Op 23 november 2012 overleed in de norbertijnen-abdij te Averbode Bart Mesotten o. praem. Hij kon de kaap van 90 jaar net niet ronden maar bleef, ondanks een wankele gezondheid, tot enkele maanden geleden erg actief; nog in juni 2012 verscheen zijn laatste boek, Reliqua (1).
Mesotten werd geboren op 19 maart 1923 in het Limburgse Diepenbeek als tweede zoon van Elise Claesen en Paul Mesotten. Over zijn vader getuigde hij in een haikoe: “De oude pater / knipt woorden naar maat: / zijn vader was kleermaker!” Inderdaad, ‘naar maat’ maar ook ‘in de maat’: als dichter, vertaler, tekstschrijver, journalist, etymoloog-lexicograaf en priester-predikant.
Lager onderwijs volgde hij in de dorpsschool van Diepenbeek, waar ook zijn muzikale talenten al vroeg ontwikkeld werden (piano en orgel); voor de secundaire studies ging hij naar het Sint-Jozefscollege te Hasselt (2). In 1942 trad hij in bij de norbertijnen te Averbode, waar hij in 1948 tot priester gewijd werd. Dan volgden de hogere studies: hij behaalde zijn licentie theologie aan de Gregoriana te Rome (1950) en werd licentiaat klassieke filologie aan de KULeuven (1954). Met die diploma’s op zak werd Mesotten door zijn abt naar het Sint-Michielscollege te Brasschaat gezonden (1954-1969), waar hij vooral als klasleraar van de retorica een tot vandaag onuitwisbare indruk naliet op vele van zijn oud-leerlingen.
De impact van een leraar leeft, in diverse schakeringen, mentaal voort in de herinnering van oud-leerlingen en kan dus moeilijk onmiddellijk exact aangetoond worden; ik beperk mij dan ook tot de volgende objectief vaststelbare feiten.
Mesotten richtte al tijdens zijn eerste jaren in het Sint-Michielscollege een ‘Akademie’ op die op muzikaal, plastisch en literair gebied zeer actief was. Concertbezoeken wisselden af met het beluisteren en bespreken van muziekstukken, terwijl de ‘Tekenakademie’ zich in de loop der jaren ontwikkelde tot een autonome school die vandaag nog steeds een bloeiend bestaan leidt (‘Academie Noord’, Brasschaat). De ‘Literaire akademie’ ten slotte – waar destijds ook toenmalig leraar en later literatuurwetenschapper prof. em. Clem Neutjens een rol van betekenis in speelde – organiseerde geregeld besprekingen van (ook eigen) literair werk of lezingen door auteurs (Jos Ghysen, Paul Lebeau, René Verbeeck, Rose Gronon, Tony Rombouts, Michel Bartosik...), bij wie soms ook ‘ten huize van’ vergaderd werd (o.m. bij Hubert Lampo).
Mesotten was bij dit alles niet zo maar bezieler en mentor, maar streefde tegelijk ook naar kwaliteit en bewaarde de belangrijkste realisaties, of althans de verslagen daarover, voor het nageslacht. Onder zijn hoede groeide immers het aanvankelijk louter lokaal relevante schoolblad Schakel uit tot een in alle opzichten fraai verzorgd Jaarboek, dat hij enigszins modelleerde naar het voorbeeld van de Amerikaanse high-school publicaties (b.v. door het gebruik van ‘thumbnail’-foto’s van de abituriënten) en dat zijn definitieve vorm kreeg door Rob Buytaert (3). Ja, Mesotten keek veel verder dan de eigen schoolmuren en hield er vrij moderne opvattingen op na. Diverse jaarboeken bevatten dan ook bijdragen die het puur anekdotische kader overstijgen (cultuurhistorische artikels, b.v. over ‘Rubens en de Sint-Michielsabdij’, of uitvoerige en doorwrochte essays van leerlingen (zo b.v. een essay over Kafka door Joris Duytschaever of een artikel over taalgebruik door Georges De Schutter, beiden nu professor emeritus aan de UA).
Uitermate belangwekkend blijft De jonge Apolloon (eigen beheer, 1961), een bloemlezing van leerlingenpoëzie die hij samenstelde naar aanleiding van het eerste lustrum van de ‘Literaire akademie’: in een opvallende en prachtige vormgeving van alweer Rob Buytaert; met een inleiding door Albe en werk van o.a. Hugo Brems (prof. em. aan de KULeuven), Jef Cornelis en Dirk Decleir (4).
In 1969 verliet Mesotten het college en werd hij rector van de zusters van Overijse-Mechelen (eerst te Overijse, later te Berlaar), wat hem de gelegenheid bood om zich intenser toe te leggen op zijn eigen literaire en taalkundige werk.
Hij had ondertussen twee dichtbundels gepubliceerd – Voor ingewijden (1951) en Madrigalen (1955); verder een bloemlezing uit de poëzie van vreemde volkeren (Poëzie ter lange omvaart, 1959) én een bundeling poëzie-analyses onder de titel De overkant van het gedicht(1968), die een goed inzicht geeft “in de overgang van de retorikaleraar naar de essayist en journalist” (aldus prof. dr. Karel Hellemans, (2)). Zijn laatste poëzie-publicatie verscheen twee jaar geleden: Als jij roept in de morgen. 200 religieuze gedichten ontbolsterd (Halewijn, 2010).
Binnen de op zich al tamelijk beperkte actieradius van het literaire genre ‘poëzie’ vormt de haikoe (samen met aanverwante Japanse dichtvormen zoals de tanka en de senrioe) wellicht een nog kleinere, nog meer besloten niche, maar Mesotten komt de eer toe deze uiterst gecondenseerde, bedrieglijk-eenvoudige Dreizeiler bij een breed publiek in Vlaanderen bekend te hebben gemaakt. Hij was medestichter (samen met b.v. Clara Haesaert) van het ‘Haikoe-centrum Vlaanderen’ (1976) en richtte in 1980 met enkele vrienden het tijdschrift Vuursteen op, dat volledig aan het genre is gewijd.
Al zijn publicaties op dit vlak oplijsten is onbegonnen werk (5). Ik vermeld slechts Dag, haikoe (Colibrant, 1972), de allereerste Vlaamse bundel met uitsluitend Nederlandstalige haikoes, die door een flink aantal aan de haikoe gewijde boeken werd gevolgd, o.m. Haikoe-boek (DNB-Pelckmans, 1986) en Duizend kolibries. Haikoe van hier en elders (Sintjoris, 1993). Meestal gaat het om lijvige boekdelen met uitstekende essays, inleidingen of toelichtingen over of bij het genre, gevolgd door eigen en/of vertaalde poëzie.
In 2000 kreeg hij in Japan, samen met enkele andere auteurs, de ‘Masaoka Shiki International Haiku Award’; en naar verluidt zou ergens in Japan ook een straat naar hem vernoemd zijn, maar van dat gerucht heb ik totnogtoe nooit een formele bevestiging kunnen krijgen.
Mijns inziens zal Mesotten echter bij het grote publiek vooral bekend blijven door zijn vijf ronduit indrukwekkende etymologische lexica, waarvan ik er twee uitvoerig recenseerde op deze blog (6). De cultuur-historische en linguïstische rijkdom van deze volumineuze ‘woordenboeken’ – telkens 600 à 700 pagina’s – valt bij benadering niet te schatten. Bovendien werden ze haast badinerend-vertellend in een zeer heldere taal geschreven en bevatten heel wat lemma’s weldadige ironische knipoogjes (7). Puur leesplezier dus, geserveerd door de uitmuntende didacticus die Mesotten was geweest en altijd gebleven is, wars van zelfs de geringste zweem van pedanterie of hoge-borst-opzetterij.
Deze vijf bundelingen van taal-geologische exploraties groeiden uit de etymologische rubrieken die hij gedurende vele jaren verzorgde voor De Bond, Kerk en Leven en Knack. In dat laatste weekblad had hij overigens ook gedurende zowat vijftien jaar een religieuze rubriek waarin hij belangrijke theologische en kerkelijke publicaties resp. ontwikkelingen toegankelijk maakte en becommentarieerde voor de ‘leek’. Terzake bevoegde lezers hebben mij wel vaker toevertrouwd dat hij niet aarzelde daarbij een vrij ‘modern’ standpunt in te nemen.
Mesotten werkte geregeld mee aan radio- en televisieuitzendingen, o.m. voor de ‘Schoolradio’ met b.v. teksten over het Gilgamesj- of het Ramayana-epos (waar hij meteen ook vertalingen van maakte), de Divina Commedia en Zuid-Afrikaanse poëzie, naast b.v. de tekst voor Alden Biesen, een film van de reeds genoemde Jef Cornelis – om maar iets te noemen.
Ook schreef hij teksten bij muziekpartituren, hetzij van eigen hand (bij muziek van Maurits en Renaat Veremans), hetzij vertalingen (Kerstcantateen Le roi David van Honegger, of Dialogues des carmélites van Poulenc).
Tot slot vermeld ik nog zijn medewerking aan bepaalde prestigieuze boekprojecten bij het Mercatorfonds en zijn samenwerking met b.v. Joke Van den Brandt en/of Frank-Ivo Van Damme (kalligrafie, boekverluchting).
De openingspagina van Bart Mesottens website (2) draagt als titel ‘Paralipomena’, een Grieks woord dat hij daar zelf als volgt verduidelijkt: “In deze website zijn teksten bijeengebracht die, in diverse mappen liggend, of in diverse computerbestanden opgeslagen, niet in boekvorm zijn verschenen, een paar uitzonderingen niet te na gesproken; zij waren in zekere zin 'terzijde gelegd'.” Nu, dingen die je ‘terzijde legt’, kan je achteraf probleemloos weer opdelven of tevoorschijn halen.
De titel van zijn laatste boek luidt echter Reliqua, een Latijns woord dat uiteindelijk een heel andere denotatie heeft, namelijk ‘de dingen die men heeft nagelaten, achtergelaten’. En zoals ik in mijn recensie schreef, is dat een woord of een titel die “bepaalde nogal definitieve connotaties kan oproepen.” (1) Blijkbaar heeft Mesotten toen reeds voorvoeld dat Reliqua inderdaad zijn laatste boek zou worden, zijn ‘na-laten-schap’, een afscheid.
Professor Hellemans omschreef Mesotten o.m. als “een troostende vriend” (2). Mesottens heengaan valt mij zwaar omdat hij dat inderdaad ook voor mij betekende door zijn advies, zijn steun of aanmoediging. Hij behoorde tot die tamelijk zeldzame soort van belangeloos genereuze mensen. Dat adjectief heeft te maken met het Latijnse substantief ‘genus’ en het werkwoord ‘gignere’, dat ‘verwekken, voortbrengen, veroorzaken’ betekent. ‘Genereus’ is iemand die, zoals de leraar of schrijver Mesotten, anderen tot leven wekt, die bij hen dingen doet ontstaan. En dus lees ik zijn reeks haikoes ‘De oude pater’ – waarin hij zijn geloof en vertrouwen, maar ook zijn angsten en desillusies verwoordde en heel veel zekerheden of waarheden subtiel relativeerde – met des te grotere ontroering. Eén van die ‘oude pater’-haikoes luidt als volgt:
“De oude pater
verwacht hierna geen rijstepap; -
maar wat dan wel?”
*
Ik kan nu zijn vraag beantwoorden: het wordt een magnum sake in plaats van rijstepap – een zelfde fles als diegene waaruit hij mij nog in juni van dit jaar, omringd door een warme overvloed aan boeken, met zichtbaar plezier en aanstekelijke goesting een fline borrel schonk.
Adieu, dierbare, eerbiedwaardige collega.
Adieu, oude, goede, genereuze pater.
Luc PAY
(1) Halewijn, 2012. Zie http://mededelingen.over-blog.com/article-bart-mesotten-haikoes-ramayana-en-etymologische-verkenningen-109915300.html
(2) Voor een uitvoeriger en meer gedetailleerde biografie raadplege men de website van Mesotten zelf, http://users.skynet.be/bk244272(volg de koppelingen ‘Biografie’ en ‘Over de auteur’; die laatste rubriek bevat bijdragen van de professoren emeriti Karel Hellemans en Andries Welkenhuyzen; de tekst van prof. Hellemans verscheen als monografie in de reeks ‘Limburgse monografieën’, IX, 1998, nr. 33).
(3) Het professionele archief van grafisch vormgever Rob Buytaert berust sinds kort in het Letterenhuis te Antwerpen. Zie Zuurvrij20, juni 2011, p 94 e.v.
(4) Zie over deze bundel Henri-Floris Jespers, http://mededelingen.over-blog.com/article-bij-het-herschikken-van-een-bibliotheek-vi-smcbrasschaat-102860912.html.
(5) Onbegonnen werk niet alleen wat de haikoe-gerelateerde werken betreft, maar ook alle andere (b.v. de bundels, de etymologische woordenboeken). Op de in (2) genoemde website van Mesotten vindt de lezer een handig overzicht, o.m. van de zelfstandige boekpublicaties.
(6) Zie: http://mededelingen.over-blog.com/article-luc-pay-over-valse-profeten-74710954.htmlen http://mededelingen.over-blog.com/article-luc-pay-over-bart-mesotten-en-zijn-rari-nantes-52900169.html.
(7) Mesotten, die ook erg goed van de tongriem gesneden was, kon soms vinnig en subtiel-scherp uit de hoek komen. Een fraai voorbeeld is zijn verantwoording van de spelling ‘haikoe’ (i.p.v. ‘haiku’), die men terugvindt op zijn websitehttp://users.skynet.be/bk244272. Een pareltje!
Etienne Vermeersch, emeritus-hoogleraar en ere-vicerector aan de Gentse Universiteit, heeft donderdag een hartoperatie ondergaan waarbij succesvol enkele stents zijn geplaatst.
Vermeersch laat via een persbericht weten dat de ingreep moeilijk was, maar dat uiteindelijk alles goed is verlopen. Hij is ondertussen terug thuis, maar zal het nu een tijd rustig aan moeten doen. Vermeersch onderging eerder al een bypass-operatie aan het hart.
■
Cf
http://mededelingen.over-blog.com/article-etienne-vermeersch-innerlijke-rust-112726067.html
Vlad Weverbergh
Musici die tussen de plooien van de tijd speuren, vergeten componisten afstoffen, deze opblinken en fris laten herleven. Vlad Weverbergh is zo iemand. Afdalen in de tijd zoals mijn grote diva Cecilia Bartoli. In elke van haar cd’s ontdek je een vers verleden. Met haar wandel je nooit op een plat getreden pad. Nooit brengt ze zoals veel van haar collega’s de 200.000ste versie van de evergreens van Vivaldi, Gluck, Händel of welke componist dan ook. In ‘Mission’ die recent verscheen met nooit eerder opgenomen werk van Agostino Steffani (1654-1728) zorgt zij opnieuw voor een wereldpremière.
