Met telkens op het nippertje bijeen geschraapte gelden konden we ramp na ramp vermijden.

Maar de reputatie van Fugitive was aangetast. Door schuldenlast werden we op het matje geroepen voor gerechtelijk onderzoek. Jaren achtereen heb ik met de moed der wanhoop onze solvabiliteit dienen te bewijzen met een utopische balans tussen inkomsten en uitgaven.'

Paul hield er echter van de utopie tot werkelijkheid om te buigen, en hij was sterk genoeg om de tijden van nood er bij te nemen. En hij kon met vreugde vaststellen dat na vijftien jaar vaak tumultueuze samenwerking, en “ondanks al die zwarigheden en misverstanden”, “de gehechtheid in Fugitive Cinema gered (is) kunnen worden.” En hij besloot met

een eresaluut aan Robbe De Hert, die al die jaren publiekelijk wel omstreden en bijwijlen verguisd, de onvermoeibare bezieler is geweest (...). Ik heb zelden een jonge man ontmoet, die, ondanks de zware verantwoordelijkheden en depressies waaronder hij dikwijls gebukt liep, zich bewust van zijn filmische zending, zo integer heeft opgesteld.’

Ivo Michiels schreef ooit dat Paul de Vree, die altijd in de bres stond voor anderen, vaak bedacht werd met stank en zelden met dank. Dat is het lot van de meeste animatoren die zich alert inzetten voor meningen en niet voor belangen. Hij was een ontdekker van talenten, en op velerlei vlak - net als Paul-Gustave van Hecke, die in 1946 het eerste Internationaal Filmfestival te Brussel organiseerde.

Een uitbundige erkenning heeft hij niet gekend, maar voor velen heeft hij veel betekend. Ook voor de groep rond Fugitive Cinema, daar twijfel ik niet aan.

Henri-Floris JESPERS

 

Zie ook:

http://mededelingen.over-blog.com/article-colloquium-paul-de-vree-1909-1982-111875994.html

Partager cet article
Repost0
4 novembre 2012 7 04 /11 /novembre /2012 09:40

 

LPBboelvaar.jpg

Boelvaar Poef, het tijdschrift van het Louis Paul Boon Genootschap, werd hier bij herhaling onder de aandacht gebracht. De redactie heeft een aantal schrijvers uit Nederland en België uitgenodigd op hun wijze te reageren op werk en persoon van Boon. Hun inzendingen werden samengebracht in het boek De eerste eeuw van Boon, dat tevens als dubbelnummer van het tijdschrift geldt en waarmee de lopende jaargang wordt afgesloten. Ter gelegenheid van het honderdste geboortejaar van LPB krijgt de lezer aldus qua vorm, teneur en inhoud heel uiteenlopende berichten te lezen van Robert Anker (°1946), Johan De Boose (°1962), Stefaan Van den Bremt (°1941), Paul Claes (°1943), Piet Gerbrandy (°1958), Kristien Hemmerechts (°1955), Guido Van Heulendonk (°1951), Peter Holvoet-Hanssen (°1960), Leen Huet (°1966), Geert Van Istendael (°1947), Bart Koubaa (°1968), Bob van Laerhoven (°1953), Monika Van Paemel (°1945), Joseph Pearce (°1951), Christophe Vekeman (°1972), Eriek Verpale (°1952) en Victor Vroomkoning (°1938). De bijdragen van Koen Peeters (°1959), Kamiel Vanhole (1954-2008) en Annelies Verbeke (°1976) werden al eerder gepubliceerd. Het is onmogelijk hier dieper in te gaan op die qua aanpak, vorm en teneur heel gevarieerde bijdragen.

Wat blijft mij bij, nu het boek zijn plaats al gevonden heeft in mijn fenomenale bibliotheek? De gedichten van Johan De Boose en Peter Holvoet-Hanssen, Piet Gerbrandy's essayistische benadering van de Fenomenale Feminateek, het creatieve proza van Bart Koubaa, Bob van Laerhoven en Christophe Vekeman, de erudiete, pasticherende bijdrage van Paul Claes, de uitvoerige en openhartige bijdrage van Eriek Verpale (waarin de onvermijdelijke Kristien Hemmerechts bij herhaling op de korrel genomen wordt).

