Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
20 janvier 2013 7 20 /01 /janvier /2013 18:15

 

WT124.jpg

Armand van Nimmen situeert zijn essay “in de soms harmonisch geïntegreerde maar meestal gedesintegreerde sfeer tussen de Vlaamse beweging en de evolutieve beleving van de kunst”, aldus Frans-Jos Verdoodt.

Toen ik mij destijds verdiepte in de briefwisseling Duysan-Burssens viel het mij op hoe Duysan voortvarend, zoniet opdringerig te werk ging – net een olifant in een porseleinenwinkel. (Tussen haakjes, ik ben er allerminst van overtuigd dat de familie Van Ostaijen onvoldoende vermogend was – zoals gesteld door Armand van Nimmen – om het stoffelijk overschot te laten overbrengen naar Antwerpen.) Dat Duysan een rusteloze maar stimulerende rol speelde, staat sowieso buiten kijf. Dat hij daarbij laat mij zeggen nogal assertief te werk ging, wat onderhuidse wrevel wekte bij de nauwe vrienden van Paul van Ostaijen die hij niet eens gekend had, doet uiteraard niets af aan zijn objectieve merites, maar zegt wel veel over zijn halsstarrig karakter. (Duysan was wel op 18 oktober 1918 aanwezig op de 'Openbare vergadering der Jeugdgemeente' in het koninklijk atheneum te Antwerpen, waar Van Ostaijen enkele dagen voor zijn vlucht naar Berlijn een lezing hield over “De nieuwe zending” waarover Dieter Vandenbroucke een doorwrocht opstel publiceerde in Zacht Lawijd, jg. 10 nr. 3, juli-augustus-september 2011, pp. 44-67).

*

Over de rol van Jozef Duysan als secretaris van het Van Ostaijen-comité brengt Van Nimmen niets nieuws. Het verhaal van het comité heb ik gedetailleerder belicht in mijn essay over Gaston Burssens (Klemmen voor Koorddanser, Antwerpen, Revolver, 1997, pp. 20-23). Het is wel de verdienste van Armand van Nimmen dat hij een portret ten voeten uit schetst van de man over wie tot nu toe weinig bekend was: dienstoverste Accounts Payable Department bij General Motors, dwepend met Van Ostaijen, directeur van het gehate Arbeidsambt (AA) Antwerpen, ondergedoken, in eer hersteld.

Inderdaad, tijdens de bezetting trad Duysan opnieuw op de voorgrond. In januari 1941 werd hij benoemd tot directeur van de Nationale Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Toezicht (NDAT), waarvan de naam enkele maanden later gewijzigd werd tot Arbeidsambt (AA) Antwerpen, waar hij “een radicale zuivering” doorzette, aldus Van Nimmen. De invoering van de arbeidsplicht (6 maart 1942) leidde tot een jacht op 'ongure' en 'asociale' elementen (zoals smokkelaars en werkweigeraars) en “ontaardde in een bijzonder scherpe discriminatie met betrekking tot joden”, aldus Van Nimmen.

Voor Duysan leverden deze maatregelen echter schijnbaar geen wezenlijk bezwaar. De baan als directeur van het AA Antwerpen leek wel een kolfje naar zijn hand: als autoritaire en krachtdadige baas kon hij nu laten uitvoeren wat aan de orde van de dag was.”

Bij het naderen van de bevrijding vluchtte Duysan naar Duitsland. Na het einde van de oorlog keerde hij heimelijk terug naar België. In tegenstelling tot vele anderen werd hij niet gevat. Hij werd in mei 1947 door de Antwerpse Krijgsraad bij verstek veroordeeld tot 25 jaar buitengewone hechtenis. Daarna leefde hij minstens tien jaar lang ondergedoken bij de oom van Armand van Nimmen. In die periode verdiepte Duysan zich in de lectuur van Baltasar Graciàn, Friedrich Nietzsche en André Malraux. Rond 1958 vertrok hij incognito naar Oosterhout waar zijn vriend Van Roosbroeck hem onderdak had aangeboden. Na dat kort verblijf in Nederland keerde hij naar België terug en gaf zich aan bij de gerechtelijke instanties. Na enige tijd in de gevangenis van de Begijnenstraat in Antwerpen te hebben doorgebracht, werd hij op 5 april 1968 door het Hof van Beroep in Brussel in eer hersteld.

*

In 2010 publiceerde Armand van Nimmen een revelerend opstel over Albert Van de Poel en Duysans boezemvriend Rob van Roosbroeck in Wetenschappelijke Tijdingen (jg. LXIX, nr. 3, september 2010, pp. 199-216), een tijdschrift dat ik voor geen geld van de wereld wil missen, waarover meer in een volgende blog.

Henri-Floris JESPERS

(wordt vervolgd)

Partager cet article
Repost0
19 janvier 2013 6 19 /01 /janvier /2013 14:57

Boudens202Luc Boudens,  Compositie (1995)

In de rubriek 'Necrologisch' van de jongste aflevering worden Elza De Groodt en Ray de Bouvre herdacht door Henri-Floris Jespers.

Great old lady Elza De Groodt (3 mei 1923 -19 december 2012), weduwe van toneelauteur, romancier en essayist Paul Willems (1912-1997), was de dochter van cultuurflamingant Arthur De Groodt (1883-1952), arts en hoogleraar, en van de flamboyante Juliette Adant (1892-1964). Ze wordt getypeerd als “een gecultiveerde, kranige dame met een groot hart en scherp intellect”.

Ray de Bouvre (31 december 1938 – 29 december 2012) zetelde in Antwerpen als Volksunie-gemeenteraadslid en was financieel-administratief directeur van de Koninklijke Vlaamse Opera te Antwerpen (later Opera van Vlaanderen). Hij heeft een lange weg afgelegd: van de zogenoemde linkervleugel van de VU tot het Vlaams Blok/Belang en de veelgelezen rechts-nationalistische weblog 'Angeltjes', waarin hij spitse bijdragen publiceerde, o.m. ook over muziek en opera. ”Hij was een man van de wereld, maar kon aardig uit de hoek komen. Hij was geen man van het Grote Gelijk maar kwam vierkant uit voor zijn mening. Zijn typische, ongezouten Antwerpse humor en spot werden daarbij getemped door een ontwapenende zelfrelativering, […] een vrije geest, en vanuit zijn vrijdenkersperspectief week hij niet af van zijn Vlaams-republikeins, democratisch ideaal”, aldus Jespers.

Literatuur als engagement. Literatuur en medeplichtigheid. 'Sta me toe om dit niet te begrijpen', zo luidt de titel van de scherpe column van Frank De Vos. (Tevens werd een eerder hier verschenen, al even scherpe kritische beschouwing van zijn hand over het tijdschrift Heibel opgenomen.

De theaterrubriek (Guido Lauwaert) en de kaleidoscopische rubrieken 'Cinema Trivia' (Bert Bevers) en 'Door de leesbril bekeken' (Henri-Floris Jespers) nemen de helft van de haast 12 000 woorden tellende aflevering in beslag.

Het tijdschrift Mededelingen van het C.D.R. Is beschikbaar als losbladige papieren editie en per mail als pdf. Info abonnementen: mededelingen@lebacq.com

Partager cet article
Repost0
19 janvier 2013 6 19 /01 /janvier /2013 06:00

 

In het meest recente nummer van Knack(nr. 3, 16 januari 2013, p. 77) lees ik het volgende, nota bene in de rubriek ‘Kort en krachtig’ van de ‘katern’ ‘Wetenschap’:

 

Volgens een Noorse linguïst is Engels een Scandinavische taal, en geen Germaanse. Het Oud-Engels dat in Groot-Brittannië gesproken werd voor de Noormannen er aankwamen, zo stelt hij in het Apollon Research Magazine, zou zijn vervangen door een mengtaal met sterke Noorse wortels.”

 

Deze inderdaad korte en krachtige mokerslag liet me verbijsterd en in paniek achter. Bijna veertig jaar lang heb ik taalkundige nonsens verkondigd aan adolescenten, wier historisch, geografisch en linguïstisch inzicht sowieso al erg moeilijk te structureren valt tot een consistent geheel. Mijn bescheiden pogingen daartoe bleken nu te berusten op drijfzand.

 

Bij het verwarrende begrip ‘Scandinavische talen’ kon ik me wel iets voorstellen, maar dan slechts schoorvoetend, met heel veel goede wil. In mijn taalkundige cursussen en andere bronnen werd immers nooit over zo’n taalfamilie gesproken – terecht, want ‘Scandinavisch’ is uiteindelijk een erg diffuus label (er zijn verschillen naargelang van de geografische, politieke of cultureel-historische invalshoek).

