Prof. dr. Michel Bartosik studeerde Germaanse filologie aan de Vrije Universiteit te Brussel, waar hij onder leiding van professor Jean Weisgerber in 1978 promoveerde over de poëzie van Jacques Hamelink. Hij was toen al zes jaar werkzaam aan de VUB, waar hij in 1994 voltijds docent Nederlandse letterkunde en poëzie werd; sinds 1997 was hij ook deeltijds docent aan de Université Libre de Bruxelles.
In de jaren zeventig was Bartosik redacteur van de tijdschriften Hand en Impuls. Samen met Wilfried Adams (1947-2008) schreef hij in 1975 Proeve voor een Impuls-manifest. Hij publiceerde doorwrochte opstellen en recensies in het Nieuw Vlaams Tijdschrift, Kreatief, Tirade, Dimensie en Poëziekrant over o.m. Hans Lodeizen, Hugues C. Pernath, Jacques Hamelink, Gerrit Kouwenaar en Willem Jan Otten.
De jongste jaren publiceerde Poëziekrant uiteenlopende maar altijd opmerkelijke zoniet verrassende opstellen van zijn hand. Hij nam eveneens zitting in commissies van het Vlaams Fonds voor de Letteren.
&
Naast heel wat in een rits tijdschriften verspreide gedichten, publiceerde Michel Bartosik vier bundels:
- Linguïstiek, Antwerpen, Contramine, 1975.
- De verzamelnaam der eenzaamheid, Antwerpen, Pink Editions & Productions, 1976.
- Rigor mortis, Antwerpen, Pink Editions & Productions, 1980.
- Geschreven familie, Gent, Poëziecentrum, 2003 (waarin opgenomen een herziene versie van Sunt lacrimae, een bibliofiele editie verschenen in 1990).
Linguïstiek werd geïllustreerd door Jan Struelens en ingeleid door Paul Hadermann. In De verzamelnaam der eenzaamheid werd een tekening opgenomen van zijn vrouw, de schilderes Louise Chevalier (°1949), die met haar tentoonstellingen in Galerij 3K (met zoon Thomas Bartosik, 2001) en in het Elzenveld (“De helft van de tijd”, 2007) terecht op bijval mocht bogen.
&
Michel Bartosik was lid van Pink Poets, het discrete genootschap opgericht in de herfst van 1972 door Patrick Conrad en Nic van Bruggen. De eerste om toe te treden tot dit collectief van individualisten was Werner Spillemaeckers, meteen gevolgd, in december, door Paul Snoek. Ik was al eerder benaderd door de stichters, had bedenktijd gevraagd, en werd pas in januari 1973 als vijfde man ‘geïnstalleerd’. Pernath, behekst door getallensymboliek, stond er uitdrukkelijk op de zevende zetel te bezetten, zodat eerst nog Michel Bartosik als zesde Pinkbroeder ‘bevestigd’ werd. Tot aan de opheffing van het genootschap in 1982 zou Bartosik een voorbeeldig lid zijn, die secuur aan de werkzaamheden deelnam.
In de bijzondere aflevering van het Nieuw Vlaams Tijdschrift naar aanleiding van het eerste lustrum van Pink Poets (jaargang 30, nummer 9, november 1977) publiceerde Bartosik een belangwekkende verklaring, waarin hij coram publico een stelling openbaarde die tot dan sub rosa werd beleden:
Aanvankelijk was het onze bedoeling in dit geheel aan Pink Poets gewijde nummer het lange slot van Jan de Roeks meer dan honderd bladzijden tellende bundel Jeunesse dorée op te nemen. Plaatsgebrek noopte ons ertoe deze publicatie tot een volgende aflevering uit te stellen.
Ik geloof niet dat we met deze eigenzinnige annexatie iets ongehoords begaan.
Jaren later zou hij in bittere bewoordingen verklaren dat hij het voor zichzelf als een vergissing beschouwde, tot Pink Poets te zijn toegetreden.
Wat er ook van zij, in Van Ostaijen tot heden (2001) stelt Geert Buelens in een historisch perspectief vast:
Hoewel, zoals gezegd, bezwaarlijk beweerd kan worden dat Conrad, Van Bruggen, Pernath, Adé, Spillemaeckers, Bartosik, De Vree en Jespers eenzelfde soort poëzie schreven, zorgde hun genootschap er wel mee voor dat de experimentele (of minstens: experimenteel aangelengde) poëzie in Vlaanderen als een even voorname traditie werd gezien als de klassieke(re).
&
Buelens wijst erop dat Bartosik met woorden én met metafysica speelt, maar dat hij minder dan Adams grote worden schuwt. Hij wijst op de invloed van Pernath, Trakl en Celan (je zou minder goede leermeesters kunnen kiezen), en stelt vast dat ook bij Bartosik “de onmogelijkheid tot echte communicatie centraal staat”.
Leven en schrijven komen hier dus erg dicht bij elkaar te liggen, maar anders dan bij de in dat opzicht verwante Leonard Nolens leidt dat bij Bartosik nergens tot een echt overtuigend geloof in de kracht van het woord.
Kortom,
Bartosik blijft dichten zoals een zelfmoordenaar blijft leven.
In de warrige en bij wijlen groteske Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945-2005 (2006) van prof. dr. Hugo Brems, geschreven in opdracht van de Taalunie, krijgt de poëzie van Bartosik geen aandacht. Net als zijn vriend Adams wordt hij slechts vermeld in verband met de Proeve voor een Impuls-manifest. (Dat is nota bene ook het lot van Lucienne Stassaert.)
&
Ik heb Michel (21 maart 1948 – 1 februari 2008) in de tweede helft van de jaren zestig ontmoet in het destijds bloeiende Antwerpse nachtleven. Hij was toen in het gezelschap van Jan de Roek (1941-1971), die veel verwachtte van zijn talent, en hem stelselmatig bij zijn literaire kompanen introduceerde. De eerste gedrukte tekst van zijn hand las ik in 1969 in de vierde aflevering van het tijdschrift Artisjok. Tegen de tijdsgeest in (het eerste nummer verscheen in januari 1968) had uitgever Werner Spillemaeckers (°1936) gekozen voor een typografisch en druktechnisch verzorgde uitgave, waarbij Jan Prinsen voor de lay-out en het omslagontwerp tekende.
Van dan af zagen we elkaar geregeld, en we beleefden samen het avontuur van Pink Poets, waar nog veel over te zeggen is.
Vanaf de jaren 80 ging de aandacht van Michel geheel naar enkele Nederlandse auteurs. Dat zijn gedichten steevast geweigerd werd door Nederlandse uitgevers, griefde hem dieper dan verwacht mocht worden van de relativerende en soms geamuseerde toeschouwer die hij op zijn beste momenten was. Totaal gespeend van enige assertiviteit, publiceerde hij weinig, zoniet nauwelijks (zijn afwezigheid in wetenschappelijke of academische tijdschriften is zonder meer opvallend), wellicht uit bescheidenheid, die beschaafde vorm van hoge moed. Dat hij zich miskend voelde als dichter lijdt geen twijfel.
Toen hij in “Versmacht in de nacht” optrad (Gentse opera, 2003), publiceerde In Letterland een smalend artikel waarin niet alleen zijn poëzie (net als die van Roger de Neef trouwens) gekraakt werd, maar ook oprechte deelneming geformuleerd werden aan het adres van de studenten van de VUB: “God verhoede dat er ook maar één student zich iets van zijn lessen aantrekt”.
Meerdere studenten van hem hebben mij toevertrouwd dat de introverte en teruggetrokken Bartosik een enthousiasmerende docent was die, eens hij zijn college aanvatte, als het ware een gedaanteverwisseling onderging en bij zijn toehoorders vanzelfsprekend die zeldzame vonk kon laten overslaan waardoor ze in een onbekend universum vervoerd werden. Dat hij niet altijd gelukkig is geweest aan de universiteit is echter ook een feit.
De jongste jaren zagen we elkaar af en toe in Bato Batu, waar Michel elke donderdag vanaf 16 uur zowat open tafel hield, colloquia waar steevast Wilfried Adams en Peter Bormans deelnamen.
&
Volgens dr. Dorian Cumps, “maître de conférences” aan de Sorbonne, zijn de beste Vlaamse dichters Leonard Nolens en “de miskende” Wilfried Adams en Michel Bartosik, die aanleunen bij twee krachtlijnen,
“la poésie charnelle, plastique, surréaliste et volontiers ludique de Lucebert, le chef de file de la génération des années cinquante et le verbe autonomiste, désindividué, hermétique, fruit d’une réflexion sur les limites du langage” . (Clio. Bibliothèque en ligne, 2005)
Michel zelf was bescheidener en minder assertief. In een stimulerend essay over Guido Gezelle schreef hij in 2004: “Er is vaak iets bijna fataal storends aan de hand met zelfs Gezelles beste gedichten”. Misschien was dat voor de veeleisende Michel een beschaafde manier om aan zelfkritiek te doen.
&
Michel Bartosik overleed op 1 februari in de late avond. Hij had net een chemotherapie achter de rug en mocht een week naar huis in afwachting van verdere zorgen. Hij werd in zijn badkamer geveld door een hersenbloeding.
De rouwplechtigheid in het crematorium van Schoonselhof zal plaatsvinden op 16 februari.
Henri-Floris JESPERS