Vlad vereerde mij met de uitnodiging: “Verdwenen tussen Mozart en Beethoven, de ontdekking van H.J. de Croes”.Zoiets maakt me gelukkig. Vlad Weverbergh (°24 februari1977), een van de beste klarinettisten in ons land is zoals La Bartoli een muzikale vorser. Het aretheiavan de oude Grieken flitste door mijn hoofd. Hij is dus zoals mijn diva een even voortreffelijk iemand. Deze virtuoos hoorde ik de eerste maal tijdens de opening van de tentoonstelling van de stadsgedichten van ere-stadsdichter Peter Holvoet-Hanssen eind 2011 in het Letterenhuis te Antwerpen. Geen enkele stijl is hem vreemd: van Klezmer over klassieke avant-garde tot Mozart. Zijn indrukwekkend curriculum is te consulteren op www.vlad.be.
Henri Joseph de Croes (Brussel 1758 - Regensburg 1842) was een componist en violist uit de Zuidelijke Nederlanden, tijdgenoot van Haydn, Mozart en Beethoven. Hij was de zoon van Henri-Jacques de Croes (Antwerpen 1705-Brussel 1786), violist en componist bij de vorsten Thurn und Taxis in Brussel en Frankfurt en later violist, kapelmeester en muziekdirecteur aan de Koninklijke hofkapel in Brussel. Op achttienjarige leeftijd trad zoon Henri Joseph de Croes in dienst van de prinsen van Thurn und Taxis in het Beierse Regensburg, eerst als violist en vanaf 1798 als kapelmeester. Hij woonde in Regensburg tot aan zijn dood op vierentachtigjarige leeftijd.
Met lovende perskritieken in binnen en buitenland verscheen in 2011 rond deze componist de eerste cd met een concerto voor klarinet en partias; muziek uit Mozarts tijd van de hand van een Vlaming.
“Wie houdt van het klarinetoeuvre van Mozart en Carl Maria von Weber, móet deze cd in huis halen. Wij smolten alvast weg bij de cadens uit de eerste beweging.” (Menzo)
“Dem bei Walter Boeykens ausgebildeten Klarinettisten Vlad Weverbergh gelingt eine solide, technisch einwandfreie Interpretation des Konzerts. In den Kadenzen dominiert seine Virtuosität.“ (Das Orchester, Heribert Haase)
Binnen het unieke kader van de Nationale Bank te Antwerpen stelt Weverbergh op 28, 29 en 30 november zijn gloednieuwe cd "Divertimenti" (en Douze Morceaux) voor. Het divertimento is een licht en speels muziekgenre dat in de tijd van de Croes werd gespeeld als achtergrondmuziek.
Samen met zijn ensemble Terra Nova presenteert hij eveneens het project "Verdwenen tussen Mozart en Beethoven", de ontdekking van H.J. de Croes.
Nog even melden dat Terra Nova een onderzoekscollectief is dat bestaat uit:
Vlad Weverbergh, klarinet ,· Nathalie Lefevre, klarinet, Marc Sabbah, altviool, ,Dmitry Ryabinin, altviool Bert Helsen, fagot,Anthony De Vriendt, hoorn, Katrien Vintioen, hoorn, Neil Leiter, altviool , Veerle Huskens, hobo, Luk Nielandt, hobo, Bob Permentier, fagot, Miguel Meulders, contrabas.
Het zijn stuk voor stuk solisten bij grote orkesten of ensembles zoals Il Fondamento, het Nationaal orkest van België of de Rotterdamse filharmonie.
Verdere cd-opnames zullen door deze instrumententros systematisch worden gewijd aan onderzoeksprojecten rond partituren die nooit eerder werden opgenomen. Nu al warmt dit mijn historisch, muzikale hart.
Frank DE VOS
Vrijdag 23 november ontsliep Bart Mesotten o. praem. Bij een breed publiek verwierf hij literaire bekendheid als promotor van de haiku in de Lage Landen.
Bart Jozef Mesotten (°Diepenbeek, 19 maart 1923) studeerde aan de pauselijke Gregoriana Universiteit van de jezuïeten te Rome (1947-1950), waar hij het licentiaatsdiploma in de theologie behaalde. Daarna werd hij licentiaat in de klassieke letteren (KUL). Zijn verhandeling ging over Klaudios' Ptolemaios' Tetrabiblos - met een appendix over de goddelijkheid van de hemellichamen in de antieke filosofie. Claudius Ptolemaeus' verhandeling, ontstaan in de tweede eeuw, bleef eeuwenlang in het Westen het meest toonaangevende werk over astrologie. De keuze van dat onderwerp illustreert al meteen de intellectuele nieuwsgierigheid van priester (1948) en klassieke filoloog Bart Mesotten.
Het gemeenschapsleven, niet alleen binnen de abdijmuren maar ook in de profane wereld, staat centraal in de spiritualiteit van de premonstratenzers, norbertijnen of witheren (een kloosterorde van reguliere kanunniken van de Orde van Prémontré). Bart Mesotten werd dus in1954 als leraar gezonden naar het Sint-Michielscollege te Brasschaat. In 1969 werd hij tot rector benoemd van de Zusters van Overijse-Mechelen. Tegelijk werd hij tot in 1983 godsdienstleraar aan het Vrij Technisch Instituut te Overijse. Samen met de Zusters verhuisde hij in 2005 naar Berlaar. Op 16 november 2010 keerde hij terug naar de abdij van Averbode, waar hij op 23 november overleed.
De door mijn achtbare vriend Frank-Ivo van Damme ontworpen exlibris (1974) illustreert de synthese van de verschillende perioden uit het leven van Bart Mesotten: de torenspits van Averbode, het gevleugelde paard Pegasus als symbool voor literatuur, het naar het Christus-teken omhoog steigerende paard als priesterschap en een tros druiven, omdat hij toen in de druivenstreek Overijse woonde. Voorop staat echter de (elektrische) schrijfmachine, sprekend symbool van het indrukwekkende oeuvre dat de erudiete Bart Mesotten pedagogisch bijeenschreef.
*
De plechtige uitvaartliturgie wordt gevierd in de abdijkerk van Averbode op vrijdag 30 november 2012 om 11.00 uur.
HFJ
Hier werd bij herhaling aandacht gevraagd voor het oeuvre van Bart Mesotten. Zie o.m.
http://mededelingen.over-blog.com/article-luc-pay-over-valse-profeten-74710954.html
http://mededelingen.over-blog.com/article-luc-pay-over-bart-mesotten-en-zijn-rari-nantes-52900169.html
De hoofdrolspelers van 'Last Tango in Halifax' (foto BBC)
Het is en blijft een apart slag volk daar over Het Kanaal (hoe eerder het zichzelf de EU uit zwiert, hoe beter), maar tv-drama maken kúnnen ze in het Verenigd Koninkrijk. De eerste aflevering gekeken van Last Tango In Halifax, opnieuw een BBC-serie van de bovenste plank.
De hoofdrollen worden gespeeld door Anne Reid en Derek Jacobi. Die laatste maakte zich wat mij betreft onsterfelijk in de nog immer impressionante reeks I, Claudius waarin hij het titelpersonage vormgaf. Ik ben door hem zo vertrouwd geraakt met de bejaarde keizer, dat het me werkelijk ‘verbaasde’ dat Derek Jacobi er anno nu pas echt uitziet zoals hij reeds in 1976, zwaar geschminkt, oogde. Destijds was hij pas 38. Ondertussen is hij 74. Last Tango In Halifax is echt een aanrader (een van de positieve kritieken op de eerste aflevering op onderstaande link). De tweede aflevering (in totaal zijn er zes) gaat deze dinsdag de lucht in (BBC1, 22.00 uur).
http://www.telegraph.co.uk/culture/tvandradio/9691630/Last-Tango-in-Halifax-BBC-One-review.html
Bert BEVERS
In deze stemmige galerie van Charlotte van Lorreinen worden vanaf vandaag hoofdzakelijk recente werken van Lucienne Stassaert getoond. Naar hun verschijning kunnen twee soorten werk worden onderscheiden. De donkere of gedempte werken, de tweede reeks heeft meer kleur. En vergeef mij deze nogal ‘grove ‘ indeling.
Een eerste reeks is bevolkt met zwervende schimmen zonder vertrouwelijke voor- of familienaam in donkere en vooral blauwe tinten die het midden houden tussen krap glinsterende fossielen en een nog levende maar naar het uitzicht vermoeide, verwelkte vegetatie waarvan de onderdelen elkaar insluiten. Het zijn knappe verinnerlijkte schilderijen of portretten met veel melancholische diepgang – ik noem het ‘zielsgevangenissen’, tevens notities met weinig picturale diepte, opgebouwd vooral met blauw, de kleur van pijn en kneuzingen, aangebracht met telkens dunne lagen verf, met geduld en ook met vele overschilderingen. Het zijn ‘nachtboekschilderijen’ die je eigenlijk van dichtbij moet lezen, je moet ze kunnen aanraken met je ogen, ze meenemen in jezelf. Voorbeelden van deze categorie zijn er veel. Ik kijk bijvoorbeeld hier links op schilderij nummer 23
Olieverf op doek, 50 x 60 cm, 2012
dat De kanten van het leven heet en waarop aaneen- en in elkaar geschilderde personages naamloos en naadloos als hagen in de gespannen architectuur van de leegte, onderweg zijn op hun levensweg.
En zoals gezegd, er is een tweede soort schilderijen: schilderijen met expliciete kleuren die enigszins inspelen op de diepte – en ruimtewerking. Opnieuw: het zijn geen uitbundige of drukke schilderijen die koketteren met de regenboog als kleurenbrug.
Neen, Lucienne kiest hooguit twee, drie kleuren: drieklanken als blauw, gelig groen, voor wolkig wit en roestig rood. Meestal ook zijn het schilderijen die hoopvoller klinken dan de nocturnes. Er is een verschuiving merkbaar van inzicht naar uitzicht, van een vorm van loutering waarbij de genezende aanwezigheid van de zee, de moeder waar ooit alle leven uit is ontstaan, niet zonder belang is. En zo kijk ik rechts voor mij naar het afstandelijk geschilderde olieverf dat de titel draagt ‘Het afscheid’. Twee naamloze personages, ieder op zijn manier en ritme, is op weg naar de zee om er het afscheid van een geliefd persoon te herdenken. In de wilde, maar desolate vloer van gras laten de twee figuren hun zichtbare sporen naar zee achter: vochtige sporen die als navelstrengen van herbeginnend nieuw leven door een onbewogen landschap van groen door ons gelezen kunnen worden.
Roger DE NEEF
Lucienne, dwingend en broos (Foto: Kristof Ghyselinck)
Ik hou van “meervoudige” mensen, die een breed belangstellingsveld hebben of beter nog van kunstenaars met een dubbeltalent. Dit is een kleine ploeg artiesten als een Hugo Claus, Marcel van Maele, Paul Snoek en een Jan Vanriet voor literatuur/beeldende kunsten, maar ook een Camiel van Breedam, Cel Overberghe en Wannes Van de Velde voor muziek/beeldende kunsten. Ook Lucienne Stassaert is zo’n meervoudig talent: aanvankelijk musicus, later literator en beeldende kunstenares.
Als literator wordt zij geprezen. Zo ontving zij in 1979 de Arkprijs van het Vrije Woord, met de volgende motivering: “ De leden van het Arkcomité hebben unaniem besloten de Arkprijs van het Vrije Woord toe te kennen aan dichteres en romanschrijfster Lucienne Stassaert uit Antwerpen voor haar roman “Parfait Amour”. De jury onder leiding van de onlangs overleden auteur Ivo Michiels was onder de indruk door de organische samenhang van experiment, engagement en het gebruik van ironie waarmee de roman (waarin verwijzingen zitten naar Finnegans Wake van de Ierse schrijver James Joyce) werd geschreven.
Maar Lucienne Stassaert is niet alleen een begenadigde schrijfster, ze heeft nu ook gedurende een halve eeuw een mooie weg afgelegd binnen het domein van de beeldende kunsten. De expo van vandaag en het boek dat heden in première gaat en werd uitgegeven door Leo Peeraer van de uitgeverij P, geven daarvan een mooi beeld.
De dichter-essayist Roger De Neef heeft onder de titel “Meervoud van blauw” een schitterende tekst geschreven rond kernpunten in haar beeldend werk, als daar zijn de herkenbare stijl, het handschrift en de sfeer; haar zoektocht naar de “condition humaine”, naar het menselijk tekort, waardoor ze raakvlakken heeft met beeldende kunstenaars als een Alberto Giacometti, met theatermakers als de Ier Samuel Becket. De auteur omschrijft haar voorliefde voor het blauw, de kleur van de kneuzingen, maar ook van de zee. In vele, en dan vooral in haar laatste werken zijn gestalten, schimmen onderweg in een ruimte die aanvoelt als een ruïne. Terecht verwijst Roger De Neef naar figuren als een Caspar David Friedrich, Edvard Munch en dichter bij ons in tijd en ruimte Leon Spilliaert. Er wordt ingegaan op haar engagement tegen onrecht, waar ook ter wereld. Met het ouder worden evolueert bij Lucienne Stassaert ook de thematiek en de toon. Er komen hommages en in memoriams ,niet alleen in haar poëzie, maar ook in haar beeldend werk. In haar poëzie heeft zij nog heel recent onder de titel “Another reality” een mooie hommage geschreven aan Dr. Hugo Heyrman naar aanleiding van zijn actuele tentoonstelling in De Zwarte Panter. Zij schildert kamers van stilte. De engel als metafoor van de boodschapper/de kunstenaar. Ik deel volkomen de appreciatie van Roger De Neef voor het plastisch oeuvre van de kunstenares. Schaf dit boek aan, het is een unicum ook qua concept. Als het boek openligt, heb je links – de kant van het hart – de afdeling “hebbedingen” die betrekking hebben op de meer intieme leefwereld en vrienden van de artieste. Rechts is er de portefeuille met afbeeldingen in kleur van schilderijen op steekkaarten, gevolgd door de monografie van Roger De Neef. Bovendien bevat ieder luxe-exemplaar nog een tweede gelijkvormige map waarin telkens een origineel werk zit van de artieste, met name verdund olieverf dat gefixeerd werd, en een genummerd exemplaar van een ets op beperkte oplage van de kunstenaar Kris Van Hemelrijck, de gewezen conservator van het Herman Teirlinckhuis in Beersel.
Zelf heb ik haar werk voor het eerst gezien in de jaren zestig in Celbeton te Dendermonde, het artistieke avant-garde centrum geleid door mijn vriend, de leraar en medewerker aan De Vlaamse Gids, Adolf Merckx. Over de betekenis van Celbeton worden nu studies gemaakt aan de universiteit.
In de jaren zeventig kon ik opnieuw haar werk bewonderen in Assenede, in de galerie Margaretha de Bouvé van de bijzondere galerist, het duiveltje uit een doosje Pim De Rudder en zijn blonde echtgenote. Daar was het altijd ook een culinair feest in het huis op de Polderdijk. Deze expo was een dubbeltentoonstelling met Wybrand Ganzevoort, haar vroegere levenspartner en nog medestichter van Hessenhuis G58. Van het platteland naar de stad Antwerpen. Zo werd in de jaren zeventig het werk van Lucienne Stassaert getoond in het toen zeer dynamische Marcel Peeters Centrum in de expo “8 schilderende schrijvers” en in het onvolprezen Internationaal Cultureel Centrum, het ICC op de Meir werd haar werk getoond met andere Belgische hedendaagse kunstenaars. Over de rol van het ICC onder leiding van Flor Bex is een doctoraatsstudie gepubliceerd door Johan Pas. De VECU in de Moriaanstraat was in de jaren zeventig dé verzamelplaats van artiesten, schrijvers, acteurs, politici en ondernemers. De geometrisch-abstracte schilder Guy Vandenbranden, die boven de expositiezaal woonde, coördineerde er de exposities. Lucienne Stassaert stelde er ten toon.
In de jaren tachtig vestigde het toen herboren historische Hessenhuis de aandacht op “Dubbeltalenten”, waaronder Lucienne Stassaert. En die lijn loopt door tot vandaag. In het Pajottenland is er de schitterende werking van het Herman Teirlinckhuis te Beersel, waar zij in 2010 exposeerde en vorig jaar had zij een van de laatste expo’s in het Antwerpse Elzenveld. Ik was daar van onder de indruk. En nu vandaag hier in Tervuren in de Art Gallery Charlotte van Lorreinen.
Ik kom tot een besluit. Ik eindig met een citaat uit het werk van Georg Trakl dat zowat het oeuvre van Lucienne Stassaert synthetiseert: In een blauw kristal woont de eenzame mens. Uit het overzicht dat ik u gegeven heb van haar exposities moge blijken dat zij ook een bladzijde geschreven heeft in de geschiedenis van de beeldende kunsten in Vlaanderen. En wat belangrijk is voor de toekomst, die bladzijde is nu vastgelegd in een boek, dat zeker een collectors item zal worden. Daarvoor mijn dank aan Lucienne Stassaert, om wie het hier gaat, aan Roger De Neef, de auteur van de monografie, aan Constance zijn echtgenote, die meehielp en meedacht aan het concept van het boek, aan Leo Peeraer de uitgever en aan Charlotte van Lorreinen, waar we vandaag te gast zijn en aan u allen voor uw aandacht.
Ernest Van Buynder, voorzitter Vrienden van het MuHKA.
Gisteravond, vernissage van de expo Lucienne Stassaert in galerie Charlotte Van Lorreinen te Tervuren. Ernest Van Buynder, voorzitter van de Vrienden van het MuHKA en Roger de Neef openden de tentoonstelling. Onvolprezen uitgever Leo Peeraer presenteerde Meervoud van blauw, een monografie over het plastische werk van Stassaert. Dankzij overleg met Constance en Roger de Neef en de technische medewerking van Kris Vanhemelryck (Herman Teirlinck-huis in Beersel) werd het een bibliofiele kleinood.
De publicatie kreeg vorm als een tekenfarde waarin twee portfolio's: links een collectie persoonlijke facsimile gereproduceerde documenten en getuigenissen (waaronder een treffend portretfoto van Kristof Ghyselinck), rechts de tekst van Roger de Neef en 28 losbladige kleurenreproducties van werken van Stassaert (1959-2012).
Naast de reguliere editie (25 €) wordt een luxe-editie aangeboden: 22 exemplaren verrijkt met een originele tekening van Lucienne Stassaert (150 €). Wie belangstelling heeft voor een exemplaar neme contact met uitgeverij P, Sint-Antoniusberg 9, 3000 Leuven. Tel.: 016 23 12 45. E-mail: contact@uitgeverijp.be Website: www.uitgeverijp.be Een uitzonderlijke gelegenheid om tegen meer dan billijke voorwaarden een origineel werk van Lucienne Stassaert te verwerven....
*
Tussen het publiek: Vera Alexander Beerten, Johan Van Cauwenberghe, Anneleen De Coux, Anouk Ganzevoort, Jacqueline Gruloos, Henri-Floris Jespers, Patrick Lateur, Rose Vandewalle, Kris Vanhemelryck, Rody Vanrijkel, Bart Vonck en Frank De Vos. Adriaan Raemdonck liet zich verontschuldigen: in zijn functie van voorzitter van de Federation of European Art Galleries Association (FEAGA) verbleef hij in het buitenland.
Meer in een volgende post en alleszins in de volgende aflevering van de Mededelingen van het CDR.
*
De tekst van de openingsrede van Roger de Neef bij de retrospectieve tentoonstelling van Lucienne Stassaert in het Elzenveld werd hier op 17 januari 2011 gepubliceerd:
http://mededelingen.over-blog.com/article-roger-de-neef-over-lucienne-stassaert-65155780.html
■
De tentoonstelling loopt tot 28 december.
Galerie Charlotte Van Lorreinen, Nieuwstraat 16, 3080 Tervuren. Open vrijdag, zaterdag en zondag van14 tot 19 u.
Tot eind van dit seizoen presenteert de KVS de nieuwe producties buitenshuis. Een extra laag inleving kan het opleveren, als het artistiek team de juiste invalshoek vindt. Dat is het geval met Skieven. De Franstalige Brusselaar Thomas Gunzig schreef een stuk voor twee acteurs. Guy Dermul vertaalde en regisseerde. Wie gekleed is alsof hij naar de pool trekt beleeft een warme avond, in een openbare gevangenis.
De locatie is een multicultureel centrum in de Brusselse Modelwijk. De opperarchitect was Renaat Braem. Het was de bedoeling dat onder meer de medewerkers van Wereldtentoonstelling ’58 er onderdak vonden, maar zoals alles in België liep ook dit project vertraging op en werd het pas voltooid in 1972. Toch is de architectuur van de jaren vijftig behouden. Het moest een droomwijk worden, waar de bewoners zich goed voelden, en door een vredig gevoel harmonisch zouden samenleven, zowel in het gezin als met de bewoners van de wijk.
Het architectenteam had om dat doel te bereiken alles voorzien om er een Aards Paradijs van te maken, vertrekkend vanuit een voorgeprogrammeerd bestaan. Het resultaat was mooi als maquette, maar werd lelijk als woonwijk. Lelijk, in alle betekenissen van het woord. De woonblokken zijn loodlijnen, en dat heeft decorontwerper, Marie Szersnovicz, i.s.m. de regisseur, ook zo verbeeld. Net zoals de groenvoorzieningen. In de voorstellingen zijn ze herschapen in een laag kolengruis, zwart zand. Het enige warme element in het decor is een monumentaal Hammondorgel, waaruit Kaat De Windt hemelse muziek tovert. Zij breekt bij momenten in, in de tweespraak. Wanneer de spanning oploopt, de psychologische leegheid toeslaat, de verbeelding door de waanzin in overdrive gaat, of de waarheid bij zowel architect David Dermez als flatbewoner Nico Sturm doordringt. De waarheid dat een droom nooit werkelijkheid wordt. Hij zal nooit ten volle gerealiseerd worden. Er loopt altijd wat skiev, Brussels voor scheef.
De personages hebben geen naam. Architect en bewoner praten naast elkaar, een conflictueuze dialoog zonder begin of einde. Zonder variatie. Zelfs als de ene vraagt ‘akkoord?’ en de andere antwoordt ‘akkoord!’ blijven ze kemphanen. Het uitgangspunt van het gesprek is een [de] stofzuiger. In de modelwijk anno 1958 had alles zijn vaste plaats. Niets werd aan het toeval overgelaten. De architect had niet enkel de wijk ontworpen, maar ook de manier van leven van de bewoner. Wat echter als een luxeproduct gemeengoed wordt, zoals de stofzuiger? Waar hem te plaatsen? Hij is niet voorzien in het grote plan. Het mondt uit in conflicten tussen de bewoners, meneer en mevrouw Anoniem. De bewoner beklaagt zich bij de architect. In plaats van hem te helpen, boort hij de klager nog dieper in de put. Want hij blijft bij zijn droom. Zijn modelwijk vertoont geen enkele fout. Mijn ideaal is uw ideaal. Het resultaat is kolen op het vuur. De stoppen van de bewoner slaan door en hij is klaar om zijn vrouw te vermoorden. En als het moet de hele wijk. En de wijkagent. En het interventieteam. De hele wereld desnoods. Behalve de architect. Want hij had het goed met hem voor.
Een mooi gegeven, een prachtige basis voor een toneelstuk. Thomas Gunzig is een begenadigd schrijver, zoveel is zeker. Hij schrijft scherp met een uitgestrekte wijsvinger op de rauwe actuele realiteit wijzend. Jammer dat hij bij momenten uit zijn eigen achtbaan schiet. Tevens heeft hij nog niet een eigen volwaardige toneeltaal gevonden. Beckett, Topor, Handke en nog een paar andere toneelauteurs zitten op zijn schouders en houden bij momenten zijn pen vast. Het maakt dat de totale compositie skief staat. Omvallen zal Gunzigs gebouw echter niet doen. Skieven is een origineel drama met veel koolzwarte humor, zonder een komedie te zijn. Daarvoor is het gegeven te tragisch. Maar laat u hierdoor niet afschrikken.
Guido LAUWAERT
SKIEVEN– Cité Culture – Modelwijk Brussel – productie KVS – www.kvs.be