Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
30 juin 2012 6 30 /06 /juin /2012 19:49

Erauw-2.JPG

Gert Erauw

Er wordt al een tijdje serieus gediscussieerd over de vraag of ‘thrillers’, ‘spannende boeken’ – die ik verder als “lectuur” zal omschrijven – al dan niet tot de ‘literatuur’ behoren. Voorbeeld van een pijnlijk incident, ja zelfs een symptoom, in deze context is het feit dat thrillerschrijfster Saskia Noort ooit van een journalist de vraag kreeg: “En wanneer ga je nu eens een echt boek schrijven?” De eerbiedwaardige republiek van de gecanoniseerde letteren verwijst het spannende boek vaak op een neerbuigende manier naar een niet-literair verdomhoekje, terwijl op hun beurt de misdaadauteurs vaak de zogenaamde ‘literaire schrijvers’ verwijten een ‘elitaire kliek’ te vormen die kwaliteit ontzegt aan wat goed in de markt ligt. Het lijkt een onoverbrugbare kloof. Maar er wordt tenminste al over het probleem van gedachten gewisseld, tot op academisch niveau toe.

De oplossing ligt in de terechte opvatting dat de misdaadroman of de thriller beschouwd moet worden als een eigen genre met specifieke kwaliteiten en conventies. Trouwens: waar exact ligt die grens tussen ‘literatuur’ en ‘lectuur’ – als er al zoiets als een duidelijke grens tussen beide zou bestaan? Uiteindelijk blijft elk boek “the orchestration of platitudes”, zoals de Amerikaanse romancier en toneelauteur Thornton Wilder ooit zei (1). Maar dan wel dus een “orchestration”, d.w.z. bewerking, maakwerk, kunstwerk… En het is dat laatste dat telt.

 

Gert Erauw debuteerde vier jaar geleden met de roman Het plan (2), die je als een psycho-thriller kan bestempelen. In een diepere laag vertoonde ook dat boek echter implicaties die de roman optilden naar het niveau van de ideeën of van de filosofisch-morele dimensie. Dat eerste boek ging nog wel gebukt onder een complexe, wijdlopig uitgesponnen en uitvoerig becommentarieerde plot die de aandacht afleidde van de diepere fundering, en onder een al te geprononceerde, branie-achtige stilistiek – overigens typische uitwassen bij een debuterend auteur. In de roman Uit balansis dit soort uitwassen verdwenen, zodat hij getuigt van veel meer literair evenwicht, van rijpheid ook, van beheersing van het métier.

 

Waarover gaat dit boek? Twee jeugdvrienden, ondertussen veertigers, Olivier en Jan, trekken er nog eens op uit naar Bourgondië voor een weekendje wijnproeverij. Via flash-backs in de ik-vorm vernemen we geleidelijk aan alles over hun jeugd, hun bezigheden, hun karakter, hun relatie met elkaar en met de echtgenotes, de maîtresses, de kinderen enzoverder. Olivier, een wat onverschillige, dromerige man die zichzelf boven de anderen verheven voelt en zichzelf als een moreel kompas beschouwt, zit aan de grond omdat zijn grote liefde hem zonet in de steek heeft gelaten. Jan is zijn tegenpool: een materialist van het zuiverste water die op de rand van een financieel debacle staat als gevolg van een corruptieschandaal. Mekaars problemen écht begrijpen, doen ze niet; meestal praten ze naast elkaar heen en worden de wederzijdse confidenties gewantrouwd en verkeerd geïnterpreteerd, althans aanvankelijk – een soort haat-liefde verhouding die meteen ook de titel van het boek verklaart: op één of andere manier is het evenwicht tussen beide vrienden verstoord en is de bodem van hun vriendschap stuk geslagen.

Blijkt ook dat de relaties tussen de twee vrienden en in de ruimere kringen rondom hen allesbehalve koosjer zijn. De ene pikt gewoon het lief van de andere in, de andere maakt wel es vaker een slipper met de vrouw van de ene; er is een buitenechtelijke dochter in het spel, of liever: die piepjonge maar premature dochter blijkt betrokken in “een spel” waarvan zij ten onrechte denkt de regels te kunnen bepalen; en de broer van Jan, een man die zich opwerpt als moraalridder, blijkt zo corrupt en schijnheilig als de pest. Weinig fraaie situaties en relaties. Als klap op de vuurpijl is daar die geheimzinnige zelfmoord waarmee het boek al onmiddellijk opent – of die al even geheimzinnige, door puur toeval ontdekte foto die van de eerste bladzijden meereist naar Bourgondië en de vrienden onherroepelijk naar het epicentrum van de tragedie, zijnde de uiteindelijke waarheid, zal voeren - of althans: een gedeeltelijke waarheid.

 

In 'literatuur' wordt het verhaal van een boek gedragen door één of meer thema’s – dat voorgestuwd wordt door de dramatische opbouw en de karakterontwikkeling. Thema’s bij Erauw zijn: naïeve morele pretenties die achteraf niet zo gefundeerd blijken; hebzucht en materialisme; vriendschap tegenover eenzaamheid; liefde versus lust; bedrog en vooral zelfbedrog; de relaties tussen ouders en kinderen; conformisme tegenover authenticiteit, en misschien vooral: de wanhopige zoektocht naar de “duimstok” waarmee het leven gemeten moet worden, het juiste morele kompas waarmee je het beste door het labyrint van het leven gaat. Deze thema’s, die ressorteren onder de noemer psychologie en moraal, komen aan bod via de kwellende zelfreflecties of zelfonderzoeken van de beide ik-personages, twee vrij egocentrische karakters die echter wanhopig haken naar begrip, naar vriendschap, naar een ‘duimstok’.

In deze roman laten die thema’s alleszins weinig ruimte voor illusies, net zoals in de roman Het plantrouwens al het geval was. Aan het einde van het boek bekent Olivier: “Ik hield op vragen te stellen omdat de antwoorden lachwekkend zijn. Ik verwijt niemand wat, maar kan niemand evenmin vergeven omdat vergeving verwaandheid inhoudt.”

Uit balans lijkt me een Bildungsroman die tot de conclusie leidt dat het leven één grote cynische grap is waarin ieder zijn ding doet en uiteindelijk niemand het recht heeft om met een belerend vingertje naar een ander te wijzen. ‘Slecht doen’ loopt slecht af, maar het goede wordt òòk niet beloond: er rest slechts “de immense onzin van ieders geschiedenis”, zoals Olivier vaststelt. Met deze nogal verontrustende thematische diepgang overstijgt Erauw ruimschoots het louter plotgerichte verhaal van het ‘spannende boek’ of van ‘lectuur’.

 

Een ander verschil tussen ‘literatuur’ en ‘lectuur’ zit hem in de stijl. ‘Lectuur’ hanteert meestal een directe, weinig complexe stijl zonder veel beeldspraak en met veel dialoog, bij voorkeur in staccato-achtige en elliptische zinnen. Precies die zinsbouw overheerste nog in Het plan, terwijl de auteur in zijn tweede boek een mooi evenwicht gevonden heeft tussen een volgehouden heldere en beknopte zegging enerzijds, en anderzijds vaak ironische, dubbel- en diepzinnige uitspraken – evenwel steeds zonder nutteloze fioritures, wat vaak een spitante en pikante aforistiek oplevert. Lees b.v. de motto’s die boven elk hoofdstuk prijken: telkens snedige uitspraken van het personage dat in dat bewuste hoofdstuk aan het woord is. Drie voorbeelden: “Tussen de leeftijd van 7 en 10 hield ik de adem in en mijn gedachten voor mijzelf” – of: “Doe mij maar het fortuin van de illusie, liever dan de armoe van de realiteit” – of: “Eerlijk duurt het langst, overtuig ik mezelf en bedenk dat liegen bijgevolg veel sneller gaat.”

 

Als het waar is dat ‘misdaadfictie’ of ‘lectuur’ in het algemeen een mysterie oplost en dat ‘literatuur’ een mysterie ontwikkelt, dan is Erauw erin geslaagd beide te combineren. Inderdaad: er is een geheim, er zijn meerdere geheimen op het niveau van de plot of van de verwikkelingen tussen de personages en hun respectieve handelingen, en die plot- of actiegebonden geheimen worden in de loop van het boek ook opgelost. Maar anderzijds blijkt dat op het einde hét grote mysterie, Oliviers drukkende vraagtekens – “Hoe ga ik om met het leven, met de vrienden, met de vrouwen”, of “Wie ben ik, heb ik wel het recht om commentaar te leveren”, of “Welke zin heeft het allemaal?” – dat die veel diepgravender en universeler, algemeen menselijke mysteries precies niet opgelost werden maar integendeel uitzichtlozer geworden zijn. In die zin heb je hier te maken met de tragiek van een exemplarische, individuele romanheld, of nog: met een Bildungsroman à rebours.

 

Ik signaleer graag de heel plezierige passages waarin de bezoeken van de twee vrienden aan Bourgondische wijnkelders met veel zin voor sfeer en details worden verteld. Ik heb een sterk vermoeden dat we hier te maken hebben met 'onvervalste' biografische elementen; Erauw baat immers samen met zijn echtgenote Inge het schitterende domein ‘Le Meflatot, chambres d'hôtes' uit in Serley, Bourgondië.

Kaft-ERAUW-UIT-BALANS.jpg

Eén van de aantrekkelijkste aspecten van Uit balans is zijn structuur. We hebben hier te maken met een 25-tal hoofdstukken waarvan het merendeel geschreven is in de ik-vorm, maar dan wel afwisselend vanuit het perspectief van Olivier of Jan. Die hoofdstukken lopen parallel met elkaar, ofwel gaan ze terug in de tijd of lopen ze chronologisch door; ze zijn voorzien van de naam van het personage en van een krachtig motto. Daarnaast echter heb je nog een aantal hoofdstukken die als titel alleen een uur hebben gekregen en die als een overkoepelend, dragend geraamte rondom en doorheen de andere ik-hoofdstukken verstrooid werden. Deze uurhoofdstukken vertegenwoordigen het nu-moment van de roman.

Onnodig te zeggen dat de spanning van het boek precies door deze verbrokkeling of mozaïekstructuur wordt opgedreven, mede gezien de soms contradictorische interpretaties die de beide hoofdfiguren aan de gebeurtenissen geven of door de vragen die ze, in een soort spiegelbeeld, stellen en uiteraard niet direct oplossen – vragen en antwoorden die naar elkaar toe neigen en uiteindelijk mooi in elkaar klikken op het einde van het boek. Er is dus werk aan de winkel voor de lezer, die ik bij deze waarschuw: lees aandachtig, lees traag, wees alert voor kleine maar achteraf blijkbaar heel relevante details.

 

Literatuur of lectuur? Laten we deze vraag in de context waar ze thuishoort: een academisch probleem. Ik ben er immers van overtuigd dat Erauw, in tegenstelling tot wat die journalist van Saskia Noort beweerde, een ‘echt boek’ heeft geschreven.

Een bekende one-liner van Oscar Wilde luidt: “Books are well written or badly written. That is all.”

Uit balans, deze beklijvende psychothriller, behoort wat mij betreft tot de eerste categorie. Dat is alles.

Luc PAY


Gert Erauw, Uit balans, Kramat, Westerlo, 2011, 232 p.

 

(1) Dit citaat – overigens ook de theoretische achtergronden waarvan hier dankbaar gebruik werd gemaakt – in: Jos van Cann & Henri-Floris Jespers (Red.), Thriller versus roman, Garant, Antwerpen-Apeldoorn, 2008.

(2) Over Het planzie: <mededelingen.over-blog.com> van 29-05-2011.

Partager cet article
Repost0
29 juin 2012 5 29 /06 /juin /2012 06:10

Rudi Meekers-copie-2

Donderdag kreeg ik de zopas de hier gepubliceerde bijdrage van Frank De Vos. Het was uitgerekend ook gisteren dat ik in een doos met boeken een exemplaar aantrof van foudraal enkwest, de verzamelde gedichten van... Rudi Meekers. Luidens de colofon werden deze verzamelde gedichten 'met antifonen, toriënte, zavaliner, foudraal enkwest en ero', gedrukt op 350 genummerde exemplaren en verschenen in april 1966. Rudi Meekers (°1940) schonk mij een exemplaar met opdracht op 14 april 1966. Ik zag hem destijds af en toe in een privé-club waar hij zakelijke bindingen mee had. De naam van de club, gelegen op de eerste etage van een gesloten huis naast de nachtingang/uitgang van De Nieuwe Gazet ontglipt mij...). Rudi Meekers runde toen een bureau voor publiciteit en marketing. Mijn voorkeur ging toen (en nu nog, na de bundel opnieuw bekeken te hebben) naar de prozagedichten.

In 1982 vestigde hij zich definitief in de Périgord.


Henri-Floris JESPERS

Partager cet article
Repost0
29 juin 2012 5 29 /06 /juin /2012 05:23

 

Na mijn bezoek vorig jaar aan schilder-dichter Kari Bert signaleerde ik reeds het kunstenaarscollectief Lumen numen (1). In 1967 kwam deze internationale schilders- en beeldhouwersgroep tot stand. Kari Bert, Serge Largot en Marcel Rademakers (Mark Meekers) waren de oprichters. Zij werden gesteund door criticus Philippe d’Arschot en dichter Erik Van Ruysbeek.

We wilden reageren tegen het zielloos avant-gardistisch “gemodder” en meenden dat inhoud primair moest staan en niet het experiment om het experiment’ aldus Mark Meekers.

Het gezelschap bestond verder uit Wannes Van de Velde, Rudi Polder, Ben Koelman, Roger Wouters en Gilberte Deleger. Ook Fred Bervoets hing rond deze ‘onderaardsen” zoals zij zichzelf als miskenden graag noemden.

Fusion

Deze week ontving ik van Mark Meekers aka Marcel Rademakers, mijn illustere voorganger als eerste DorpsDichterDoel zijn tweetalig boek Fusion, Kunstenaars uit Zuidwest Frankrijk / Artistes peintres du Sud-Ouest,1985-1989 (2). Hij schreef er een mooie opdracht in en stak er een boodschap bij: ‘Dag Frank, sorry voor deze goedkope uitgave... maar iemand moet toch al dit ogenlicht bewaren’. Het zijn excuses die nergens voor nodig zijn want het boek bevat naast vele zwart-wit afbeeldingen een portfolio met 4 kleurfoto’s. Ik heb overigens de gewoonte om naar muziek te luisteren en niet naar een installatie. Bij dezen dus.

 

BoekFUSION.JPG

Fusion bestond uit de Amerikaanse Nederlander Victor Ryath, de Engelsman Bailey, Jean-Pierre Moccetti, een Fransman met Italiaanse wortels en de broers en oprichters Marcel en Rudy Rademakers. Marcel Loth, Pierre Souchaud, Jean-Louis Pichon en de beeldhouwers Phillipe Thireau, Barthold en Michel Brand versterkten tijdelijk deze internationale groep kunstenaars.

Abstracte kunst was als een sneltrein tot een commercieel en maniëristisch modeverschijnsel verlopen. Het figuratieve werd opnieuw de zomermode, postmodernisten wisselden van onderbroek. Abstracte schilders, trouw aan hun expressiemiddel werden het nieuwe bejaagde wild.

leeglopende-spiegels.jpg

Marcel Rademakers, 'Leeglopende spiegels’. Olieverf op karton.


Het figuratieve vervaagt en wordt opgelost in een intens kleurenspel

 

De eerste groepstenstoonstelling werd in 1986 gehouden in Périgeux in de Kamer van Koophandel. 'La vraie nature profonde' betitelde de pers deze expositie. En verder:

Les membres de ce groupe ne sont pas des débutants. Jean-Pierre Moccetti possède à 48 ans une réputation dans toute la France. John Bailey, ancien directeur de Beaux-Arts de Preston-Londres, ne manque pas d’admirateurs. Pierre Souchard se trouve déjà dans beaucoup de musées de France. Victor Ryath est déjà une valeur sûre. Rudy Meekers s’est fait un nom en France, Belgique et Hollande. Marcel Rademakers travaillant dans le Périgord s’est taillé une carrière, à 48 ans, surtout dans les pays nordiques’, (Sud-Ouest, 9.5.86) .

De tweede tentoonstelling vond plaats in de abdij van Brantôme en wordt door de West-Franse pers unaniem geloofd. 'Elle a connu une large fréquentattion en accueillant de nombreux visiteurs et connaisseurs’ (L’Écho de la Dordogne, 8.9.86). In Frankrijk volgen er nog drie.

Beelgedicht-copie-1.jpg

Marcel Rademakers, 'Beeldgedicht'. Olieverf op hout.


Niet Vlaanderen maar Frankrijk zendt zijn Vlaamse zonen uit


Van 18 juni 1988 tot 15 juni 1989 stelde de groep haar werken tentoon in de Sint-Augustinuskerk in Antwerpen en wel: ‘Met de hulp van het departement van de Dordogne, de regio Aquitanië en enkele ondernemers “exporteert” Fusion zich nu ook naar Antwerpen” (Het Nieuwsblad, 6.7.1988). Let op “Met de hulp van” en exporteert tussen aanhalingstekens. Dit is bijzonder grappig. De kunstkritiek ondertussen tot nieuwe –ismen bekeerd, is onwennig en heeft moeite om een beeld te schetsen. De geëigende woordenschat ontbreekt en meestal wordt de catalogus gekopieerd. In België volgen nog vijf exposities.

*

Is het nu door mijn argwaan voor de media? Is het door mijn aangeboren afkeer voor omhoog geblazen zaken via het netwerk van ‘vrienden’ of het ‘old-boys-network’ in modern Nederlands dat ik dit schrijf? Is het nu een afwijking, mijn sympathie voor dat onderbelichte dat hier nooit voldoende kans krijgt of onder het stof wordt gevaagd? In feite kan het me niet schelen en wat onder het stof ligt past uitstekend voor een onvolprezen Centrum met veel Reëvaluatie

Dus zonder excuses,

Frank DE VOS


(1) ‘Tricolore vreugde en Kari Bert van Lumen Numen op 21 juli’

http://www.frankdevos.be/bekijk.asp?type=v&id=362&reeks=50

(2) Mark MEEKERS, Fusion, 126 blz, uitgegeven bij MijnBoek.be

ISBN 9782805400643.

Partager cet article
Repost0
28 juin 2012 4 28 /06 /juin /2012 10:00

 

Roger-Nupie--foto-Bert-Bevers-.JPG

Foto: Bert Bevers


Zie: www.detafelvan1.blogspot.com

Partager cet article
Repost0
27 juin 2012 3 27 /06 /juin /2012 10:00

HierwoontReinaert

Hier woont de nieuwe Reinaert

Van den vos Reynaerde is wereldliteratuur waar we best trots op mogen zijn....

Zoals het 'Stabat Mater' in de muziek, een middeleeuws Latijns gedicht dat door vele componisten zoals Palestrina, Lassus, Scarlatti, Vivaldi, Pergolesi, Rossini, Verdi, Dvořák, en Poulenc werd getoondicht, zo beslissend is Van den vos Reynaerde in de literatuur. Niet alleen voor Goethe met zijn Reineke Fuchs maar ook in ons taalgebied voor Jan Frans Willems, Stijn Streuvels, Willem Elschot en niet in het minst voor Louis Paul Boon. En natuurlijk waren de strapatsen van ‘diene vos’ uit Aalst dan ook de aanleiding om deze tentoonstelling in het Letterenhuis te bezoeken.

Wat me beklijft, is Boons eenzaamheid in zijn observatie van mensen in een volstrekt ontmenselijkte wereld. Dit blijkt o.a uit zijn schilderij 'De observatie' of 'Kijken naar onze planeet' dat er wordt getoond. Een vrouw staat op uitkijk. Het desolate wordt sterk onderlijnd door het gebruik van overwegend koude kleuren.

DSC01576.JPG

Boonsrustpunt wordt de natuur waar hij zich als 'een sluwe vos' zal terug trekken, in zijn 'Villa Isengrimus'. De naam van deze tentoonstelling is dan ook raak gekozen en er valt veel te ontdekken. Zo wordt o.a Boons beruchte ‘Fenomenale Feminatheek' in een juister perspectief geplaatst. Voor hem was het een archief over de vrouw en hoe deze in de media als een onweerstaanbare belofte werd gepresenteerd.

De tentoonstelling loopt nog tot 4 november in het Letterenhuis-AMVC, Minderbroedersstraat 22 te Antwerpen.

Frank DE VOS

Partager cet article
Repost0
26 juin 2012 2 26 /06 /juin /2012 10:00

 

René Broens (foto Bert Bevers)

Foto: Bert Bevers


Zie: www.detafelvan1.blogspot.com

Partager cet article
Repost0
26 juin 2012 2 26 /06 /juin /2012 04:21

 

OGILLIS.jpg

Maandag 25 juni bracht ik in de aula Aster van het crematorium van Antwerpen een laatste groet aan Marc Gilis (°24 februari 1946).

In jaren heb ik hem niet meer ontmoet, maar in de tweede helft van de jaren zestig en de prille jaren zeventig zagen we elkaar geregeld. Toen ik Marc leerde kennen was hij waterklerk en derhalve kroegtijger. Achteraf baatte hij een exclusieve schoenwinkel aan de Leopoldplaats te Antwerpen. We bezochten zowel lang verdwenen volkscafés als de privéclub VECU. We ventileerden even bevlogen als nuchter (jawel, intellectueel...) onze milde onvrede met van alles en nog wat. 'We', dat waren o.m. Walter Blockhuys (+), Nic van Bruggen (+), Werner Spillemaeckers (+), Bert De Bruyne en Ray De Bouvre.

Marc had iets met Ierland, en we noemden hem dan ook steevast O'Gilis. In 1978 trad hij in het huwelijk met Gina Malfet, de natuurlijke dochter van Floris Jespers. De voornaam van hun dochters, Deirdre en Fiona, net zoals de tekening op de rouwbrief die naar Avalon verwijst, getuigen van Marcs sterke binding met de Keltische mythologie.

Na jàren gingen Gina en Marc uiteen, maar ze bleven vrienden voor het leven.

Na een ongelijke strijd overleed Marc op 18 juni in het UZA te Edegem. De uitvaartplechtigheid werd bijgewoond door zijn kinderen en kleinkinderen en door de de families Gilis, Hollants en Malfet.

Na een in mineur opgevoerde 'Vlaamse Leeuw' werd de asurne gegroet, die zijn plaats zal krijgen in intieme familiekring.

HFJ

Partager cet article
Repost0
25 juin 2012 1 25 /06 /juin /2012 17:41

 

905-claus-het-lied-van-de-moordenaar.jpg

Het is nu al jaren een kwaadwillige gemeenplaats geworden: Hubert Lampo was Hugo Claus vijandig gezind... Tijdens de lezing die hij gisteren in het Letterenhuis-AMVC hield, vertelde Jan Lampo een pittige anekdote i.v.m. het oordeel van Walschap over Het lied van de moordenaar  van Claus: 'infantiel stuk', 'papschoolkunst' … (zie de post van Frank De Vos).

*

Toen Claus-kenner Paul Claes de Nijhoff-prijs kreeg, verklaarde hij in een interview met het Leuvense studentenblad Vetodat hij geen ander Vlaamse schrijver dan Claus kent die door de kritiek 'zo totaal in de grond is geboord. 95 % van de krantenkritieken over Claus, vooral in de katholieke pers, zijn fnuikend. (1)

Van 1952 tot 1964 schreef Lampo geregeld over Claus in de socialistische Antwerpen krant Volksgazet. Ik heb die bijdragen doorgenomen en daar een dossier over gepubliceerd (cf. Mededelingen van het CDR, nr. 84, december 2006, pp. 7-17). Daaruit blijkt onweerlegbaar dat Lampo zijn collega allerminst vijandig gezind was. Integendeel, hij nam hem meer dan eens in bescherming. Dat was bijvoorbeeld het geval met Het Lied van de moordenaar. De publicatie van Een bruid in de morgen en van Het Lied van de moordenaar in 1957 was voor Lampo de aanleiding om een even scherpzinnige als evenwichtige beschouwing te publiceren, waarin hij o.m. afrekent met de (vooral Antwerpse) toneelcritici die het stuk in de grond boorden. Ziehier de tekst van dit merkwaardige krantenartikel.

 

Herhaaldelijk reeds stonden wij stil bij het werk van Hugo Claus, die men sinds de publicatie van zijn op negentienjarige leeftijd geschreven roman De Metsiers als HET WONDERKIND der Vlaamse en zelfs der Nederlandse letteren in het algemeen is gaan beschouwen. Vaak moesten wij, om onze lezers van zijn elkaar vrij snel opvolgende werken op de hoogte te houden, bepaalde remmingen overwinnen. Wij voelen weinig voor het wonderkindprincipe. En zo wij er anderzijds niet genoeg de nadruk op konden leggen, dat er desnoods op een spectaculaire wijze méér belangstelling voor de literatuur gevraagd moet worden, houden wij nog minder van bepaalde publicitaire stunts, die in verband met Claus’ verschijning in onze letteren herhaaldelijk aan de dag traden. Laat me er onmiddellijk aan toevoegen, dat ik nog steeds geloof, dat Claus daar zelf niet altijd aan doen kan. Hij is in de laatste vier, vijf jaar nu eenmaal het idool geworden van alle teen-agers, die er van dromen op een minimum aan inspanningen literaire roem te oogsten. En steeds kon hij rekenen op de steun van ouderen, wie het er om te doen is minder het publiek, doch stellig zichzelf ervan te overtuigen, dat zij nog volkomen “bij” zijn. Terwijl tegelijkertijd ook beslist lofwaardige vaderlijke gevoelens in dergelijke gevallen een rol spelen. Maar hoe men het ook draaie of kere, Claus is er in geslaagd, en dat is bij ons wel een literair unicum, een beroemd man te worden, niet alleen in Gent, Deinze en omstreken, doch in het ganse Nederlandse taalgebied. Men hoeft er niet boos op hem voor te worden als sommige jongens zich aan hem zoeken op te trekken, tamelijk akelige reportages over hem schrijven, ieder woord van “de Meester” acteren, of hij het orakel van Delphi zelve ware en glunderen van trots als ze hem bij de voornaam mogen noemen. En nog minder heeft men het recht, dunkt mij, hiervoor de waarde van ZIJN WERK TE MINIMALISEREN.

Want ook dàt is wel eens gebeurd, vooral dan na de creatie door het Nationaal Toneel van zijn Lied van de moordenaar, waarvan gelijktijdig (met Een bruid in de morgen) een keurige uitgave is verschenen, die de firma Ontwikkeling tot eer strekt. Bij die creatie heeft de critiek zich op hem geworpen met een heftigheid, die stellig niet tot de principiële gewoonten van vooral de Antwerpse pers behoort. Ik heb destijds mijn best gedaan om die houding tot op een zekere hoogte zoniet te verontschuldigen dan toch te begrijpen. Wie in normale omstandigheden een schrijver beoordeelt, betrekt hierbij meestal de achtergrond, waarop zich zijn figuur aftekent, nl. de literaire antecedenten waarop hij aanspraak maken kan. Een nieuw boek van Gijsen, Elsschot of Walschap leest en beoordeelt men met in het achterhoofd de herinnering aan hun vroegere geschriften en gaat hierbij misschien de objectiviteit enigermate teloor, - ieder van hen kàn een mislukt boek schrijven -, anderzijds behoedt het de criticus voor dooddoeners die laatstgenoemde, niet wetende met wié hij precies te doen heeft, onsterfelijk belachelijk kunnen maken. Toen de recensies over de Vlaamse opvoering van Het lied van de moordenaarverschenen, is Hugo Claus min of meer van een soortgelijke toestand het slachtoffer geworden. Mijn collega-toneelrecensenten zullen het mij ten goede houden, zo ik de mening te kennen geef, dat de meerderheid onder hen hoegenaamd niet op de hoogte is van onze jongste Vlaamse letterkunde. Blijkens bepaalde uitlatingen heb ik zelfs de indruk, dat er onder hen een zekere animositeit tegen de literatuur bestaat. En zij hebben zich voor mijn gevoel op Het lied van de moordenaargeworpen in de geest van: laten we die schrijvertjes, die zich ook met theater menen te moeten bemoeien, nou maar eens mores leren! Misschien is het mijn slecht karakter, dat mij hier parten speelt, doch ik acht het nog altijd een bezwarende omstandigheid, dat de meesten onder hen zélf toneel schrijven en de negen tienden onder deze meerderheid het niet verder dan rudimentaire probeersels hebben gebracht. Nog steeds neem ik het hun kwalijk, dat zij zich niet de moeite hebben getroost, zich van tevoren in HET FENOMEEN CLAUS als romancier, novellist en dichter te verdiepen om dan, met de nodige kennis van zaken, via de vroeger met succes opgevoerde Bruid in de morgen het curieuze verschijnsel dat Het liedvan de moordenaarheet, met de nodige eerlijkheid en de ten opzichte van een werk van eigen bodem gebruikelijke goede intenties onder de loupe te nemen. Maar enfin, dat zijn allemaal vijgen na Pasen… […]

Het lied van de moordenaar is […] de lyrisch getinte ontwikkeling van een noodlotstragedie, waarin – en dat kan men dan desnoods “niet toneelmatig” noemen – de schoonheid van het woord en de dichterlijke vlucht een vooraanstaande rol werden toegewezen. […]

Door welk belangrijk facet in de boeiende persoonlijkheid van Hugo Claus is het nu, dat hij, die werkelijk belangstelling voor onze letteren en ons toneel aan de dag legt, hier onmiddellijk getroffen wordt? Tot dusver werd m.i. het werk van Claus hoofdzakelijk door een internationalistische inslag gekenmerkt. De Metsiers droeg hinderlijke sporen van de Amerikaanse roman, vooral die van Erskine Caldwell. De Hondsdagen en ook De koele minnaarwerden voor een behoorlijk part geconditioneerd door Franse invloeden, wat tot op een zekere hoogte ook nog het geval was met Een bruid in de morgen, ofschoon – men begrijpe ons niet verkeerd – in al deze werken het inderdaad uitzonderlijk talent van de jonge schrijver bij de genade Gods toch steeds weer de bovenhand behield. Alleen kon men zich gehinderd gevoelen door het onbevredigend want niet volkomen bevestigend antwoord op de vraag of Claus er reeds in geslaagd was DE HYPOTHEEK VAN DE MODEVERSCHIJNSELEN die zijn vrij sensationeel debuut als piepjong beginneling mede in de hand gewerkt hadden, af te lossen. Welnu voor de eerste maal is zulks m.i. op overtuigende wijze gebeurd in Het lied van demoordenaar: dit stuk is niet meer geschreven door een vroegrijpe knaap met Marlon Brando-haren, doch door een stevige vent, die er na de onontbeerlijke leerjaren in geslaagd is de volstrekt eigen mogelijkheden op het spoor te komen en bronnen aan te boren, die hij van niemand anders in concessie heeft. […]

Nog spreekt uit het tragische Lied van de moordenaar de obsederende gedachte, dat het leven onmogelijk is en met het leven ook de liefde. Doch deze tol aan een miserabilistische en eenzijdig gerichte tijdsgeest is men bereid te betalen bij de hernieuwde kennismaking met een stuk, waarin geen knutselaar, geen dilettant, doch tegelijk een rasecht schrijver en een rasecht dichter aan het woord zijn…. (2)

*

In datzelfde perspectief publiceerde ik hier op dinsdag 23 december 2008 'Kevin Absillis, Hubert Lampo en De Metsiers': http://mededelingen.over-blog.com/article-26066690.html

Wie in de kolom rechts in de rubriek “recherche” Hubert Lampo intikt, krijgt een volledig overzicht van alle hier gepubliceerde bijdragen over Hubert Lampo.

Henri-Floris JESPERS

  1. www.veto.student.kuleuven.ac.be/jg23/veto2301/claes.htm

  2. Hubert LAMPO, De Toneeluitgaven van Hugo Claus, in: Volksgazet, 21 november 1957

Partager cet article
Repost0
25 juin 2012 1 25 /06 /juin /2012 15:21

 

Stonehenge.jpg

Wanneer ik als volbloed ketter nog maar iets over Katharen hoor, dan wil ik het weten. Zo las ik vorige week opnieuw Terug naar Stonehenge van Hubert Lampo, een boek waar Henri-Floris Jespers me twee jaar geleden op wees en waarvoor hij de auteur enkele publicaties bezorgde. Het hoofdstuk over de mysterieuze Otto Rahn (1) en zijn zoektocht naar de graal en graalburcht die hij in de Languedoc op de Montségur – het Montsalvatge van Wolfram von Eschenbach – situeerde, werd door Lampo aan hem opgedragen.

Frank DE VOS

Hubert LAMPO, Terug naar Stonehenge, Meulenhoff, 1988, 351 p.

(1) http://en.wikipedia.org/wiki/Otto_Rahn.

Partager cet article
Repost0
25 juin 2012 1 25 /06 /juin /2012 14:53

Benieuwd naar wat zoon Lampo te vertellen had over het archief van zijn vader – een van onze grootste auteurs en vertegenwoordiger van het magisch-realisme – trok ik zondagmorgen naar het Letterenhuis.

Jan Lampo kuste Clio en werd historicus. Hij is auteur van verschillende boeken, recensent, scenarioschrijver, blogger en jurylid van de Diamanten Kogel. Hij werkte als freelance journalist voor o.a Knack en was tot 1995 redacteur van De Standaard waarvoor hij de cultuurpagina’s verzorgde en De Standaard der Letteren: vandaag een eenvoudig reclameblad voor buitenlands, vertaald proza. Sinds 1998 is hij verbonden als wetenschappelijk medewerker aan het Letterenhuis-AMVC en hij doceert aan de Koninklijke academie voor Schone Kunsten en het Kunsthistorisch Instituut van Antwerpen. Kortom een erudiete medemens en zoals bleek is hij een voortreffelijke causeur.

DSC01574.JPG

Een ontbijtlezing is een aangename formule en deze werd bijgewoond door een veertigtal mee-eters. Mijn dank aan directrice Leen Van Dijck hier op de foto voor de lekkere croissants waardoor mijn ochtendhumeur geen 24 uur duurde.

DSC01573.JPG

Het belangrijkste deel van het archief ,zoals de manuscripten van zijn boeken, werd door Hubert Lampo tijdens zijn leven aan het Letterenhuis overgemaakt. In zijn vrije tijd inventariseert zoon Jan het resterende deel. Deze omvat de uitgebreide briefwisseling die Hubert Lampo onderhield met tijdgenoten zoals Gerard Walschap, Piet Van Aken, Raymond Brulez, Karel Jonckheere of Marnix Gijsen. Het bevat eveneens de correspondentie met zijn uitgevers. Jan Lampo ging met de nodige ironie dieper in op deze met Elsevier uitgeversmaatschappij. Voor Hubert Lampo betekende Nederland niet alleen meer prestige en een grotere afzetmarkt.

Angèle Manteau tot wiens stal hij behoorde nam het niet zo nauw met het betalen van haar auteurs en het aanbod mét een riant voorschot van Elsevier was dan ook aantrekkelijk. In 1949 werd er overeengekomen dat hij een boek zou schijven over de lotgevallen van een olieveld dat in 1943 in Schoonebeek (NL) was ontdekt en in exploitatie genomen. Ondanks het mooie bedrag dat hij hiervoor ontving is de dromerige, romantische Lampo er echter nooit in geslaagd om iets over olie op papier te krijgen. Na twee jaar was het geduld van Elsevier op. Er werd afgesproken om via een bevriende uitgever van Elsevier en met aftrek van het voorschot zijn werk te publiceren. In deze periode verscheen: Idomeneia en de Centaur en Belofte aan Rachel. Lampo zal sindsdien in Nederland publiceren wat een bittere reactie van Angèle Manteau uitlokt. Bij zijn nieuwe uitgeverij zal hij enkele collega’s verdedigen waaronder Paul De Wispelaere.

Tot slot vertelde Jan Lampo nog een pittige anekdote over Gerard Walschap en diens reactie op Lied van de moordenaar van Hugo Claus. In tegenstelling tot wat wordt gedacht was Lampo Claus niet vijandig gezind. Hij was altijd lovend, ook over de opvoering die hij had gerecenseerd. Naar aanleiding van het toneelstuk schreef Walschap: 'Beste Hubert, helaas heb ik dit ook gezien' en hij noemde het verder 'een infantiel stuk' en 'papschoolkunst'. De ‘grote’ Walschap op zijn smalst….

Er is de bekende foto van Walschap met Claus samen met de jonge Tom Lanoye. Gelet op Walschaps uitlatingen ging het er dan toch niet zo kameraadschappelijk aan toe. Zo zie je maar dat vele beelden te zoet kunnen zijn en dus bedriegen. Over Walschap verscheen Het verborgen leven van Gerard Walschap van Frans Depeuter met vele smakelijke details over de 'smalle' aspecten van deze coryfee.... (1)

DSC01569

Onder de aanwezigen: Sonja Cantré, Patricia Van Goel, Leen Lampo, Niel Mertens, Ilse Neuenkirch, Guy Van Turnhout en Rony Sakelaropolus.

Frank DE VOS


(1) Frans DEPEUTER, Het verborgen leven van Gerard Walschap, Antwerpen,

Berghmans Uitgevers, 2009, 144 p. ISBN 9789070959821.

 

De blog van Jan Lampo: http://janlampo.wordpress.com/



Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche