Frank Ivo van Damme & Joke van den Brandt
Tot 20 mei loopt in het Kunstcentrum Hof De Bist een documentaire tentoonstelling over leven en werk van Frank Ivo van Damme (°Merksem, 2 september 1932). De meer dan tweehonderd pagina's tellende systematische catalogus van zijn internationaal gewaardeerde ex-librissen in houtsneden of kopergravure verscheen in 2009 te Shangai. Frank Ivo van Damme, laureaat van het Nationaal Instituut voor Schone Kunsten, master van het Plantin-Genootschap en eredirecteur van de Academie voor Plastische Kunsten van Merksem, geniet ook naam en faam als portrettist. De huldetentoonstelling belicht ook minder bekende aspecten van zijn werk.
De meer dan 350 aanwezigen op de vernissage, vrijdag 20 april, werden verwelkomd door districtsschepen van Cultuur Koen Palinckx. De organisatoren verwachtten kennelijk een toeloop van belangstellenden en de stad had een grote tent laten zetten voor de toespraken en de receptie.
Koen Palinckx
Hier volgen de integrale tekst van de toespraken van Tony Oost, ereconservator van het SteM (Stedelijke Musea van Sint-Niklaas) en Leen van Dijck, directeur van het AMVC/Letterenhuis te Antwerpen.
Tony Oost
Dames en Heren vrienden van Frank Ivo van Damme
Dit jaar vieren we hier een dubbele verjaardag. Het Kunstcentrum Hof De Bist viert zijn veertigste verjaardag. Ekeren kan alleen maar dankbaar zijn dat in 1972 de heer Bruno Peeters de oprichting van dit Kunstcentrum realiseerde.
Koen Paelinckx als districtsschepen cultuur en voorzitter van het kunstcentrum kijkt al uit naar de heropening van het centrum na een nodige restauratie en renovatie.
Maar vanavond vieren we een feesteling dubbel zo oud, die geen restauratie, laat staan renovatie nodig heeft: Frank Ivo van Damme.
Frank, ik ben jaloers.
Jaloers op jouw mooie leeftijd van tachtig jaar, jaloers op jouw dynamiek die je nog altijd drijft, jaloers op de vele plannen die je nog wilt realiseren, jaloers op zo’n lange carrière als kunstenaar, jaloers op jouw mooimenselijk leven dat als voorbeeld mag dienen.
Frank, ik ben onzeker.
Wat moet ik vertellen over iemand die al bijna tachtig jaar vol energie door het leven gaat, wat zeg ik, loopt! We kennen elkaar ongeveer tien jaar. Dat is maar één achtste van je rijk gevulde leven!
Onze eerste ontmoeting vergeet ik nooit. Het was op de opening van een grafiektentoonstelling in Sint-Niklaas, waar ik nog maar onlangs verantwoordelijk was geworden voor de Stedelijke Musea en bijgevolg ook van het Internationaal Exlibriscentrum. Tussen al de aanwezigen was je me al opgevallen: een non-conformist met volle baard en op sandalen! En toen we werden voorgesteld kreeg ik een spontane omhelzing met een even spontane zoen. Ik kreeg er letterlijk, maar nog meer figuurlijk een rode kop van. Zo is Frank. Met één spontane, korte daad sluit hij een vriendschap voor het leven! Wat moet Joke overkomen zijn toen ze Frank voor het eerst ontmoette?
Wat moet ik vertellen over zaken die Frank beter kent dan ik? Over zo’n lange en vruchtbare kunstenaarscarrière waar geen einde aan komt? Over zijn visie op kunst en grafiek in het bijzonder? Over de technieken die hij gebruikt in zijn werk? Hij had ze al onder de knie toen ik nog stuntelde met een griffel op een lei.
Sommigen beweren dat je een kunstwerk als kunstwerk, als kunstwerk op zich moet beoordelen. Los van al de rest, los van de kunstenaar en de tijd waarin het ontstond. Ik heb daar serieus mijn twijfels bij. Stel je voor. De vele bezoekers die hier ongetwijfeld zullen komen, weten niet wie al deze uiteenlopende kunstwerken heeft gemaakt; weten niet wanneer ze zijn gemaakt, weten niet welke opleiding de kunstenaar kreeg en weten ook niet waarom ze nu hier hangen. Wat gaan die bezoekers bij het buitengaan denken? Wat gaan die bezoekers missen omdat ze niet weten dat het Frank is die ze maakte? Wat gaan die bezoekers missen omdat ze niet weten dat deze kunstwerken zestig jaar geleden maar evengoed gisteren zijn gemaakt?
Als ik naar het werk van Frank kijk, en ik beperk me tot zijn ex-librissen die ik het best ken, schieten mij steeds drie woorden te binnen: sensueel, levensblij, humoristisch.
Dat Frank naakte mannen en nog veel meer mooie naakte vrouwen toont, valt onmiddellijk op. Dat ze van alles tonen en uitspoken, zie je zelfs met je ogen dicht. (Het liefst met je ogen dicht, want dan kan je verder dromen en fantaseren!). Soms gedurfd, maar nooit aanstootgevend. Want het zijn steeds blije mannen en vrouwen die Frank uitbeeldt, vol levensvreugde, mensen die liefdevol genieten en gelukkig zijn. Ze genieten van alle aspecten van het leven en de vrouwen komen er nog rondborstig voor uit ook. En hoe meer je kijkt, hoe meer je ziet. En hoe meer je ziet, hoe meer je geniet. Soms monkelend, soms schaterlachend om een humoristische toets die je bij de eerste blik miste. Want daar is Frank ook sterk in: pas bij nader toezien merk je nieuwe dingen op. De speelsheid waarmee hij bepaalde dingen uit het houtblok of de koperplaat krijgt, zijn zo spontaan, zo vloeiend alsof het hem geen moeite kost. Wat natuurlijk niet juist is. Kunst is en blijft voor Frank arbeid. Hij is een vurige verdediger van het kunnen, van het ambachtelijke in de kunst.
Daarom kan je blijven kijken naar het werk van Frank en kan je blijven genieten. Zo doe ik het en zo doen, Dames en Heren, jullie het ongetwijfeld ook.
Wie Frank kent, geniet van zijn werk. Frank ís zijn werk, zijn werk ís Frank.
Leonard Nolens zei onlangs heel overtuigend in Knack naar aanleiding van zijn 65ste verjaardag iets gelijkaardigs: “Ik bén mijn poëzie.”
Frank, ik ben vereerd.
Dat ik hier mag spreken. Een snotneus bij wijze van spreken mag op de opening van je jubileumtentoonstelling het woord voeren, voor mensen die jou en jouw werk al veel langer kennen dan ik.
Ik ben vereerd omdat ook ik mijn steentje mocht bijdragen. Maar de meeste lof verdient Joke, de drijvende kracht achter jouw huldiging en jullie kinderen die samen de tentoonstelling samenstelden. Frank, je mag je gelukkig prijzen al zo vele jaren de onbaatzuchtige steun te mogen genieten van je Joke. Joke, ons aller dank!
Bovendien ben ik vereerd omdat ik vanavond samen en namens velen een welverdiende hulde mag brengen aan jou, Frank, als mens én als kunstenaar.
Frank, begrijp me niet verkeerd, ik wil niet beweren dat je er nu mee moet ophouden, integendeel. Moge deze hulde van velen je een hart onder de riem steken om nog vele jaren ons te laten uitkijken naar en ons te laten genieten van toekomstig werk!
Frank, ik ben blij.
Frank, je verdient deze hulde, niet omdat je binnenkort tachtig wordt (dat is vandaag niet meer zo moeilijk), niet omwille van je lange carrière (dat is vandaag wél moeilijk), maar wel om wat je deed in deze lange carrière, om wat je realiseerde in je leven als mens én als kunstenaar, om wat je bent als mens én als kunstenaar.
Ik ben blij, Frank, omdat zoveel mensen bijdragen aan deze mooie hulde. Niet alleen allen die bij de samenstelling van deze tentoonstelling hielpen, niet alleen het personeel van het Kunstcentrum De Bist dat hun beste beentje heeft voorgezet, of Annick Van herp en haar ploeg van RAXA voor de schitterende realisatie van deze tentoonstelling, maar ook de vele mensen die op eigen initiatief bijdragen om jouw te huldigen. Ik denk hierbij in het bijzonder aan de heer Francis Dirix die de prachtige publicatie Houtblokverhalen eigenhandig van de originele blokken drukte, met veel liefde voor jou en jouw grafisch werk.
Ik ben blij, Frank, dat we met zovelen zijn om je te vieren.
Frank, omdat vrouwen in je leven en in je werk belangrijk zijn, geef ik met veel plezier het laatste woord aan een vrouw, mijn oud-collega bij de stad Antwerpen en de gewaardeerde directeur van het Letterenhuis: Leen Van Dijck.
Leen Van Dijck
Beste vrienden van Frank,
Tja, wat kan ik nog toevoegen aan de woorden van Tony Oost? Niet dat er over Frank niets meer te zeggen valt, natuurlijk, er kan een heel boek over hem geschreven worden, nietwaar Joke, maar ik ben niet de ideale auteur omdat ik mij, door tijdsgebrek, onvoldoende heb kunnen verdiepen in zijn zeer veelkantige persoonlijkheid. Ik zal me dus noodgedwongen beperken tot enkele hoofdstuktitels.
Al lang voor mijn aantreden als baas van het Letterenhuis was Frank, samen met zijn onafscheidelijke zielsverwant Joke, een trouwe fan, van het toenmalige AMVC dus. En zo heb ik hem ook persoonlijk leren kennen: een enthousiast bezoeker, een hartelijke en joviale man met een authentieke belangstelling voor het brede scala van het Vlaamse cultuurleven, ook in de letteren. Hij is zelfs in zijn jonge jaren de stuwende kracht geweest achter het jongerentijdschrift Pijpkruid. Het archief daarvan heeft Frank vorig jaar aan het Letterenhuis geschonken, en zo kon ik het even inkijken. Pijpkruid was de voortzetting van de FTC, de Felix Timmermans Clubkrant, een gestencild blad dat in 1949 het licht zag. Het eerste nummer van Pijpkruid verscheen op 1 januari 1952 en het liep tot december 1958. De naam 'Pijpkruid' werd vanaf 1957 wereldberoemd in Vlaanderen en Nederland, want toen verscheen de eerste (Nederlandse) vertaling door Max Schuchart van De Ban van de Ring van Tolkien, die zijn Hobbits Pijpkruid of Halflingenblad liet roken. Frank was toen zelf ook een pijproker… In die tijd kon dat nog, werd dat zelfs aangemoedigd…! Maar terzake! Pijpkruid wilde “een werkterrein” zijn, en als je weet dat de term “werkplaats” nu een subsidieerbaar iets is geworden, is dat alweer merkwaardig. Pijpkruid wilde aan jongeren de kans geven “hun literaire en grafische werken aan kunstenaars en kunstliefhebbers aan te bieden”. Als ik de jaargangen zo doorbladerde, kreeg ik de stellige indruk dat de grafische redactie, onder leiding van Frank Ivo, een groter aantal groten in hun jonge jaren heeft weten te strikken: Antoon Macken, Marcel Mutsaers, Gerard Goudaen, Hélène van Coppenolle, van wie het Letterenhuis in 2011 het archief verwierf, en natuurlijk de redacteurs Antoon Vermeylen en Frank Ivo. Na elke jaargang werd ook een kunstmap uitgegeven, met grafisch werk. Allengs zie je ook een aantal bekendere literatoren hun bijdrage leveren: Rudolf van de Perre, Louis Sourie, Marc Dangin, Roland Jooris, Jan Berghmans en… mijn toenmalige jonge buurvrouw Mia Coomans, die gehuwd was met Gregor Boude, wiens archief ook in het Letterenhuis is terecht gekomen… Dit heel vroege verhaal uit het leven van Frank is eigenlijk een voorbode voor wat volgen zal, het is uitermate typerend voor wat Frank is (geworden) en waar hij voor staat. Met name: een man die een breed cultureel “netwerk” uitbouwt, van kunstenaars en van literaire vrienden (hij heeft ook Joke in de Pijpkruid-periode gevonden ); een man die bezeten is door zijn werk, door zijn kunst; een man die zich ook het technische, het ambachtelijke aspect aantrekt (Pijpkruid werd artisanaal gedrukt op een oude handpers…) en ook een man die er vurig voor ijvert om jonge collega’s volop kansen aan te reiken.
Dat laatste heeft hij zeker ten volle kunnen realiseren toen hij in 1971 de Vrije Vesper Tekenschool Merksem oprichtte, die uitgroeide tot de Stedelijke Academie voor Plastische Kunsten. Daar is hij van 1973 tot 1992 directeur geweest.
Zoals ik al zei, Frank is dus niet alleen kunstenaar, hij is ook een bekwaam ambachtsman. Voor hem zijn die twee aspecten van de grafiek onlosmakelijk verbonden: in TMuzet van mei 1978, een jongerentijdschrift van een latere generatie, zegt hij daarover in een interview met Rudy Vanschoonbeek:
“Ik maak dus tekeningen die ik vervolgens drukkensklaar maak, en dan druk ik ze zelf […] want pas als er een afdruk is gemaakt is het werk helemaal af. Het hoort erbij. […]
Ikzelf begin bij de schets, en eindig met de druk. Dat houdt o.a. in dat je die schets moet kunnen ‘herschrijven voor de andere instrumenten’. (…) (…een graficus) moet op de hoogte zijn van de verschillende mogelijke drukprocedés – gravure, litho, ets e.d. - wil hij écht een graficus zijn.”
Hier spreekt de gepassioneerde kunstenaar! Een enorm bedrijvig kunstenaar ook. Als maker van ex-librissen is hij wereldvermaard, u hoorde er Tony al over. In november 2009 werd in het Fu Xian Zhai Museum in Shangai een tentoonstelling georganiseerd met zijn volledig ex-libris oeuvre. De catalogus van die expo toont die werken ook allemaal: 457 hout- en 340 kopergravures. Pakweg 800 ex-librissen dus in een periode van ca 60 jaar (want Frank Ivo is wel heel vroeg begonnen, maar niet in zijn wieg!). Ronduit indrukwekkend! Daaronder ook een prachtige suite van 27 letters Keltisch alfabet (koper), waar hij aan werkte tussen 1993 en 1997, en gepubliceerd als Exlibris ABC.
Maar Frank deed nog veel meer: hij was actief als ontwerper voor boekomslagen, als illustrator van verzenbundels en jeugdboeken, als decor- en kostuumontwerper voor het Reizend Volkstheater, als ontwerper van historische stoeten (las ik ook), als maker van gelegenheidsprenten en oorkonden, en natuurlijk ook als geïnspireerd portrettekenaar van talloze Vlaamse schrijvers, kunstenaars en musici: een keuze van die portretten werd in 2010 onder de toepasselijke titel Getekend voor het leven tentoongesteld in Edegem, met een mooie publicatie van het Davidsfonds.
Frank Ivo stelde ontzettend veel tentoon, in binnen- en buitenland, tot in Shangai toe dus, hij werd gelauwerd en hij kreeg prijzen: tweemaal de baron de Brouwerprijs, in 1957 en in 1963, in 1971 was hij laureaat van het Plantin-genootschap, waar hij zelf in 1968 nog cursus had gevolgd, en in 2010 kende het tijdschrift Heibel de Nestorprijs toe aan Frank Ivo en aan Joke van den Brandt! En zo was het goed, samen bekroond, want ik heb Frank nog niet vaak zonder zijn Joke gezien! Met zijn fototoestel in de aanslag verslaat hij zowat alle culturele manifestaties in het Antwerpse. En Joke maakt er teksten bij en samen publiceren ze die in de onvolprezen Mededelingen van het Centrum voor Documentatie en Reëvaluatie van Henri-Floris Jespers.
Beste Frank, er is nog ontzettend veel over jou te vertellen, maar het is hoog tijd om je tentoonstelling, een representatieve selectie uit je werk, te gaan bekijken, en te klinken op jou en je werk. Ik wens je een heel gelukkige verjaardag, met je grote gezin, met je fantastische Joke, en ik zou zeggen: volhard in de boosheid, blijf eeuwig jong en blijf er een lap op geven! Proficiat!
Frank Ivo van Damme ontving het eerste exemplaar van de tot de verbeelding sprekende Houtblokverhalen (Private Press BlackBox te Hasselt). Een vijftigtal eigenaars schreven op vraag van uitgever Francis Dirix een commentaartekst op hun ex-libris van Frank Ivo van Damme en leenden hun blokje uit, zodat het rechtstreeks afgedrukt kon worden van de originele blokken.
*
De tentoonstelling is vrij toegankelijk tot 20 mei, tijdens de openingsuren van het kunstcentrum elke woensdag en vrijdag van 14 tot 16 uur, zaterdag van 14 tot 17 uur en zondag van 10 tot 12 en van 14 tot 17 uur.
Kunstcentrum Hof De Bist, Veltwijcklaan 252, Ekeren
■