Wat mij wel meteen opvalt is de afwezigheid van jongere auteurs. De gemiddelde leeftijd van de medewerkers is dan ook 65+. In dezelfde optiek verneem ik van Robert Anker dat van De Kapellekensbaan,verschenen in 1953, er op dit moment slechts 143.000 exemplaren verkocht werden. Hij is trouwens van oordeel dat

het gegeven dat schrijvers na hun dood steeds sneller in vergetelheid raken (zie bijvoorbeeld de nu al tanende aandacht voor Reve, Wolkers en Hermans), ook Boon heeft getroffen. Het is evident dat De Kapellekensbaan thuis hoort in een geheel ander paradigma dan waarin nu wordt geschreven […].

*

Het boekwerk wordt geïllustreerd met boeiende voorstudies voor een portret van LPB door Paul Van Gysegem (eerder al verschenen in Boelvaar Poef) en met pregnant werk van Walter Kerkhofs, docent grafiek aan de Fachhochschule in Hamburg, met LPB als inspiratiebron.

De eerste eeuw van Boon verscheen onder redactie van Jos Muyres, Gerard F.H. Raat en Betty Salverda.

*

In een begeleidend schrijven (de dato 25 oktober) aan de abonnees delen Wim Dijkstra en Luc Geeroms, voorzitters ad interim van het Louis Paul Boon Genootschap dat de uitgave van De eerste eeuw van Boon 'kon plaatsvinden door de combinatie van de financiële middelen voor Boelvaar en ondersteunende bijdragen van de stad Aalst en de provincie Oost-Vlaanderen'.

*

Pour la petite histoire”: het viel mij ook op dat Willem M. Roggeman niet langer in het colofon figureert. In de voorbije jaren publiceerde hij bijdragen in elke aflevering van Boelvaar Poef.

Per 1 september heeft hij “tussentijds ontslag genomen” als voorzitter van het LPB- Genootschap. Ik citeer hier verbatim een 'officiële' mededeling van het Genootschap:

Naar aanleiding van een verschil van mening in de redactie van Boelvaar Poef heeft hij daar ook als voorzitter van het Genootschap consequenties aan verbonden. Het bestuur van het Genootschap betreurt dit omdat er geen conflict binnen het bestuur was en is en het bestuur onderling zijn vertrouwen heeft uitgesproken. Om de grote verdiensten van Willem te eren hoopt het bestuur dat er in de naaste toekomst de gelegenheid zal zijn om van hem op een ledenbijeenkomst of anderszins op gepaste wijze afscheid te nemen.

Hopelijk zullen die verschillen van mening en het feit dat het LPB-Genootschap financieel in zwaar weer verkeert, geen nadelige gevolgen hebben voor de verdere verschijning van Boelvaar Poef.

HFJ

Boelvaar Poef, tijdschrift van het Louis Paul Boon Genootschap, oktober 2012, geb., ill., 192 p. Jaarabonnement: 45 €, te storten op bankrekening B36 068 2004947 81. Los nummer:10 €. Dubbelnummer: 12,50 €.

Secretariaat: John Jacobs, Martelaerenstraat 143; B 1800 Peutie.

Partager cet article
Repost0
2 novembre 2012 5 02 /11 /novembre /2012 10:18

Kopie (2) van logo mdd

In oktober mocht onze blog bogen op 7051 unieke bezoekers, het hoogste aantal ooit, goed voor de lectuur van 13.307 pagina's.

Sinds de creatie op 26 januari 2008 werden hier 1639 bijdragen gepost (van kortere berichten tot volwaardige essays, veelal geïllustreerd met exclusieve foto's).

Per 1 november tellen we 164.080 lezers, goed voor 315.697 pagina's.

*

In de komende dagen verschijnt de extra-lijvige feestelijke 200ste aflevering van de Mededelingen van het CDR.

Potentiële abonnees op de papieren of digitale pdf-editie kunnen contact opnemen met het algemeen secretariaat: mededelingen@lebacq.com

Partager cet article
Repost0
1 novembre 2012 4 01 /11 /novembre /2012 10:00

 

Guy-Commerman--foto-Bert-Bevers-.JPG

Foto: Bert Bevers


Zie: www.detafelvan1.blogspot.com

Partager cet article
Repost0
31 octobre 2012 3 31 /10 /octobre /2012 06:00

 

Exclusief! Het eerste en het laatste interview met de auteur

GuisoDrouant.jpg

Het nieuwe boek van Guido Lauwaert (°1945) De spookrijder van de Lemméstraatis een roman met gerenommeerde auteurs en acteurs als belangrijkste personages (o.a. Cyriel Buysse, Hugo Claus, Willem Elsschot, Guido Gezelle, Maurice Maeterlinck en Julien Schoenaerts). Het boek wordt gepromoot als 'een nieuw deel van Lauwaerts memoires', 'historische roman' en 'fantasierijke speurdersroman'.

Op Knack.be heeft Frank Hellemans het echter over een

literaire-societykroniek die als historische roman wordt gepresenteerd maar waarin Lauwaert dus al badinerend een eeuw Vlaamse literatuurgeschiedenis met pittige weetjes heropfrist. Lauwaert was immers een insider in het literaire wereldje en kent dus heel wat 'geheimen' van horen zeggen.Of het nu om (ex) minnaressen gaat van de auteurs in kwestie, of goede vrienden en vriendinnen: Lauwaert spit heel wat anekdotes en weetjes uit, die het werk van bekende Vlaamse auteurs in een ander daglicht stellen.

*

Historische roman? Memoires? Fiction and faction? Autofictie? A good read? Ernst of badinage? Alleszins een kluif voor recensenten waarover later meer.

Woensdag 10 oktober werd De spookrijder van de Lemméstraat feestelijk voorgesteld. In een schouwburg, zijn natuurlijke habitat.

Interviews ziet Lauwaert niet zitten. Een uitzondering maakt hij voor de CDR-Mededelingen. Er was wel een prijs aan het interview verbonden: Het kon enkel doorgaan als het plaatsvond in het Parijse restaurant Drouant, waar in een bovenzaal jaarlijks de jury vergadert voor de toekenning van een beroemde literaire prijs. Om niet gestoord te worden werd na de maaltijd de beroemde zaal opgezocht. Nota’s nemen en opnamen maken waren verboden. En hij stond erop dat hij zelf de interviewer mocht uitzoeken. Namelijk… hijzelf.

Lauwaert: Vanwaar die hele show rond de verschijning? Een theater, geen interviews, Parijs, dit restaurant. Is het door uw bekende theatrale ingesteldheid of zit er meer achter?

Guido: Er zit wel degelijk meer achter. Als je niet tot het canon behoort moet je de zolen van schoenen lopen om een randvermelding te krijgen. En ze dan nog wat fraais toestoppen. En vooral vriendelijk zijn. En daar had ik met een halve eeuw ervaring in de culturele sector geen zin in.

Lauwaert: Geen zin. Waarom?

Guido: De pennenslijpers hebben vooral aandacht over hun eigen plaats en waarde. Daarom dat ze telkens weer terugvallen op de gevestigde namen en de deur platlopen van de gerenommeerde uitgevers. Ik behoor daar niet toe, evenmin als mijn uitgever. De Brusselse media en het Antwerpse literaire wereldje is één incestueuze boevenbende. Dat is altijd zo geweest en gewoonten zijn onverwoestbaar. Ze verdwijnen soms maar duiken telkens weer op. Neem deze zaal. In 1932 verwachtte iedereen dat Louis Ferdinand Céline de prijs zou krijgen voor Voyage au bout de la nuit. Hij werd afgescheept met de troostprijs, de Prix Renaudot. De Prix Goncourt ging naar Les loups van Guy Mazeline, auteur van de bekendste uitgeverij van Frankrijk, Gallimard. Ooit gehoord van die man? Druk van de grote uitgevers en eigenbelang van de jury’s, waarin steevast enkele journalisten zitten, hebben altijd invloed gehad. En dat is in Vlaanderen niet anders. Jury’s, journaille en uitgevers zitten in één broek. En daar worden de smerigste toeren uitgehaald.

Lauwaert: Zoals?

Guido: Elkaar afrukken! In groepsverband!

Lauwaert: Daar hebt u de laatste jaren toch geen last meer van. Niet zozeer een erkenning van wat u in een halve eeuw hebt gedaan voor de literatuur is er, het theater en de poëzie in het bijzonder, maar toch een grote waardering.

Guido: Daar heeft u gelijk in, maar het afrukken is er wel. Ze denken dat het hen wijzer maakt, terwijl het enkel ijdelheid en jaloersheid oplevert. Ze zijn beleefd wanneer ik hen ontmoet, maar achter mijn rug is het roddel en verraad in het kwadraat. Wat mij verbaast, maar geloof me, dans mon lit je dors, is dat ze met die jaloersheid eerder zichzelf verminken dan dat ze mij beschadigen.

Lauwaert: U hebt dus geen waardering voor de literaire pers?

Guido: Niet de minste. De Vlaamse literaire artikels blinken uit door oppervlakkigheid en, zoals ik al zei, het schommelen van de wieg van de vriendjes. Daaraan heb ik me nooit bezondigd. In een jury zitten, lid zijn van een panel van een spelletjesprogramma, geen haar op mijn hoofd… Dan zou ik mijn ziel verkopen. Een schrijver, acteur, zelfs een journalist mag geen circusartiest worden. Tom Lanoye zet om zijn winkel te laten draaien de tent opnieuw recht, naar aanleiding van elk nieuw boek. Hij herwerkt het tot onemanshow en trekt er de wereld mee rond. Ik wens hem nog veel succes en een lang leven, maar was hij overleden, had hij zeker een hoofdstuk in mijn boek gehad.

 

Een berg ellende


Lauwaert: Ja, de dood plakt op elke pagina. Het viel me op dat de auteurs en acteurs die aan bod komen allemaal overleden zijn.

Guido: Een erwt, dat ben je! Het boek gaat niet over de dood, maar over de onsterfelijkheid. De acteurs en auteurs van mijn revue zijn de belangrijkste mensen waar mijn kunde en energie is op gebouwd. Wat hun een extra laag onsterfelijkheid bezorgt.

De auteur staat op, loopt om de tafel heen en verlaat de zaal. Met de grootste moeite kan ik hem overtuigen terug te keren en weer plaats te nemen.

Lauwaert: U bent wel zeer kritisch voor Claus, ongeacht het feit dat hij de centrale figuur is in vijf hoofdstukken.

Guido: Terecht. Hugo Claus was tot zijn vijftigste een groot dichter, een enkele keer een prachtig prozaïst, zijn plastisch werk stijgt niet uit boven dat van de kleuter en zijn toneel heeft me flink teleurgesteld. Bovendien had hij een extreem ego. Hij kon zich nooit inleven in iemand anders. Hij was geen egoïst, dat niet. Zijn gulheid vond zijn pap in zijn gevecht tegen de eenzaamheid en een gebrek aan empathie. Claus sleurt een ontzettende berg ellende achter zich aan. Dat was al zo tijdens zijn leven en na zijn dood duurt die nog voort. Vooral de vrouwen hebben onder die ellende geleden. Geen vrouw die niet met hem naar bed wilde, maar na het orgasme dumpte hij haar, of gebruikte haar tot alle voordeel opgesoupeerd was. Hij heeft ook meer geld uit vrouwen gehaald dan dat hij erin gestoken heeft. De voormalige windmolen in de Vlaamse Ardennen, die hij graag ter sprake bracht en ook verwerkte in enkele gedichten, is niet door hem gekocht, zoals hij liet uitschijnen, maar met het geld van zijn eerste vrouw, Elly Overzier. Zij had lekker wat lires verdiend met haar acteerwerk in Italië. Hij schrok er echter niet voor terug na een paar jaar het huis te verkopen en het geld op zak te steken. De onlangs overleden Sylvia Kristel heeft hij geestelijk vernederd én financieel gepluimd.

Ik kan ook niet om, en dan zwijgen we over Claus, met zijn goddelijke status, waar journalisten verantwoordelijk voor zijn. Net pilaarbijters. Die knielen ook voor elk kruis. Wanneer ik dat merk bekruipt mij de neiging om hard uit te halen. De goddelijke status van de auteur te scharten. Als een archeoloog. Nu moet u niet denken dat ik Claus heb willen villen. Er staat heel wat fraais in over hem. Dat moet u toch opgevallen zijn, en als dat niet zo is, bent u een luis, meneer.

 

Tegengestelden


Lauwaert: Naast Hugo Claus komen vooral Willem Elsschot en Cyriel Buysse aan bod. Twee tegengestelden, lijkt me.

Guido: Hoe komt u daarbij?! Beiden zijn anarchisten in driedelig pak. Asociale anarchisten. Ze worden geen vriendjes van de sukkelaar, maar geven ze een prominente plek in de politieke geschiedenis van Vlaanderen. Ze hebben nauwgezet verslag uitgebracht over de oorzaken waarom de boer, de arbeider zich niet kon bevrijden uit zijn positie. Hij werd gegijzeld door de hogere burgerij, de Roomse kerk, de textielbaronnen, en de echte oude adel. Maar ook door de liberalen én de socialisten, voor wie het eigenbelang voorop stond. De partijkas moest vet worden met het geld van de arbeider en de boer.

Lauwaert: Dat heeft Louis Paul Boon toch ook gedaan, het lot van de kleine man aanklagen?

Guido: Ja, maar hij verbond zijn lot met het lot van de verschoppeling. Afstand houden en toch een grote betrokkenheid tonen, dat deden Elsschot en Buysse, en daar val ik voor.

Lauwaert: Is dat ook het geval met Maeterlinck?

Guido: Wat bedoelt u?

Lauwaert: Grote maatschappelijke betrokkenheid en asociaal gedrag.

Guido: Sociaal betrokken was Maeterlinck in elk geval. In de boeken die over Maeterlinck gaan zijn daar sporen van te vinden. Hij was beschaafder tegen zijn personeel dan tegen zijn amourettes. En dat asociaal gedrag manifesteerde zich eerder tegen de getemde bourgeoisie dan tegen het wilde grauw. Elke parade was hem een gruwel. Het doktersbriefje om niet te verschijnen op de uitreiking van de Nobelprijs is daar het mooiste voorbeeld van. Hij liet die ceremonie over aan de Belgische ambassadeur.

Lauwaert: Maar hij leefde wel in paleizen, het volgende al groter dan het vorige.

Guido: Alles bij Maeterlinck ademt theater uit. Zijn denken en daden.

Lauwaert: En Guido Gezelle. Zit daar ook tegenstelling in?

Guido: Zeer zeker. Hij was een priester die al vroeg twijfelde aan de God van Rome. Ondanks de prachtige moedergedichten had hij een dramatische verhouding met haar. Die was wederzijds. Met zijn vader kon hij goed opschieten. Tot slot was hij een keurige burger, naar het beeld van zijn tijd gegoten, maar een slapende homo. Hij was zeer alert. Daarom dat hij maar toesloeg als de kust veilig was. Omdat het bij vermoedens bleef, restte de kerkelijke overheid niet anders dan Gezelle om de zoveel jaar te verkassen.

Lauwaert: Ik mis in het rijtje auteurs wel Gerard Walschap, Paul Snoek en Maurice Gilliams. Bewust?

Guido: Ten dele. Paul Snoek was een goede vriend en heeft veel voor me gedaan, maar het komt maar niet tot een oeuvre.

Lauwaert: Wat niet geldt voor Walschap en Gilliams?

Guido: Inderdaad. Maar in het werk van Walschap proef ik hypocrisie en blinde wraakzucht waar hij rijk en vooral beroemd mee wilde worden. Verder was hij vreselijk jaloers van aard, en gunde hij Elsschot zijn succes niet. Dat ging zeer ver. Zo boycotte hij een passionele verhouding van zijn zoon met de dochter van Willem Elsschot. Gilliams is een apart geval. Ik heb hem maar eenmaal tête à tête ontmoet. Ik was zo onder de indruk van zijn natuurlijke adeldom dat ik hem nooit meer heb durven benaderen. Niet persoonlijk en niet via zijn werk. Dom, maar om slim te worden moet je heel veel domme dingen doen.

 

Cultuurschok


Lauwaert: Naast prominente Vlaamse auteurs van de twintigste eeuw verschijnen er ook twee acteurs in beeld, Luc Philips en Julien Schoenaerts. Zijn het de beste van hun generatie?

Guido: Domme vraag, maar goed, die zijn niet te vermijden. Julien Schoenaerts was de beste. Voor Luc Philips rolt de bal echter anders.

Lauwaert: Als jouw leraar Voordracht en Dictie aan het conservatorium van Mechelen, je geboortestad? Zoals bijzonder plastisch verteld in het eerste hoofdstuk.

Guido: Ja. Maar een echte leraar kun je hem niet noemen. Hij steeg met zijn inzet uit boven het onderwijsniveau. En door hem heb ik Franz Marijnen leren kennen. Beckett, Arrabal, Claus, Brecht, Shakespeare en zovele andere toneeldichters. Het was een cultuurschok. Ik kom uit een modaal gezin, met een bescheiden maar voortreffelijke culturele ontwikkeling, kijkend naar Frankrijk. Het Franse chanson, Jules Verne, Emile Zola plakte in de huislucht, maar verder ging dat niet, al had mijn vader een ontzettende bewondering voor de Franse films, met een extra laag voor Jacques Tati.

Lauwaert: En Schoenaerts?

Guido: Alle andere Vlaamse acteurs lopen in het zog van Julien Schoenaerts, en hebben daar vrede mee. Er is al zoveel verteld over Schoenaerts, helaas nooit zijn psychologische verhouding met het theater, de waarde van de auteurs en de plaats van de acteur binnen de magische combinatie van het theater en de toneelauteurs. Hij trok dat door in zijn privèleven. Ook wanneer hij op straat kwam was hij tegelijk zichzelf en een ander mens. Men heeft dat nooit goed begrepen. Zijn psychiatrische behandelingen heeft hij gezien als een belediging van de mens die hij wilde zijn.

Lauwaert: En wat voor mens was dat?

Guido: Vraag het zijn zoon.

Lauwaert: Gaan we moeilijk doen?

Guido: Klein Duimpje! Om Schoenaerts te doorgronden heb je een regenwoud nodig.

Lauwaert: Maar goed, een samenvatting die past op de achterkant van de kaft.

Guido: Dat zou verboden moeten worden! Vroeger maakten uitgevers, of een promomens i.s.m. een redacteur van de uitgeverij een covertekst. Sinds de komst van de computer moet de auteur dat zelf doen.

Lauwaert: De krullen van Schoenaerts moet de lezer dus vinden in het boek?

Guido: Heeft u ze niet ontdekt? U heeft het boek meer dan eens gelezen, zei u.

Lauwaert: Toch wel, maar ik had de indruk dat u het bij een tipje hebt gelaten.

Guido: Tipje? Vreemde typering. Stapje voor stapje ontdek je een onbekend deel van Juliens geheel. Ik had Julien nog veel meer aan bod willen laten komen, maar dan had ik de verschijning met een half jaar moeten uitstellen. Wat ik belangrijk vind, is dat er een lijn valt te ontdekken via de auteurs tussen Luc Philips en Julien Schoenaerts.

Lauwaert: Een lijn?

Guido: De lijn die van het boek een historische roman maakt.

 

Geen klassieke roman


Lauwaert: De spookrijder van de Lemméstraatlijkt een samenraapsel van artikels en anekdotes, maar een roman? En dan nog wel een historische!

Guido: Het boek is complex, je kan het niet meteen plaatsen, dat is waar. Maar de complexiteit is opzettelijk. Het mocht geen klassieke roman worden, geen samenraapsel van memoires, niet een zuiver historisch werk. Van dat soort boeken zijn er al meer dan voldoende. Ik heb gezocht naar een tussenvorm.

Lauwaert: En daar bent u in geslaagd?

Guido: Zekerheid. Twijfel is een kenmerk van intelligentie, zei Hugues C. Pernath me ooit. Nu, of ik intelligent ben is zeer de vraag, maar dat ik door een machtig instinct een zekere kennis heb bereikt valt niet te ontkennen.

Lauwaert: Als het boek niet verkoopt is u mislukt in uw poging?

Guido: Welke poging?

Lauwaert: Het vinden van de tussenvorm.

Guido: De uitdaging is mijn grondvlak. Altijd geweest en zal altijd zo zijn.

Lauwaert: U neemt een ontzettend risico. Stel dat het niet aanslaat?

Guido: Het oordeel van de lezer is belangrijk. En die valt af te meten aan de verkoop. Al kan die gehinderd worden door de kikkers.

Lauwaert: Kikkers?

Guido: Critici zijn kikkers, wist je dat niet? Arme jongen.

Lauwaert: Ruik ik hier een frustratie?

Guido: Niks frustratie! Nooit last van gehad. Net zomin als dat ik ooit jaloers ben geweest. Nee, het feit is er nu eenmaal dat de kikkers zich wel kunnen opblazen maar niet kunnen kwaken zoals het hoort. Als ze dat zouden kunnen, zouden ze de vierde dimensie ontdekken.

Lauwaert: Een vierde dimensie in uw boek?

Guido: Ja, je stoot erop als je leest met drie ogen.

Lauwaert: De hoofdstukken verschillen van stijl. Werkt dat niet verwarrend?

Guido: Verwarring leidt tot verbazing en verbazing tot verrassing en verrassing tot ontdekking. De liefde voor de behandelde auteurs ging zo ver dan ik me soms, als een acteur, heb ingegraven in hun stijl. Van schrijven maar ook van leven. Een andere keer heb ik me gedragen als een rechercheur, om in een volgende hoofdstuk een verslaggever te worden.

Lauwaert: En dat bij elkaar geklust maakt er een roman van?

Guido: Heb je dan niet gezien dat er een duidelijke evolutie in zit? Van straatjochie over een boekenwurm met een speurneus tot een heuse schrijver.

Lauwaert: Nee, dat is me niet opgevallen.

Guido: Dat komt omdat je, net als 99% van de kikkers, in de virtuele tijd leeft, maar nog altijd denkt als in het stoomtijdperk.

Hij lacht en ik lach mee, om zijn stemming niet te verstoren.

Lauwaert: Het laatste hoofdstuk is het meest intrigerende. Alle auteurs zitten samen aan een ronde tafel in een graftombe en spelen kaart, roddelen, plagen elkaar, in aanwezigheid van de twee acteurs. Wat is de bedoeling hiervan?

Guido: Een ode aan de mensen die o zo belangrijk voor mijn ontwikkeling zijn geweest. Bovendien is er de keuze van de illustraties. Ze staan daar niet toevallig, maar zijn een aanvulling bij elk hoofdstuk. De vierde dimensie wordt er door versterkt. De eerste illustratie, op de kaft, is het schilderij van Theo Van Rijsselberghe, De lezing. Wat niet naar de werkelijkheid is geschilderd. Van Rijsselberghe heeft zijn geliefde gezelschap aan tafel gezet. De laatste illustratie is de graftombe van de Spaanse koningen in El Escorial. Toen ik die bezocht was ik zo gepakt door de sfeer en de waardigheid dat ik daar ter plekke wist dat ik de ruimte zou gebruiken eenmaal ik een roman zou schrijven. Toen ik twee jaar later nogmaals het paleisklooster bezocht, verstevigde het mijn voornemen.

Lauwaert: Vanwaar de titel van het laatste hoofdstuk, De achtste kring?

Guido: Die moet men bij Dante zoeken. En nu ben ik moe. Laten we het hierbij houden. Ik wil nog een wandeling maken met mezelf. Zonder jou.

Lauwaert: Een laatste vraag. Dit interview zal u nog meer vijanden opleveren bij de boevenbende, zoals u het literaire wereldje noemt. Beseft u dat wel?

Guido: [haalt de schouders op]De opstekende wind zie ik aankomen, daarom heb ik geen last van de lucht van de hoerenkast. En maak nu dat je wegkomt.

Lauwaert: Ik dank u voor dit interview.

Guido: Ben je er nog?

Guido LAUWAERT


Guido LAUWAERT, De spookrijder van de Lemméstraat, Roularta Books, 280 p., 21,95 €. ISBN 978 90 8679 464 5

Partager cet article
Repost0
30 octobre 2012 2 30 /10 /octobre /2012 10:00

 

Noella-Elpers--foto-Bert-Bevers-.JPG

Foto: Bert Bevers


Zie: www.detafelvan1.blogspot.com

Partager cet article
Repost0
29 octobre 2012 1 29 /10 /octobre /2012 23:30

 

 

Onder het motto ! Konkreet ! Sonoor ! Visueel ! organiseert ArchiVolt i.s.m. KASKA, UA, M  HKA en het Letterenhuis een colloquium over 'Paul De Vree: posities tussen poëzie, plastische kunst en performance'.

 

Programma:

 

10u00 Leen Van Dijck heet welkom.

Klaus Peter Dencker (D) over de definitie(s) van visuele poëzie.

10u30 Adriaan De Roover en Geert Buelens over de beginjaren van het tijdschrift De Tafelronde.

11u00 Henri-Floris Jespers over De Tafelronde vanaf 1963.

11u30 Gerrit-Jan De Rook (NL) over het belang van Paul De Vree voor de Nederlandse concrete en visuele poëzie.

12u00 Sarenco (IT) en Jan De Vree over het tijdschrift Lotta Poetica.

12u30-13u30 Middagpauze

13u30 Dirk De Geest over Paul De Vree als kroniekschrijver van de experimentele poëzie.

14u00 Patrizio Peterlini (IT) over Lotta Poetica en de Italiaanse vsuele poëzie.

14u30 Alain Arias-Misson over zijn samenwerking met Paul De Vree.

15u00 Philip Meersman brengt een hommage aan Paul De Vree.

15u30 Thomas Crombez demonstreert de digitale versie van De Tafelronde.

16u00 Johan Pas presenteert zijn nieuwe boek Neonlicht. Paul De Vree & de Neo-avant-garde. Aansluitend stelt Dennis Tyfus zijn nieuwe Ultra Eczema vinyleditie met onuitgebrachte opnames van Paul De Vree voor

Receptie

In de hal: Drukwerk van Luc Fierens / De Tafelronde digitaal / Tentoonstelling van PDV-publicaties / Boekenstand met PDV-publicaties van antiquariaat De Slegte Antwerpen.

 

Letterenhuis, Minderbroedersstraat 22, 2000 Antwerpen

10 november 2012

Gratis toegang

 

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche