Gert Erauw
Er wordt al een tijdje serieus gediscussieerd over de vraag of ‘thrillers’, ‘spannende boeken’ – die ik verder als “lectuur” zal omschrijven – al dan niet tot de ‘literatuur’ behoren. Voorbeeld van een pijnlijk incident, ja zelfs een symptoom, in deze context is het feit dat thrillerschrijfster Saskia Noort ooit van een journalist de vraag kreeg: “En wanneer ga je nu eens een echt boek schrijven?” De eerbiedwaardige republiek van de gecanoniseerde letteren verwijst het spannende boek vaak op een neerbuigende manier naar een niet-literair verdomhoekje, terwijl op hun beurt de misdaadauteurs vaak de zogenaamde ‘literaire schrijvers’ verwijten een ‘elitaire kliek’ te vormen die kwaliteit ontzegt aan wat goed in de markt ligt. Het lijkt een onoverbrugbare kloof. Maar er wordt tenminste al over het probleem van gedachten gewisseld, tot op academisch niveau toe.
De oplossing ligt in de terechte opvatting dat de misdaadroman of de thriller beschouwd moet worden als een eigen genre met specifieke kwaliteiten en conventies. Trouwens: waar exact ligt die grens tussen ‘literatuur’ en ‘lectuur’ – als er al zoiets als een duidelijke grens tussen beide zou bestaan? Uiteindelijk blijft elk boek “the orchestration of platitudes”, zoals de Amerikaanse romancier en toneelauteur Thornton Wilder ooit zei (1). Maar dan wel dus een “orchestration”, d.w.z. bewerking, maakwerk, kunstwerk… En het is dat laatste dat telt.
Gert Erauw debuteerde vier jaar geleden met de roman Het plan (2), die je als een psycho-thriller kan bestempelen. In een diepere laag vertoonde ook dat boek echter implicaties die de roman optilden naar het niveau van de ideeën of van de filosofisch-morele dimensie. Dat eerste boek ging nog wel gebukt onder een complexe, wijdlopig uitgesponnen en uitvoerig becommentarieerde plot die de aandacht afleidde van de diepere fundering, en onder een al te geprononceerde, branie-achtige stilistiek – overigens typische uitwassen bij een debuterend auteur. In de roman Uit balansis dit soort uitwassen verdwenen, zodat hij getuigt van veel meer literair evenwicht, van rijpheid ook, van beheersing van het métier.
Waarover gaat dit boek? Twee jeugdvrienden, ondertussen veertigers, Olivier en Jan, trekken er nog eens op uit naar Bourgondië voor een weekendje wijnproeverij. Via flash-backs in de ik-vorm vernemen we geleidelijk aan alles over hun jeugd, hun bezigheden, hun karakter, hun relatie met elkaar en met de echtgenotes, de maîtresses, de kinderen enzoverder. Olivier, een wat onverschillige, dromerige man die zichzelf boven de anderen verheven voelt en zichzelf als een moreel kompas beschouwt, zit aan de grond omdat zijn grote liefde hem zonet in de steek heeft gelaten. Jan is zijn tegenpool: een materialist van het zuiverste water die op de rand van een financieel debacle staat als gevolg van een corruptieschandaal. Mekaars problemen écht begrijpen, doen ze niet; meestal praten ze naast elkaar heen en worden de wederzijdse confidenties gewantrouwd en verkeerd geïnterpreteerd, althans aanvankelijk – een soort haat-liefde verhouding die meteen ook de titel van het boek verklaart: op één of andere manier is het evenwicht tussen beide vrienden verstoord en is de bodem van hun vriendschap stuk geslagen.
Blijkt ook dat de relaties tussen de twee vrienden en in de ruimere kringen rondom hen allesbehalve koosjer zijn. De ene pikt gewoon het lief van de andere in, de andere maakt wel es vaker een slipper met de vrouw van de ene; er is een buitenechtelijke dochter in het spel, of liever: die piepjonge maar premature dochter blijkt betrokken in “een spel” waarvan zij ten onrechte denkt de regels te kunnen bepalen; en de broer van Jan, een man die zich opwerpt als moraalridder, blijkt zo corrupt en schijnheilig als de pest. Weinig fraaie situaties en relaties. Als klap op de vuurpijl is daar die geheimzinnige zelfmoord waarmee het boek al onmiddellijk opent – of die al even geheimzinnige, door puur toeval ontdekte foto die van de eerste bladzijden meereist naar Bourgondië en de vrienden onherroepelijk naar het epicentrum van de tragedie, zijnde de uiteindelijke waarheid, zal voeren - of althans: een gedeeltelijke waarheid.
In 'literatuur' wordt het verhaal van een boek gedragen door één of meer thema’s – dat voorgestuwd wordt door de dramatische opbouw en de karakterontwikkeling. Thema’s bij Erauw zijn: naïeve morele pretenties die achteraf niet zo gefundeerd blijken; hebzucht en materialisme; vriendschap tegenover eenzaamheid; liefde versus lust; bedrog en vooral zelfbedrog; de relaties tussen ouders en kinderen; conformisme tegenover authenticiteit, en misschien vooral: de wanhopige zoektocht naar de “duimstok” waarmee het leven gemeten moet worden, het juiste morele kompas waarmee je het beste door het labyrint van het leven gaat. Deze thema’s, die ressorteren onder de noemer psychologie en moraal, komen aan bod via de kwellende zelfreflecties of zelfonderzoeken van de beide ik-personages, twee vrij egocentrische karakters die echter wanhopig haken naar begrip, naar vriendschap, naar een ‘duimstok’.
In deze roman laten die thema’s alleszins weinig ruimte voor illusies, net zoals in de roman Het plantrouwens al het geval was. Aan het einde van het boek bekent Olivier: “Ik hield op vragen te stellen omdat de antwoorden lachwekkend zijn. Ik verwijt niemand wat, maar kan niemand evenmin vergeven omdat vergeving verwaandheid inhoudt.”
Uit balans lijkt me een Bildungsroman die tot de conclusie leidt dat het leven één grote cynische grap is waarin ieder zijn ding doet en uiteindelijk niemand het recht heeft om met een belerend vingertje naar een ander te wijzen. ‘Slecht doen’ loopt slecht af, maar het goede wordt òòk niet beloond: er rest slechts “de immense onzin van ieders geschiedenis”, zoals Olivier vaststelt. Met deze nogal verontrustende thematische diepgang overstijgt Erauw ruimschoots het louter plotgerichte verhaal van het ‘spannende boek’ of van ‘lectuur’.
Een ander verschil tussen ‘literatuur’ en ‘lectuur’ zit hem in de stijl. ‘Lectuur’ hanteert meestal een directe, weinig complexe stijl zonder veel beeldspraak en met veel dialoog, bij voorkeur in staccato-achtige en elliptische zinnen. Precies die zinsbouw overheerste nog in Het plan, terwijl de auteur in zijn tweede boek een mooi evenwicht gevonden heeft tussen een volgehouden heldere en beknopte zegging enerzijds, en anderzijds vaak ironische, dubbel- en diepzinnige uitspraken – evenwel steeds zonder nutteloze fioritures, wat vaak een spitante en pikante aforistiek oplevert. Lees b.v. de motto’s die boven elk hoofdstuk prijken: telkens snedige uitspraken van het personage dat in dat bewuste hoofdstuk aan het woord is. Drie voorbeelden: “Tussen de leeftijd van 7 en 10 hield ik de adem in en mijn gedachten voor mijzelf” – of: “Doe mij maar het fortuin van de illusie, liever dan de armoe van de realiteit” – of: “Eerlijk duurt het langst, overtuig ik mezelf en bedenk dat liegen bijgevolg veel sneller gaat.”
Als het waar is dat ‘misdaadfictie’ of ‘lectuur’ in het algemeen een mysterie oplost en dat ‘literatuur’ een mysterie ontwikkelt, dan is Erauw erin geslaagd beide te combineren. Inderdaad: er is een geheim, er zijn meerdere geheimen op het niveau van de plot of van de verwikkelingen tussen de personages en hun respectieve handelingen, en die plot- of actiegebonden geheimen worden in de loop van het boek ook opgelost. Maar anderzijds blijkt dat op het einde hét grote mysterie, Oliviers drukkende vraagtekens – “Hoe ga ik om met het leven, met de vrienden, met de vrouwen”, of “Wie ben ik, heb ik wel het recht om commentaar te leveren”, of “Welke zin heeft het allemaal?” – dat die veel diepgravender en universeler, algemeen menselijke mysteries precies niet opgelost werden maar integendeel uitzichtlozer geworden zijn. In die zin heb je hier te maken met de tragiek van een exemplarische, individuele romanheld, of nog: met een Bildungsroman à rebours.
Ik signaleer graag de heel plezierige passages waarin de bezoeken van de twee vrienden aan Bourgondische wijnkelders met veel zin voor sfeer en details worden verteld. Ik heb een sterk vermoeden dat we hier te maken hebben met 'onvervalste' biografische elementen; Erauw baat immers samen met zijn echtgenote Inge het schitterende domein ‘Le Meflatot, chambres d'hôtes' uit in Serley, Bourgondië.
Eén van de aantrekkelijkste aspecten van Uit balans is zijn structuur. We hebben hier te maken met een 25-tal hoofdstukken waarvan het merendeel geschreven is in de ik-vorm, maar dan wel afwisselend vanuit het perspectief van Olivier of Jan. Die hoofdstukken lopen parallel met elkaar, ofwel gaan ze terug in de tijd of lopen ze chronologisch door; ze zijn voorzien van de naam van het personage en van een krachtig motto. Daarnaast echter heb je nog een aantal hoofdstukken die als titel alleen een uur hebben gekregen en die als een overkoepelend, dragend geraamte rondom en doorheen de andere ik-hoofdstukken verstrooid werden. Deze uurhoofdstukken vertegenwoordigen het nu-moment van de roman.
Onnodig te zeggen dat de spanning van het boek precies door deze verbrokkeling of mozaïekstructuur wordt opgedreven, mede gezien de soms contradictorische interpretaties die de beide hoofdfiguren aan de gebeurtenissen geven of door de vragen die ze, in een soort spiegelbeeld, stellen en uiteraard niet direct oplossen – vragen en antwoorden die naar elkaar toe neigen en uiteindelijk mooi in elkaar klikken op het einde van het boek. Er is dus werk aan de winkel voor de lezer, die ik bij deze waarschuw: lees aandachtig, lees traag, wees alert voor kleine maar achteraf blijkbaar heel relevante details.
Literatuur of lectuur? Laten we deze vraag in de context waar ze thuishoort: een academisch probleem. Ik ben er immers van overtuigd dat Erauw, in tegenstelling tot wat die journalist van Saskia Noort beweerde, een ‘echt boek’ heeft geschreven.
Een bekende one-liner van Oscar Wilde luidt: “Books are well written or badly written. That is all.”
Uit balans, deze beklijvende psychothriller, behoort wat mij betreft tot de eerste categorie. Dat is alles.
Luc PAY
Gert Erauw, Uit balans, Kramat, Westerlo, 2011, 232 p.
(1) Dit citaat – overigens ook de theoretische achtergronden waarvan hier dankbaar gebruik werd gemaakt – in: Jos van Cann & Henri-Floris Jespers (Red.), Thriller versus roman, Garant, Antwerpen-Apeldoorn, 2008.
(2) Over Het planzie: <mededelingen.over-blog.com> van 29-05-2011.