Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
14 mai 2011 6 14 /05 /mai /2011 01:24

Jef-copie-1.jpg

Jef Meert (uitreiking van de Herman J.Claeys-prijs, 12 mei 2011)

In het jaar 1969, één jaar na de mei-revolte en vijf jaar na Provo, organiseerde een stelletje nitwits uit Grobbendonk en omstreken, verenigd in het door henzelf als 'polemisch' ondertitelde blaadje Heibel (je verzint het toch niet), een manifestatie in het Kursaal van Oostende onder de door henzelf bedachte slogan 'Gebalde vuisten in het Kursaal' een manifestatie van wat toen 'protestdichters' heetten. Ikzelf, als meer in beslag genomen dan gepubliceerde jonge dichter, was er samen met Herman J. Claeys ook te gast. We spraken af dit kleffe gedoe niet zomaar te laten gebeuren, namen met nog enkele kompanen na vijf minuten inleidend gelul van de organisatoren, de micro’s en podia in beslag en riepen deze met veel poeha aangekondigde 'protestavond' uit tot non-event en verlakkerij. Wat wij toen zagen als een constructieve bijdrage tot een geslaagde protest-avond in een zo naar bourgeois-riekende locatie, werd door de inrichters, het Kempense humoristische duo Depeuter & Hannelore, geheel anders ervaren. Zij belden prompt de politie om de protesterende dichters op hun protestfeestje te laten arresteren. Aldus gebeurde, en gekneveld en geboeid werd het trio contestanten van de contestatie afgevoerd naar de voorgereden politiecombo. Uiteraard werd Herman het hardst aangepakt. Na de toenmalige geplogenheden en intimidatie, inclusief cursaalverbod, mochten we beschikken.

Weer in Brussel aangekomen kochten we op de vroegmarkt een puntzak kersen en schreven meteen een verslag aan een tafeltje in café 'De Appel' onder de titel 'Het is kwalijk kersen eten met protesterende dichters'. We brachten dit collectieve werkstuk naar de krant Het Laatste Nieuws, waar toen nog de geest van Jan Walravens hing en ons stuk meteen in de editie van de volgende dag de geschiedenis inging.

Dit is wellicht het beeld dat het meest van Herman Claeys beklijft, dat van de eeuwige contestant, ook de contestant van de contestatie zelf, van de pamflettair wiens legendarische stencilmachine elke dag een nieuw persbericht tegen een of ander onrecht de wereld inspuwde. De Free Press Bookshop was vanaf zijn oprichting in 1967 een leerschool voor een hele generatie, de Dolle Mol een absolute vrijhaven van de anarchie en een bron van duizenden ideeën en projecten. Herman was in dit alles een spilfiguur, maar als auteur bleef hij in die glory-days op de achtergrond.

Hij was nochtans in 1963 gedebuteerd met de vrij conventionele dichtbundel Als zoveel Schelpdieren en publiceerde eind de jaren zestig twee romans, Steen en Het Geluid, maar zijn literaire werk maakte veel minder ophef dan zijn performances, zijn poetry-in-action en zijn alomtegenwoordigheid bij acties, manifestasties en evenementen. Op de Poëziemarkt van Wetteren in 1967 maakte hij voor het eerst 'krijtgedichten' , waaarbij alle stoepen omheen de markt één doorlopend eendags-gedicht vormden. Deze idee hield hij aan en perfectionneerde hij tot het monumentale proporties kreeg.

Zijn poëtische teksten werden door hem gekalkt, gedeclameerd en als pamflet uitgedeeld. Publiceren wou hij ze niet, toch niet in traditionele vorm, als verzamelbundel, hoe vaak ik het hem ook voorstelde –voor mij, als uitgever, een uiterst frustrerende discussie- tot we het uiteindelijk eens werden over een vorm: een ringmap, waarbij de koper ook een abonnement kreeg op nieuwe, aangepaste versies en de verplichting aanging de vorige versies ook daadwerkelijk door nieuwe te vervangen. Een unieke uitgave zou het geworden zijn. Helaas, het is er niet van gekomen.

Maar er is ook een andere Herman Claeys, de taalvirtuoos, de getalenteerde polemist en de filoloog. Als medewerker aan woordenboeken zoals de Kramer’s, was hij taalinformant uit Vlaanderen, waarbij hij een voortdurende strijd voerde tegen het vroeger zo bekende asterisk achter elk woord of elke uitdrukking die als Zuid-Nederlands (of erger nog 'Vlaams') en dus foutief werd beoordeeld door zijn Amsterdamse uitgevers. Deze strijd heeft hij gewonnen. Wie durft er nu nog typische zinswendingen uit Claus, Dimitri Verhulst, Erwin Mortier of Tom Lanoye als fout Nederlands beschouwen ? De Nederlandse recensent die dit nu nog aandurft wordt ter plekke in Groningen gejonast en met pek en veren overgoten.

Claeys won nog meer onderdelen van zijn eigen taalstrijd: als polemist debuteerde hij in een befaamd nummer van het tijdschrift Mep uit 1965, geheel en uitsluitend gewijd aan de toen veel gelauwerde en hoog geprezen auteur Maurits Roelants.

Roelants ging door als de pionier van de psychologische roman in Vlaanderen, was redacteur van het tijdschrift Podium samen met Ter Braak en Du Perron en zijn boeken stonden op de verplichte lectuurlijsten van de Vlaamse middelbare scholen, vooral hooggeprezen voor hun onberispelijke taalgebruik. Elke medewerker aan het Roelants-nummer van Mep zou één facet van diens reputatie met de grond gelijk maken, door een regelrechte aanval op Roelant’s bekendste roman Komen en Gaan. Claeys koos uiteraard voor Roelant’s zogenaamde hoogstaande taalgebruik, en deed dit door een aantal zinnen uit het werk te lichten, die grondig te bekijken en taalkundig te ontleden, op een voor hem typerende, hilarische manier. Zo stond in het openingshoofdstuk de zin 'Om twaalf uur stipt dronk Paul Spawater'. Beide laatste woorden hadden een hoofdletter. Deze flagrante fout werd door Claeys deskundig aangepakt. Hij ging ervan uit dat Paul Spawater een in de roman nieuw opgevoerd personage was, dat elke dag, om twaalf uur stipt dronk. Om twaalf uur stipt ? Dan moest het wel om een alcoholicus gaan. En waarom deze bizarre mededeling in dit stadium van de roman ? Op die manier vond hij in het totaal 59 flagrante fouten in dit zogenaamde meesterwerk van de Vlaamse letteren. Vooral dat aspect van de kritiek zat Maurits Roelants hoog, zodanig zelfs, dat hij er werkelijk ziek van werd en kort daarna stierf. Intimi van Roelants beweerden dat hij tot op zijn sterfbed over deze 'laffe aanval' op zijn werk bleef oprispen. Dit maakte van Herman Claeys, die tevoren al in De Standaard een literaire gangster was genoemd, meteen ook, en ik citeer Gazet van Antwerpen uit die tijd 'een literaire moordenaar'.

De relatie tussen Herman J. Claeys en de zorgvuldige maar vooral speelse omgang met taal zal iedereen duidelijk zijn die hem persoonlijk kende. Zijn verhouding met poëzie was ambigu, maar niet minder betrokken. Hij had een grondige hekel aan poëtisch geknutsel en oncorrecte zinsbouw in gedichten, nutteloos weglaten van interpunctie en al even nutteloze neologismen of zogenaamde poëtische vrijheden. Tevens was hij een permanent en gedreven lezer van wat hijzelf goede gedichten vond. In zijn literaire nalatenschap werden een aantal korte gedichten ontdekt die gemakshalve tot de 'light verse' kunnen gerekend worden. Blijkbaar vond hij ze nog niet goed genoeg om ze te openbaren, hoewel intimi op de hoogte waren van zijn omgang met het werk van dichters als Drs P, Driek van Wissen en Jean-Pierre Rawie. Op zijn beste momenten haalt hij ook met verve hetzelfde niveau. Het zou zonde zijn deze gedichten niet op een blijvende manier te openbaren.

Dat er nu een Herman J. Claeys – poëzieprijs in het leven is geroepen, kon, voor wie slechts het meest mediatieke facet van dit genereuze en multi-getalenteerde fenomeen kennen, niet zozeer voor de hand liggen, ik hoop dat ik met deze korte toespraak iedereen ervan heb overtuigd dat dit verband een evidentie is – en trouwens ook een wens van Herman zelf.

Jef MEERT

Partager cet article
Repost0
13 mai 2011 5 13 /05 /mai /2011 20:47

 

PeterHolvoet

Als trouwe lezer van de Mededelingen meldt Peter Holvoet-Hanssen dat hij verheugd was die 'Hermanspirit' te voelen in de kelder van De Groene Waterman en dat hem de gelegenheid werd gegeven te onderstrepen dat hij geen nar blijkt te zijn van het gezag, “no way!”.

In verband met de waterkeringsmuur wijst hij er echter op dat hij niet sprak over 'restaureren”, wel over 'citeren'.

Hij wil ik een groot deel van het waterkeringsmuur-gedicht van Herman J. Claeys heraanbrengen doch wel in de stijl van de vaste ontwerper Jelle Jespers. “En er natuurlijk over waken dat er niets overschilderd wordt van de laatste letters die op de muur overblijven, van Herman.”

Peter Holvoet-Hanssen weet ook te melden dat er een kleine tentoonstelling Herman J. Claeys komt in het Letterenhuis.

Het doet er misschien niet toe, maar ik wil hier toch wel onderstrepen dat naar mijn bescheiden mening het stadsdichterschap van Antwerpen nooit zo nauwgezet en creatief ingevuld werd als nu...

HFJ



Partager cet article
Repost0
13 mai 2011 5 13 /05 /mai /2011 20:05

(César aan het woord)

 

vertraag als een rivier die nooit de zee bereikt, een visser die geen vis eet

een sultan zonder kaftan, rattenvanger zonder kinderen, een pleintje

dat zonder bomen zit, deur zonder klink, tram nul – de zonnewind bemoeilijkt

het blussen van de vlammen in mijn hersenpan

 

een zilvermeeuw die schreeuwde

 

Het holle land was niet meer fijn maar deze stad heeft tering in de nering!’

ik riep: ‘Ooit was ik held van ’t vlooienspel, de Dromer van de Engelenpoort.

Ooit stond ik in het ware daglicht. Draaimolentje van De Moeite. Mooite!

Was handpop van een respectabele aap, vermicelli in de dagsoep.

Een moeder van een zondig melktandje – dat om pandoering vroeg – vond bij mij

de gulden windkliever voor de tata ta babbelkous, haar piepkenduik als

de karpersprong van Zwarte Piet. Slampamp hier zonder tondeldoos of veerkracht.’

 

ik kan geen muisjes meer bij u bestellen, o Jérôme, mijn speelgoedwinkel

zag weken weer geen kat – Edward De Tol schreef dit, het blijft mij maar bespoken:

de snelheid gaat de hoogte in en de gordijnen blijven toe en tot slot

we hebben niets gedaan vandaag, toch zijn we moe – en Hobbelpaard: gij zijt zot

 

een jongen jankte: ‘Wat, geen games?’ – de vader, grabbelton: ‘Ik eis een racebaan.

De oppervlakte is te klein… Goed voor drie hoeren. Of een nachtwinkeltje?’

 

zoek mijn roes op café, niet bang voor knekelman of ‘t blekkeren van de zeis

 

een tandwiel klokt nu digitaal terwijl de veer der wereld strakker opdraait

gespannen, opgeschroefd draait zij door; tingeltangel, wind mij af, spiraal, draai

finaal

Jérôme, gij zoete Muizenmaker, rek is uit de grrijze mmmuizen

ik pak mijn sneeuwkoffer, onsterfelijke vriend en letterllllussengod, want

mijn veer ssssspringt, losgeslagen, de veer van César is afgelopen, afge –

Peter HOLVOET-HANSSEN

© Stadsgedicht – buiten de oevers tredend – Antwerpen 2011.

Geïnspireerd door het taaluniversum van Pjeroo Roobjee.

Edward De Tol: vers van Edward Dekeyser.

Opgenomen in de (kort)film ‘De Veer van César’ van Minske van Wijk & Oscar Spierenburg.

 

Partager cet article
Repost0
13 mai 2011 5 13 /05 /mai /2011 18:54

HJCzaal.jpgTijdens een druk bijgewoonde en stemmige receptie in de bunkerachtige cultuurkelder van De Groene Waterman werd gisteren de Herman J. Claeysprijs uitgereikt.

In de voorbije weken werd er in kringen van insiders nogal druk gedaan over een scherp polemisch en bewust provocerend stuk van Koen Calliauw over de plannen van de Stad betreffende de waterkeringsmuur. Daarbij werd Stadsdichter Peter Holvoet-Hanssen in scherpe bewoordingen medeplichtigheid verweten aan het ignoreren van Herman J. Claeys' aandeel in het initiatief een 'wandelgedicht' aan te brengen op de waterkeringsmuur.

TijKeren.jpg Het sterk geëngageerde 'Wandelgedicht' verscheen in 1993 in de bundel Het tij keren (Brussel, uitgave Pipeline Poetry, 22 p.)

BartVanPeer.jpgBart van Peer

Een en ander was ondertussen al uitgeklaard, maar het was wel een verrassing toen inleider Bart van Peer, die samen met Herman J. Claeys aan de wieg stond van De Muzeval, eerst het woord gaf aan de Stadsdichter.

PeterHolvoet.jpg

Peter Holvoet-Hanssen

In een korte toespraak betoogde Peter Holvoet-Hanssen dat kunst en poëzie gevrijwaard moeten blijven van politieke manipulatie. Om elk misverstand uit de weg te ruimen verklaarde hij expressis verbis dat de restanten van Claeys 'Wandelgedicht' niét worden overschilderd, maar integendeel gerestaureerd. De Stadsdichter kreeg een daverend applaus.

Als tweede spreker kwam uitgever Jef Meert aan het woord. In snedige bewoordingen haalde hij o.m. herinneringen op aan de late jaren zestig, de tijd dat Herman J. Claeys bestempeld werd als 'literaire gangster'. De tekst van zijn toespraak verschijnt hier in de volgende aflevering.

3vuldigheid.jpgVan l. naar r.: Henri-Floris Jespers, Monique en Jef Meert

Tot slot maakte Henri-Floris Jespers de laureaten van de eerste Herman J. Claeys bekend:

De organisatoren van de Herman J. Claeys-prijs mogen zich gelukkig prijzen. Op korte tijd mochten Pipelines /De Muzeval bogen op meer dan een 55-tal inzendingen, samen goed voor meer dan honderd korte of langere gedichten en, af en toe, ook een heuse cyclus. Dat het niveau van de inzendingen meer dan behoorlijk mag genoemd worden, kan ik al meteen illustreren door de nuchtere vaststelling dat na de eerste beraadslaging van de jury niet minder dan 23 gedichten in the running bleven. En wanneer ik u verklap dat 13 gedichten de eindbespreking haalden, dan is het wel duidelijk dat de organisatoren zeker niet mogen klagen over de kwaliteit van de inzendingen.

Traditioneel is nu het moment aangebroken om de taaie gemeenplaats te formuleren dat de jury voor moeilijke keuzes stond. Dat doe ik niet.

De jury poogde wel bij deze eerste editie van de prijs een evenwicht te vinden tussen twee fundamentele eisen: literaire kwaliteit, waar Herman op gesteld was, en de geest van de te bekronen gedichten, wat ik maar gemakkelijkheidshalve hun 'Claeysiaanse' inslag zal noemen, waarbij 'Claeysiaans' – in de geest van Herman – ook duidelijk verwijst aan het maatschappelijke engagement van de vriend naar wie de prijs genoemd werd. Pipelines / De Muzeval heeft daar trouwens zorgvuldig over gewaakt bij de samenstelling van de jury, waarin collega's met uiteenlopende poëticale opvattingen zetelen. Ik wil hier dan ook hulde brengen aan het gefundeerde inzicht en de tijdrovende inzet van Bert Bevers, Koen Calliauw, Paul Ilegems, Kris Kenis, Patricia De Landtsheer, Jef Meert, Roger Nupie, Hans Plomp, Lucienne Stassaert en Jan van Veen bij de beoordeling van anonieme gedichten. Indien ik hier vandaag het woord mag voeren, dan is het uitsluitend omdat het Hermans laatste wil was dat ik als juryvoorzitter zou fungeren – een begrip dat hier trouwens meteen gerelativeerd moet worden. Immers, net zoals Pipelines / De Muzeval, functioneerde de jury, geheel in de geest van Herman, als een collectief. Formeel werd er niet gestemd; de beslissingen kwamen steevast tot stand bij consensus.

Ik wil uw geduld niet langer op de proef stellen.

Ziehier de beslissing van uw jury:

de eerste prijs gaat naar 'CrapuultjesClub', vier gebalde, gedisciplineerde, vormvaste kwatrijnen van Rik De Reeper (°1962). Zonder gemoraliseer en met passende afstandelijkheid maakt de dichter een trefzeker statement over een al te bekend maatschappelijk verschijnsel, 'heersers na de wedstrijd' en aanverwanten;

de tweede prijs gaat naar 'Uitvaart', een 113 verzen tellend retorisch gedicht van Eric van den Abbeele. In een sterke beeldtaal brengt de dichter een tijdloze, onpersoonlijke, ongenadige en intelligente kritiek op de onderdrukkende mentale, ideologische en concrete machtsuitoefening;

Op de derde plaats komt 'Beeldenstorm' van Katrien Coppens (°1956), vier terzinen waarin de dichteres reflecteert op de onmiddellijke actualiteit reflecteert, nl. het vleselijke kindermisbruik door mensen die zichzelf merkwaardig genoeg 'geestelijken' noemen.

In toepassing van het reglement kregen ook een aantal gedichten een uitdrukkelijke vermelding.

In alfabetische volgorde:

'La vie d'un ogre', een wrang divertimento van Hendrik Carette (°1946);

'Hoe ze dom en doelloos' een kritische ontmaskering van democratische leiders van Bert Deben;

'Ademzuchten van Gustav aan Alma Mahler', een gedocumenteerde collage-gedicht van Joris Iven (°1954);

'Ze komen om adem', een oprecht-eerlijke en concrete bezinning over de asielzoekersproblematiek van Ann van Dessel (°1961).

 

Wat meer persoonlijk commentaar in een volgende aflevering...

Tussen het publiek:

Jo van Cauwenberge, Jean Emile Driessens, Richard Foqué, Christel Geerts, Pruts Lantsoght, Dirk Maeyens, Luc en Thierry Neuhuys, Marc Pairon, Walter Soethoudt, Marc Somers, Marc Tiefenthal en Kaatje Wharton.

Verontschuldigd: Marie-Paule Andries, Paula Mortelmans, Luc Pay, Magali Uytterhaegen, Jan Scheirs.

Foto's: (c) Kris Kenis

Koen Calliauw en de Stadsdichter:

http://www.dewereldmorgen.be/blog/koen-calliauw/2011/04/18/plagiaat-antwerpse-stadsdichter

Zie ook het verslag van de prijsuitreiking door Koen Calliauw:

http://www.dewereldmorgen.be/artikels/2011/05/13/po-zieprijs-herman-jclaeys-crapuul-haalt-het

Partager cet article
Repost0
10 mai 2011 2 10 /05 /mai /2011 10:00

 

In aula Chrysant van het Crematorium Antwerpen, Schoonselhof, namen woensdag 13 januari 2010 talrijke vrienden afscheid van Herman J. Claeys. Grafredes werden uitgesproken door Henri-Floris Jespers, Jeroen Kuypers, Erwin Vanmassenhove en Hans Plomp.

Hier volgt de tekst van grafrede van Jespers.


watislinksHerman J. Claeys, Wat is links?, Brugge, J. Sonneville, 1966, 270 p.


Begraven kom ik Herman, niet hem prijzen. Ik sta hier om te zeggen wat ik weet en dat weten zij heel goed die mij vergunden hier te spreken. Gij allen hield van hem. Waardoor verdiende hij uw liefde, uw vriendschap, uw respect. Ge weet het niet, ge weet het wel, ik moet het u nog zeggen.

(1965-1968) Het was in de tijd van de eerste happenings op de Groenplaats, met Yoshio Nakajima, Wout Vercammen, Hugo Heyrmans, en Panamarenko; aan het Museum voor Schone Kunsten, met Ben Klein en Werner Spillemaeckers; de tijd van Contramine, toen Tony Rombouts cs verbod kregen gratis boeken uit te delen; de tijd dat Ben Klein en Gerd Segers uitgedost als lijkbidders de officiële Vlaamse literatuur in een met boeken gevulde doodskist ten grave droegen. Het was in de tijd dat Fred Bervoets in een discussie over kunst op de beeldbuis, een tv-toestel gooide naar Panamarenko; dat Dees De Bruyne en Marcel van Maele in Gent een happening organiseerden waarbij een piano met een hakbijl bewerkt werd; dat in Leuven Nic van Bruggen in zijn groene Porsche met BRT-plaat Ludo Martens uit een omsingelde gebouw van de universiteit buitensmokkelde en daarbij nog gesalueerd werd door de rijkswachters van dienst; dat Koen Calliauw en Nic de ophefmakende fototentoonstelling 'Matrakkensabbat' in Antwerpen organiseerden; de tijd van het Blote-Voeten-plan, een ludieke aanklacht tegen de inplanting van de Navo in België maar tegelijk een symbolisch verzet tegen bekrompenheid en schijnheiligheid (“stop je tenen weg”); de tijd van het Comité van Waakzaamheid, opgericht onder impuls van Jan Vanriet.

Het was de tijd dat Herman, na de inbeslagname van een nummer van Revo, op een Leonardtank klom met een bord waarop stond: “De vertoning van deze tank is obsceen, het naakte lichaam niet”. Dat Danièle Madrid wonderen verrichtte met de stencilmachine.

Dat was de tijd dat een socialistische minister bevel gaf met scherp op mijnwerkers te schieten. De tijd dat een socialistische burgemeester de opvoering van Der Stellvertreter in de KNS verbood. De tijd dat wie vandaag niet meer dan een halve eeuw achter de rug heeft, zich moeilijk kan inbeelden.

Het was in die tijd dat ik Herman ontmoette.

*

Het avontuur begon in 1965, met de verschijning van Een dag als een ander van Weverbergh met een nawoord van Herman: een genadeloze ontmaskering van het onderwijs als instelling dat jongeren stroomlijnt en klaarstoomt voor de kapitalistische maatschappij. Dat “pedagogisch macchiavellisme”, de “eerbied voor de eerbied, voor mijn moedertaal, voor 'mijn volk', voor ministers, didacteurs, tramconducteurs, inspecteurs, voor de ouderdom” werd krachtig afgezworen.

Met zijn Free Press Bookshop (1965) en het tijdschrift Revo werd Herman spoedig zowat de belangrijkste figuur uit het Brusselse Provo-net. Hij onderhield het contact met de verschillende over het Vlaamse land verspreide provogroepen en poogde bij herhaling de redactie van hun tijdschriften te centraliseren en zodoende Revo tot het overkoepelende orgaan van het Belgische provotariaat te maken.

Literair zat Herman in de lift. Na het interviewboek Wat is links? (1966) publiceerde hij twee romans, Het geluid (1968) en Steen (1969), in de spraakmakende Vijfde Meridiaan-reeks van Manteau, waar ook werk verscheen van o.m. Enno Develing, Marcel van Maele, Jeroen Brouwers, Hans Plomp, Daniël Robberechts, Daniël van Hecke, Herwig Leus, Adriaan Venema, Walter van den Broeck en Peter Andriesse.

*

Met de Dolle Mol (vanaf 1969) ving Herman een tweede, al even bewogen avontuur aan. Hij bleef deelnemen aan literaire evenementen, steevast met protestgedichten, en gaandeweg de jaren zeventig vervaagde zijn literaire aanwezigheid.

Wanneer hij in Antwerpen kwam wonen, stortte hij zich in nog een nieuw avontuur, waarbij de literatuur opnieuw een prominentere plaats toebedeeld kreeg. Als radicale verdediger van het vrije woord zette hij zich nu in om een vrij podium te bieden aan jongere dichters en performers, aan minder jonge debutanten, aan gemarginaliseerde of marginale dichters. In hun ogen was Herman zowat een wandelende icoon. Ook op literair vlak was Herman andersglobalist.

Het aureool van activist uit de jaren zestig viel hem soms zwaar. Toen hij uitgenodigd werd voor een televisie-interview over de provotijd, aarzelde hij lang alvorens, na aandringen van een aantal vrienden, uiteindelijk toch met enige tegenzin te aanvaarden. Hij had toen al afstand genomen van zijn uitgebreid en waardevol “politiek” archief, dat thans bewaard wordt in het ANSAB te Gent.

Herman had al vroeg in de jaren zestig aandacht voor poëzie die niet geschikt is voor uitgave in bundelvorm: auditieve, audio-visuele en visuele poëzie, songteksten, collagegedichten, geprojecteerde poëzie, affiche- en postergedichten, gramma's enzovoort. Herman vond dat Het geluid diende te worden voorgedragen onder begeleiding van elektronische muziek en kleurprojektie van abstract bewegende beelden, maar in feite was zijn proza al bij al heel traditioneel.

Gij weet het, Herman was geen Prinzipienreiter, wel een man met principes, een van de weinigen uit de woelige contestatiejaren die trouw aan zichzelf bleef en geen compromissen sloot. En dat bleef hij tot op het einde van zijn leven. Destijds verkoos hij de gevangenis boven het betalen van een boete die hij onterecht en immoreel vond, bij de bomspotting in Eigenbrakel zette hij bewust een stap te ver, letterlijk dan, om zich consequent te laten aanhouden door de Amerikaanse militaire politie, goed wetende dat hem een harde ondervraging te wachten stond vooraleer hij aan de rijkswacht zou overgedragen worden. Hij nam vanzelfsprekend deel aan acties, zonder zich in de kijker te zetten, uit plicht. Egotripperij was hem vreemd, hij cijferde zich liever weg.

Hij was afkerig van byzantijnse discussies over revolutionaire strategieën, stond wantrouwig tegenover theoretici die systemen ontwerpen.

Hij wilde een horzel zijn in de nek van het establishment en, ik voeg het er aan toe: geen clown in het mediacircus. Hij was radicaal en hoffelijk, hij was afgewogen in zijn uitspraken maar beginselvast en onverzoenlijk in zijn overtuiging.

*

Gij allen hield van hem. Waardoor verdiende hij uw en mijn liefde, uw en mijn vriendschap, uw en mijn respect? Ik weet het niet, ik weet het wel. Gij weet het niet, gij weet het wel.

Laat het zo zijn.

Henri-Floris JESPERS

Partager cet article
Repost0
10 mai 2011 2 10 /05 /mai /2011 09:37

 

De Herman J. Claeys-prijs wordt donderdag 12 mei, 17u30, voor de eerste keer uitgereikt tijdens een receptie in De Groene Waterman te Antwerpen. De prijs werd ingesteld door Pipelines vzw / De Muzeval. In naleving van de laatste wil van Herman J. Claeys wordt het juryvoorzitterschap waargenomen door Henri-Floris Jespers.De jury bestaat uit Bert Bevers, Koen Calliauw, Paul Ilegems, Kris Kenis, Patricia De Landtsheer, Jef Meert, Roger Nupie, Hans Plomp, Lucienne Stassaert en Jan van Veen.

HJC-Prijsjuryvergadering

De beslissende vergadering, vrijdag 6 mei: (vlnr) Jan van Veen, Jef Meert, Roger Nupie, Bert Bevers, Koen Cailliauw en Henri-Floris Jespers

*

De filoloog, dichter, romancier en vertaler Herman J. Claeys overleed op 29 december 2009 aan kanker. Hij werd 74. In zijn leven en werk was Herman J. Claeys een linkse, geëngageerde kunstenaar in hart en nieren. Hij speelde een belangrijke rol in de jaren zestig met Provo, Revo in Brussel, was de vader van De Dolle Mol aldaar, werd in Antwerpen de bezieler van De Muzeval, een maandelijks poëziemoment dat op 12 mei aan zijn 150ste aflevering toe is.

Herman J. Claeys was een geliefd man”, aldus Koen Caillauw. “Een autonome militante dichter die met beide voeten in de werkelijkheid stond en zijn teksten in het teken stelde van de strijd tegen onrecht, oorlog, sociale uitsluiting, armoede, ...”

Clipboard01Herman J. Claeys, 2009 (c) Robin de Salle

Herman J. Claeys was lid van het CDR en vaste medewerker van de CDR-Mededelingen. Om geïllustreerde bijdragen van en over Herman J. Claeys online te lezen, volstaat het in de kolom rechts van de blog te scrollen en in de rubriek “Recherche” zijn naam in te typen. Doen!

*

Aansluitend bij de prijsuitreiking vindt in literair-artistiek café Den Hopsack de 150ste Muzevalavond plaats met gastdichter Pom Wolff (zie blog van 4 mei). Pom Wolff (°1953) studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam, Rechten aan de Vrije Universiteit en werkt als juridisch adviseur. Hij is bestuurslid van De School der Poëzie in Amsterdam en adviseur van het Cornelis Vreeswijk Genootschap.

De Groene Waterman, Wolstraat 7, 2000 Antwerpen, tussen 17u30 en 19 uur.

Den Hopsack, Grote Pieter Potstraat 24, 2000 Antwerpen, 20 uur.

Partager cet article
Repost0
8 mai 2011 7 08 /05 /mai /2011 03:33

 

ExpoMvM.jpg

Op zaterdag 21 mei vanaf 18 uur vindt een doorlopende marathonlezing plaats met literair werk van Marcel van Maele. Dat gebeurt ter opening van de tentoonstelling plastisch werk van Marcel van Maele in LLS 387, ruimte voor actuele kunst, Lange Leemstraat 387, 2018 Antwerpen.

Openingsuren: donderdag tot en met zaterdag, van 14 tot 18 en op afspraak.

Uitzonderlijk open op zondag 29 mei, van 14 tot 18 uur.

Partager cet article
Repost0
8 mai 2011 7 08 /05 /mai /2011 02:59

 

Chevalier.jpg

Louisa Chevalier (°1949) exposeert schilderijen in de Academie Berchem beeldende kunsten. Met haar tentoonstellingen in Galerie 3K (2001, samen met zoon Thomas Bartosik) en in het Elzenveld (2007, 'De helft van de tijd') oogstte Louisa Chevalier terecht heel wat bijval.

Louisa Chevalier, weduwe van dichter prof. dr. Michel Bartosik (1948-2008), levert een belangrijke bijdrage tot de hier aangekondigde editie van het werk van Jan de Roek (1941-1971).

HFJ

Vernissage: vrijdag 13 mei om 20 uur.

De tentoonstelling loopt van 14 mei tot 11 juni. Open: dinsdag en woensdag van 18u25 tot 22 uur; donderdag en vrijdag van 13 tot 17 uur; zaterdag van 9 tot 16 uur. Gesloten: 2, 3 en 4 juni.

Academie beeldende kunsten, Willem van Laarstraat 21, verdieping 1, 2600 Berchem.

Partager cet article
Repost0
8 mai 2011 7 08 /05 /mai /2011 02:11

 

Cadrages.jpg

Luc Boudens: Cadrage

Dichter en romancier Luc Boudens (°1960) maakt het als kunstenaar, als 'plastisch element' (om een uitdrukking te gebruiken dierbaar aan mijn vriend Albert Szukalski pp),de toeschouwer niet gemakkelijk (dat ligt trouwens niet in zijn karakter). Hij concipieert immers elke tentoonstelling als een eenheid op zich, een gesloten geheel. Hierdoor is het niet vanzelfsprekend dat de bezoekers van Boudens' tentoonstellingen zich meteen bewust worden van de hardnekkige innerlijke coherentie van zijn oeuvre.

In zijn vorige tentoonstelling (Fun City, 2008) trok hij consequent de lijn door die zijn vorige expo's verbindt. De thema’s van de imaginaire archeologie en geografie(Kartografie, 1993; Sites, 2004; Tribal, 2005)en de modernistische architectuur als jeugdherinnering(Littoral, 2002) en weelderige ver-beelding(Visitant les Noailles, 2005)en de gesyncopeerde evocatie van de stad als geordende chaos(Syncopes, 2007). Met zijn uitbundige driedimensionale assemblages in hout – een persoonlijke variatie op 'op-art' – bevestigde Luc Boudens andermaal zijn statuur van gediplomeerd architect-speelvogel. Trouw aan de kleur- en vormentaal van het modernisme in de architectuur, evoceerde hij hij zijn eigen Fun City in verlokkende hebbedingen als houten hologrammen van routeplanners, een vrolijke rotonde, vreemde nachtelijke panorama’s, speelse maquettes en sculpturen.

*

Nieuw werk van Luc Boudens wordt geëxposeerd in Galerie Andres van Hove. Vernissage op zondag 15 mei vanaf 15 uur. De tentoonstelling loopt tot 19 juni.

Galerie Andres van Hove, Pourbusstraat 3B, 2000 Antwerpen (Zuid). Openingsuren: woensdag t/m zondag van 14 tot 18 uur.

HFJ

Partager cet article
Repost0
7 mai 2011 6 07 /05 /mai /2011 07:52

 

Josse-de-pauw.jpg

Josse De Pauw

De gehangenen, geschreven en geregisseerd door Josse De Pauw heeft na zijn geboorte op 30 april zulke lovende kritieken gekregen van het sterk uitgedunde maar nog bestaande commando critici, dat ze enige nadere verklaring verdient.

In de loop van professionele kritische jaren ben ik mij meer en meer bewust geworden van een opvallende broederschap tussen theater en religie. Beide hebben een artistieke grondslag – al wonen ze niet in hetzelfde huis – dat hen verheft tot een religieuze gebeurtenis waaraan de mens, sinds zijn culturele ontwikkeling nood aan heeft. Een voorstelling, hetzij toneel, opera, dans al dan niet met muziek, is een mysterie en haalt haar kunstgehalte uit twee niet van elkaar te scheiden begrippen, de stilering en de ontroering. Zonder stilering is er geen sprake van kunst. Het vallen van een steen op het hoofd van een voorbijganger is geen kunst, maar als die steen op het hoofd van een acteur [m/v] valt bij een passende architecturale omkadering, eventueel versterkt door een artificieel geluid, dan is sprake van kunst. Essentieel daarbij is een zekere vorm van opgewekte en valse emotie die tot ontroering leidt.

Ik ben mij bewust dat mijn visie op de mening of een voorstelling al dan niet kunst is bekritiseerd kan worden. Mijn standpunt kan echter niet weerlegd worden omdat objectiviteit niet bestaat, en subjectiviteit er zijn eigen logica op nahoudt.

De visie mag dan wel goed of fout worden bevonden, zij is echter niet belangrijk. Wat belangrijk is om een voorstelling als kunstwerk van hoog niveau, zoals De gehangenen, te bestempelen, is haar religieus karakter. De geschiedenis heeft voldoende bewezen, meen ik, dat elke mens, dat elke kunstvorm, dat elk geloof een religie nodig heeft ter aanvaarding van waar het eigenlijk om draait in het menselijk bestaan. De Liefde wordt meestal naar voor geschoven, maar van meer tel is de Dood. In Romeo en Julia van Shakespeare staat het passiespel centraal en charmeert elke toeschouwer, maar moet de Liefde het onderspit delven in zijn gevecht met de Dood. Dat geldt niet alleen voor alle tragedies van Shakespeare, maar voor alle tragedies ooit geschreven.

In De gehangenen staat de Dood centraal binnen een religieuze structuur en vorm. Dat maakt de productie tot een kunstwerk en geeft dit kunstwerk zoveel goede kritieken. Deze productie heeft wat de meeste anderen uit de Vlaamse theaterwereld niet hebben. Door het ontbreken van religieus karakter, wat hun stilering en ontroering banaal maakt, kunnen meer dan negentig procent van de Vlaamse producties niet onder kunst gerekend worden, maar horen zij thuis bij sport.

De gehangenen is, mijns inziens en blijkbaar ook die van mijn collega’s, een theaterproductie van hoog niveau. Wat de productie echter tot een sublieme ervaring maakt is een extra laag, namelijk het moedergehalte. Terecht wijst Yves De Smet in zijn recensie [De Morgen, 2 mei] naar de dominante plaats van de vrouw in de voorstelling. De man, Tom Jansen, mag dan de rationele wetenschapper zijn, zoals hij het stelt, maar hij zegt daarbij dat het de vrouw is, Hilde Van Mieghem, die sterker in het leven staat. Ze kunnen echter niet zonder elkaar. Wat hij echter niet zegt is dat zij tot elkaar zijn veroordeeld. Zoals God tot Maria en Maria tot God. Hun kind, Jezus, is niemand minder dan u en ik. Door de man en de vrouw geen naam te geven heeft Josse De Pauw het religieus karakter van de voorstelling versterkt. Want ieder van ons heeft een God en een Maria nodig. Vooral een Maria. Zonder de Mariagekte zou de Roomse Leer al eeuwen geleden veel van zijn macht en kracht hebben verloren. De paus en zijn curie hebben daarom Maria een goddelijke status gegeven, wat zijn bekroning kende in de dogmatisering in 1950 van de Hemelvaart met lichaam en geest van Maria.

Maria heeft ongetwijfeld, ik vermoed onbewust maar ik hoop bewust, een bevoorrechte plaats gekregen bij Josse De Pauw in het wordingsproces. Nog voor er één letter, één noot op papier stond. Een zet van hoog intellectueel niveau, maar bij uitstek blijft deze productie voor hem, en dus voor de toeschouwer, een religieus feest, met de Dood als vader van alle kunsten, van alle kunstwerken, van het Leven.

Guido LAUWAERT

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche