Niet verwonderlijk dat bij de ontvangst van de jongste aflevering van Wetenschappelijke Tijdingen mijn aandacht in eerste instantie ging naar de bijdrage van Armand van Nimmen over de schermutselingen rond het graf van Paul van Ostaijen, zo luidt toch de titel van zijn boeiende bijdrage, dat in feite focust op de vrij onbekende Jozef Duysan (1900-1973).
Jozef Duysan (Foto:colletie Armand van Nimen)
Als motto bij zijn verhelderende bijdrage citeert hij Hobsbawm: “For all of us there is a twilight zone between history and memory”. Hij verduidelijkt trouwens meteen in de eerste voetnoot dat de impuls tot zijn onderzoek dat aan de basis ligt van zijn bijdrage over Duysan werd gegeven 'door enkele vluchtige ontmoetingen met een mij toen onbekende “meneer Jozef” die, in de jaren vijftig, ondergedoken leefde bij mijn oom, een Antwerps fotograaf'.
Ter aanvulling: Duysan had een grote invloed op het leven van Armand van Nimmen. Hij bracht hem niet alleen de namen bij van Paul van Ostaijen en Maria Rooman, maar hij sprak ook af en toe in vage termen over persoonlijke vrienden zoals Rob van Roosbroeck, Victor Brunclair en Marnix Gijsen. Bovendien spoorde Duysan hem aan om een beurs aan te vragen om verder te studeren in de Verenigde Staten. Hoewel Van Nimmen ten slotte zijn naam te weten kwam en vermoedde (nou ja) dat hij gecollaboreerd had, toch wist hij eigenlijk bijna niets over de man. Het onderwerp was schijnbaar taboe en Van Nimmen was spijtig genoeg nog te nat achter de oren om Duysan hierover te ondervragen.
Zo ontvlamde de queeste van een bewoge vorser. Armand van Nimmen (°1935), doctor in de economische wetenschappen, volgde na zijn loopbaan bij de Wereldbank seminaries aan de universiteit van Wenen en legde zich toe op de studie van leven en werken van de na de oorlog bij verstek ter dood veroordeelde Vlaams-nationalistische historicus en politicus Rob van Roosbroeck (1898-1988).
In 1997 heb ik aan de hand van ongepubliceerde brieven van Duysan aan Gaston Burssens (destijds in mijn collectie, thans bewaard in het Letterenhuis te Antwerpen) gewezen op de rol van Duysan als 'spil en stuwkracht' van het Van Ostaijen-comité dat begin de jaren dertig op initiatief van de gebroeders Jespers en Gaston Burssens werd opgericht om de dichter een waardige laatste rustplaats te bezorgen in zijn geboortestad. (1) Zo kwam ik dan jàren later toevallig in persoonlijk contact met de minzame Armand van Nimmen.
Niet verwonderlijk dus dat ik eerst zijn bijdrage las....
Henri-Floris JESPERS
(wordt vervolgd)
(1) Henri-Floris JESPERS, Klemmen voor Zangvogels, Antwerpen, Revolver, 1997.