Dat het Engels in de taalgenealogie nu definitief zou opschuiven van ‘west’ naar ‘noord’ leek me wél enigszins denkbaar, althans indien de Noorse linguïst in kwestie daar plausibele argumenten voor kon leveren.

Maar dat de Scandinavische talen niet langer tot de Germaanse ‘familie’ zouden behoren, betekende een ronduit verpletterende Aha-Erlebnis, net zoals de stelling dat het Oudengels blijkbaar geen directe aansluiting meer zou hebben met het Middelengels.

Bovendien: wie waren toch die Noormannen, over wie sprake is in Knacken die het Oudengels van de kaart veegden? Waar kwam dat Oudengels, gesproken vòòr hun komst, dan uiteindelijk vandaan? Of: waarom geen woord meer over de Angelen en de Saksen, en al even bevreemdend: geen woord over het Fries, en, bij uitbreiding, niets over het onderscheid tussen Ingvaeoons en Istvaeoons?

 

Elke wetenschappelijke deontologie impliceert fundamenteel openheid voor nieuwe inzichten én bereidheid tot falsifiëring. Ik ging dus heel deemoedig te rade bij de bron die Knackgebruikte, met name een artikel van Trine Nickelsen in Apollon(https://www.apollon.uio.no/english van 27 november 2012) over dat fameuze onderzoek van de taalkundigen Faarlund en Emmonds (twee namen dus) van de Universiteit van Oslo. Wat lezen we daar?

 

The sentence structure in Middle English – and thus also Modern English – is Scandinavian and not Western Germanic.” Iets verder stelt de verslaggever dat, volgens de onderzoekers, het Engels “belongs to the Northern Germanic language group, just like Norwegian [etc.] This is totally new and breaks with what other language researchers and the rest of the world believe, namely that English descends directly from Old English [...] or Anglo-Saxon, [...]a West Germanic language, which the Angles and Saxons brought with them from Northern Germany and Southern Jylland when they settled in the British Isles in the fifth century. […] Modern English is a direct descendant of the language of Scandinavians who settled in the British Isles in the course of many centuries, before the French-speaking Normans conquered the country in 1066," says Faarlund. He points out that Old English and Modern English are two very different languages.”

 

Het is niet mijn bedoeling om me te mengen in het eventuele debat rond de onderzoeksresultaten van Faarlund en Emmonds, al was het maar omdat mijn kennis van het Noors ondermaats is. Bepaalde aspecten van hun hypothese zijn op zijn minst verbazingwekkend, zoniet zelfs verwarrend, maar dat is mijn probleem.

Anderzijds wordt hun visie op de band tussen Oudnoors en Middelengels (ze releveren kenmerken die totaal afwezig zijn in andere ‘Westgermaanse’ talen) geschraagd door op het eerste gezicht pertinente syntactische argumenten – al wordt in het artikel van Nickelsen dan weer niets gezegd over b.v. een opvallende morfologische bijzonderheid van het Noors die in het Engels, net zoals in het Nederlands en het Duits, onbestaande is, nl. de agglutinatie van het bepaald lidwoord met het substantief (‘the book, boken’ – ‘the books, bøkene’).

 

Het betekende echter wel een hele opluchting om te vernemen dat de ‘Scandinavische’ talen dan toch nog als Germaans beschouwd worden, of dat hier duidelijk gesproken wordt over Franssprekende ‘Normans’ in 1066, wat je in het Nederlands beter vertaalt als ‘Normandiërs’ om elke verwarring met de Noormannen (Noren, Denen, Zweden) van de 5de tot pakweg de 10de eeuw te vermijden. Het deed me natuurlijk ook veel plezier om die Angelen en Saksen opnieuw op Britse bodem te zien verschijnen in de 5de eeuw.

Blijkbaar had ik al die jaren dan toch geen al te flagrante leugens verkondigd, al migreert het Engels in de visie van Faarlund en Emmonds wel degelijk van de westelijke naar de noordelijke tak van het Germaans.

 

Het is niet de eerste keer dat Knackbloedstollende enormiteiten op linguïstisch gebied verkondigt – zie b.v. de ‘taalkaart’ in het nummer van 11 oktober 1995, die bol stond van de meest absurde taalkundige ketterijen en die ik gelukkig niet meer terugvond in het elektronische archief van het weekblad.

De wetenschappelijke rubriek van Knackwordt vandaag, en al geruime tijd, verzorgd door Dirk Draulans. Ik twijfel er geen seconde aan dat deze eminente bioloog-zoöloog, doctor in de wetenschappen en specialist op het terrein van de evolutionaire biologie, alles afweet over spermapakketjes van mannelijke spinnen, de intelligentie-moleculen van rondwormen of de ontstaansgeschiedenis van de mens.

Alleen dit. Ten eerste baseerde Knackzich voor deze ‘korte en krachtige’ taalkundige mededeling niet op het originele artikel zélf van de twee linguïsten uit Oslo, wél op een verslag daarover in een (weliswaar) universitair blad; hoe dan ook tweedehands dus – overigens ging het hierbij wel degelijk om twee taalkundigen en niet om “eenNoorse linguïst”.

Ten tweede stel ik me, vooral, zeer ernstige vragen bij de uiterst nonchalante, slordige manier waarop een, zelfs tweedehands, wetenschappelijk artikel blijkbaar gelezen wordt door de Knack-redacteur van dienst. Als een gelijkaardige accuratesse aan de dag wordt gelegd in verband met b.v. geneeskunde, fysica, biologie of wiskunde, dan ziet het er pas helemaal lief uit. Het jachtige, momentane twitteren en chatten kan wellicht modieus zijn, maar het mag gerust achterwege blijven in een wetenschapsrubriek. Liever wat meer diepte dan breedte.

Ten derde: bioloog, blijf bij je leest.

 

Het lijkt me dan ook dringend tijd om ook taalkundige thema’s door terzake bevoegde specialisten te laten behandelen, en niet zomaar ‘kort en krachtig’. Zo’n werkwijze zou niet alleen getuigen van intellectuele deemoed, maar ook van schroom ten aanzien van elkewetenschappelijke discipline – zelfs de taalkunde.

LUTIN D’ANVERS

 

 

 

 

 





 

 

 

 

 

 

 

 

Partager cet article
Repost0
18 janvier 2013 5 18 /01 /janvier /2013 11:16

 

 

BB.jpg'Lees hier de columns van de Nederlandse dichter en essayist Benno Barnard', zo staat wekelijks te lezen op Knack.be. Ook op woensdag 16 januari. Cynischer kan niet.

Thuis. De hinderlaag van een grijs, lauw, nat Nieuwjaar.' Dat zijn de laatste woorden van de jongste, neen, de laatste bijdrage van Barnard die – uiteraard hoffelijk – afscheid neemt:

'Onderstaande dagboekaantekeningen vormen mijn laatste bijdrage op Knacks boekensite. Ik dank u, lezer, voor uw interesse en waardering. Moge u mij op mijn omzwervingen blijven volgen.'

In beperkte kring luidt het krachtiger:

Door de firma Knack ben ik buiten de deur gezet in het kader van de januaribezuinigingen.

Dat mijn hoogst elitaire teksten als eerste zouden sneuvelen – ik had het verwacht.

*

De lezing van Barnards bijdragen verveelde mij soms, irriteerde mij vaak, maar telkens trof ik inzichten of formuleringen die mijn dag goed maakten. En wanneer ik het met hem eens was, dan was dat altijd volmondig.

'Hoogst elitaire teksten'? Neen, eigengereide, leesbare bijdragen met klasse – en die zijn al te dun gezaaid in het deplorabele medialandschap.

Ja, ik zal BB volgen in zijn omzwervingen.

*

Op de site van Knack is het merkwaardig genoeg uitgerekend nu onmogelijk te reageren op het afscheid van BB.

Hier kan het wel.

Doen!

Henri-Floris JESPERS

Partager cet article
Repost0
17 janvier 2013 4 17 /01 /janvier /2013 10:00

 

Frans-Roggen--foto-Bert-Bevers-.JPG

Foto: Bert Bevers


Zie: www.detafelvan1.blogspot.com

Partager cet article
Repost0
16 janvier 2013 3 16 /01 /janvier /2013 22:06

 

hfjSCHEIRS2000.jpg

Een paar dagen werd de 201ste aflevering van de Mededelingen van het CDR  afgesloten, gewijd aan de De Diamanten Kogel. De prijs werd tien jaar geleden ingesteld.

Op 10 december werd Almar Otten de elfde laureaat. Bij die gelegenheid verscheen de bundel Ruw & hard, geslepen & begeerlijk. Tien jaar briljante misdaadliteratuur in al haar facetten.

Het zal de lezers van de Mededelingen  niet verwonderen dat de aandacht uitvoerig gevestigd wordt op het tweede lustrum van prijs....

Aanvankelijk was de Diamanten Kogel gereserveerd voor het spannendste en beste Vlaamse misdaadboek. Vanaf 2004 mochten ook Nederlandse auteurs meedoen. “Daarmee is de Diamanten Kogel zowat de tegenhanger van de Nederlandse Gouden Strop”, aldus Fred Braeckman in Knack. (1) De Hercule Poirotprijs die in november voor de vijftiende keer werd uitgereikt, bekroont immers uitsluitend Vlaamse misdaadschrijvers.

*

Naast teksten van Bob Mendes en Philip Heylen wordt nu ook het integrale juryverslag gepubliceerd. Bovendien wordt de aandacht gevestigd op Serial Thriller, het eigenzinnige fanzine van de erudiete maar helaas zo humeurige Danny de Laet....

(1) Zie het verslag van Fred Braeckman:

http://www.knack.be/nieuws/boeken/reportage/diamanten-kogel-voor-almar-otten/article-4000220234534.htm

Partager cet article
Repost0
15 janvier 2013 2 15 /01 /janvier /2013 10:00

 

Dirk-Biddeloo--foto-Bert-Bevers-.JPG

Foto: Bert Bevers

Zie: www.detafelvan1.blogspot.com

Partager cet article
Repost0
13 janvier 2013 7 13 /01 /janvier /2013 14:00

 

SRD1.JPG

Vandaag drukken we op een knopje en er stroomt muziek uit een toestel. We kunnen ons de tijd niet meer voorstellen dat er in het dagelijkse leven alleen live muziek bestond. Naast het kerkkoor, kamerorkesten op Koninklijke en adellijke paleizen, het zingen in de huiskamer, op de markt of in de herberg was er ook “één geluid, dat al het gedruisch van het drukke leven steeds weer overstemde, en dat, hoe bont dooreenklinkend, toch nooit verward, alles tijdelijk ophief in een sfeer van orde: de klokken”, schrijft Johan Huizinga in zijn meesterlijke Herfsttij der Middeleeuwen (1919).

 

Het is pas met de uitvinding van geluidsdragers op het einde van de negentiende eeuw dat er muziek kon worden opgenomen en gereproduceerd. De oudst bekende opname is Au Clair de la lune door de Fransman Édouard-Léon Scott de Martinville(1817-1879) op zijn fonautograaf, de voorloper van de fonograaf van Thomas Edison(1847-1931). Overigens zette Edison niet alleen de gloeilamp op zijn naam maar werkte hij eveneens mee aan de verbetering van de elektrische stoel in de Verenigde Staten.


In de vroege negentiende eeuw ontstonden burgerlijke muziekmaatschappijen die concerten in openlucht zoals op kiosken of in een eigen concertzaal organiseerden. De ensembles die er speelden noemde men harmonieën. Een van deze is nog steeds actief. Opgericht in 1814 als Société Royale d’Harmonie d’Anvers is deze vereniging ouder dan België. Zij heeft het bevorderen van het Antwerpse muziekleven als doel en dit zowel door de organisatie van concerten als het materieel of financieel ondersteunen van kunstenaars of andere verenigingen die hetzelfde doel dienen.

Sinds september 2011 organiseert zij haar activiteiten in een sfeervol pand in het Hertogenpark aan de Desguinlei 90 te Berchem. Dit pand bevat naast Opus 4, een wijn- en tapasbar en Love2arts, een kunstgalerie. Een ideale omgeving om de maandelijkse concerten te beleven.

SRD3.jpg

Samen met voorzitter Frederic Blockx is Dirk Verelst, levensgenieter en een bijzondere erudiete notenkauwer, een van de drijvende krachten.

SRD2.pngDirk Verelst (l.) en Mikhail Bezverkhny, laureaat Koningin Elisabeth wedstrijd 1976 in Opus 4.


Vanaf 1985 was Verelst als docent viool verbonden aan het Conservatorium van Maastricht. Hij doceerde daarnaast kamermuziek aan het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen, waar hij ook het kamerorkest leidde en was directeur van de Internationale Academie der Kunsten in Mortsel (België). Sinds 2012 is Dirk met pensioen. Hij geeft nog diverse masterclasses in Cremona en pendelt regelmatig naar Zuid Korea voor diverse muziekopdrachten. Hij studeerde aan de conservatoria van Antwerpen en Genève en volgde er een specialisatieopleiding XVIIde en XVIIIde eeuwse muziek op originele instrumenten bij Sigiswald Kuijken, de oprichter van La Petite Bande. Hij werkte bij de Philharmonie van Vlaanderen, La Petite Bande, het barokensemble After Eight, Musica Polyfonica en het Servais Ensemble. Dirk Verelst maakte een aantal plaatopnames en is medewerker bij verschillende muziektijdschriften, hij bespreekt onder andere cd’s en publiceert over vioolpedagogie en methodeleer. Hij is tevens artistiek directeur van de IADK.

*

Samen met accordeonist Bart Wils verzorg ik op 15 februari “Tussen noten en letters”. Voor de eerste maal komt er naast muziek ook poëzie aan bod. Het wordt een mix van mijn Quirilianliedjes en mijn gedichten hand in hand met Bach, Bacalov en Astor Piazola op accordeon. Misschien is dit voor de Société een eerste aanzet om naast een compositiewedstrijd, concerten en beeldende kunst regelmatig de literatuur te omarmen en zo haar cultuuraanbod verbreden.

SRD4.jpg

Meer over de Société Royale d’Harmonie: http://sorodha.be/  en het programma: http://love2arts.com/artists.html

Frank DE VOS

Partager cet article
Repost0
12 janvier 2013 6 12 /01 /janvier /2013 20:23

 

Goliath-And-The-Dragon.jpg

Voordat de televisie gemeengoed was had ik al veel, heel veel films gezien omdat ik voor de matineevoorstelling vaak mee mocht met mijn vader, naar zijn werk in de Roxy. Aan die tijd heb ik een voorkeur voor de peplum, de zogenaamde sandalenfilm, overgehouden. Een scène uit een van die rolprenten die destijds zeer veel indruk op me maakte was de executie van een aantal mannen die op een kruis waren vastgebonden en geplet werden door een olifant. Eén werd op het nippertje gered omdat zijn broer hem kwam redden. Die tilde de poot van de olifant op en wierp het dier zelfs omver. Ik dacht altijd dat het Hercules (gespeeld door Steve Reeves, de held van veel peplums), was en zocht daar op YouTube wel eens naar. Onverrichter zake. Het bleek ook niet om Maciste, Samson, Ulysses of Ursus te gaan. Maar nu kom ik bij het klikken plotsklaps de scène in kwestie tegen! Het blijkt om Goliath te gaan, gespeeld door Mark Forest (die wel wat lijkt op Reeves, vandaar mijn foute herinnering), in Goliath And The Dragon. Op zoek naar de volledige sequentie heb ik me geamuseerd met de complete film (in negen delen beschikbaar op YouTube, ze bleek in deel 6 te zitten). Die werd in 1960, waar anders dan in Italië?, gedraaid door Vittorio Cottafavi. Merkwaardig genoeg blijkt de film in Italië vertoond te zijn onder de titel La Vendetta di Ercole (tóch Hercules dus!). Ik moest langs bloedende rotsen, een nepbeer, een mansgrote vleermuis, een centaur en een bespottelijk slechte draak. Maar, ik héb de scène met de olifant die een onuitwisbare indruk maakte op het jongetje dat ik was gevonden. In de trailer zit al een stukje van de scène met die olifant:

http://www.youtube.com/watch?v=DMbGk2_tWHo

Bert BEVERS

Partager cet article
Repost0
12 janvier 2013 6 12 /01 /janvier /2013 11:09

 

Cover200web.jpg

Een paar dagen geleden ontvingen de abonnees op de digitale en papieren editie van CDR-Mededelingen de 200ste aflevering (34 pagina's). Naast de traditionele rubrieken werden ze bovendien exclusief vergast op onuitgegeven gedichten van Bert Bevers, Luc Boudens en Hendrik Carette en met twee uitvoerige, exclusieve bijdragen:

“Great old lady” Lucienne Stassaert publiceert een genadeloos onthullend fragment intieme memoires (Aantekeningen in de loop van de tijd) en kunsthistoricus en slagwerker Ivo Machiels geeft zijn (toch wel heel relatieve...) “vadsigheid” schaamteloos bloot (Voor de vuist weg, niet meer dan wat notities).

Deelname aan de kosten van een digitaal abonnement op de Mededelingen van het CDR bedraag: 6 € per maand. Abonnementen: cf. mededelingen@lebacq.com

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche