Overblog
Editer l'article Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
3 février 2008 7 03 /02 /février /2008 23:45

Op 8 februari 1957 zond de AVRO in de reeks Vlaamse silhouetten een interview van Gaston Burssens door Maurice Gilliams. Gedichten van Burssens werden voorgedragen door Anny Schuitema. Ziehier de meest relevante passages van deze uitzending.

 

M. GILLIAMS: Sommige luisteraars herinneren zich uw naam, mijnheer Burssens, in verband met de naam van Paul van Ostaijen en zij vergeten dan wel eens, dat u tot de merkwaardigste dichters in Vlaanderen behoort.

In de loop der jaren hebt u een belangrijk, zeer belangrijk dichterlijk oeuvre opgebouwd.

Dit oeuvre vertoont, van uw eerste tot uw laatste verzen, een gestage verdieping van de poëtische inhoud. In schijn hebt ge u velerlei vrijheden geoorloofd. Doch ernstig bekeken, is er wel een organisch proces van dichterlijke vormproblemen in uw werk aanwezig.

Uiterlijk nonchalant, misschien, doch naar de binnenzijde steeds constructief zijn uw beste verzen iets geworden waar men niet dadelijk, bij het eerste contact, het poëtisch geheim in herkent. Ik krijg de indruk, dat uw z.g. vlotte dichtkunst in de grond der zaak een vaak pijnlijk verworven schoonheid van verrassende woordencomplexen is. Wat op het eerste gezicht wellicht eenvoudig lijkt voor hen die uw verzen niet aandachtig lezen, is een zeer geraffineerd en gecombineerd aarzelen, ontwijken, driftig spreken, nemen en geven, en uw gedichten eindigen eerst in het laatste woord dat gij vindt en schrijft, - in tegenstelling met dichters die na de eerste geïnspireerd versregel van hun gedicht reeds ten volle uitgeschreven zijn.

U is geen speels dichter, wat sommigen er mogen van denken. U schrijft van uit een diepe, prangende ervaring.

Doch nergens gaat u aan het huilen, nergens wordt u sentimenteel; en de tragiek van uw kunst is altijd, ofschoon innerlijk heftig bewogen, beheerst.

Ofschoon alles wat u te zeggen hebt in uw vers aanwezig is, geeft u die totaliteit van de inhoud niet zo maar prijs. Er is altijd een prijzenswaardige reserve, die dichters van uw soort voor populariteit behoedt.

G. BURSSENS: Sentimentaliteit is goedkoop, Maurice, dat weet gij ook wel.

Ik kan wel de sentimentele ondergrond van een gedicht aanvaarden, maar een direct uitgesproken sentimentaliteit verwerp ik als schadelijk zijnde voor de zuivere kunstemotie.

Het is voor mij duidelijk, dat men bij een kunstwerk tenslotte niet meer weten kan waar de sentimentele ontroering ophoudt en de zuivere kunstemotie begint, zodat men zich op een gegeven moment zal moeten afvragen: ben ik nu ontroerd door het anekdotisch of door het artistiek element? Daarbij komt nog, dat de graad van de sentimentele ontroering afhankelijk is van de fysieke gezondheidstoestand en van de materiële situatie waarin men zich bevindt, twee belangrijke factoren die het hart zeer beïnvloeden.

Dus, om samen te vatten, voor mij telt alleen de artistieke ontroering die een gedicht mij laat.

Dat wil zeggen, dat de dichter zelf mij niet interesseert, wel en alleen zijn gedicht.

MG: Uw opvatting is duidelijk geformuleerd, mijnheer Burssens. Acht u ze geheel nieuw en behorend tot de opvattingen die slechts sedert de vernieuwing van onze dichtkunst worden gehuldigd; laatons die “vernieuwing” situeren na 1914.

GB: Nog in mijn jongelingstijd had ik de overtuiging, dat de poëzie van voor 1914 op een dood punt was aangeland; dat sentimentaliteit en sentiment ver uit elkaar lopende begrippen waren; dat ook de vormmoest worden vernieuwd en dat de cadans van het vroegere vers moest vervangen worden door het ritme.

MG: Stemt u er in toe namen van dichters te noemen, die voor u, voor 1914, op dit dood punt waren beland.

Hadden dichters als Gezelle en Gorter al niet lang verzen geschreven waarin de cadans totaal oor het ritme overwonnen was?

In de Middelnederlandse poëzie en bij de aangrijpende Brederode vinden wel tal van voorbeelden waarin de cadans onvindbaar is.

GB: Door cadans versta ik de regelmatige dreun van een gedicht, die mij lekker in slaap wiegt, - wat wel niet de bedoeling van de dichter zal zijn geweest, - en mij belet in de greep van het gedicht te raken.

Het is bijvoorbeeld als het regelmatig stampen van een Dieselmotor, dat mij, als ik geen neiging tot slaap heb, sterk op de zenuwen werkt. Het ritme, of liever het ritmisch gedicht is heel wat anders.

Een gedicht vloeit zo maar niet uit de pen van de dichter. Een dichter is een soort stotteraar; de woorden willen er niet goed uit, vandaar dat een echt gedicht niet vloeit met een regelmatige cadans; dat het voortdurend gesyncopeerd wordt; dat woorden en zinnen soms worden herhaald of hernomen; dat die woorden en zinnen tegen elkaar worden afgewogen, soms tegen elkaar botsen.

De cadans is eentonig, het ritme is welluidend.

De cadans is onpersoonlijk, het ritme, zoals ik het versta, geeft aan het gedicht een eigen karakter.

(HFJ)

 

Partager cet article
Repost0

commentaires

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche