Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
15 février 2009 7 15 /02 /février /2009 23:55

OPENING AT WE-project
20, rue Emile Regard
1180 Brussels
On Thursday February 19th 2009 from 6 till 9 pm


Hans Theys

A video essay on painting

Featuring:
Walter Swennen, Damien De Lepeleire, Raoul De Keyser,
Tamara Van San, Kati Heck, Guy Rombouts, Dennis Tyfus, Vaast Colson,
Leon Vranken, Marlene Dumas, Rogier Van Der Weyden, Griet Steyaert,
Nadia Naveau, Fred Bervoets, Gauthier Hubert, Ann Veronica Janssens,
Luc Tuymans, Wout Vercammen, Philippe Vandenberg, Xavier Noiret-Thomé & Filip Denis.


Trailer of the new movie: http://www.youtube.com/watch?v=8H4_CV8TR_o
Site: http://www.hanstheys.be/
Youtube Channel: http://www.youtube.com/user/hanstheys

Partager cet article
Repost0
11 janvier 2009 7 11 /01 /janvier /2009 05:13

Terugblikkend op de eerste tentoonstelling van de Nieuwe Vlaamse School, schreef Van Bruggen op 3 januari 1967 aan zijn vrouw: “Ik was blij (Latem en de Jeune Peinture Belge ten spijt) als een der eersten op kunstgebied Jules Destrée te mogen parafraseren: Sire, il n’y a pas d’art belge. Ik was blij (en dank zij onze dierbare vrienden van Het Overzicht en De Driehoek en dank zij het Vlaamse nummer van Der Sturm gelukkig niet als een der eersten) de adjectieven Vlaams en Abstract te kunnen combineren in een geestelijke school, in een nieuwe school, in een Vlaamse school. Ik ben blij dat juist de meest Vlaamse onder de geografisch Belgische schilders, de meest echte dus de beste schilders zijn… Misschien niet voor Brussel dan, maar wel voor Milaan, New York, Tokio, Frankfurt.”

In 1971 werd het eerste nummer van de zestiende jaargang van De Tafelronde (met als uitgedunde redactie: Henri Chopin, Freddy de Vree, Paul de Vree en ik) gewijd aan de ”achter- en voorgronden” van de Nieuwe Vlaamse School. Paul stelde met de nodige afstand vast:

“Bleek aanvankelijk de groepering (…) te berusten op een experimentele inslag, homogeen is ze niet te beschouwen. Maar het etiket zal blijven, zowel als de onderlinge verbondenheid, hoezeer ze ook door sommigen verdrongen zou worden.”

Hij vergiste zich maar op één punt: het etiket is niet gebleven.

*

Alles goed beschouwd was de Nieuwe Vlaamse School een geesteskind van Jef Verheyen. Sneller dan welke Vlaamse schilder van zijn generatie had hij internationale contacten gelegd die niet zonder gevolgen zijn gebleven voor de ontwikkeling, de dynamiek en de positionering van de Vlaamse avant-garde. Hij mocht Crippa, Lucio Fontana, Herman Goepfert, Yves Klein, Heinz Mack, Piero Manzoni, Christian Megert, Otto Piene en Günther Uecker tot zijn kunstvrienden rekenen. Bijgestaan door zijn literaire vrienden Ivo Michiels, Guy Vaes en Paul de Vree, heeft hij er sterk toe bijgedragen dat Antwerpen aan het einde van de jaren vijftig en in het begin van de jaren zestig voor een korte tijd opnieuw een internationaal gewaardeerd centrum van avant-gardekunst werd.

Jef was sterk beïnvloed door zijn vrij grondige lectuur van de Voor-socratici, wat overvloedig blijkt uit talrijke teksten van zijn hand. Toen ik in januari 1967 in het appartement van Pruts te Brugge het woord vooraf schreef voor de tweede druk van zijn manifest Pour une peinture non plastique, had ik dan ook de Diels-editie bij de hand (die ik trouwens sedertdien verloor… of uitleende, wat vaak op hetzelfde neerkomt). Ik heb me toen vergist: er zijn wel degelijk mystieke elementen aanwezig in het geschilderd en geschreven oeuvre van Jef. Een rationele, haast materialistische, zen-achtige mystiek van de leegte en van het meedogenloze licht dat hij later in de harde Provence zou gaan zoeken. Hij was een man met stevige roots, zo dat de lauwe mystiekerigheid van het metafysische clair-obscur hem vreemd was. Hij viel ook niet in de valstrik van het nivellerende pseudo-kosmopolitisme: hij verbond vanzelfsprekend een nationalistische inslag met een sterk internationalistische gesteldheid, net zoals de Catalaan Joan Miró. In die zin herhaalde hij Van Ostaijens opvattingen over het nationale in de kunst. Hans Liechti (de eerste marchand die Verheyen ontdekte) vergiste zich niet wanneer hij het Vlaamse karakter van Jefs werk onderstreepte.

*

Nic van Bruggen wees er terecht op dat het benaderen van het werk van Verheyen “een nogal hachelijke opdracht (is), temeer daar het zich aan elke anekdotische, literaire of formalistische inhoud onttrekt en de essentie van zijn realiteit in zichzelf vindt”. Het literaire aspect van zijn persoonlijkheid – eerder beschouwend dan lyrisch – leefde hij uit in boeiende teksten. Niemand pleitte hartstochtelijker en grondiger voor de autonomie van de kunst, zoals blijkt uit de twee afleveringen van De Tafelronde gewijd aan het “essentialisme”, de naam die Verheyen aan zijn niet-plastische schilderkunst meegaf.

Beslissend in Jefs ontwikkeling was de ontmoeting geweest met Yves Klein, wiens monochrome meditaties gevoerd werden door een grondige vertrouwdheid met (neo-)rosicruciaanse en boeddhistische denkbeelden. Kleins Les Fondements du judo (1954) wekte zijn belangstelling voor de cultische en rituele aspecten van de subtiele sport. Hij kende Zen in de kunst van het boogschieten van Bungaku Hakushi (de Duitse hoogleraar Eugen Herrigel, gastdocent aan de keizerlijke universiteit te Sendia) die herhaalde dat de schutter tot onbeweeglijk middelpunt moet worden, “dan bereikt hij het grootste en laatste stadium: de kunst wordt kunsteloos, het schieten wordt tot een niet-schieten, tot een schieten zonder boog en pijl…” Hij expliciteerde aldus de uitspraak van zijn leermeester Kenzo Awa: “De ware kunst is zonder doel, zonder opzet!” Het komt er op aan, zichzelf vergetend, niet langer te zeggen: “ik” richt of “ik” tref, maar te ervaren dat “het” richt en “het” doel treft. Wanneer “het” zich manifesteert bij de leerling, dan buigt de Meester. Geen weg dus dan langs de omweg van de ontindividualisering.

Het beeld van de boogschutter en de pijl als metafoor komen in Jefs geschriften voor. Klein was lid van de Archers de Saint-Sébastien. Guy Vaes schreef La flèche de Zénon, ik poogde De boog van Ulysses te hanteren. Dergelijke raakpunten zijn allesbehalve willekeurig: ze vormen een betekenisvolle keten van associaties, verwijzen naar een gemeenschappelijke ondergrond. En terwijl Klein in 1957 de (mystieke) naam “Yves le Monochrome” aannam, zo ondertekende Jef zijn brieven, na zijn vestiging in Saint Saturnin d’Apt, als “le peintre flamant”, met een flamboyante “t”.

In het schilderen ervoer Jef een initiatieke dimensie: een lichtend begin dat, langs onvoorziene maar niettemin innig vertrouwde wegen, tot verlichting leidt. Kleuropenbaring is bewustwording, schreef Verheyen, en dergelijke uitspraken moeten letterlijk opgevat worden, in de pregnante betekenis van het woord. Kleuren zijn geen symbolen, maar organisch levende, dynamische dingen, lichamen of volumes. In een genadeloos kritische tekst over de moderne kunst en de dito maatschappij stelt hij vast: “De l’aveuglement au nihilisme, le sens  du cosmique se perd et l’on atteint au point zéro. Mais la route remonte.“ Net als André de Ridder huldigde Jef “le génie du Nord” en stond hij wantrouwig tegenover de Parijse glitter. De kunstenaars van het noorden zijn volgens hem minder aangetast door dit (zijns)verval: “L’instantanéité de leurs œuvres a été remarquée, mais peu connaissent leur valeur ésotérique.”

*

Als niemand kon hij definitieve uitspraken formuleren over wat hij als kitsj in de moderne kunst beschouwde. Over  het “nieuw realisme”: “Niets anders dan een misbruiken van de psychologische toestand der toeschouwers… Gedegenereerder uitingen zijn er tot nu niet getoond, onnozeler zaken nooit onder de naam van kunstwerk aanschouwd”. Dubuffet en de zijnen worden afgedaan als “croûtards”, en over Pollock, Jorn en hun volgelingen valt een onherroepelijk oordeel: “Une grande palette et une boîte à couleurs richement fournie ne font pas le peintre”. Mathieu wordt “une absence de recul” verweten.

*

Jef Verheyens geraffineerde monochromie gaat terug op Paul Klees “Schwarz darstellen” en Cézannes “Quand la couleur est à sa richesse, la forme est à sa plénitude”. Tijd en ruimte, beweging en immobiliteit, licht en donker, koude en warmte, kleur, kleur en nog eens kleur bepalen de meditatie van Jef Verheyen. Een kleur, schreef Paul de Vree, “die zonder randen onaanrandbaar aanrandt”, “mythe zonder goden”, “het eenzaam vervullen van een ledig alles”:

Op het aangezicht van de kleur

Het lichtgedicht

van de schilder Jef Verheyen

*

Wanneer ik aan hem terugdenk, dan doemen eerst beelden op van een feestelijke, permanente parade. Het atelier in Nijlen; het Tempelierenhof in Weert; de Bang-Bang in Milaan, waar ik onder de verbodsbepaling “É prohibito stare a piedi nudi” op 20 mei 1967 zat naast Jef en Rotraut - zuster van Uecker en weduwe van Yves Klein; een weelderig diner met Fontana bij Crispi; een ontbijt in Milaan met E.L.T. Mesens; Frank-Ivo van Damme in het atelier van Jef; het onweer bij de opening van de tentoonstelling Vlaamse landschappen in Mullem; een rit Jefs Riley naar Ivo Michiels in Zonnegem, waar Paul de Wispelaere en Gerda kwamen binnenvallen; Jef als militant in een café aan de Nationalestraat waar de plakploeg van de Volksunie zich kwam laven; lange gesprekken met Hugo Schiltz en Nic van Bruggen; wijndegustaties bij Jo Verbrugghen in Sint-Lievens-Houtem; vernissages bij “le colonel” Stal aan de Louizalaan te Brussel of bij baron von Hoerden, in de Lamorinièrestraat; een dronken nacht bij Vic Gentils - en het misverstand met Langui die dacht dat Jef een ridderorde vroeg, terwijl het hem te doen was om een decoratie, een opdracht; Jef en Albert Szukalski. Jef die in Sint-Amands ingetogen zegt: “Het schoonste Vlaams dat ik ooit hoorde, is de ondergaande zon op het graf van Verhaeren.” Zijn hekel aan Seuphor. Grand Oeuvre, een bibliofiele editie met Ivo Michiels die ik boven de doopvont mocht houden in de weelderige salons van de Bank van Parijs en de Nederlanden. Zijn eerste monochroom zwart werk dat hij mij schonk en later voor een tentoonstelling kwam lenen, en dat ik nooit terugkreeg, want hij was gestorven, ginds, in Saint Saturnin d’Apt, dat hij ophemelde en soms verfoeide.

We trokken jaren samen op, en toch heb ik moeite met het oproepen van zijn aanwezigheid. Het vuur van zijn enthousiasme brandde nooit op. Maar de uren die we samen doorbrachten, de hartstochtelijke gesprekken die we nachtenlang voerden, de bezieling die hij uitstraalde – dat alles lijkt wel vervlogen. En het bezinksel is nauwelijks onder woorden te brengen. Stonden we te dicht bij elkaar, of behoort dat klimaat tot een afgesloten tijdperk dat, thans, geen grijparmen meer uitstrekt naar de realiteit die we voorlopig nog bewonen? Of is het lichtgewicht van dat verleden diffuus maar onvatbaar aanwezig? Le contour m’échappe. Het is of de formule om zijn présence hier en nu te bezweren verloren is gegaan. Is het wezenlijke gestolen, gesloten – of is het gewoon ontsloten, en maakt het nu onlosmakelijk deel uit van wat ik ben?

Naar het einde van een van die dolle recepties bij me thuis in oktober 1971, zei Jef met overtuiging: “Geloof me, schrijf, smijt die troep buiten. Antwerpen is een stad die alles neemt en niets geeft. Ga weg, of sluit de deuren.” Zelf had hij nochtans behoefte aan mensen, hij bleef geen ogenblik stilzitten. Hij was veerkrachtig en sluw en kon door zijn gedrevenheid blijkbaar moeiteloos weerstand bieden aan de vervlakkende invloeden van de futiele wereld waarin ook hij gedoemd was bij tijd en wijlen te vertoeven. Zijn deur stond steeds wijd open, maar hij ging inderdaad weg – al kwam hij graag terug. In een dichterlijke bui schreef hij vanuit de Provence: “Si mon mal se résigne, si jamais j’ai quelque or, choisirai-je le Nord ou le pays des vignes”. Het lot heeft beslist dat de keuze zich nooit écht heeft opgedrongen.

Henri-Floris JESPERS

Partager cet article
Repost0
28 décembre 2008 7 28 /12 /décembre /2008 23:58

Charles Pry, Paul Joostens en Wout Vercammen krijgen bijzondere aandacht in de jongste aflevering van het Brusselse tijdschrift Connexion.

 

Charles Pry, Zelfportret

 

Hugues Mahieu publiceert de eerste aflevering van een studie over een minder bekende maar daarom niet minder boeiende schilder, beeldhouwer en dichter: Charles Pry (1915-1987). De twee tentoonstellingen die hij te Brussel organiseerde kunnen beschouwd worden als een voorafschaduwing van de Jeune Peinture Belge: “Art Jeune” in Galerie Atrium (1938) en “La Route Libre in galerie “la Toison d’Or” (1940). Het eerste deel van Mahieu’s kroniek handelt vooral over de literaire activiteiten van Charles Pry.

De Brusselse galerie Saint Laurent ging van start in 1949 en kon snel op een mooi palmares bogen. Wout Hoeboer stelde er tentoon in 1951, in 1953 kwamen de gruppo nucleare aan bod (Sergio Dangelo, Enrico Baj en Gianni Colombo), Jan Burssens en Aubin Pasque. In 1954 gaat de aandacht naar de eerste Belgische abstracte schilders (Baugniet, De Boeck, Flouquet, Gailliard, Joostens, Maes, Peeters, Servranckx, Wolfs en Xhrouet); in samenwerking met de Parijse Galerie de Beaune wordt in een groepstentoonstelling werk getoond van o.m. Poliakoff, Ipoustéguy en Walter Leblanc. Jacques Lacomblez en Guy Vandenbranden exposeren in 1956, Kurt Léwy in 1957.

Henri-Floris Jespers blikt terug op de tentoonstelling van Michel Seuphor en Paul Joostens die eveneens in 1957 plaatsvonden.

 

Retrospectieve Wout Vercammen, Hyper Neo Retro

De retrospectieve Wout Vercammen bij Galerie Arte Ventuno (waarover meer in een volgende aflevering) wordt door Robin de Salle besproken.

 

Henri-Floris Jespers en Robin de Salle bij de opening van de Verbeke Foundation

In de rubriek “Libertés” vinden we vertrouwde namen terug: verteller Gaëtana Faïk, cartoonist RodeS (huistekenaar van de Mededelingen van het CDR) en striptekenaar Lucas Boudet. Verder creatief proza van Yves Gaetan en Guy Montens.

 

Connexion, revue d’art et de littérature, nr. 15, december 2008, 6 €.

46/2 rue Blaes, 1000 Bruxelles.

revueconnexion@yahoo.fr

www.revueconnexion.over-blog.com

Partager cet article
Repost0
27 décembre 2008 6 27 /12 /décembre /2008 07:44

“Ik ben een schepper, glashelder

van leegte. Ik hak holten, ik neem weg,

schraap hoeken af, beitel en schaaf en vijl

- en polijst dat wat over is gebleven.

Uw ziel is ’t die ik wek tot glans.

 

Vergeet ze maar, goden en helden:

ik ben uw eigenste verspreking, een

kras in uw hersenschors, een zuur dat zich

gestaag een weg etst naar uw haart. De leegte

die ik schep is uw levenskans.”

 

Wilfried ADAMS

(Met name, Leuven, Uitgeverij P, 1997, p. 25)

 

Het vignet is van Wannes van de Velde

Partager cet article
Repost0
27 décembre 2008 6 27 /12 /décembre /2008 07:41

Onnodig naar een Belgisch of buitenlands museum te lopen om kennis te nemen van het verbluffende oeuvre van Edward Leibovitz (°1946). Tot 1 februari 2009 is zijn atelier open voor bezoekers. Jacob Jordaensstraat 46 te 2018 Antwerpen, elke vrijdag, zaterdag en zondag van 15 tot 19 uur.

*

Edward Leibovitz heeft op de internationale kunstscène een plaats veroverd met een technische discipline en een visie die getuigen van een originele geest en een artistieke bezetenheid.

De materie glas heeft het nog steeds moeilijk om in de plastische kunst als een volwaardig medium aanvaard te worden. Glaskunstenaars die de mens uitbeelden zijn zeldzaam.

Leibovitz vertolkt dit onderwerp op de meest dramatische manier en weet een alledaags gegeven op te tillen naar een hoger niveau, waar kunst universeel aanspreekt. Hij illustreert de man-vrouw-verhouding in haar instinctief stadium, ontluisterd en ontdaan van de consensus van de voorkomendheid. Door zijn kunst loopt een rode draad van steekhoudende absurditeit; de logica doorgetrokken tot in het ongerijmde, zodat het de zwakke plekken van de menselijke verhoudingen blootlegt. We reizen door zijn hart en zijn buiken en betasten gevoelens en driften, die we hierdoor ook bij onszelf ontwaren; zijn kunst is herkenbaar maar niet vertrouwd, toegankelijk met drempelvrees.

Hij is een zoeker, die zich jarenlang heeft vastgebeten in de technische problematiek van het medium, waarvoor hij het toepassingsveld altijd in zich heeft meegedragen. Hij wil voortdurend de grenzen verleggen, want, zoals in de wetenschap, vindt hij achter de oplossing van elk vraagstuk een wereld van nieuwe onbekenden.

Hij is een opmerkelijk figuur in de Vlaamse kunstwereld van de laatste decennia, die door zijn stijl een duidelijke, vrijwillige en gewilde stelling inneemt in de marginaliteit, die vaak superieur is aan de betreden paden.

We hebben er het laatste nog niet van gezien.   

Jan J. WALGRAVE

*

Edward Leibovitz, Roemeen van geboorte, ontwerpt zijn eigen fabricagemachines, experimenteert, verbetert met de gedrevenheid van een bezetene voor wie glas en marmer de grondstoffen bij uitstek zijn. Hij beoefent de techniek met zand en zuurbad, hij graveert, perforeert en snijdt met een toestel dat uitgaat van de eigenschappen van diamant, de hardste van alle stoffen. Hij verbetert de glaspasta en beheerst het glasblazen, combineert vaak de verschillende technieken, meermaals de ene bovenop de andere.

In 1989 kwam Leibovitz op het glassymposium in Novy Bor (voormalig Tsjecho-Slowakije) tot een nieuwe techniek, die van de maskers op vrij geblazen stukken. Het ruwe masker, uit een glasvorm gelicht, daarna gegraveerd, gezandstraald en gepolijst, wordt gloeiend op bijvoorbeeld de hete laars (heet op heet) aangebracht en smelt erin vast.

Leibovitz’ directe methode, zonder vooraf een schets te maken, stoelt op bijgeloof, op natuurlijke impulsen, op spontaan handelen, op een positieve levensfilosofie. Omdat hij vliegensvlug denkt en zijn meesterschap over de materie onbetwist is, komen de wonderlijke vormen, schilderachtig sculpturaal uit de blaaspijp, dubbel of drievoudig geslaagd in een natuurlijk vanzelfsprekend ritme.

Leibovitz verenigt met ontwapenende vanzelfsprekendheid het typische Roemeense gevoel voor logische absurditeit en absurde logica, met het geheime vakmanschap van de Praagse al dan niet alchemistische glasblazers. Net zoals hij maniëristische verhevenheid moeiteloos verbindt met burleske schalksheid en groteske gedrevenheid. Hij bewondert evenzeer Spinoza als Ephraïm Kishon. Laat u niet verschalken: Leibovitz legt wel de nadruk op de spontaniteit maar hij verbergt niet alleen een verbluffend, taai verworven vakmanschap maar ook een onvermoede eruditie.

Henri-Floris JESPERS

 

Partager cet article
Repost0
9 décembre 2008 2 09 /12 /décembre /2008 14:26
Partager cet article
Repost0
9 décembre 2008 2 09 /12 /décembre /2008 09:18


Mick Jagger

Jan Scheirs, bekend voor zijn portretten, exposeert schetsen en tekeningen bij Expozone Transit. Naast vroeger werk, onder meer ontstaan tijdens een reis in Senegal, toont hij voor de eerste keer de recente reeksen Strantwerpen, Les Bastides en Jazzy & Lichamelijk.

De tentoonstelling wordt donderdag 11 december geopend door Schepen van Cultuur Philip Heylen.

De tentoonstelling kan bezocht worden:

vrijdag 12 december, van 15 tot 21 uur.

zaterdag 13 december, van 14 tot 20 uur.

zondag 14 december, van 15 tot 20 uur.

Expozone Transit

De Coninckplein 21

2060 Antwerpen

Partager cet article
Repost0
9 novembre 2008 7 09 /11 /novembre /2008 11:30

Voor het eerst wordt de geschiedenis van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen uitvoerig te boek gesteld. Auteurs van binnen en buiten het museum belichten diverse aspecten van deze instelling: het ontstaan van de collectie, het museumgebouw, de schenkers, de restauraties, het kunsthistorisch onderzoek en de relatie met het publiek.

Dit boek vertelt het boeiende verhaal van het Antwerpse museum als kind van de Franse revolutie, als dependance van de academie en later als epicentrum van het Antwerpse “Zuid”. Het oorspronkelijke stadsmuseum werd een Koninklijke, Belgische wetenschappelijke instelling en is nu de internationaal befaamde schatkamer van de Vlaamse Gemeenschap.

Verschillende onuitgegeven documenten uit het rijke museumarchief en andere archieven illustreren dit boek, dat ook schitterende foto’s van Karin Borghout bevat. Het is een wetenschappelijke publicatie, aantrekkelijk leesbaar en in een fraaie lay-out.

De boekpresentatie vindt plaats op woensdag 19 november in het KMSKA. Dr. Paul Huvenne verwelkomt en Leen de Jong licht de publicatie toe.

Partager cet article
Repost0
1 novembre 2008 6 01 /11 /novembre /2008 21:07

Onder de naam Taste of Art® Antwerpen vullen 7 kunstenaars en 7 toprestaurants uit de regio Antwerpen elkaar op een heel smaakvolle manier aan (zie ook het bericht van 4 juli).

Tijdens Taste of Art® worden in de deelnemende restaurants gedurende een jaar speciale Taste of Art®-menu’s aangeboden. De gerechten worden opgediend op een door een kunstenaar ontworpen onderbord, welke na afloop als cadeau meegenomen mag worden. Met een gang langs de restaurateurs kunnen liefhebbers aldus een unieke collectie kunstborden bij elkaar krijgen.

De volgende kunstenaars hebben een bijdrage geleverd: Sanja Camilovic (Neuze Neuze), Olivier Sevilo (A la Ville), Jan Scheirs (P. Preud’Homme), Gerdine Duijsens (Brasserie Terrace Café, Hilton), Leo de Jong (Fine Eastern Restaurant Moy Fa), Ronny Ivens (Bistrot En Passant) en fotograaf Luc Peeters (De Peerdestal). Binnenkort zullen ook borden van Bruno Vekemans verkrijgbaar zijn bij De Godevaart.

 

Van l. naar r.: Chef Guy De Jonghe, Benjamin Verhaegen (P. Preud'homme), Jan Scheirs

Taste of Art is afgeleid van Met Kunst aan Tafel in Oostende, waar het evenement zeer succesvol in 2004 van start ging.

Het eerste bord werd donderdagochtend in Hilton Antwerpen door initiatiefnemer Gerard Gielen overhandigd aan Schepen van Cultuur Philip Heylen.

 

Partager cet article
Repost0
30 octobre 2008 4 30 /10 /octobre /2008 05:18

 


Het tweede luik van de dubbeltentoonstelling “een andere avant-garde,” werd gisteren onder grote belangstelling geopend in het Museum Plantin-Moretus / Prentenkabinet te Antwerpen.

Terwijl in de gerenoveerde Fabiolazaal een overzicht wordt gebracht van de zeefdrukaffiches en grafische edities van de galerie, toont het Museum Plantin-Moretus een buitengewoon boeiend documentair ensemble. Kunsthistoricus Johan Pas dook in het archief van de galerie en selecteerde foto’s, correspondentie, persknipsels, video’s en kleine kunstwerkjes die de bezoeker deelachtig maken aan de geschiedenis van Vlaanderens oudste galerie voor hedendaagse kunst. (Over de eerste tentoonstelling in De Zwarte Panter, in december 1968, zie mijn bericht van 18 oktober.)

*

Veertig jaar Zwarte Panter…

De talrijke inleidingen van altijd even bevlogen huisredenaar Michel Oukhow, ooit mijn leraar geschiedenis en toen (en nu in de eeuwigheid) Pink Poet-broeder; Paul de Vree, ook al PP die meer dan wie ook met zijn poesia visiva de kruisbestuiving tussen beeld en woord illustreerde; Marcel van Maele, wiens plastisch werk in feite literaire metaforen zijn; Simon Vinkenoog die Roger de Neefs jazzgedichten inleidt; gouverneur Camille Paulus die bij de opening van een tentoonstelling van Wilfried Pas dreigend onderbroken wordt door een aangeschoten egotripper; Lucienne Stassaert die naar aanleiding van de voorstelling van weet ik weel wiens bundel uit plaatsvervangende schaamte haast door de knieën gaat bij het aanhoren van de speech van haar mede-inleider; Bart Vonck die doctoraal Lucienne inleidt; uitgever Leo Peeraer die meestal in extremis opduikt; het komisch duo dat ik uit barmhartigheid niet vernoem; een intelligente maar (écht toevallig en zielig dronken) inleider die er toch het beste probeert van te maken; enzovoort, enzoverder, ik citeer zomaar lukraak uit het geheugen.

Aan de eerste tentoonstelling die ik in inleidde (dat was, denk ik, in de eerste helft van de jaren zeventig) hou ik een sterke herinnering. Albert Szukalski had voor de vervaardiging van een aantal werken een beroep gedaan op onze gemeenschappelijke vriend, de minzame en kunstzinnige topfourreur Benoit, die vaak met fotograaf Gerald Dauphin werkte. Albert, nooit verlegen om enige creatieve ingeving, had Benoit weten te bewegen een jachtluipaard ter beschikking te stellen bij wijze mascotte bij de vernissage. Benoit had mij verzekerd dat die cheetah geheel ongevaarlijk was, en ik was gerustgesteld. Maar toen het zover was, de galerie was gewoon stampvol, werd ik wel overvallen door de angst dat die aristocratische kat wel eens uit evenwicht kon geraken door de drukte, een nog smeulende sigarettenpeuk op de grond, ongewenste intimiteiten of wist ik wel wat. Maar toen ik het woord nam was ik zozeer gefascineerd door het dédain van het fascinerende roofdier dat elk gevoel van onbehagen meteen verdween.

In het Museum Plantin-Moretus staat een werk van Szukalski te zien. Fred Bervoets begeleidde Albert in zijn laatste weken met een bewonderenswaardige maar vanzelfsprekende toewijding. Wie zal ooit de herinneringen van Fred aan Albert in Nevada op schrift stellen?


*

Hier wil ik bij wijze van coda het recente gedicht van Werner Spillemaeckers, ook al een Pinkbroeder, integraal citeren.

Schulstraat 2

 

Er is een poorter omgekomen; de strot verbrijzeld

door afkeer en ongunst. Keelkristallen kokhalzen

zwartere wijn. Wittgenstein. De linkerhand gonst

als befluisterde appelbomenbloesem. In zijn luisteren.

 

Er is een poorter komen wonen op de (au balcon!)

balusters aan de overkant. Gedaante. Dragan speelt

nog kaske en het maske van Dix Otto kust Jean-Marie

zijn hand. Wandelt Van Schoonbeke Elsschot palazzo.

 

Er is een poorter waargenomen. Blikglijvlucht

langsover de façadebuste des huizes tandarts Cunha.

Kazematten vensterpoorten spiegelen springtime (yeah !)

naar het beloken overhuis waar Teddy Wilson. Wilson.

 Er waakt een Szukalski gedaante. Zij b(ek)lijft.


Henri-Floris JESPERS


Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche