Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
21 février 2008 4 21 /02 /février /2008 06:44

Een recente aflevering van ça ira! is geheel gewijd aan Les Enfants de colère van Paul Neuhuys (1897-1984) en aan Wout Hoeboer (1910-1983). In de centrale katern prijkt een kleurenreproductie van de drie marionetten die de schilder-collagist in 1971 voor dit eigenzinnige toneelstuk vervaardigde.

 

In de inleidende aantekening getuigt Luc Neuhuys:

En 1971, mon père me conseilla d’aller voir Wout Hoeboer, qui se proposait de faire, me dit-il, des marionnettes pour les Enfants de colère. Mon père ne m’avait jamais parlé de lui [...]. Mais comment Wout Hoeboer connut-il les Enfants de colère ? Est-ce lui qui suggéra d’y introduire des marionnettes ? Aucune didascalie dans le texte n’y fait la moindre allusion.

 

Mais les marionnettes existent et témoignent de la connivence qu’il dut y avoir entre le peintre et le poète. Sous le signe de dada ? Selon la tradition (« Est dada, celui qui se déclare tel ») Wout Hoeboer se proclamait le dernier des dadaïstes et nul aujourd’hui ne le lui contestera ; Paul Neuhuys au contraire s’en est toujours défendu : « N’est pas dada qui veut » disait-il, mais il le comprit mieux que personne et lui resta fidèle.

Onder de toepasselijke titel « Affirmations justes à condition de les prendre juste à l’envers », gaat Henri-Floris Jespers grondig in op de gelaagdheid van Neuhuys’ stuk, waarvan de titel, « kinderen des toorns » naar de brief van Paulus aan de Efeziërs (2,1-3) verwijst. Hier volgt de tekst in de Statenvertaling:

En u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden,

 

in welke gij eertijds gewandeld hebt, naar de eeuw dezer wereld, naar den overste van de macht der lucht, van den geest, die nu werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid,

 

onder dewelken ook wij allen eertijds verkeerd hebben in de begeerlijkheden onzes vleesches, doende den wil des vleesches en der gedachten, en wij waren van nature kinderen des toorns, gelijk ook de anderen.

Oppervlakkig gaat Les Enfants de colère over de generatiekloof en de spanning tussen traditie en moderniteit, tussen burgerlijke opvattingen en wil tot bevrijding. Neuhuys wendt in zijn stuk de technieken aan van het “conte philosophique” – de zoektocht naar zingeving van het leven, naar waarheid en geluk – en van de wrange zedencomedie, waarbij hij realisme aan sprookjesachtigheid paart en lyrisch, dan weer nuchter of zelfs cynisch maar altijd speels uit de hoek komt. Zoals vaker betracht Neuhuys de coincidentia oppositorum, de dialectische opheffing der tegenstellingen. Jespers toont aan dat Neuhuys langs zijn neus weg alludeert op het colloquium van Poissy (1561), op de Pauliniaanse visie op de genade en op het jansenisme. Neuhuys zinspeelt op de voorbestemming, de vrije wil en het determinisme – en brengt dat alles in verband met het theater van de wereld, het theater dat zich niet laat dwingen in het keurslijf van dogma’s, ook niet in de zesendertig dramatische situaties van graaf Carlo Gozzi (1720-1806), later hernomen door Georges Polti (1867-1946).

 

Tot slot brengt Jespers een overzicht van leven en werk van Wout Hoeboer, die hij situeert binnen de Brusselse avant-garde van na de Tweede Wereldoorlog.

 

Bulletin de la Fondation Ça ira, no 30, 2ème trimestre 2007, 44 p., ill.. Jaarabonnement : 20 € (vier nummers), te storten op rek. 068 – 2287225 – 89 van Fondation Ça ira, 50, Chaussée de Vleurgat, B 1050 Bruxelles. IBAN : BE45 0682 2872 2589 BIC : GKCCBEBB. E-mail : ca.ira@skynet.be

 

Partager cet article
Repost0
20 février 2008 3 20 /02 /février /2008 22:21

20 februari 2008. Vandaag wordt bekendgemaakt dat voormalig premier Jean-Luc Dehaene, in opdracht van het Europees Parlement, een rapport gaat schrijven over het Verdrag van Lissabon. Het is de bedoeling dat het Verdrag vanaf 1 januari 2009 in werking treedt.

Het Verdrag van Lissabon is de opvolger van de Europese Grondwet die, bij referendum verworpen door Frankrijk en Nederland, in 2005 afgevoerd werd.

Het Verdrag van Lissabon regelt de werkrelatie tussen het Europees Parlement, de Commissie en de staatshoofden en regeringsleiders.

Het rapport van Dehaene moet de impact van het verdrag op het institutionele evenwicht van de Europese Unie doorlichten.Volgens Dehaene zijn er nog wel praktische problemen: niet alles ligt vast en er zijn een aantal dingen die voort uitgeklaard moeten worden.

Waarom dat niet gebeurt vóór men zo’n verdrag tekent is waarschijnlijk de onbeleefde vraag van een Beotiër…

&

Decennialang dragen politici hun Europese hoogmissen met de rug naar de bevolking, stelde Rik van Cauwelaert in Knack van 29 oktober 2003. Hij omschreef toen de Europese Grondwet als

“de emanatie van een zelfbenoemde euro-elite van bureaucraten, technocraten en een kransje van politici begaan met de eigen carrière, veeleer dan van de wil van de Europese samenleving.”

Dat geldt des te meer voor het Verdrag van Lissabon, dat in het grootste geheim uitgewerkt werd door een groep deskundigen, voorgelegd werd aan een intergouvernementele conferentie en tenslotte door de Europese leiders goedgekeurd in de nacht van 18 op19 oktober. Openbaarheid? Transparantie? Democratie? Jawel, goedgekeurd door het Belgische parlement.

De Europese Grondwet telde haast 500 pagina’s druk en was dus per definitie een onding, maar, dixit Karel de Gucht, “la Constitution avait pour but d’être claire, alors que ce traité devait rester obscur. Une réussite”.

“Het Verdrag van Lissabon is voor minstens 90 % identiek aan de Europese Grondwet (juister: het Grondwetgevende Verdrag) van 2004, dat in 2005 door het Franse en het Nederlandse volk werd afgewezen.

Het grootste verschil is dat de tekst bijna onleesbaar geworden is, omdat ze op een verwarrende manier een 360-tal wijzigingen bevat aan het Verdrag van Maastricht (Verdrag over de Europese Unie) en aan het Verdrag van Rome (voor de gelegenheid omgedoopt tot “Verdrag over de werking van de Europese Unie” Voor de rest zijn alle ingrediënten van het Grondwetgevende Verdrag erin verwerkt.”

(Attac Vlaanderen, 13 december 2007)

&

In Daily Telegraph (11 februari) stelt Philip Johnston onheilspellend vast:

"The EU already has an embryonic police force (Europol), a courts arm (Eurojust), a paramilitary riot squad (European Gendarmerie Force), a European Arrest Warrant, and will now, under Lisbon, have a European public prosecutor and what could become an interior ministry (COSI) to pull it all together."

Jawel, vooral aan COSI (Standing Committee on Internal Security) zullen we nog lol beleven

&

Ceterum censeo: Andrew Roberts’ The Aachen Memorandum moet verplichte lectuur worden.

 

Partager cet article
Repost0
20 février 2008 3 20 /02 /février /2008 00:00

Urenlang gesprek met Dieter Vandenbroucke, de biograaf van Victor J. Brunclair. Hij vertelt boeiend over het sfeertje in de Opera, tijdens de jongste bezetting. En hij troost mij: hij is er ook nog niet in geslaagd een exemplaar van Het heilig handvest (1937) te verwerven. Zoals beloofd vertel ik hem de enkele herinneringen aan Brunclair die ik uit de mond van grootmoeder optekende. De toestanden die zij beschreef kloppen, zegt me Dieter, tot en met de situering in de tijd. We slaan allerlei zijpaden in en belanden uiteindelijk bij Mathijs de Ridder en zijn voortreffelijk boek over Elsschot dat m.i. de aandacht niet krijgt dat het verdient; bij Fritz Francken en zijn memorialistische geschriften; bij  Gérard Berréby en Piet de Groof, “le général situationniste”; bij Michel de Ghelderode en het Vlaamse Volkstoneel; bij Paul Joostens.

Ik toon hem de groepsfoto, gekiekt in de Vlaamse Club in 1923, waar broederlijk naast elkaar staan: Jean-Jacques Gailliard, Pierre Fontaine, E. L. T. Mesens, Paul van Ostaijen, Marcel Baugniet en Geert van Bruaene. Verder ook August Vermeylen, Edmond Vandercammen, Jean Milo en René Verboom. Hoe komt het dat die toch wel historische foto in geen enkele publicatie over Van Ostaijen opgenomen werd?

We betreuren het allebei dat er geen biografie bestaat van bijvoorbeeld Paul-Gustave van Hecke of André de Ridder.

Als kind ik ging vaak in gezelschap van grootvader op visite bij Mademoiselle Lasne, die in de Lamorinièrestraat woonde. Marie-Louise Lasne, een ietwat theatrale Parisienne, was een kunstzinnige en geletterde vrouw die samenwoonde met haar oudere, kolossale Waalse vriendin, Mademoiselle Letiexhe. Ze gaven beiden les aan het chique Collège Marie-José. De zwaarlijvige Mademoiselle Letiexhe zat altijd in haar stoel, terwijl haar vriendin hyperkinetisch door het appartement liep, steeds druk in de weer met God weet wat. Mademoiselle Lasne was de hartsvriendin van André de Ridder, die haar vaak bezocht. Naast de massieve, onverstoorbare, stoere, wat in zichzelf gekeerde, rustige en vaderlijke De Ridder die met vaste stem bedachtzaam praatte, leek de tengere, bleke en zenuwachtige Mademoiselle Lasne op een diafane précieuse. Wanneer ze het woord tot mij richtte, was het altijd of ze om mij bezorgd was. In haar ogen hoorde een kind blijkbaar met “pauvre” aangesproken te worden. « Mon pauvre Henri, mon pauvre chéri, mon pauvre enfant. » Ik vond dat raar. Wat ze ook zei of vertelde, de zin eindigde altijd een toon hoger, net of ze hoorbaar een vraagteken plaatste. Telkens ik hem toevallig zag, kreeg ik van André de Ridder een “zondag”, ook op doordeweekse dagen. Voor hem was immers elke werkdag een zondag van de geest  en elke zondag een blijde werkdag.

Het eerste boek van André de Ridder dat ik las, was geen boek, maar een overdruk van vijf opstellen verschenen in De Vlaamse Gids die hij in oktober 1959 (ik was net vijftien) “hartelijk” aangeboden had aan grootvader: twee bijdragen over de Russische balletten van Serge de Diaghilev, herinneringen aan Hugo van den Abeele, de fietsende gemeentesecretaris van Sint-Martens-Latem, en twee scherpzinnige en bij wijlen haast profetische opstellen over de Franse nouveau roman, een over Alain Robbe-Grillet en een tweede over Claude Simon. In die 31 pagina’s ligt de volledige persoonlijkheid (en de levenscurve) van André de Ridder vervat: de dandyeske grootstedeling met een voet in de Belle Époque, toen de opvoering van Le Sacre du Printemps van Stravinsky door de Ballets Russes te Parijs haast een opstoot veroorzaakte; de vurige pleitbezorger van het Vlaams expressionisme; en de eindeloos nieuwsgierige geest die meteen de intrinsieke waarde van wat nieuw is weet te vatten, te bevatten en over te brengen.

 

Partager cet article
Repost0
19 février 2008 2 19 /02 /février /2008 07:11

18 februari 2008. Twee thrillers van Karakter Uitgevers ontvangen: Apollo vlinder van Matthias Rozemond en Naakt portret van Loes den Hollander. Rozemond is mij onbekend. Ben dus nieuwsgierig.

Elvin Post is niet alleen schrijver van thrillers, maar ook voetbalcolumnist van het Algemeen Dagblad. Met voetballen heeft hij een vervelende blessure opgelopen. Ik wens hem een spoedig herstel toe, en hij antwoordt kernachtig: “ er wordt aan gewerkt”. Zo hoor ik het graag.

Vandaag heeft Lucienne Stassaert het typoscript van Keerpunt, haar nieuwe dichtbundel, naar uitgeverij P te Leuven gestuurd, de eenmanszaak die enthousiast gerund wordt door de kennelijk onvermoeibare Leo Peeraer. Lucienne is nu thuis en herstelt van een zoveelste heupoperatie. Dat ze haar katten node moest missen, woog waarschijnlijk zwaarder dan haar eigen lichamelijk leed. Van Bert Bevers, de welbesnorde, vond ik de bundel Lambertus van Sint-Omaars beschrijft de wereld in de bus. Ter attentie van Lucienne pluk ik volgend gedicht:

 

Hij kruimt wat kaas voor zijn vriend de rosse kater

die al spint voor hij aan strelen begint. Aah, bier

is lekker water vindt hij telkens weer. Hard gewerkt

heeft hij heden, zowat een hele eeuw weer ligt nu

voor immer vastgelegd. Hij krabt zijn ballen, geeuwt

 

en doet de ogen toe. Er mag een dut. Vanavond meer

misschien bij kaarslicht, maar nu eventjes geen fut.

 

Verder gelezen in Indirect bewijs van Fernand Auwera, een beklijvend boek.

  

In Birma is de algemene toestand beduidend slechter geworden sinds het protest van afgelopen herfst. Zowat 80% van de leiding van de monniken en netwerken van de studenten die het protest hebben aangevoerd zijn opgepakt en gevangen gezet. De over gebleven 20% zijn op de vlucht, of hebben zich verborgen en lopen voortdurend gevaar om alsnog opgepakt te worden. De generaals van Birma maken uitgebreid gebruik van folteringen om de netwerken te ontmantelen.

Partager cet article
Repost0
19 février 2008 2 19 /02 /février /2008 00:00

In de reeks publicaties van het AMVC-Letterenhuis verscheen het boek Allemaal zeep aan onze zolen. Kroniek van het Nieuw Vlaams Tijdschrift (1946-1950). Het werd geschreven door de literatuurhistoricus Bert Van Raemdonck, die momenteel werkt bij de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde in Gent. Hij besteedde eerder aandacht aan de jonge Hubert Lampo in bijdragen die verschenen in het literairhistorische tijdschrift Zacht Lawijd.

Het Nieuw Vlaams tijdschrift (NVT) was het toonaangevende literaire tijdschrift in het naoorlogse Vlaanderen. Hubert Lampo werd van in de voorbereidende fase bij het project betrokken. Van 1946 tot in het begin van de jaren 1960 – toen Ivo Michiels hem opvolgde – was hij redactiesecretaris.

“Een doel dat [oprichter Herman] Teirlinck (…) verwezenlijkte, was het vergaren van het grootste literaire talent dat op dat moment in Vlaanderen actief was. Achteraf beschouwd had het NVT van de drie voornaamste literaire tijdschriften in Vlaanderen zeker de grootste schrijvers in huis,” schrijft Van Raemdonck in zijn slotbeschouwing. “Noch in de redactie van Dietsche Warande & Belfort, noch in die van De Vlaamse Gids zetelden na de Tweede Wereldoorlog zoveel auteurs die een halve eeuw later nog zo grote bekendheid genieten.”

Het NVT bood een podium aan Willem Elsschot, Marnix Gijsen, Hugo Claus, Louis-Paul Boon en vele anderen. Soms publiceerde het in verscheidene afleveringen hele romans, die in het tijdschrift voor het eerst in druk verschenen.

Het indrukwekkende werkstuk van Bert Van Raemdonck (416 pagina’s) exploreert voor het eerst doormiddel van archiefmateriaal uit o.m. het Letterenhuis, op wetenschappelijke wijze de eerste jaren van het NVT. Hij beschrijft uitvoerig hoe de idee voor het blad ontstond. Nog tijdens de oorlog besloten August Vermeylen en Herman Teirlinck om na de Duitse nederlaag uit te pakken met een algemeen cultureel tijdschrift.

Aanvankelijk zou het blad Diogenes heten en moest het een pluralistische redactie krijgen, met mensen uit diverse politieke en levensbeschouwelijke hoek. Na de dood van Vermeylen werd het uiteindelijk een vooral literair tijdschrift, en ondanks de aanwezigheid van enkele katholieke redacteuren, kreeg het een “socialistische” signatuur.

De jonge redactiesecretaris Lampo kreeg o.m. de ondankbare taak te bemiddelen tussen de veeleisende Teirlinck en de latere senator Adolf Molter, die aan het hoofd stond van de socialistische uitgeverij Ontwikkeling in Antwerpen.

Van Raemdonck wisselt “jaarkronieken [af] met beschouwende hoofdstukken waarin de voornaamste ‘verhaallijnen’ worden gesynthetiseerd.” In de beschouwende hoofdstukken zet hij op heldere wijze belangrijke en complexe episodes uit de geschiedenis van het NVT uiteen.

De jaarkronieken bestaan uit chronologisch geordende samenvattingen van de brieven die de betrokkenen met elkaar wisselden. Het resultaat is verrassend levendig; de talrijke citaten brengen redacteuren en medewerkers tot leven. Van Raemdoncks aanpak garandeert volledigheid en objectiviteit. Die maken van Allemaal Zeep aan onze Zolen een onmisbaar instrument voor wie zich wil verdiepen in de geschiedenis van de naoorlogse Vlaamse literatuur.

 

Uiteraard is het dat ook voor al wie belangstelling koestert voor deze boeiende periode in de loopbaan van Lampo. Daarover was tot nu toe weinig bekend, ook al omdat de schrijver zelf er niet vaak op terugkwam.

Een toekomstige biograaf vindt in het boek een schat aan informatie – al moet hij die te gelegener combineren met het materiaal dat bestaat over Lampo’s medewerking aan het literaire tijdschrift De Faun, aan het weekblad Parool, waarvan hij eveneens redactiesecretaris was, en aan de socialistische krant Volksgazet. Een en ander is ook essentieel voor het in kaart brengen van de intellectuele, literaire en publicistieke activiteit ter linkerzijde in het Vlaanderen van vlak na de Tweede Wereldoorlog.

Bert van RAEMDONCK,  Allemaal Zeep aan onze Zolen. Kroniek van het Nieuw Vlaams Tijdschrift (1946-1950). Antwerpen, AMVC-Letterenhuis, AMVC Publicaties 9, 2006, ISBN 9076785090. 

  

    

Partager cet article
Repost0
18 février 2008 1 18 /02 /février /2008 04:00

Matthijs de Ridder wees erop dat er geen literatuurgeschiedenis is die gewag maakt van M.B. Ledegouwer, die in het echte leven Evarist Verdurme heette (Mededelingen, nr. 85 de dato 3 januari).

Echt grote werken heeft hij ook niet geschreven. Niettemin maakte hij vanaf 1911 tot zijn zeer vroegtijdige dood in januari 1914, achttien jaar jong, furore in de rangen van de radicaal flamingantische jeugd die luttele jaren later […], de literatuur drastisch overhoop zou gooien. […] De oorlog bracht een nieuwe generatie dichters voort, die in hun literatuur het failliet van de oude samenleving beschreven en ijverden voor een vernieuwde Vlaamse Beweging.

 Matthijs de Ridder besloot dan maar zelf die leemte te vullen. Zijn (zoals altijd boeiend) artikel staat te lezen in de rubriek “De kleine garnaal” van Zacht Lawijd.

Georges Wildemeersch publiceert en contextualiseert de brieven van Henri Vandeputte (1877-1952) aan Hugo Claus. Uit het artikel blijkt hoe groot de invloed van de ouwe gokker, erudiete “homme de lettres” en listige avonturier op de jonge dichter wel geweest is. In Knack (24 oktober 2007) onderstreept Karl van den Broeck terecht dat in elke Clausbiografie Henri Vandeputte een “opvallende plaats moet krijgen”.

Bij een bezoek van Hugo Claus in de zomer van 1997 gaf ik hem een exemplaar van Vandeputtes Petites lumières, een uitgave van Ça ira uit 1933. Hij vertelde me toen hoe zijn ontmoeting met Vandeputte in het teken stond van James Ensor, van wie werkjes te koop werden aangeboden door de altijd in dwingende geldnood verkerende boekhandelaar. Werkjes waar, laten we hoffelijk blijven, van twijfelachtige herkomst. Dit even terzijde.

In de jaren dertig runde Vandeputte te Antwerpen een kunsthandel uit, galerie Janus op de hoek van de Lange Gasthuisstraat en Oudaan. ”Elle devint le dernier salon où l’on cause, car Vandeputte était un homme charmant, causeur délicieux, un peu décavé par le jeu”, aldus Paul Neuhuys in zijn Mémoires à dada (1996). “Je me représente Vandeputte comme une sorte de caïd convalescent des fureurs de la vie. C’est un visuel plus qu’un auditif. Jouir par les yeux. La vue est le sens centralisateur de la volupté de vivre. ”

Geert van Istendael handelt over Marten Toonder, Sanne Parlevliet over de bewerker van historische letterkunde Dirk Leonardus Daalder. “Onder activistische bibliothecarissen”, een korte maar verhelderende bijdrage van Rob Delvigne, gaat over Antoon Thiry en Willem de Vreese in Nederland. Tot slot, een mooie bijdrage van Kornee van der Haven:  “Socialisme in het werk van Freek van Leeuwen”.

Elke aflevering van Zacht Lawijd, een uitgave van de Stichting ZL i.s.m. het AMVC-Letterenhuis Antwerpen en het Letterkundig Museum Den Haag, reikt nieuw materiaal aan en tekent nieuwe denkpistes. Bovendien is het blad voorbeeldig geïllustreerd en primeert nog steeds de leesbaarheid van de tekst op de “originaliteit” van de lay-out.

 
ZL, literair-historisch tijdschrift, zesde jg., nr. 4, juli-augustus-september 2007, 109 pp., ill., 9 €. Garant Uitgevers, Somersstraat 13-15, 2018 Antwerpen. Abonnementsprijs (4 nummers): 30 € (betaling na ontvangst acceptgirokaart).

Abonnementsadministratie Nederland: Letterkundig Museum, Postbus 90515, NL 2509 LM Den Haag.

Over Paul Neuhuys en ça ira:
http://www.caira.overblog-com


Partager cet article
Repost0
17 février 2008 7 17 /02 /février /2008 22:17

Toen Alain Germoz (°1920) in de winter van 1992 Archipel oprichtte ( “om zich het leven te bemoeilijken”), koos hij resoluut voor een anthologische formule, waarbij uitsluitend creatieve teksten in aanmerking kwamen. Hiermee gaf hij te kennen dat de uitdijende (postmodernistische) woekering van teksten over teksten hem hoog zat (en zit). In de jongste aflevering wordt nu vooropgesteld dat de afleveringen van het cahier voortaan grotendeels rond een thema gebouwd zullen worden.

De afdeling “Spécial jazz”, die zowat 65 % van de redactionele oppervlakte beslaat van het jongste nummer, opent met een sterke tekst van Germoz (Stormy Weather) – persoonlijke terugblik en mijmering, herinneringen aan ontmoetingen, dit alles doorspekt met korte en des te meer treffende historische en sociologische beschouwingen.

Je ne savais pas encore quel rôle déterminant les disques d’Ellington, d’Armstrong, de Lionel Hampton, de Sidney Bechet, de Kid Ory et tant d’autres, allaient jouer dans ma vie lorsque, le 10 mai 40, je fus réveillé par le tapage insolite des Stukas venus bombarder Anvers. Le jazz fut relégué parmi les créations interdites de « l’art dégénéré », mais, pour ses fervents, devint l’indispensable viatique dans les moments de désespérance. Ce fut un grand soutien tout au long de l’Occupation.

Dat was ook het geval voor zijn neef Guy Vaes (Une jeunesse en jazz):

Au début de la Deuxième guerre, Alain Germoz m’emmena chez le baron de Gerlache. Celui-ci possédait en 78 tours, environ tout l’œuvre gravé d’Ellington. À ce brasier musical, il soutira ce qu’il fallait pour colorer la grisaille d’une ville sans joie [...].

Vaes wijst op de invloed van de jazz op zijn werk:

Au blues, je dois une part de ma démarche romanesque. Octobre long dimanche » est sous-tendu par les inflexions des clarinettistes créoles, et plus encore par les phrases chargées de mélancolie et de révoltes des trompettistes tels que Louis Armstrong, Tommy Ladnier, Henry Red Allen et Buck Clayton.

De interactie tussen jazz en andere kunstvormen komt trouwens aan bod in bijdragen van Aaron Prevost (‘Poésie, swing en Jacques Réda’), Jacques Chesnel (‘Quelle est l’interdépendance éventuelle entre le jazz et la peinture’). Signaleren we ten slotte de gedichten van Pierre Givodan, Charles A. Perrone, Willem M. Roggeman en Guy Vaes.

In Poëziekrant onderstreept Patrick Auwelaert dat met zijn jongste bundel, Blue Notebook (Antwerpen, Demian, 2006), Willem M. Roggeman zich verdiend schaart “in het rijtje van Vlaamse ‘jazzdichters’ als Adriaan de Roover, Willy Roggeman, Jan van der Hoeven en Roger M.J. de Neef”.  In het rijtje ontbreekt de naam van Max Kazan.

&

Agnès Caers publiceert een verhelderende inleiding tot en spitse aantekeningen bij de jongste bundels Rebuten (2004) en Geheim besogne (2007) van Renaat Ramon, waaruit ze tevens een aantal gedichten en uittreksels vertaalt. Ramon is wellicht de meest onderschatte levende Vlaamse dichter.

Déchiffreur d’énigmes, - tâche réservée par Nietzsche au poète -, Renaat Ramon rend leur noblesse aux Lettres flamandes, trop souvent avilies par un néo-naturalisme grossier, appauvries par de stériles ratiocinations idéologiques. La poésie chez lui est ramenée à sa vraie fonction : oser imaginer l’impensable. Là où s’arrête tout connaissance rationnelle. À cette pointe extrême des avancées mathématiques, qui depuis Heisenberg d’ailleurs ont si bien troué l’infini, qu’il va de soi désormais que Dieu s’amuse à jouer aux dés. Tout ne naît-il pas du jeu de l’enfant dieu d’Héraclite? La « secrète besogne » du poète étant précisément de jouer à sa suite et tout comme lui.

Het parallellisme met het gedachtegoed van Michel Seuphor is treffend.

Renaat Ramon is niet alleen plastisch kunstenaar en dichter, hij schrijft ook erudiete monografieën. Het is nu met ongeduld wachten op de aangekondigde Geschiedenis van de visuele en concrete poëzie in Vlaanderen en Nederland.

 
Archipel, nr. 25, 2007, 127 blz., ill., 15,49 €. Abonnement (2 afleveringen): 24,79 €.

Vzw Archipel, Jan van Rijswijcklaan 7, bus 2, 2018 Antwerpen.

E-mail: vzwarchipel@pandora.be

 

 

Partager cet article
Repost0
16 février 2008 6 16 /02 /février /2008 17:39

Half juni 1934 sloeg A. den Doolaard Anton van Duinkerken vol in het gezicht. Ander lichamelijk geweld komt in Roomse ruzie niet voor, maar voor het overige doen de opgenomen brieven, notulen van redactievergaderingen, programmatische teksten, memoires, krantenstukken en andere documenten in heftigheid hiervoor weinig onder.

De vechtpartij was een van de vele incidenten in de ruzie die eind 1933 ontstond binnen de redactie van het literaire tijdschrift De Gemeenschap (1925-1941), het brandpunt van de rooms-katholieke jongeren. Het kamp van Van Duinkerken stond daarbij tegenover dat van Albert Kuyle, die steeds onverzoenlijker voor een sociaal en religieus engagement koos.

Redacteur Jan Engelman had vanaf het begin een grotere artistieke vrijheid opgeëist, zonder religieuze belemmeringen. Die ontwikkeling had eind 1930 geleid tot het vertrek van Engelman uit de redactie.

Van Duinkerken neigde vervolgens tot een compromis en wilde Engelman terug in de redactie. Eind 1933 leidde dat tot een breuk: Kuyle en zijn medestanders werden uit de redactie verwijderd en richtten vervolgens het concurrerende De Nieuwe Gemeenschap (1934-1936) op, dat al snel in fascistisch vaarwater terecht kwam. Roomse ruzie documenteert een ingrijpende periode uit de geschiedenis van het Nederlandse intellectuele leven van de twintigste eeuw.

Het boek wordt eerlang besproken in de Mededelingen van het CDR. Een proefnummer van Mededelingen kan aangevraagd worden via hfj@skynet.be

 

Sjoerd van FAASSEN & Salma CHEN (samenstelling), Roomse ruzie. De splitsing tussen De Gemeenschap en De Nieuwe Gemeenschap, Nijmegen, Vantilt, 2007, ill., 472 p., 34,90 €.

Partager cet article
Repost0
16 février 2008 6 16 /02 /février /2008 16:04

Vandaag, zaterdag 16 februari, vond in de aula Chrysant van het crematorium van Antwerpen de plechtigheid plaats ter afscheid van Michel Bartosik (zie eerdere berichten de dato 3, 5 en 8 februari).

Zoon Jan Bartosik las een sobere maar niet minder pakkende tekst voor, waarna Roger M.J. de Neef aan het woord kwam met een

                         Persoonlijk getuigenis en vaarwel
                         namens de vrienden en dichters.

 
 

Michel, mijn Poolse ‘Geschreven vriend’ van ons,

Ik kende, uk ken hem al bijna 40 jaar. Eigenlijk niet zo goed, eerder terloops van ‘tussendoor’.

Wat wij al die tijd gemeenschappelijk hadden waren de teksten, de gedichten van anderen naast de eigen gedichten die wij zelf hebben gemaakt, geleefd en met een vorm van schroom – noem het gêne – elkaar wel eens toeschoven.

En toch: ik was de officiële getuige bij je huwelijk met Louisa (die je ook toen al eens ‘Wiske’ noemde).

Ik wist je twee zonen, Thomas en Jan geboren worden, ook enkele van jouw gedichten die je moeizaam, bijna aarzelend onderbracht in cycli en soms in bundels.

Over wat we in het hoofd en in het bloed hadden – je noemde dat ‘roeping’ om mij te tergen – daar hebben wij niet zo vaak over gepraat.

Wij hielden van eten en van wijn zonder woorden.

Terloops heb ik jou tot viermaal toe een telkens licht gewijzigde versie van altijd datzelfde gedicht waar ik mee zat ‘Syllabus van de roos’ in handschrift aangeboden. Alle vier heb je ze aangenomen. Achteraf er nooit op gereageerd en ik heb je laten betijen omdat ik vermoedde dat woorden alleen maar versies van de stilte kunnen zijn en ik al voelde en zag dat mijn gedichten nooit helemaal voltooid of af zouden zijn, ik waarschijnlijk misschien wel echt doorhad dat mijn verzen bij jou in goede handen waren.

En hier sta ik nu, Michel, met de groeten van vrienden, van dichters: van Vera die je uitwuift met een vers van puur zonlicht, die straks naar jouw stem tast en enkele van jouw gedichten leest; groeten van Marcel die het blanco blad verminkt, een nieuw ‘dada’ gedicht begint, groeten van Anneleen die jou stiekem een sigaret aanreikt; van Dirk, van Eric en Hans die met overgave en kennis jouw gedichten hebben gespeld.

Groeten van Joris Gerits die vindt dat jij een onnavolgbaar mooi ‘Tombeau’ gedicht voor je vader schreef, vaarwel van Lucienne die in het ziekenhuis van een vijfde heupoperatie herstelt; groeten van Jan, van Tino van wie ik niets heb gelezen maar die het liefst nog in het Frans schrijft, van Marc Tiefenthal die andermaal voor jou een vuurspuwend ‘Coltrane’ gedicht uitprobeert; van Henri-Floris die aan zijn blog werkt, vooral ’s nachts leeft, en almaar leest en geeuwt; groeten van hartsvriend Wilfried die zich excuseert omdat hij een kwartiertje eerder dan jij is afgereisd.

Springerige groeten van Ornette Coleman die jou en Jan met zijn krijtende altsax van wit metaal achternazit in park Den Brandt.

Groeten ook van Rody die schaduwrijke woorden uit je handschrift plukt en die op een weegschaal weegt. Vaarwel van Leonard en van Gerd, van Gust, Robby en Gerda, van de vrienden van de donderdagavond, van de geweldenaars/klaplopers en versierde figuranten van café Bato Batu.

Vaarwel van allen die hier zijn, - niet zijn – die jou gehoord, ontmoet, gelezen, verzwegen hebben.

Adieu van mij, omdat wij een zeer onvolledige en daarom perfecte relatie hebben gehad.

Ik dank je, Michel.

Omdat ik, met die andere woorden, nagenoeg hetzelfde als jij heb geschreven, blijf ik je opzoeken en ondervragen. Je in mij vasthouden en verliezen. Van je houden.

Roger M.J. DE NEEF

Na voorlezing van een brief namens de Poolse familie (met simultaanvertaling) van getuigenissen van een medestudente van Michel Bartosik (over het wonderjaar 1968) en van een studente en promovenda van prof. dr. Michel Bartosik, kwamen Jan Struelens, Erik Spinoy en Dirk van Bastelaere aan het woord. Laatste spreker vond het kennelijk de geschikte gelegenheid om een van die pedante, pseudo-diepzinnige uiteenzettingen te houden waarop hij kennelijk een patent heeft.

Vera Alexander Beerten sloot de plechtigheid af met de lezing van een paar gedichten van Michel Bartosik, waarna de asurn ter aarde werd besteld op het Ereperk van Schoonselhof.

Waren o.a. aanwezig: Arne Adams, Alstein, Maris Bayar, Bert Bevers, Peter Bormans, Frank de Crits, Roger Derijckel, Gerdi Esch, Joris Gerits, Jules Gilles, Clara Haesaert, Henri-Floris Jespers, Pruts Lantsoght, Constance de Neef, Leonard Nolens, Renaat Ramon, Adriaan Raemdonck, Tony Rombouts, Gerd Segers, Walter Soethoudt, Marc Tiefenthal, Jean Weisgerber.

&

Attenties

 

Geste

van het kind

naar de besneeuwde straat

 

Hierzie – twee kaarsen

 

één voor bij de boeken

één voor als het koud is

 

Michel BARTOSIK

Partager cet article
Repost0
16 février 2008 6 16 /02 /février /2008 00:00

Het dagblad Trouw wijdde uitvoerig en lovend uitgebreid aandacht aan onze editie van het Dagboek van Mihail Sebastian. De recensent heeft alleen bezwaren tegen een handvol door mij gebruikte Vlaamse uitdrukkingen. Decennia geleden was er geen enkele in Nederland gepubliceerde recensie van in Vlaanderen uitgegeven boeken te lezen zonder dat er triomfantelijk kraaiend en met opgeheven bestraffend vingertje naar dit onaanvaardbaar taalgebruik werd gewezen. Maar nadat in de loop der jaren bleek dat Nederlanders in gemeenschappelijke Hollands-Vlaamse taalspelletjes steevast door de Vlamingen werden geklopt en Vlamingen bovendien op de eerste rij stonden als er prijzen voor moeilijke dictees werden uitgereikt, verstomde dit geschoolmeester allengs. De Trouwrecensent heeft de taalbijl weer aangescherpt. Zo heeft hij er bezwaar tegen dat ik 'ter plaatse blijven trappelen' gebruikt heb, waar hij 'stagneren' had verwacht. Hij vertelt er langs zijn neus bij dat er een Roemeense editie in de buurt lag. Zo? Welke uitdrukking gebruikte Sebastian op 17 mei 1936? Het ook in het Roemeense aan het Frans ontleende 'a stagna'?. Neen, dat deed Sebastian niet. Hij schreef letterlijk: 'mijn stuk bleef ter plaatse' (piesa mea a ramas locului, en niet piesa mea a stagna). Heeft de Franse vertaler 'stagner' gebruikt? Neen, die vertaalde: Ma pièce n'a pas bougé. Zo. Sebastian gebruikte toch niet a nu curge? Of a sta? Of a se opri? Zou daar in Parijs ook een Trouwrecensent op vinkenslag liggen?

PS voor Nederlanders:  'op vinkenslag liggen' is Vlaams en betekent  'popelen', of  'op het vinkentouw zitten.' Ne pas bouger =  niet bewegen.

WEVERBERGH

Mihail SEBASTIAN, Dagboek 1935-1944. De alom gerespecteerde banaliteit van het kwaad. Vertaald uit het Roemeens door Petrina Stoianovici en Julien Weverbegh, Antwerpen, Wever & Bergh, 2007, 640 p., 34,90 €.

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche