Woensdag 19 december leidde Frank De Vos in de bibliotheek van Dendermonde het nieuwe boek in van Patricia De Landtsheer, Steaming, geef me wat ik vraag of.... Hij stond daar naar eigen zeggen “bedremmeld aanwezig te wezen. Want als recensent is dit mijn maidentrip en ik hoop dat ik niet met “Titanic” als epitheton zal moeten verder leven.”■
*
Patricia De Landstheer is vooral gekend als jeugdauteur en schreef de afgelopen decennia tientallen succesrijke boeken, waarvan enkele werden bekroond. Vermits ik haar pas op zeer late leeftijd heb leren kennen zal zij me vergeven dat ik haar jeugdboeken niet heb gelezen. Bij het jonge publiek is vooral Heikje heks-cyclus bekend, en Ploef.
Bij Berghmans Uitgevers, dezelfde stal waar ik als dichter onderdak heb gevonden, verscheen in 2008 haar poëziedebuut: De zoete zucht der dingen.
Van haar las ik vorig jaar De engel en geheimen, deels een autobiografische novelle op de achtergrond van de overstromingen in 1953 na een catastrofale dijkbreuk. Patricia schreef ook themaboeken over de tweede wereldoorlog, heksenvervolging, rouwverwerking bij jongeren en drugs.
De onderwerpen die zij behandelt wijzen steevast op een sterke maatschappelijke betrokkenheid. Als voorbeeld geef ik hier graag Genummerd voor het leven waarin zij de laatste en aangrijpende getuigenissen van de Holocaust verzamelde (Davidsfonds, 2009).
Deze betrokkenheid kan men ook nu weer in haar nieuwe boreling vaststellen. Patricia laat ons kennis maken met een ranzig en groeiend fenomeen dat zich stilaan in onze samenleving begint te nestelen. 'Steaming' dat letterlijk stomen betekent is een Engels slangwoord voor afpersen. Dit jaar werden we opgeschrikt door de hallucinante beelden op YouTube van een 'gesteamde' of gepeste . Het werd door de moeder op FaceBook gezet.
*
Steaming, geef me wat ik vraag of…is het verhaal van de veertienjarige Fie die verliefd is op Jo, haar jonge leraar Geschiedenis aan wiens lippen ze hangt. Deze verliefdheid wordt door Jo beantwoord. Het wordt ontdekt door Benny, haar klasgenoot en het ‘steamen’ begint. Angst regeert en haar polshorloge, een kostbaar geschenk van haar vader, moet ze afgeven. Stap voor stap gaat voor de lezer het raam op Fie open en krijgen we inzicht in het denken en voelen van deze puber. Ze is een nakomertje en leeft onder het overbezorgde juk van haar ouders en meer bepaald van haar moeder. Zij zijn inmiddels op middelbare leeftijd gekomen. De klassieke generatiekloof is te groot om hun dochter te begrijpen. Haar loslaten is moeilijk. De eerste maal dat zij alleen uit mag gaan is naar het verjaardagfeestje van een vriendin aan zee. Daar wordt zij door de leider van een motorbende op het strand verkracht. De ogen van de verkrachter gloeien in haar na. Jo wordt haar vertrouwenspersoon en begeleidt haar tijdens de politieverhoren. In het volle besef dat hij op het slappe koord van pedofilie balanceert zal hij Fie uiteindelijk loslaten.
Op het einde van het verhaal schrijft zij twee brieven. Een is gericht aan Rasta, een allochtone klasgenoot met dreadlocks, die recent aan een overdosis is gestorven. Ze noteert deze in haar dagboek. De andere brief scheurt ze uit haar agenda met als datum 8 mei. Ze legt deze op haar bureau naast de foto van haar ouders.
We lezen:
Bevrijdingsdag. Herdenkingsdag. Oorlog afgelopen, maar niet voor mij. Hier begint het pas. Geen tranen en liefst geen schuldgevoelens. Voor niemand. Zoek me nergens, tenzij in de wolken
Ik hou van jullie.
Fie
Hierdoor kent dit boek niet alleen een open maar eveneens een enigmatisch einde.
*
Begrijpen is van een andere orde dan voor iets begrip opbrengen. De Landtsheer verdedigt niets, zij praat niets goed, zij gaat niets uit de weg. Zij heeft geen begrip maar zij begrijpt. Steeds blijft ze mild. Zij slaagt erin om met een zeer groot inlevingsvermogen haar personages te schetsen. Benni, de afperser en Faith, de vriendin van Fie die verslaafd is aan coke. Het zijn twee voorbeelden van losgeslagen adolescenten.
Zo blijft de auteur mild voor Benni door hem in zijn sociale achtergrond met een dronken en nymfomane moeder te situeren. Hij is op een overlevingspad ontworteld.
Zo is er ook Faith, het verwende en vrijgevochten rijkeluisdochtertje waar het nihilisme van druggebruik toeslaat.
Zo is er Jo de eenzaat, een klungel van een sympathieke leraar en zijn gevecht met zijn verliefdheid die hij als pedofilie ervaart. Zo is er bovenal Fie, dat kwetsbare, verliefde meisje met al haar zielenroerselen, met al haar gevoelens onderweg om deze een plaats te geven. Zij wordt uiteindelijk zwaar gelittekend. Misschien om uiteindelijk, uiteindelijk is een woord zoals een loper, een sleutel die altijd past, haar afscheidsbrief te schrijven? Dit met een groot vraagteken.
*
Steaming is een knap geschreven boek, ook stilistisch, een vlot geschreven jeugdboek met een voor jonge mensen herkenbare naamgeving zoals Benni, Faith, Fie, Rasta, Fie. Een boek dus voor jongeren van 14, 15 tot 99 jaar. .
Door het specifieke taalgebruik van de auteur is Steaming eveneens een boek dat tot in het hoge Noorden van ons taalgebied kan worden gelezen. Met woorden als: biertje, mam en pap, gezeur, jokken, tengels vermoed ik de oranje ingreep van een Noord-Nederlandse redactie.
Wat het politionele aspect betreft vermoed ik eveneens dat Patricia geen ervaringskundige is wanneer zij cokegebruik beschrijft of wanneer er sprake is van het audiovisuele politieverhoor of het gebruik van de SAS (seksuele agressie set).Het is natuurlijk handig wanneer er thuis een commissaris op rust rondloopt. Met zo iemand binnen handbereik is de research dan ook gratis. Dank u Marc Leboeuf.
*
Alles van waarde is weerloos, schreef Lucebert in een van zijn meest beklijvende verzen. En die waarde wordt vandaag nog weerlozer.
U moet weten dat dit boek een lange lijdensweg langs enkele uitgeverijen heeft afgelegd. Uiteindelijk is het dan kunnen verschijnen bij Boekscout. Wie niet gehypt worden door de media, niet in het verschroeiende voetlicht mag treden, geen kookboeken schrijft of Astrid Bryan heet, heeft het bijzonder moeilijk om iets te publiceren. Het is dank zij het l’acharnement désespéré van Patricia dat we dit boek in handen kunnen houden.
Frank DE VOS
Je kan het boek rechtstreeks bestellen bij www.boekscout.nl (winkelwagentje) à 16.90 € (excl.verzendkosten), of in de erkende boekhandel. Of bij de auteur na storting van 16,90 € (excl. 3 € verzendkosten) op reknr. BE69 0631 3870 4678 met vermelding van aantal + verzendadres. Na storting van het bedrag wordt het boek u toegezonden. U kunt het boek ook afhalen bij de auteur zelf op adres; Kunstentaverne De Kleine Notelaar, Vlassenbroek 222 te 9200 Dendermonde/Vlassenbroek (zie ook info onder webadres:
www.dekleinenotelaar.be of telefonisch 052/211180 of mobiel 0494/601961. Voor afhaling betaalt u uiteraard geen verzendkosten.
Cineast Ingmar Bergman heeft een helder parcours afgelegd, zijn palmares bekijkend. Het centrale gegeven blijft echter altijd gelijk: Heeft het toneelleven zin?
Een tweede merkwaardige zaak is zijn visie dat het individu onderdeel is van de maatschappij. Film na film, en dan hebben we het over de films waarin Bergmann onzichtbaar maar dominant aanwezig is, verschuift de klemtoon. In zijn eerste film uit 1944, De kwelling, heeft elke mens zijn sociale plaats en waarde, en dit binnen de morele wetten van de maatschappij. In zijn latere films speelt de maatschappij niet langer de hoofdrol, maar het individu. Het openbare leven wordt verruild voor het innerlijke. Het duidelijkst komt dat tot uiting in Vrouwendroom, De maagdenbron, Persona, Het slangenei, een zwaar onderschatte film, en de televisieadaptatie Na de repetitie.
Ivo van Hove is een lepe kerel. Hij heeft van twee van de genoemde titels één toneelstuk gemaakt. Niet vermengd maar tegenover mekaar gezet, gescheiden door een pauze. Hij maakt dat twee geestelijke oorlogen de toeschouwer duidelijk worden. Beide draaien om een actrice, die model staat voor al de spelers van het gezelschap.
Vertrekkend vanuit die overweging blijkt dat Na de repetitie/Persona een hommage is van Ivo van Hove aan zijn acteurs én een applaus van de acteurs aan de regisseur. De acteurs van Toneelgroep Amsterdam zijn klasbakken, maar sterren zijn ze nog niet bij hun intrede. Dat worden ze tijdens hun verblijf bij het hoofdstedelijke gezelschap. En eenmaal die status bereikt, zijn ze klaar om uit te zwerven. Het is opvallend dat geen vertrekkende acteur dat met slaande deuren doet. Er zullen wel eens botsingen zijn – overal is wat – maar ze wegen niet op tegen de knuffels. Heel die leerschool en de psychologische verhouding tussen beide partijen is prachtig in beeld gebracht door scenograaf Jan Versweyfeld
Na de repetitie speelt zich af in de besloten ruimte van de repetitieruimte. De regisseur [Gijs Scholten van Aschat] wil voor de zoveelste maal zijn droomstuk, Droomspel van August Strindberg opzetten, en is even nagebleven. De regie is nooit af. Daar worstelt hij mee. De crisis wentelt hij af op de jonge hoofdactrice [Karina Smulders], die na de repetitie een armband komt zoeken. Een uitvlucht om haar verliefdheid te uiten. De regisseur doorziet haar. Via een scène uit het stuk komt het tot een amoureuze scène. Die fake blijkt te zijn. Hij is al te ver in de droomwereld van het toneel. Niets helpt, zelfs geen herinnering, bij monde van een oude geliefde [Marieke Heebink]. Hij kan slechts liefde veinzen. Dat is zijn ware crisis. En daar moet je maar mee zitten en regisseren. Terwijl je het oprecht meent. Al die verliefdheden op dé favoriete acteur [m/v] helpen geen ene moer om de perfecte regie te realiseren. De problematiek van Na de repetitie weerspiegelt het leven van Ivo van Hove zelf.
Persona gaat ook die richting uit, maar deze keer staat niet het regisseren maar het acteren centraal. Tijdens een voorstelling blokkeert de actrice [Marieke Heebink] en zegt geen woord meer, ook niet na de voorstelling en in haar privé-leven. Naar de reden is het raden. Na afloop kan men zich een ‘voorstelling’ vormen. Dat zij een actrice is die haar teksten zegt en die met al haar gezonde twijfels de puinhopen van een zichzelf verwoestende maatschappij ziet. De rechtspraak, wat een voorstelling in wezen is, levert slechts applaus op van een voorname middenklasse.
Haar behandeling komt in handen van een verpleegster [Karina Smulders]. Volgens de dokter [Frieda Pittoors] is zij door haar lekkere nuchterheid de ideale persoon om de defecte actrice te helpen. Zij neemt de patiënt mee, weg van de ziekenkamer, naar de natuur, een buitenhuis aan het water. Door het oprakelen van belevenissen en hoe zij die verwerkte, laat zij de actrice inzien dat je niet zwijgend ten gronde moet gaan aan iets wat je niet kan veranderen; misschien is het compromis, de voorstelling, gewoon logisch. Je doet wat je volgens jezelf hoort te doen en laat gebeuren wat niet te vermijden is. Het hervinden van de machinerie en heel het mechaniek van haar maskers wordt niet getoond. De dokter vertelt het, alsof hij een les besluit in een aula vol studenten.
Jan Versweyveld heeft voor beide stukken een prachtige speelruimte gecreëerd. In Na de repetitie lijkt die niet naar de muil van het gezelschap. Maar de eerste ruimte is nodig om die van Persona te versterken. De overgang van de beslotenheid van de ziekenkamer naar de openheid van de natuur, en hoe de regisseur ermee omgaat, is werkelijk fabuleus. Niet onbelangrijk, is de muziektoets. Roeland Fernhout is een extroverte jongen, maar hij weet voor een voorstelling het introverte gevoel te vinden, de binnenbekleding om de kroon goed en vooral draaglijk op het hoofd te houden.
Gelukkig voor de toeschouwer bestaan er voorstellingen als deze. Ook hij verlaat het pand met de vraag of het leven zin heeft. Het antwoord is de voorstelling. Hij kan met een gerust gemoed huiswaarts.
Guido LAUWAERT
Na de repetitie/Persona–tot 22 december Stadsschouwburg Amsterdam – 31 januari t/m 3 februari in De Singel – 31 mei t/m 2 juni Kaaitheater – www.tga.nl
Vorige zaterdag stond in Le Monde een artikel met als kop ‘Marie-France Ionesco s’oppose à la reprise des “Chaises” par Luc Bondy’. Het verzet van de dochter van Eugène Ionesco heeft regisseur Luc Bondy er toe doen besluiten zijn productie uit 2010 af te voeren. Het staat gepland voor het seizoen 2012-2013 in het Parijse Théâtre de L’Odéon. Als het niet meer kan zoals hij het stuk ziet, hoeft het voor de regisseur niet meer.
Het verzet van Marie France Ionesco is ingegeven door de duur van de voorstelling, 1u40. Volgens haar mag “Les Chaises”, zoals het stuk oorspronkelijk heet, niet langer duren dan 70 minuten, en dat is al 10 minuten meer dan de toneelauteur gewenst heeft. Bovendien zit er volgens haar ‘trop de psychologie dans la mise en scène de 2010.’
Het verzet doet me denken aan het verbod van weduwe Kristien Hemmerechts van het opvoeren door acteur, accordeonist en zanger Felix Strategier van het toneelstuk Klaarlichte Nacht, gebaseerd op gedichten van haar overleden echtgenoot Herman De Coninck. Volgens Hemmerechts komt de ‘tederheid en kracht’ van diens poëzie in het stuk ‘totaal niet tot zijn recht’.
Dat de weduwe een idee heeft hoe de tederheid en de kracht van de gedichten van Herman De Coninck tot hun recht komen is haar volste recht, maar het is haar idee over zijn poëzie. Blijkbaar is het idee van iemand anders fout. De gedichten moeten gebracht worden zoals zij dat wil. Omdat zij de macht als rechthebbende om iets te verbieden wil behouden. Haar beslissing is censuur en is dus aanvechtbaar. Hoe een rechter er over denkt zou ik wel eens graag willen weten. Het zou dan wel een rechter moeten zijn die enig inzicht heeft in de diepere lagen van poëzie, of een theaterstuk, en die zal niet makkelijk te vinden zijn.
In Nederland heeft ruim een kwart eeuw geleden Samuel Beckett de opvoering van Wachten op Godot verboden, op grond van het feit dat de vier mannelijke personages gespeeld werden door vrouwen. Het gezelschap heeft toen de hulp ingeroepen van de rechter, en die besliste alvorens een uitspraak te doen, dat hij het toneelstuk wilde lezen en zien. Hup, voor één avond weer de planken op. De dag nadien besliste de rechter dat de voorstelling gespeeld door vrouwen niets afdeed aan de ziel van het stuk. Het verbod kon weer naar afzender.
Erven eigenen zich een air toe van het werk te beschermen en beter te kennen dan eender wie. Het omgekeerde komt vaker voor. Erfgenamen doen door hun houding aan vandalisme en kennen het werk van hun artistieke overleden verwant slechts oppervlakkig, en dan druk ik me voorzichtig uit. Overigens ben ik van mening dat eenmaal een artiest overleden is, zijn scheppingen de wereld toekomen. Een kunstwerk is het resultaat van een sociale toestand binnen een maatschappelijke evolutie. Zoals de drie staatsmachten de moraal beschermen, moet het dat doen met de kunst. Dat kan enkel als het alle macht over het artistiek erfgoed heeft. Bij verwaarlozing kan de Unesco ingrijpen. Omdat dan de juiste experts aangesteld kunnen worden om advies te geven.
De huidige Europese wetgeving bepaalt dat tot 70 jaar na de dood van de kunstenaar erfgenamen tot in de zoveelste graad recht hebben op een vergoeding. Kunstenaars zijn wereldverbeteraars maar niet zelden wereldvreemd. Dat de partner om die reden een percentage van de opbrengst krijgt lijkt me logisch. Maar met zijn dood moet het rinkelen van de kassa stoppen. Het mag/kan toch niet zijn dat auteursrecht gebruikt wordt om cultuurbarbaren aan rijkelijke tafels en wijnkelders te helpen. Dat is met de huidige wetgeving schering en inslag. De voorbeelden zijn niet moeilijk te vinden voor wie enige notitie heeft van het kunstgebeuren.
Daarbij komt dat erfgenamen graag de status van hun artistiek familielid misbruiken. Ze grijpen gulzig naar elk middel om hun bestaan te rechtvaardigen. Om hun naam in de media te houden. Kristien Hemmerechts is van dat laatste een goed voorbeeld. Terwijl ze eigenlijk best zou zwijgen en zeker de vrijheid van spelen niet aanvechten. Auteursrechten beuren en zich ver houden van verdere bemoeienis is een vorm van respect.
Guido LAUWAERT
In de jongste, rijkelijk geïllustreerde aflevering van De Auteur, het driemaandelijkse tijdschrift van de VVL (Vereniging van Vlaamse Letterkundigen), staat het overlijden van Ivo Michiels centraal. Voorzitter Tony Rombouts, die zowel literaire als familiale banden heeft met Ivo Michiels, was op de begrafenis in Le Barroux aanwezig en bundelde in De Auteur de teksten die als eerbetoon tijdens de kerkdienst of op de begraafplaats gelezen werden door Hugo Bousset, Sigrid Bousset, Stefan Hertmans, Suzanne Holtzer, Peter Verhelst en Eleonore Verheyen.
Het werd een merkwaardige uitvaart aangezien ongeveer 90 % van de aanwezigen inwoners van La Barroux waren en alle teksten in het Nederlands gelezen werden. De omstaanders keken piëteitsvol en zwijgzaam toe, maar begrepen geen woord van wat er werd gezegd. Tot slot heeft daarom dichter Dirk Christiaens, vriend en sinds jaren een nabije buur van Ivo, op het kerkhof in het Frans gesproken.
De dichters Inge Braeckman en Gerd Segers waren aanwezig, maar vertegenwoordigers van de Stad Antwerpen, het Provinciebestuur, het Ministerie van Cultuur, het Vlaams Fonds voor de Letteren, de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letterkunde schitterden door afwezigheid.
VRT-journalist Lukas de Vos wilde graag een verslag maken voor de openbare omroep, maar zijn werkgever heeft dat “om dienstredenen” geweigerd. Hij publiceert in De Auteur een gedegen “grafschrift voor Ivo Michiels”.
De Vlaamse vertegenwoordiging in de Belgische ambassade te Parijs telt een zestal leden. Niemand te bespeuren in Le Barroux....
*
Meer over De Auteur en Ivo Michiels in een volgende post en in een volgende aflevering van de Mededelingen van het C.D.R.
Henri-Floris JESPERS
De Auteur, driemaandelijks tijdschrift, december 2012, 24 p., ill. De Auteur is een ledenblad. Hopelijk kunnen exemplaren besteld worden bij Ferre Denis, Sporthalplein 201, B 2610 Wilrijk. Doen!
Een paar dagen geleden trof ik de nieuwe bundel van J. G. Bierkens in de bus: Quiet now Denny Zeitlinswiete, met een zwierige, handgeschreven opdracht: “Swingcerely yours!”. Zowel uit het assertieve handschrift als uit de jazzy gedichten zelf blijkt meteen dat de 73-jarige Max Kazan niets aan originaliteit en pugnaciteit ingeboet heeft. Het was zowat zeven jaar geleden dat ik nieuw werk van hem las.
*
Het oeuvre van jazz- en Kerouac-kenner Bierkens/Kazan is quasi onvindbaar. Het ligt voornamelijk verspreid in de tijdschriften waarvan hij de drijvende kracht was: Labris (1962-1973), Ko-Ko(1975-1979, genoemd naar een compositie van Charlie Parker), Tempus Fugit (1984-2000, de titel van een compositie van boppianist Bud Powell) en het hier eerder besproken Sjeppelroot Thir(s)ty-One (2001-2005).
Het werk van Max Kazan en de uitzonderlijke positie van Labris werden in de verf gezet door Geert Buelens (Van Ostaijen tot heden, Nijmegen, Vantilt, 2001), Jaap van der Bent ('”Kerouac en zo”. Vlaanderen, de Beat Generation en het tijdschrift Labris', in: Kevin Absillis & Katrien Jacobs (red.), Van Hugo Caus tot hoelahoep. Vlaanderen in beweging 1950-1960, Antwerpen-Apeldoorn, Garant, 2006) en Matthijs de Ridder (Hoe jazz & literatuur elkaar vonden. Rebelse ritmes, Antwerpen, De Bezige Bij, 2012).
*
J. G. Berkens' Denny Zeitlinzwiete verschijnt als 'Ko-Ko edition'. Hugo Neefs verzorgde de opmaak en vroeg Wilfried Wijnants om de teksten met treffende tekeningen te verluchten. De foto's, de biografische schets en de discografie van de Amerikaanse jazzman en psychiater Denny Zeitlin (°1938) werden van het internet geplukt.
De nieuwe bundel van Kazan sluit naadloos aan bij zijn vroegere publicaties: eigengereide creatieve spelling, conglomererende woordconstructies, vrijelijke improvisaties – freewheelend of gesyncopeerd –, erotiek en politieke repressie als weerkerende thema's... In 1963 noteerde Paul Neuhuys (1897-1984): “On dirait à lire Max Kazan que la langue flamande en est encore au pantagruélique torrent verbal de la Renaissance. Atteindre la poésie dans son Nœud vital, tel est l'objectif du poète qui apparaît comme un spécialiste de la recherche verbale.”
*
Kazan publiceerde in 1965 een studie over Jack Kerouack. In dat verband formuleert Jaap van der Bent een boeiende bedenking die nader onderzoek verdient:
Opvallend is voorts het feit dat Bierkens vooral waardering toont voor Kerouacs meer experimentele en hermetische boeken, zoals Dr. Sax(1959). Met deze voorkeur liep Bierkens in het midden van de jaren zestig ver vooruit op de destijds spaarzame Engelse en Amerikaanse critici van Kerouacs boeken, die diens proza-experimenten pas later begonnen te waarderen. […] Terwijl men in Nederland bij Kerouac altijd meteen aan On the roaddacht, hadden de Vlaamse auteurs blijkbaar veel meer op met Kerouacs experimentelere werk, dat hier en daar zelfs aan de grote modernisten William Faulkner en James Joyce doet denken. Men kan zich afvragen waar die voorkeur vandaan komt. Heeft men in Vlaanderen altijd meer opengestaan voor het meer experimentele, het meer barokke en surreële dan in Nederland, en heeft dat mogelijk te maken met het feit dat men in Vlaanderen voor inspiratie al langer ook naar Parijs kijkt?
*
Pour la petite histoire: 5 december werd bij Bernaerts te Antwerpen een volledige collectie van Labris geveild, afkomstig uit de collectie van wijlen Dirk Claus (1929-2006), uitgever van het tijdschrift Nul en animator van paradox-press. Schatting: 1.200-1.400 €. Een te hoge schatting vonden sommigen.
Welnu, het lot haalde 6.400 €...
Henri-Floris JESPERS
J. G. BIERKENS, Quiet Now Denny Zeitlinswiete, eigen beheer, 2012 p., 59 p., ill. Geen prijsopgave. Belangstellenden kunnen contact opnemen met met J. G. Bierkens, Stationsstraat 22/1, B 2490 Balen.
Cover: Torma Cauli
Een paar dagen geleden viel de jongste aflevering van Ballustrada in de bus, een literair tijdschrift voor het Nederlandse taalgebied, ontstaan en volwassen geworden in Zeeland. De redactie bestaat uit: André van der Veeke, Johan Everaers en Jan J.B. Kuipers.
Twee keer per jaar verschijnt er een uitgave van minstens honderd pagina’s. Ballustrada wil een podium bieden aan jonge schrijvers, aan minder bekende auteurs met verrassende kwaliteiten en aan een kring van bekende auteurs die zich verbonden weet met het periodiek. Karakter: onafhankelijk, dus zeg maar dwars.
De in het oog springende reeks 'Laaglandse Poëzie' biedt telkens een inkijk in de poëzie van een groep dichters die zich op grond van leeftijd, opvattingen of geografie onderscheidt. En dat steeds met een verklarende inleiding van een gastredacteur.
In de jongste aflevering is Hendrik Carette (°1946) te gast als redacteur van de veertiende aflevering van 'Laaglandse poëzie'. Carette heeft al altijd iets gehad met Zeeland. Hij dacht dus eerst een aantal gedichten van Vlaamse dichters te bundelen en te presenteren die een Zeeuwse connotatie vertonen. Uiteindelijk koos hij “voor een tiental gedichten van mijn geliefde dichters die in Nederland ten onrechte vergeten of onbekend zijn gebleven”.
Tot mijn verbazing verkeer ik daar in het gezelschap van eerbiedwaardige klassiekers als Michiel de Swaen, Hugo Verriest en Arnold Sauwen, maar eveneens van inderdaad al te zeer ondergewaardeerde dichters als Herwig Verleyen en Frans Deschoemaeker.
Of Hubert van Herreweghen “onbekend is gebleven” laat ik voor rekening van Carette. Hoe dan ook, ik voel mij vereerd in zijn gezelschap te mogen vertoeven.
Dat geldt ook voor Renaat Ramon, die ik niet alleen bijzonder waardeer als (visueel) dichter en erudiete, schrandere essayist maar ook als begenadigde constructieve beeldenmaker.
Ik moet bekennen dat de Zuid-Afrikaanse dichteres Wilma Stockenström (°1933) mij onbekend was. Dankzij Hendrik Carette heb ik die leemte nu aangevuld.
Benno Barnard sluit die eigenzinnige bloemlezing af.
Uit mijn bundel De tijd van een vreemdeling (Antwerpen, Contramine, 1976) koos Carette een gedicht waar ik nog altijd achter sta. Uit bescheidenheid moet ik u echter het treffende commentaar van Hendrik onthouden.
*
Ballustrada herbergt ook “Art for the millions”, een mail art project van Ko de Jonge, waar o.m. mijn vriend Luc Fierens aan meewerkte. De omslag werd dan ook geïllustreerd door twee tenoren: de voorzijde door Torma Cauli (Hongarije), de achterzijde door Keith Bates (UK).
De uitgave van Ballustrada is mede mogelijk gemaakt dank zij een bijdrage van de Provincie Zeeland.
Henri-Floris JESPERS
Cover: Keith Bates
Goh, nooit geweten dat Floyd Crosby de vader was van David Crosby van The Byrds, en natuurlijk Crosby, Stills, Nash & Young (ik herinner me nog hoe trots ik was toen ik een jaar of 16 was, lang haar had en mijn snor vorm begon te krijgen toen schoolgenoten zeiden dat ik op David Crosby leek). Floyd Crosby (1899-1985) was cinematograaf, en betrokken bij zo’n honderd films. Al met de eerste, Tabu (1930) was het prijs: hij kreeg er een Oscar voor. Maar hij werkte ook mee aan andere bekende films, als High Noon (1952), The Old Man And The Sea (1958), House Of Usher (1960) en The Raven (1963). En dat allemaal zonder snor….
Bert BEVERS