Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
29 août 2013 4 29 /08 /août /2013 17:59

 

JohanSimonsTWEE.jpg

Johan Simons regisseert de openingsproductie van het nieuwe NTGent seizoen [zie promotekst onderaan, gl]. Het is de vierde samenwerking met toneelauteur Lot Vekemans. Een vluchtmisdrijf na een dodelijk ongeval staat centraal in Vals, en de ene zus wijst naar de andere als schuldige.

 

GL: Uit de promotekst kan je opmaken dat het conflict tussen de zussen, belangrijker is dan het verkeersongeluk?

Johan Simons: Het klopt helemaal, in zoverre… je hebt twee realiteiten. De werkelijkheid is nog erger dan wat we ons op het toneel voorstellen. Ik bedoel, de ellende die we in Syrië meemaken, het heeft niets met het stuk te maken, maar overstijgt natuurlijk totaal de realiteit. Maar, dat auto-ongeluk, laat ik het zo zeggen, hoe menselijk is een menselijk gedrag in een onmenselijke situatie. Je benut eigenlijk het auto-ongeluk om daar in theatertermen iets mee te doen. Daarom is die wisselwerking tussen de twee actrices uit een verschillende discipline de kern van het stuk. Daar gaan ze het later ook over hebben, wat de verschillen zijn. Het ongeluk is een aanleiding om over die twee fenomenen te praten.

 

GL: Niet twee vreemden, maar twee verwanten betwisten de geloofwaardigheid van elkaar. Bedoelt Lot Vekemans dat de gemeenschap in wezen één familie is? Zeker door al die moderne communicatiemiddelen, die een zekere schijnheiligheid verzekeren?

Simons: Lot Vekemans is natuurlijk door al die communicatiemiddelen beïnvloed… dat het amusement zo’n vlucht heeft genomen, in het bijzonder via de televisie, is schrikbarend. Nog nooit heb ik zoveel reacties gehad op mijn werk in het theater als na die drie uur op de televisie [Zomergasten - zondag 18 aug. – vpro – Ned 2, gl]. Ook omdat ik cultuur en kunst uit elkaar heb gehaald, daar waren heel wat mensen mij zeer dankbaar voor. Terwijl ik daar al mijn hele leven lang mee bezig ben.

Kunst heeft als taak de cultuur kritisch te bekijken, en daarover te reflecteren. Daarom kan kunst, naar mijn idee, nauwelijks gesponsord worden. Kunst moet gesubsidieerd worden, omdat het objectief moet blijven. Maar omdat ik dat op de televisie zei, was het aantal reacties zo groot. Mede omdat ik het voor de kijkers zo helder wist te houden, die twee dingen; wat de functie van kunst is in de cultuur.

Je ziet het ook in Vals. Die twee zussen staan elkaar naar het leven. De ene is een vertegenwoordiger van de massacultuur en de andere van de individuele cultuurbeleving.

 

GL: Toneel is altijd een reflectie op de politiek. Maar veel groepen zien dat niet zo. Die willen de politici misschien te vriend houden.

Simons: Dat klopt, maar daarom moet je een politiek hebben zoals in Duitsland. De taak van kunst daar is heel kritisch te kijken naar de cultuur, naar de politiek. Een Duitse politicus zal ook zeggen: ‘Ik hoef het niet met u eens te zijn, maar ik wil wel dat jullie mij het vuur aan de schenen leggen. Want daar kan ik me mee verbeteren, daardoor ontstaat een dialoog tussen ons.’ Het gekke is dat in Duitsland het CSU [CDU van Beieren, gl] de kunst heel erg steunt. Daar moet je in Nederland, met de liberalen en de christenen aan het bewind, helemaal niet mee komen [in België ook niet, gl].

 

GL: Terug naar Vals. Door de eerlijkheid van elkaar in vraag te stellen, betwisten ze ook die van zichzelf?

Simons: Ja, want die soapactrice houdt natuurlijk een heleboel achter. Die heeft iemand doodgereden, zegt dat het een kilometerpaaltje was. Haar zus was dronken. De soapactrice checkt ook een paar maal of ze wel degelijk lag te slapen. Ze is even uitgestapt en is gelijk daarna weer ingestapt. Voorstelbaar, hé! Maar, achter haar daad zit voor een groot deel dat ze geleefd wordt door de media. Als dit openbaar wordt, wat ik nu heb gedaan, dan is mijn carrière naar de vaantjes.

 

GL: Je mag dus niet zeggen dat de zussen elkaar afmaken?

Simons: Nou, soms doen ze dat wel hoor. Zoals familie dat kan. Familie kan op een ijzingwekkende manier elkaar klein maken.

 

GL: Zijn ruzies buiten de familie erger dan binnen?

Simons: Wat ik ervan weet, in mijn leven, zou ik volmondig zeggen: ja.

 

GL: Je bent kritischer tegenover elkaar.

Simons: Zoals mijn broer tegen mij onlangs zei, … ‘goh, ik wist niet dat jij zo ontspannen kon zijn.’ Op de televisie, begrijp je. Daar vallen mijn schoenen van uit. Dan denk ik: Hé, ben ik dan nooit ontspannen geweest bij jou?

 

GL: De getuige in Vals is een man en de beschuldigden zijn vrouwen. Heeft de man/vrouw-verhouding invloed op zijn getuigenis?

Simons: Nee! Die man, een celbioloog, heeft een heel aparte rol. Die is getuige geweest; heeft dat ook gemeld. Hij verschijnt steeds in de ruimte waar die twee vrouwen zich bevinden. Aan de ene kant kan het een zwerver zijn – wat hij zelf ook zegt – aan de andere kant kan het een optisch beeld zijn. Die man verschijnt soms en houdt een verhaal over het genetische, hoe de mens in elkaar zit, en verdwijnt dan weer. Op een zeker ogenblik is de soapactrice er niet, ze is weggehaald, en de getuige verschijnt en vertelt aan de toneelactrice het verhaal hoe het er in werkelijkheid aan toe is gegaan. Hij verdwijnt, de soapactrice komt weer binnen, en dan krijg je de afwikkeling.

 

GL: Daardoor ga je wel twijfelen of die getuige wel een getuige was.

Simons: Je kan aan alles twijfelen. Elke getuigenis is een twijfelgeval.

 

GL: Zoals jij dat nu zegt zou je kunnen denken dat die getuige, die man een schijnvertoning is.

Simons: Dat kan je bijna denken, ja. Het kan ook in de hoofden van de zussen plaatsvinden. Hij is wel concreet aanwezig en dan weer weg, en dat heeft natuurlijk ook te maken dat ik niet één op één wil spelen. Ik wil ook dat je kan denken: het speelt zich in de hoofden af, van die twee zussen, wat die celbioloog zegt.

 

GL: Waardoor het filosofische element een belangrijke rol gaat spelen?

De geloofwaardigheid wordt in vraag gesteld.

Simons: Ja, het wordt heel diffuus, zoals heel veel dingen diffuus zijn in de maatschappij, zodra het aankomt op beoordeling of veroordeling van elkaar.

Een getuigenis is altijd heel wankel. Daarom zeg ik: hoe menselijk blijft menselijk gedrag in een onmenselijke situatie. Het is de kern van het stuk.

 

GL: Het verhaal The dead van James Joyce draait uit op de vaststelling dat man en vrouw, zelfs al zijn ze 30 jaar samen, weinig van elkaar afweten. Zelfs wanneer ze zegt ooit verliefd op iemand anders te zijn geweest, maar voor hem gekozen heeft, blijft de onzekerheid bestaan: misschien heeft ze nog niets alles verteld. Speelt dat in Vals ook mee?

Simons: Ja, ja. We vertellen natuurlijk alleen maar wat we nodig vinden. Misschien vertellen we niet de werkelijkheid. We vertellen een slap aftreksel van de werkelijkheid.

 

GL: Speelt het feit dat ze eigenlijk beginnen te beseffen dat ze weinig van elkaar weten ook mee?

Simons: Ja, dat speelt heel erg mee! Ze komen op morele kwesties mekaar ook tegen. Zou jij tegen mij getuigen als jij zou weten dat ik iemand heb doodgereden? Of zou jij mij, als familie, als broer, zou je in dat geval mij de hand boven het hoofd houden? Zo’n situatie zit in Vals ook in.

 

GL: De transformatie is altijd magisch. Dat gebeurt in een toneelspel maar in een soap niet.

Simons: O die soaps! Nee, kijk. Dat is het verschil, naar mijn idee, tussen een goede toneelacteur en een soapacteur… een soapacteur is zo groot als dat hij zelf is, terwijl een theateracteur, zoals Pierre Bokma zegt: ‘Men is altijd schatplichtig aan de rol…. en aan de tekst, en die moet je je eigen zien te maken.’

 

GL: Soapacteurs lezen hun lijnen af.

Simons: Nee… ja, goed. In deze voorstelling speelt Elsie de Brauw de soapactrice, en ze leeft haar leven mee, of ze nu wil of niet, en dat is maar goed ook, dat ze de soapactrice speelt, of de toeschouwer gaat zich stierlijk vervelen. Maar… als je een ijsberg neemt. Een acteur speelt het topje van de ijsberg, en de rest ervan wordt door de acteur gedacht en door de toeschouwer vermoedt. Dat heb je bij soapactrices niet. Je hebt niet de onderkant van het personage; wat onder het wateroppervlak zit. Die krijg je nooit te zien. D’er is ook niks. Bij een heel goede acteur heb je wel een vermoeden dat er onder het water heel veel zit… wat we niet te weten komen.

 

GL: Het lijkt mij geen simpel toneelstuk.

Simons: Nee… maar wel interessant.

 

GL: Het kan een mislukking worden.

Simons: In de mislukking haal je meer wijsheid. Je hebt de mislukking soms nodig. Om daarna een beter werk te maken. Zoals je uit de lelijkheid de schoonheid kan halen. Dat proces is veel ingewikkelder. En als dit lukt, hebt je werkelijk kunst. Het gebeurt natuurlijk maar zelden. Maar dan heb je werkelijk kunst.

 

GL: Het is nu je vierde regie van een toneelstuk van Lot Vekemans. Vanwaar die verbondenheid?

Simons: Omdat onder die schijnbaar eenvoudige taal zich heel wat werelden schuil houden. Er ontwikkelt zich een toneeltekst die de regisseur enerzijds uitdaagt en anderzijds veel over het leven blootlegt.

 

GL: Bedankt voor dit openhartig gesprek.

Simons: Graag gedaan.

Guido LAUWAERT

 

Johan Simons op VPRO, zie op deze blog:

http://mededelingen.over-blog.com/article-johan-simons-zomergast-op-zondag-18-augustus-2013-ned-2-vpro-119598367.html

 

VALS


Kat en Sis. Twee zussen – de ene een ouder wordende theateractrice, de andere een bekend gezicht van op de televisie – wachten in een politiecel. Ze worden verdacht van een dodelijk verkeersongeluk, met vluchtmisdrijf. In afwachting van het verhoor spelen de gevoeligheden op: de zussen koesteren ingesleten oordelen over elkaar, maar willen elkaar ook in bescherming nemen. Pas wanneer Ge in hun cel belandt sluiten ze de rangen: Ge is de enige getuige van het ongeval.

 

Tekst: Lot Vekemans – Regie: Johan Simons – Spel: Elsie de Brauw, Betty Schuurmans & Bert Luppes – productie: NTGent & NT Den Haag – www.ntgent.been www.nationaletoneel.nl

Partager cet article
Repost0
19 août 2013 1 19 /08 /août /2013 02:00

 

OpenBriefGuido.jpg

 

OPEN BRIEF AAN JOHAN SIMONS

Beste Johan,

 

Van mijn fauteuil recht naar mijn bureaustoel. Van het grote scherm naar het kleine. Om wat mij heeft getroffen uit te tikken, terwijl het nog vers in het geheugenbedje ligt.

 

Wat mij opviel is dat je begon met over je jeugd te praten, niet zozeer over wat jij hebt beleefd, maar wat jij hebt ervaren via je ouders. De handicap van je vader, terwijl hij een bijzondere komiek was, tegenover de hardheid van je moeder – zowel naar haar man toe als naar haar kinderen. Je koppelde dat naadloos aan een fragment uit een onemanshow van Toon Hermans. De stilte als kracht om de lach te bevrijden van het publiek. Ik kon niet anders dan je vader en Toon Hermans als broers zien. Want in tegenstelling tot wat veel mensen denken, was Toon een erg eenzaam man. Hij had het toneel nodig, niet als therapie, maar als bevrijding.

 

Een tweede zaak die me opviel was dat de interviewer, Wilfried de Jong, overkwam als iemand die een zeker begrip heeft voor het toneel als kunstvorm, maar er geen gevoelsmatige verwantschap mee heeft. Hij onderbrak je telkens je klaar was om een bekentenis af te leggen, waardoor de uitzending verzandde in anekdotes. Slechts bij momenten gaf hij jou de vrijheid. In het laatste uur. Het leek of hij bang was van stiltes. Terwijl stilte – Toon Hermans had het aangetoond – juist sterker kan zijn dan gepraat. Ik miste daardoor de werkelijk creatieve momenten die – mijns inziens – in je zitten, maar een proloog eisen. Tevens had de interviewer niet door dat je daar op wees, je gaf hem een hint maar hij zag hem niet – door het fragment met Coetzee. Hij zei, voorzichtig zijn woorden wegend en tijd van geboorte gevend, dat hij wat hij denkt, hij dat beter kan schrijven dan zeggen. Een interview is een marteling.

 

Dat is bij jou ook het geval. Je spreekt via je regies. De keuze van een stuk is je mening. Om te zeggen waarom je een bepaald stuk gekozen hebt weegt geen interview op tegen de voorstelling. Daarom ga je ook bij de première in de zaal zitten. Om te zien of je mening bij de spelers en de toeschouwers aanslaat. Een geheel wordt. Een copulatie. Het streven naar het onperfecte is om dat doel te bereiken heel wat beter geschikt. Door het perfecte ziet men de schoonheid maar niet de intimiteit van de schoonheid. Die kan men alleen ontdekken door de mens een mens te laten zijn, de acteur een speler, geen machine.

 

Je zag dat heel goed in de fragmenten met Jeroen Willems. Hij ontkleedde zijn acteurschap tot hij zichzelf weer vond vanuit een personage. Dat wilde je zeggen, maar je kreeg nauwelijks de kans daartoe, en toch is het je gelukt, voor wie je beter kent. Nauwelijks iemand die tot die kring behoort, maar ik denk dat ik in de eerste buitenkring huis, en daar valt al heel wat te ruiken. Heerlijke stallucht. Wat jij niet gezegd krijgt, laat je door iemand anders zeggen. Zoals door Peter Sloterdijk, die eigenlijk waarschuwde – in het gekozen fragment – voor de perfecte mens. Als we kunnen kiezen wanneer iemand geboren wordt, begeven we ons op gevaarlijk terrein. We staan zelfs al verder op dat terrein: we kunnen al het geslacht én het uiterlijk van ons kind bepalen voor het geboren wordt. Een volgende stap zal zijn dat we het gedrag en het verstand maar voor het kiezen hebben.

 

Een fragment dat mij ook sterk geraakt heeft was Alain Platel en zijn ervaring in de opera van Parijs. De reacties had ik verwacht. Het Parijse operapubliek, zelfs dat wat van hedendaagse ensceneringen houdt, is zeer rechts. Vraag het maar aan Gerard Mortier. Conservatief is een te braaf woord voor de toeschouwers van de Parijse opera. De enscenering van Alain Platel was voor hen experimenteel, terwijl het dat helemaal niet is. Er speelt natuurlijk ook mee, dat het Parijse operapubliek de mens geen dier vindt, zelfs geen edel dier zoals een paard, maar dat de mens een paar treden hoger staat. Uit die gedachte ontstaat pretentie, en pretentie is de aanzet tot ijdelheid, en uit ijdelheid ontstaat racisme, waarmee je onvermijdelijk belandt bij fascisme.

 

Het fragment met Ricardo Mutti vormde voor mij het hoogtepunt van de uitzending. Wat hij voor het bisnummer zei, was een steek in de ziel, en viel samen met jouw mening hoe je denkt over de wurging van het subsidiebeleid door de vorige staatssecretaris voor Cultuur, Halbe Zijlstra. Mutti zei: ‘Als wij de cultuur vermoorden waarop de geschiedenis van Italië gebouwd is, dan is ons liefelijk land verloren.’ Waarop hij het lied van het slavenkoor uit Nabucco liet zingen door het koor én door het publiek, dat dit rechtstaande deed. Het was voor mij de meest indrukwekkende verzetsdaad in de Westerse cultuur sinds mei ’68.

 

Dat je Reinbert de Leeuw als laatste liet optreden in de fragmentenpartij was niet meer dan normaal. Hij dirigeert met de camera voor zich en je ziet hem niet waanzinnig van vreugde worden door de goede uitvoering. Nee, hij belandt in de krochten van zijn muziektalent. Waarmee je aangaf dat jij ook telkens een afdaling doet. Maar niet van de grond naar het ondergrondse, zoals dat bij De Leeuw het geval is, maar van het wolkendek naar de grond waar de natuur nog de macht heeft over de aarde. Een boerenzoon wordt nooit een stadsmens.

 

Je keerde met het De Leeuw-fragment terug naar het begin van de uitzending. Toen je vertelde over de horizon en het wolkendek. Dat voortdurend wijzigt. Je moet maar je rug gedraaid hebben of de kleur van de lucht en de wolkenpartij geeft een ander beeld. Wat jij ook voortdurend betracht. En de reden is van je angst om een banale dood.

 

Je zal je dood zelf regisseren, zei je, en je stelde Hugo Claus als voorbeeld, omdat je de dood wil kiezen die niet de Man met de Zeis wil, maar jij. Hopelijk heb ik begrepen waar Wilfried de Jong de kijker, minder vertrouwd met het theater en het toneel in het bijzonder, de kans niet toe gaf. Zo niet dan geef je maar lik op stuk of een smash op mijn neus bij onze volgende ontmoeting. Want ‘bloed eist bloed,’ zei William Shakespeare al, bij monde van Macbeth.

Je,

Guido LAUWAERT

Partager cet article
Repost0
18 août 2013 7 18 /08 /août /2013 23:00

 

De rotte staat van een armenhuis

 

Op 29 augustus is het weer zover. Dan begint het jaarlijkse Theaterfestival. Een tot op de draad versleten gebeuren. Wordt het geen tijd het af te breken en op de fundering een nieuw te bouwen?

 

De uitgewoonde toestand van het festival kondigt zich al aan in de presentatie van de jaarlijkse Theaterkrant: ‘De aftrap van Het Theaterfestival gebeurt traditiegetrouw met de State of the Union.’ Traditie slaat op gewoonte, op herhaling, op het niet afwijken van een formule. Heeft de geschiedenis niet al voldoende aangetoond dat traditie vaak het begin is van verzet, leidt tot opstand en uitmondt in revolutie?

 

Het broeiend verzet uit zich langs twee kanten. Côté cour. Binnen de kern van het festival vinden sommigen dat het initiatief zijn beste tijd gehad heeft. Ze verschijnen niet eens op de vergaderingen. De situatie behouden zoals ze is, garandeert hen echter een zekere status en die willen ze behouden. Anderen dan weer tonen hun goede wil. Om vrienden niet voor de hoofd te stoten. Côté jardin. Al zullen ze het openlijk ontkennen, maar uit wat stiekem gezegd wordt blijkt dat zowel deSingel als Kaaitheater liever zien dat het festival opgedoekt wordt. Of als het toch blijft bestaan, dat het elders onderdak vindt.

 

De selectie van dit jaar is zwak. Een karakterisering by the way van de jury zelf. Wat zwak is verdient geen erepodium. Een bewijs van een sterk karakter zou de beslissing zijn geweest een jaartje over te slaan. Nu kan de jury pronken met de prijzen van sommige groepen, maar het is niet omdat een gezelschap met de geselecteerde voorstelling op een buitenlands festival staat, dat het daarom goed is. Het ene festival is het andere niet.

 

Het Malta Festival PoznańPolen levert gegarandeerd volle zalen op, en is op zich lovenswaardig, laat dat duidelijk zijn. Maar waarom heeft elke voorstelling een sold out? Omdat de stad 700.000 inwoners telt, de staat en de stad er een smak geld tegenaan gooien, en er in de loop van het seizoen in Poznańop theatergebied weinig te rapen valt. Tweemaal 500 toeschouwers, zoals dat bij Nora van tg Stan het geval was, is dus niet het resultaat van kwaliteit. De werkelijke waardering maakt het publiek; voor tg Stan het obligaat applaus.

 

In het geval van Needcompany [Marktplaats 76] bleek het publiek dan weer euforisch. Ondanks het late aanvangsuur, 21.30 u, de afgelegen locatie, er tweemaal 200 stoelen moesten gevonden worden en de doorgangen werden bezet om geen van de 1600 toeschouwers teleur te stellen, de voorstelling om die reden met een halfuur vertraging begon, bleven een paar honderd vooral jonge mensen zitten, voor het napraatje dat rond 2.30 u ’s nachts eindigde. Indien er een derde voorstelling geweest zou zijn, dan zou die ook 800 toeschouwers hebben gehad.

 

Het Theaterfestival is vooral een bewijs van een jury zonder visie en dat bang is om knopen door te hakken. Het houdt het bij Eigen volk eerst. Dat is de gemakkelijkste weg en het promoveert de jury naar een niveau van wijze mannen en vrouwen. De jury behoort tot de vriendenkring en dat schept verplichtingen. Het festival is ook op maat gemaakt van mediasponsor De Standaard. Wat de zwakte van de jury extra in de verf zet.

 

Het schamele kostuum van het Theaterfestival toont zich ook door het negeren van een nieuwe trend, namelijk de diaspora van acteurs en regisseurs. Ze spelen of regisseren in Duitsland, Frankrijk, Nederland, en dat geldt ook voor hun Nederlandse collega’s. De gezelschappen NTGent, Toneelgroep Amsterdam, Toneelhuis, Nationale Toneel De Haag, Ro-theater Rotterdam, Münchner Kammerspiele, Thalia Theater Hamburg zijn een mix van Nederlandse / Vlaamse acteurs en regisseurs. Dat blinkt niet in het festival. Was Platonov van Luk Perceval door zijn Hamburgs gezelschap opgezet, zelfs met een paar Vlaamse of Nederlandse acteurs, en niet door het NTGent, het had niet op het programma gestaan.

 

En weg die jury. Een buitenlandse curator zou een scherper beeld scheppen van wat relevant is en op vernieuwing wijst. Een jury is een vorm van democratie. Helaas, kunst wordt gemaakt door dictators. Die wel praten met alle betrokkenen maar het eerste en het laatste woord hebben. Het is niet toevallig dat bij een film de naam van de regisseur als laatste op de begintitels staat, en dat slechts zijn naam op het plaatje prijkt. Wat wil zeggen: de laatste is de eerste.

 

Eén verzachtende omstandigheid. Het budget is zo schamel dat de jury sommige producties gewoon niet kan selecteren. En daarvoor is de overheid, bij monde van de minister van Cultuur, verantwoordelijk. Een directie die naam waardig zou weigeren met een aalmoes aan de slag te gaan. Je gooit je waardigheid niet zomaar te grabbel. De verzachtende omstandigheid is daarom relatief.

 

De versnippering in allerlei nevenactiviteiten doet het festival ook geen goed. Als je dan toch een eresaluut aan de crème de la crème wil brengen, doe het dan goed. Gooi de marginale, de tweede plateaus, eruit en geef meer speelruimte aan internationale voorstellingen waar een scheut Nederlands of Belgisch bloed in zit. En wat doen de jeugdvoorstellingen op het festival? Zij verdienen een eigen, volwaardig festival, met toeters en bellen, in plaats van voor amuse-gueule te spelen.

 

Het niet selecteren van sommige voorstellingen wordt mede in de hand gewerkt omdat de producenten zulke hoge bedragen vragen dat ze onmogelijk geprogrammeerd kunnen worden. De kostprijs van het opzetten van een eenmalige voorstelling is schrikbarend hoog. Wegens het feit dat er een inbraak in de agenda nodig is om de voorstelling alsnog geprogrammeerd te krijgen. Zulke toeren uithalen is vragen om extra kosten.

 

Door het lage budget, de formule, een jury, de opsplitsing in een Nederlands en een Vlaams luik, de inteelt, de versnippering, het zwakke aanbod, de verkoop van de ziel aan een mediasponsor – die alleen zijn eigen erf ziet, is het Theaterfestival niet meer dan een wijkkermis en het bestuur een armenhuis. Een paar correcties, zoals hier gesuggereerd, zou het sterfproces maar onnodig rekken. Het opdoeken is de beste oplossing. En opnieuw beginnen. Bloot en Anders.

Guido LAUWAERT

Partager cet article
Repost0
6 août 2013 2 06 /08 /août /2013 15:03

 

ijdeledagen-200-b.jpg

Vier mannen delen een groezelig appartement van een huisjesmelker. Legalen, illegalen en een marginaal. Onverwachts krijgen ze bezoek van een vrouw. Stoornis in het systeem. Het brengt ze aan de praat. Over zichzelf, de verhouding tot elkaar en hun gedacht over de positie van de vrouw.

IJdele dagen is een bescheiden voorstelling, maar zit wel stevig in elkaar en draait mooi rond. Essentie primeert. Het publiek zit en rondén op het speelvlak. Zoals het leven is. Iedereen leeft altijd midden in de maatschappij. Niets blijft geheim en de mens is een groepsbeest. Hij moet communiceren om te overleven. Maar bestaat hij wel in de huidige maatschappij waarin papieren en stempels belangrijker zijn dan meningen en gevoelens.

De mannen discussiëren hierover, maar het is [weeral] de vrouw die het probleem kernachtig samenvat: ‘Ik ben niemand zonder mijn identiteitskaart. Zonder mijn rijbewijs, zonder mijn pinkaart.’ Al zoekend naar het juiste evenwicht over hun plaats, komt deze minigemeenschap toch altijd weer uit bij de vrouw. Zij is de draagmoeder van de sociale toestanden in zowel een familie als in een staatsbestel. De mannen geven het niet toe, maar ze verraden zich wel. Want is de vrouw niet de oorsprong van de schepping? Gustave Courbet heeft dit in 1866 al bevestigd met zijn schilderij L’origine du Monde.Alles draait rond de vrouw en haar vulkaanmond, de vulva.

Een tweede speerpunt van die gedachte in de voorstelling is het moment waarop de marginale man, een Belg, model voor alle blanken, op zijn trompet het beroemde lied Summertime uit Porgy and Bess speelt. Zwart en blank komen dan samen, de intimiteit sluipt naderbij. Zo naderbij dat wie ook, van welke kleur of overtuiging een partner zoekt. Zeker wanneer het bloed bloeit en de eeuwigheid lokt. De voortplanting is een bewijs dat je zelf bestaan hebt. Zelfs al heb je geen papieren. Zelfs al heeft de man in het land van herkomst al een vrouw [en een kind].

Naar het einde toe wordt het publiek betrokkene, althans vier ‘uitverkorenen’. En de ‘sans papiers’ en de marginale worden toeschouwers. Aan hen wordt door de vrouw de vraag gesteld: ‘Wie van hen verkies jij? Als partner? Of uitgewezen [gedood] wordt?’ Het risicomoment van de voorstelling als werkelijkheid. Stel dat de toeschouwer, zo te kijk gezet, dit niet neemt, op opstand komt? De kans dat dit gebeurt is echter klein. Door het oprechte spel van de acteurs, een Braziliaan, een Senegalees, een Marokkaan, een Belg [de marginaal] en de vrouw [idem].

De toneeltekst is simpel, lijkt wel uit het randnieuws van de krant geplukt. Elke zin is echter zinvol. Past in het plaatje: de vermenging van rassen en culturen en hoe die langzaam maar zeker zijn vorm zal vinden, welke besluiten er ook getrokken worden door de mensen en gemaakt worden door de overheid.

IJdele dagen, een les in culturele ontwikkeling op weg naar een wereldbeschaving. In het snel naderbij komend nieuwe theaterseizoen gaat de voorstelling het land in. Niks slaapverwekkend aan… al viel de man naast mij voortdurend in slaap, maar ja, die had meer dan waarschijnlijk te lang in de zon gezeten.

Guido LAUWAERT

IJDELE DAGEN – productie ’t Arsenaal / Gen2020 / Mestizo Arts Festival

www.theateraanzee.be
www.gen2020.be

Partager cet article
Repost0
4 août 2013 7 04 /08 /août /2013 18:00

 

TAZ.jpg

 

Twee voorstellingen op de openingsdag, wisselend van kwaliteit. Maar eerst een impressie over het fenomeen Theater aan Zee, kortweg genoemd TAZ.

Van al de theaterfestivals is TAZ het meest kindvriendelijk, volks en beantwoordt het aan zijn beginselverklaring: het bereiken van mensen die zelden naar het theater gaan en/of tijdens hun vakantie ook wat meer willen dan dijk, strand en het eeuwig gezeur van de zee. Veel vrijwilligers, van alle leeftijden, met een groot engagement, zonder kapsones. Het grote nadeel is dat TAZ uit zijn voegen dreigt te barsten. Bewegwijzering naar de verschillende locaties is schamel. Plaatselijk is de organisatie behoorlijk maar vergt veel improvisatie van de medewerkers. ‘Jongens, ‘t is zomer. Gauw, ’t zal wel in orde zijn. Joak, dat tafeltje is te kliene, ik ga d’er nog een ander zoeken.’


Een groot gemis is dat op de locaties in de duinen of in de haven geen drankstandje aanwezig is. Op het Malta Festival in Poznań (Polen) was er op elke locatie een koffiestand van een sponsor, waar je – tegen betaling – een shot kan krijgen. Dat je nodig hebt na uren rondzwerven en zoeken naar wel erg verspreide ‘speelpleinen’. Ook flesjes water waren er niet voorzien.


Het programma is sterk Vlaams gericht, met een paar uitschieters naar Nederlandse producties. Veel ervan zijn al vertoond. Daar nog een oordeel over geven is zoeken naar een variatie. Die enkel kan gericht zijn op de band met waar TAZ voor staat en de status ervan als theaterkermis.
Wat ook opvalt is dat mediasponsor De Morgen alom aanwezig is. Vaste en losse medewerkers van de krant hebben wel een klusje. Sponsors mogen sterk op de achtergrond aanwezig zijn, maar niet prominent in beeld komen. Of je speelt een deel van je vrijheid kwijt. Heeft TAZ een eigen gezicht of slechts een masker geplakt op het gezicht van de krant?

Maar verder niets dan lof voor TAZ. Het is uitgegroeid van een afterhippie happening tot een volwaardig festival, zonder de pretentie van het jaarlijks Theaterfestival waar de beste producties van het jaar herhaald worden, maar die niet de beste blijken te zijn. Wat de jury ook toegeeft. Een zwak jaar waar het beste van het mindere uit gekozen werd. Beter ware geweest om te zeggen, jongens, de buit is zo goed als waardeloos. We slaan een jaartje over. Dat zal een lesje zijn voor de vrijbuiters, de strandjutters, wat theatermensen in wezen toch zijn. Al of niet verenigd in een gezelschap.

BALLAST


Dirk Pauwels, stichtend lid van het Gentse theatercollectief Campo, is met pensioen. De theatermicrobe echter niet. Om die reden heeft hij een gezelschap gesticht, De 3eColonne, bestaande uit één lid: hijzelf. Het grote verschil met zijn vroegere werk is dat hij het reguliere gezelschap aan de deur heeft gezet, net als subsidies, infrastructuur en dossiers, en zich focust op producties zonder techniek. Alle aandacht gaat naar het spel, de productie. Belangrijkst van al is de band met de acteur[s] en hun boodschap, als voorstelling verpakt.


Een eerste is
Ballast. Een monoloog van en door Ann Saelens. Deze voorstelling gaat door in huiskamers, en valt dus onder de noemer huiskamertoneel, een fenomeen dat niet nieuw is, maar toch altijd fris blijft. Een klein publiek en de organisator, de bewoners, ontvangen de bezoekers als zijn het huisvrienden. Ze krijgen een drankje en na afloop een zomers slaatje.

Ann Saelens is een corpulente dame, en daar gaat haar monoloog over. Aan elke mens scheelt wat, bij de ene innerlijk, bij de andere uiterlijk, bij een derde, de grootste groep, zowel innerlijk als uiterlijk. Ann Saelens behoort tot de derde categorie. Ze vertelt hoe ze door de mensen, van jong naar oud, besnuffeld en soms vals geknuffeld wordt. De vele anekdotes draaien rond de vraag: Wat maakt de mens? Elke mens heeft zijn kwetsbaar punt. Dat benadrukt Ann Saelens via een afdaling naar haar hel. Is daar een hemel te vinden? De oplossing voor haar is om, niet met vrienden, maar met vreemden over je probleem te praten, zonder een antwoord te verwachten. De vragen die ze stelt zijn retorisch van aard. Antwoorden bestaan niet.

Een bijzonder goede productie met slechts één storend element. Ze zit aan een tafeltje. Daarop staat een fles wijn en een glas. Af en toe neemt ze een slok. Een cd-player staat ook op de tafel. Een paar maal duwt ze de startknop in en klinkt een lied, een muziekfragment. Het lijkt te veel op een pauze. Is te weinig geïntegreerd in het verhaal, hoewel het daar wezendeel deel van uitmaakt. Een andere regietruc zou dat mankement vermeden hebben.
Meest indrukwekkend is het eindbeeld. Ze drinkt een glas wijn terwijl een muziekstukje uit de klankkasten rolt. Dán zijn spel en muziek één geheel. Ze gorgelt in de wijn. Druppels spatten op haar huid, haar zwart kleed, vallen op de grond. Dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed. De samenvatting van een pakkend verhaal, integer gebracht.

De productie, zo’n veertig voorstellingen oud, zoekt geen geschetter en gekletter in de media. Ze dreigt in de schaduw te blijven. Jammer. Daarom als uitsmijter nog dit. Iedereen kan deze voorstelling boeken. Heb je een iet of wat ruime huiskamer, kan je twintig, dertig mensen ontvangen, wat let je? Er is geen honorarium aan verbonden. De bezoekers stoppen een eigen bijdrage na afloop in een kous. Jaarlijks wordt de opbrengst gelijk verdeeld onder de spelers. Ook geld heeft voor De 3eColonne aan belang ingeboet. Het is enkel een quotering, heeft geen kapitalistisch waarde.

 

BLUE REMEMBERED HILLS


Dennis Potter, de auteur van dit toneelstuk [oorspronkelijk een televisiestuk], is ooit de Shakespeare van de televisie genoemd. Terecht. Hij is de auteur en drijvende kracht achter de BBC-trilogie Pennies from Heaven, Lipstick on your collar en het absolute hoogtepunt The singing detective.Latere televisieseries waren ook meesterwerken.
Het geheim van al zijn werken schuilt in sterk autobiografische elementen, maar op zulke wijze gepresenteerd dat velen er zich in kunnen vinden. De Tweede Wereldoorlog speelt een cruciale rol, de koolmijnen en het landleven met zijn volkse trekjes waaruit een sterke sociale boodschap opstijgt. Wat zijn werk extra aantrekkelijk maakt is dat hij de taal van zijn geboortestreek [Berry Hill, Forest of Dean, Glouchestershire] behouden heeft, maar het toch begrijpbaar maakt voor alle Engelstaligen. Het is streekgebonden zonder dialectische druk. Het vraagt wel, bij vertaling, een Bargoense invulling.

Het Antwerps theatercollectief De Roovers, curatoren van TAZ 2013, heeft een al te brave vertaling gebruikt. De hardheid uit de volkscultuur van Potter is zoek. De toeschouwer, niet vertrouwd met het werk van Potter, kan zich niet eens de vraag stellen of die er wel is. Nochtans is die noodzakelijk om tijd en plaats te accentueren. Goed, je kan een stuk uit zijn tijd en plaats halen. Helaas is dat niet mogelijk met het werk van Potter. Zeker niet voor jonge mensen die de oorlog niet lijfelijk hebben ervaren en dat soort kindertijd niet hebben gekend. Je moet al boven de vijftig zijn om de persoonlijke problemen van Potter, die hij in Blue Remembered Hills dik in de verf zet, en schildert op zijn jeugdvrienden, om die indringend aan te voelen. En dat wilde Dennis Potter net juist. In elk stuk, in elke serie. Het is telkens zijn wereld met zijnmensen.

Het stuk speelt zich af in de natuur, een bosrijke omgeving [zie zijn afkomst], maar eist een uitdrukkelijke intimiteit. De Roovers hebben van de voorstelling een locatieproductie gemaakt, goed idee, in de duinen. De grote fout is echter dat ze te veel over en weer hollen in een al te grote ruimte. Het claustrofobisch karakter van het stuk gaat daardoor verloren. Bovendien, de gevoelsmatige elementen van de tekst gaat door het hijgen, ook zij zijn niet meer van de jongste, verloren. Het is ook bijzonder vreemd ze honderd meter verder te zien roepen, maar hun stem te horen in een klankkast op een meter van de stoel waar je zit. Ze spelen ook niet, maar ze dreunen hun lijnen af. Zoals gebruikelijk bij De Roovers kiezen ze goede stukken, maar het ontbreekt ze aan karakter. Iets wat een leider, of een coach kan geven. Het samen beslissen leidt altijd toch een zwak resultaat.

De auteur heeft opzettelijk gekozen om kinderen door volwassenen te laten spelen. Weer zo’n typisch trekje van Dennis Potter. Een groot aantal kinderlijke trekjes verliest de mens als volwassene niet. Het is geen gimmick, zijn keuze, maar een verwijt aan de beschaving. Grote mensen blijven kleine. Hun primitieve elementen, mede mogelijk gemaakt door hun verwanten en de rotzooi van hun tijd, blijft bestaan. Soldaatje spelen ontstaat uit het soldaatje zijn van hun vaders en maakt van hen in het later leven soldaten in burgerkloffie.
Het collectief hanteert in beweging en spraak een kindervorm. Dat is leuk voor vijf minuten. Na een kwartier wordt naar een breuk gesnakt. Een omwenteling. Of op z’n minst een evolutie. Wat in het oorspronkelijke stuk aanwezig is.

De voorstelling loopt verloren in zijn eigen rommel als vormgeving ingelijst. En wat ook danig stoorde was de stotteraar. In elk stuk stak Potter een stotteraar. Het heeft een oorzaak. Maar in deze voorstelling is daar niets van te merken. Het gestotter heeft geen geestelijke afwijking. Is enkel een hortend, struikelend praten. Pijnlijk.

Guido LAUWAERT

Partager cet article
Repost0
30 juin 2013 7 30 /06 /juin /2013 14:57

 

Marketplace.jpg

Marketplace 76

Het was een mooie week, maar ik ben moe”, aldus oorlogscorrespondent Guido Lauwaert.

Zijn zondagswerk is achter de rug, hij is aan het inpakken, wordt om 16 uur opgepikt door de festivalcar en gedropt op de luchthaven. Om 18 uur de lucht in.

Hier dan zijn laatste brief uit Poznań. ■

 

Het probleem van Jan Lauwers is Jan Lauwers. Hij tracht dat probleem te ontzenuwen door er met al zijn artistieke talenten tegen te strijden, met een chirurgische ingreep. Die de pijn van het probleem verzacht maar het niet wegneemt. Een nieuwe ingreep is nodig; een nieuwe productie. Marketplace 76 is de jongste, getoond op de slotavond van het Malta Festival 2013. Voor een overvolle zaal; haast duizend toeschouwers.

Jan-Lauwers.jpg

Jan Lauwers

De korte inhoud vertellen en een kritiek schrijven hoeft niet. Inhoud en kritieken zijn te vinden voor wie googelt. Een expressie als impressie lijkt me beter. Waar te beginnen? Doek op.

Iemand, Jan, schreef dat dit je donkerste verhaal is.
Anderen zijn hem [haar?] gevolgd.
Ze dwalen. Het tegendeel lijkt mij eerder het geval.
Het verhaal is eenvoudig. Het staat dagelijks in de krant.
Eender waar ter wereld. Het doet de ronde. Wentelt om en om.
Een nieuwsfeit van betrekkelijke waarde.
Dat jou aan het denken zet. Een dorp is een familie.
Maar wat is de familie als dorp vandaag?
Wat het gisteren was; wat het altijd zal zijn.
Een gezelschap waarin iedereen zijn eigen plaats heeft.
Zijn eigen rol in groepsverband speelt.
Waar verhoudingen verloren lopen.
Ze trachten te vinden zonder te zoeken.
Zoals een antwoord vóór de vraag komt.
Als die er ooit komt. Wat niet gewenst of verwacht wordt.
Een dorp bestaat bij de gratie van het noodlot als toevalligheid.
Het enige raakpunt daarmee is een gebeurtenis.
Die jij open plooit. Tot je een dorpsgezicht hebt waarin jij kruipt.
Langs de wanden, alle hoeken meet. Elke hoek heeft zijn verhaal.
Met aders en darmen, botten en benen, zenuwen en spieren.
De explosie van een butaanfles. Doden, gewonden.
Een accident. Daar huilt men bloed.
Hier schreeuwt men help me, help me uit de nood.
Een gebraden kip kakelt om zijn pluimen.
Ginder draait het leven door. Niets gezien, niets gehoord.
Waarop de kermis weer aan het draaien gaat.
De doden gedenken. Wie weet nog hun namen.
Een jaar later, fanfare en blabla op de markt.
Icarus uit het raam valt voor het feest begint.
Waarom gaat de boer naar een hoer?
Van jouw hoofd naar je pen en penseel.
Pen is pencil, pencil is pen.
Opgehangen aan geboorte en dood.
De pen is een rechte lijn, het penseel maakt hem krom.
Je laat ze dwalen, schetst de geboorte van de dood.
Schildert de dood tot geboorte.
Het verhaal krijgt zijn wind, vindt zijn golving.
In het dorp, de gemeenschap waar jij in leeft en dat jou kent.
Elk weet zijn rol en speelt zijn plaats.
Wat jij nog hoort te doen, is het verhaal te vertellen.
Geholpen door het bakkes van de bewoners.
Het leven in het dorp is Vlaams en primitief.
Je vraagt aan de spelers niet te spelen. Don’t play.
Doe gewoon meer hoeft het niet te zijn.
Wees jezelf op een andere toon, met een nieuwe tint.
Zing. Dans. Val. Loop. Baad. Ga van hier naar daar.
Doe dit. Waarom? Daarom!
En dan, 76 dagen later.
Jongens! Het is winter, waar is de sneeuw?
Amarcord: wat ik mij herinner.
De slager wurgt zijn lamme vrouw. Stille nacht.
Slachtoffer van de explosie. Kadaverdiscipline.
Ze heeft lang genoeg geleden. Eu tha na sie.
Gevoelens vermengen zich. Expressies imploderen.
Tot een nieuw kind wordt geboren. Een hoerenjong.
Een nieuwe lente, een nieuw gekraai.
Wie is de vader? Nero? Lambik? Kapitein Haddock?
Guust? de dorpsidioot. De slimste jongen van de clan.
Heeft dat belang? Geef het een naam.
Amore? Amour? Amare? Houd het simpel, ja. Amor!
Latijn. We zijn ten slotte allemaal Romeinen.
Applaus! Ovatie! Fanfare!
Dans op de cadans van de rondedans.
La chanson des vieux amants.
De liefde? Waarom niet. Meer hebben we niet.
Liefde is goud, wierook en mirre.
Jongens, meisjes… jullie krijgen de Roomse zegen.
Op weg. Naar de kerk zonder god.
Waar je wagenspel gespeeld wordt op de markt van het theater.

 

En zo eindigt het verhaal van een festival. Met jouw laatste avondmaal. Ik had beloofd – ga even opzij staan, Jan… dank je – dat ik de medailles zou uitdelen in mijn laatste brief. Welnu: geen goud, geen zilver, geen brons. Wie een medaille verdient, staat in mijn brieven. Het was een mooie week, maar ik ben moe. Verlang naar huis. En hoog boven de lucht – waar Daedalus nog steeds zijn rondjes toert, onder de wolken, oplettend voor de zon en rekening houden met de wind en de stroming – zal ik mij afvragen: Waar ben ik thuis?

Guido LAUWAERT

Poznań, 30 juni

Partager cet article
Repost0
29 juin 2013 6 29 /06 /juin /2013 20:00

 

main_015.jpg

Geumhyung Jeong

 

De voorstelling van Meg Stuart heeft me niet geraakt. De dame kent haar vak, maakt ongetwijfeld prachtige dingen, maar ze zijn wit of zwart, kleur- en gevoelloos. Met als gevolg dat je er voor bent of je bent er niet voor.

De boodschap is wel duidelijk. Built to Last confronteert de spelers en dansers, en via hen de toeschouwers, met diverse periodes uit de westerse muziekgeschiedenis. Composities schetsen net als schilderijen en romans een tijdsbeeld. Niet alleen met hun verhaal, hun beelden, maar ook door hun techniek. Tijdens de Renaissance werd er een ander soort muziek geschreven dan in de Barok.

Wat Meg Stuart wil aantonen is dat de huidige mens een gevoelsomslag maakt, telkens hij met een periode in aanraking komt. Als uitgangspunt interessant, als het goed uitgewerkt is. En dat was het niet. Dat zag je ook aan het publiek. Op de driehonderd aanwezigen, waren er vijftig die de zaal vroegtijdig verlieten, tweehonderd die na afloop slap reageerden en vijftig die een staande ovatie gaven, alleluja riepen en bleven voor een nagesprek. Ze konden er zo te zien niet genoeg van krijgen.

Uit wat er toen gezegd is - tijdens de dialoog tussen de moderator, de vasthouders en de spelers/dansers en Meg Stuart – blijkt voor de zoveelste maal dat je een uitleg voor alles hebt. Benaderingen waarmee je van een stort een museum maakt. Helaas, dat soort praatjes zijn niet aan deze jongen besteed. Gerard Reve vatte dat soort visies en de toelichtingen daarop, binnen zijn vakgebied maar het is grensoverschrijdend toepasselijk, zeer goed samen: Mulisch is Vulisch.

Wat de voorstelling betreft, is heel wat techniek en dramatiek voorspelbaar. Er hangt een conceptueel ‘kunstwerk’ boven het speelvlak, voorstellende planeten en hun manen draaiend rond een prisma. Dat knutselwerk gaat vast draaien, denk je nog voor je neerzit. En ja hoor. Goed en wel een kwartier bezig of de bollenwinkel zet zich in beweging. Achteraan zie je half weggestopt een mistmachine staan, en ja hoor, goed en wel een half uur ver of de machine begon te spuiten. Door de rook konden de dansers naar hartenlust verdwijnen en verschijnen. Niet één keer, geen twee keer maar vier maal, al kan het ook vijfmaal zijn. Als het inlevend gevoel daalt, raak je ook de tel kwijt.

Van Ludwig van Beethoven, Sergei Rachmaninoff, Iannis Xenakis, Meredith Monk, Arnold Schönberg, Antonin Dvorák, Richard Strauss werden fragmenten gebracht waarop de spelers telkens anders rondhuppelden. Logisch, zelf ik, een man zonder maatgevoel, voor wat muziek betreft althans, reageert anders op een polka dan op een wals. Wat het spreekgedeelte aangaat, dat waren niet meer dan woordgrapjes waar Geert Hoste het patent op heeft.

Ach, weg ermee. Wacht even, toch nog dit: over de acteurs/dansers niets dan lof. Hoed voor ze af. Wat koud was maakten ze niet heet, niet warm, maar wel lauw.

Heel wat interessanter was de voorstelling die ik een paar uur eerder zag. 7 Ways van de Zuid-Koreaanse danseres Geumhyung Jeong. Geen decor, geen mist, geen muziek. Het geluid bij de bewegingen van haar lichaam ís de muziek. Wat in het programmaboek staat klopt als een zwerende vinger: zij haalt de kracht van de voorstelling uit haar lichaam. Dansen in de zuivere zin van het woord doet ze niet. Ze verheft de elegantie van haar lichaam tot dans. In zeven stappen toont ze evenveel facetten van de liefde en gebruikt simpelweg wat attributen waarvan het voornaamste een masker van een vrouwenhoofd is, die ze aan het begin over een voet schuift, door het samenspel van haar beide voeten. Haar hoofd is vaak weggeborgen, haar benen worden armen en haar armen benen. Vanuit het minimale haalt ze het maximale, op zulke wijze dat het publiek meer dan eens verrast werd en spontaan begint te lachen. Er was geen houden aan.

Deze jonge danseres… Geumhyung Jeong – zij gaat het maken, hand erop – verdient een rondreis langs alle theaters van het niveau Campo, Kaaistudio en Monty, de zomerfestivals, om via die weg door te stoten naar de tweede plateaus van de schouwburgen en kunstencentra.

Van al de voorstellingen die ik op dit festival zag, behoort 7 Ways tot de top drie. Vanavond naar de laatste, Marketplace 76, van Needcompany. Ben benieuwd. Zodat ik u morgen, in een laatste brief, kan zeggen wie goud haalt, zilver of brons.

Guido LAUWAERT

Poznań, 29 juni 2013

Partager cet article
Repost0
28 juin 2013 5 28 /06 /juin /2013 03:52

 

Romeo-Castellucci.jpg

Romeo Castellucci

 

Zo, het beste hebben we gehad. Tenzij Needcompany zaterdag met Marketplace 76 roet in het eten komt gooien. Dan moet het wel roet zijn uit een heel stijlvolle en superbe schouw zijn, want wat Romeo Castellucci voor zijn gezelschap gemaakt heeft, is van een hogere orde.

The Four Seasons Restaurant is een voorstelling die elke theaterliefhebber zou moeten zien. Komaan, Kaaitheater, deSingel en Vooruit, sla de handen in elkaar en haal deze productie volgend seizoen in huis. De jaarprogramma’s zijn al gedrukt, maar gaten in de agenda zijn er altijd. Castellucci is jullie niet onbekend en wonderen bestaan als je de kracht ertoe hebt om ze te realiseren.

De voorstelling is geïnspireerd op een aantal abstracte werken van Mark Rothko met dezelfde naam. De schilder maakte ze in 1958 in opdracht van de Seagram Building in New York. Vanuit dat meervoudig schilderij vertrok Castellucci om een denkbeeldige reis te maken. Een ruimtereis die de toeschouwer tot ver voorbij het 1001ste sterrenstelsel brengt. Alweer verscheen een film op het voortoneel van het geheugen van uw verslaggever: 2001, A Space Odyssee van Stanley Kubrick. Die man blijft cineasten en theatermakers inspireren. De computer HAL van het ruimtetuig die aan het eind van de film door de enig overgeblevene ruimtevaarder op hol slaat en de ziel van Big Bang zoekt, is het begin van de voorstelling. Het ruimtetuig komt niet in beeld, maar is wel denkbeeldig aanwezig door een aanzwellend muzikaal geruis dat de stoelen van de zaal haast door hun poten doen zakken.

Net als in de film van Kubrick wordt een nieuwe wereld gevonden. Het is deze maal geen cleane woonruimte maar een witte gymzaal waarin een voorstelling plaatsvindt, een theatrale bewerking van het dramatische gedicht van Friedrich Hölderlin, De dood van Empedocles. Voor de korte inhoud, sla aan het Googlen. Wat Castellucci er van heeft gemaakt is een verfijnde voorstelling waarin tien vrouwen optreden, een levende hond [die prachtig acteert] en een opgezet dood paard [een van de vier van de Apocalyps?]. Het verhaal en het bijhorend spel is volkomen absurd en ongeloofwaardig, maar dat gevoel wordt overtroffen door een ongelooflijk prachtige gratie, ongetwijfeld verwant met deze van Paolo Pasolini. Het is de bedoeling dat de kijker zijn eigen voorstelling maakt, hij kan niet anders want Castellucci dwingt hem daartoe.

Eenmaal de interpretatie van het gedicht van Hölderlin ten einde, blijkt het een voorstelling in de voorstelling te zijn. Het toneelgordijn schuift dicht maar gaat weer open en toont een zwarte ruimte en opnieuw komt de toeschouwer terecht in de ruimtereis. Hij suist recht de ziel van Big Bang in, die een kolkende zee blijkt te zijn. Voor Castellucci is water de bron waaruit alles ontstaan is en blijft ontstaan. Wat wij als mens meemaken is maar een fractie van de eeuwige geboorte, voortkomende uit de vrouw en haar vruchtwater. Alweer moet de toeschouwer zijn verbeelding te hulp roepen. En gelijk heeft de regisseur, want de mens heeft al heel wat ruimtetuigen een blik gegund van wat voorbij ons zonnestelsel huist, maar die blik is nog onscherp. Er is al veel gezien zonder dat er iets gevonden is. De wetenschapper moet het stellen met vermoedens, de toeschouwer met verbeelding. Tussen beide zet Romeo Castellucci zijn droom, die omkranst wordt met het lied Nacht und Traüme van Franz Schubert. Boven de krans klinkt als afsluiter het slotlied uit de opera Tristan und Isolde van Richard Wagner: De dood van Isolde.

Wat logisch is, in het licht van het concept, maar tegelijk verantwoording aflegt van dit verbluffend spektakel. Zoals Wagner met deze opera brak met de traditionele harmonie en tonaliteit, heeft Castellucci met The Four Seasons Restaurant een nieuw sterrenstelsel gevonden in het al rijke firmament van het totaaltheater.

Guido LAUWAERT

Poznań, 28 juni

Partager cet article
Repost0
26 juin 2013 3 26 /06 /juin /2013 14:31

 

Mikiko.jpg

Mikiko Kawamura

Het Belgisch weer heeft mij gevonden. Het heeft dinsdag de hele dag geregend. Alle openluchtattracties vielen in het water. Maar het werk roept. De deur uit, drie voorstellingen wachten op me, en een afspraak met een veelzijdig kunstenaar, betreffende een project, waarover later meer.

Mikiko Kawamura is a rising star of Japanese dance,’ is de eerste zin van het blokje uit de festivalcatalogus. Een danseres die het liefst alleen in de vele zonnen van het theater staat. Ze is geboren in 1990 en heeft al heel wat bekers in haar prijzenkast staan. Haar kunstcarrière begon met breakdance, maar gaandeweg vond ze haar eigen dans. Zelf omschrijft ze die als een meisje spelend in een denkbeeldige wereld. Alphard is de naam van haar solodans. Waar ze de belangrijkste ster van de onderwereld, Hydra, mee bedoelt. Een slang met vele hoofden. En dat is ze ook, al dansend. Ze kronkelt van lichtvlek naar lichtvlek, de toegang versperrend voor schepsels van Mars, al kan het ook Pluto zijn, want met die Japanners weet je nooit. Ze verdient er de vele sauzen van haar shuhi’s mee, en dat is haar gegund. Maar wijzer worden wij, toeschouwers, er niet van. Het mooiste aan haar voorstelling was de wijze waarop ze groette: snokkende, korte buigingen. Een Amerikaanse professor in de theaterwetenschappen naast me, vroeg waar ik vandaan kwam voor het applaus zijn laatste adem uitblies en welke mijn volgende voorstelling was.

Feed. Van Kurt Henschläger. Uit Chicago. Hij mixt graag klankgroepen met videoprojecties, een eigen vorm van animatiefilms. De voorstelling heb ik niet gezien maar wel gehoord. Elke toeschouwer moest een formulier invullen [naam en voornaam, geboortedatum, land van herkomst], dat je onderaan moest dateren en signeren. Het was in het Pools opgesteld, maar de verantwoordelijke van de voorstelling vertelde in het Engels de hele zwik op papier en maakte er een beknopte versie van. De organisatie was niet verantwoordelijk voor gehoorschade en mensen met hartproblemen betreden op eigen risico de zaal. Ik weigerde te tekenen en dat is de reden dat ik 45 minuten heb staan verzuilen in het ijskoude voorgeborchte van de zaal. Toen de eerste mensen na een half uur buitenkwamen vroeg ik of ze vluchtten voor de dreunende vibraties uit evenveel klankkasten als dat er toeschouwers waren. Daarom niet alleen, zei een Parijse fotograaf waar ik voorafgaand aan de voorstelling een praatje mee had gemaakt en die het huis Roularta kende. Van zijn Franse uitgaven, waar hij soms foto’s voor maakte. Hij was er onderuit gemuisd omdat hij geen foto’s kon maken. Het eerste kwartier speelde zich af in complete duisternis waarin een smog werd gespoten die de toeschouwers bij de keel greep en zich in het haar vestigde en van daaruit aan een afdaling begon. Eindelijk enig licht in de duisternis. Een spel van alle tinten van een zwartgrijze regenboog. De bedoeling van het geheel was een gevoel te scheppen waarin je alle houvast, de letterlijke en de figuurlijke, verliest. Nou, die wilde hij niet kwijt en daarom was hij vertrokken. Hij vroeg me welke mijn volgende voorstelling was. Ha, dezelfde als die van hem. Wij samen op stap.

Mush-room van Grace Ellen Barkey & Needcompany. Eindelijk lol en, figuurlijk, warmte. Een anderhalf uur durende trip van acht dansers [m/v] onder uiteraard artificiële invloed van drugsvriendelijke paddenstoelen. Ze kunnen er nooit genoeg van krijgen. Ze plukken en eten ze en zien ze zweven en dansen en slaan kreten uit en vertellen verhalen, eigen aan junks. De voorstelling is al besproken door een collega, vermoed ik, maar toch een korte impressie. Van een wereld, verwant met die van Federico Fellini en zijn film [Il] Casanova [di] Fellini. Venetië en zijn carnaval, waarmee de film begint, daagt op, maar evolueert naar de Feesten van Wormen en Amoeben in het Wilde Westen uit het Verre Oosten van de Darmen. Eindelijk de verbeelding aan de macht. Met een vrolijke ondergrond die geen seconde verveelt, maar blijft verrassen. De voorstelling haalt zijn succes niet enkel uit zijn tricky trips, maar ook uit de mix van culturen. De combinatie zorgt telkens voor een surrealistisch spektakel, met de typische stempel van Needcompany.

De kleren doornat, de schoenen piepend en sissend, het lijf tot op het bot verkleumd, onder een motregen die van geen ophouden weet, bereikte ik mijn hol in de grot genaamd Novotel Centra, waar een paar glazen rode wijn mij voldoende warmte bezorgde om als een blok in slaap te vallen. Een slaap waarin ik de dromen van Fellini hervond. Met dank aan Grace Ellen Barkey… en ook wel aan de wonderdokter van het Vlaamse theater, Jan Lauwers.

Guido LAUWAERT

Poznań, 26 juni

Partager cet article
Repost0
25 juin 2013 2 25 /06 /juin /2013 11:56

 

MartaGornika.jpg

Marta Górnicka

Ooit een pannenkoek gegeten uit de betonmolen? In Poznańkan het. Op het meeting point draait een betonmolen de deeg. Wat je erop wilt hebben, eenmaal hij uit de pan glijdt staat op een schoolbord naast de molen. Met vlees, vis, kaas, groenten, warm of koud. Een vriendelijke jongeman vertaalt in primitief Engels, maar we begrijpen elkaar zodat even later twee opgerolde pannenkoeken met inhoud geserveerd wordt. Lekker. Opgelet! Stilte op het plateau. Camera klaar? Geluid klaar? En Aktie!

Zoals bij elk festival overal ter wereld wordt de eerste dag nog volop getimmerd en aangesleurd. Het doet me denken aan Expo ‘58. De eerste dag fietsten mijn broer en ik naar de Heizel, waar de hekkens nog op de grond lagen. We liepen binnen zonder te betalen. Het Frans paviljoen was nog een bouwwerf. In het Russisch paviljoen werd een satelliet uitgepakt. Spoetnik 2. Hij had rondjes rond de aarde gedraaid met aan boord een hond. Laika. Hij blafte, boven Amerikaans grondgebied, en keerde behouden terug, ergens in de Russische steppe. Laika moest niet terug naar de kennel, maar kreeg onderdak in een paradijs, een labo, tussen geleerde heren en vrouwen in witte jassen. Dat ging hem blijkbaar op de duur vervelen, want hij nam de benen en werd een zwerfhond. Hoe het hem verder verging leest u in de novelle Hondenhart van Mihail Boelgakov. Een hilarisch verhaal.

In een hoek van het centrale festivalplein is een stand met een naaimachine en tientallen stofjes in de meest bizarre kleuren. Naar eigen wens en verbeelding kan je je eigen strik laten maken. Ik bestel er een in de Belgische kleuren. Problemski. De kleuren van de Belgische vlag zijn niet bizar. Maar het lukt ze. Even zoeken via een laptop. Bingo. Iemand wordt erop uit gestuurd en een paar uur later loop ik mijn vaderland te vertegenwoordigen. Ik ben de enige Belgische journalist. Dat vindt de persdienst vreemd. Er zijn wel honderd journalisten. Uit Polen, Roemenië, Duitsland, Bulgarijë, Italië, Groot-Brittannië, Tsjechië, Ierland, Rusland, de Verenigde Staten. Soms meerdere uit een land. Geen enkele uit Nederland. Die hebben zonet het Holland Festival verslagen en liggen uitgeteld in Zuid-Frankrijk bij te komen van de vele recepties.

Ik denk dat deze week geen kunstjournalist meer in Frankrijk te vinden is. De persmensen trekken van locatie naar locatie en vullen de helft van de zalen. De andere helft van het publiek bestaat uit studenten van kunstscholen en optredende artiesten die elkaars werk willen leren kennen. Massa’s gratis tickets heb ik zien uitdelen voor de te betalen programma’s. Maar het moet zijn dat het kan. Het totaalbedrag van de subsidiëring en de sponsoring is niet onaardig, zo te zien aan het aantal logo’s achter in de mooi verzorgde catalogus. Het is even zoeken maar ik vind er ook een van de Vlaamse Gemeenschap. ‘Samen met Avignon zijn wij het enige festival dat door de Flemish Government gesponsord wordt,’ zegt de assistent van de assistent van de assistent van de perschef. Dankzij mevrouw Schauvliege kan Vlaanderen zijn kunstkinderen uitzenden. Missionering, het zit hem nog in ons bloed. Is het niet zonder kerk dan is het met kunst. De overheid helpt een handje mee.

Alle nevenactiviteiten opsommen is hels. Maar toch dit. Ze verrassen om hun vindingrijkheid. Dit festival heeft iets weg van TAZ, maar met meer frivole invalshoeken. Je ziet dat de jeugd op zoek is naar nieuw spektakel, op hoog artistiek niveau. Het theater van Tadeusz Kantor en Jerzy Grotowski is niet dood maar aan de kant geschoven. De naam Roland Topor, in Parijs geboren en gestorven maar met Poolse roots, zegt ze niets, maar in de grafiek van jonge beeldende kunstenaars zijn dezelfde krolse kuren te vinden. Mensen zijn monsters. Ze zijn getransformeerd tot Quasimodo’s in extreme graad, door een verloedering van de Westerse cultuur. Artistieke bewegingen als dada, het surrealisme, de popart et cetera hebben die evolutie niet kunnen stoppen of ombuigen. Nogmaals wordt het geprobeerd, en dat is mooi, maar ik vrees het ergste. De kunst is in de verdrukking geraakt en musea lokken wel massa’s volk, helaas zegt de gegoede klasse: ‘Leuk, maar schat, gaan we vanavond wat zappen. Ik ben zo moe van dat heen en weer gehos.’

TgSTAN speelt Nora. Een productie die al lang loopt en door uw spion aan het kruis genageld werd. Een voorstelling die in de prijzen viel van het komende Theaterfestival in deSingel. De jury moet geestelijk wel heel moe zijn geweest om deze productie in de troonzaal te zetten. Van wat ik er indertijd over geschreven heb neem ik geen woord terug, want de voorstelling is saai. Ze moet het hebben van Wine Dierickx [Nora], die bijwijlen wild danst. Leuk, maar het ruikt teveel naar een noodgreep. Haar extreem kinetische energie werkt maar kort. Eenmaal de verrassing eraf is, irriteert ze. Bovendien is haar Nora geen poppenvrouwtje, maar een kindvrouwtje met een beperkte actieradius in haar brein. Het laatste half uur is dan niet alleen saai, daarenboven vervelend. Ze kan de omslag van verwend nest naar een jonge vrouw met een visie op de positie van de vrouw binnen het huwelijk niet geloofwaardig maken. Het publiek reageerde lauw.

Terug op het festivalterrein ben ik net op tijd om van het concert van Marta Górnicka te genieten. Deze jonge artieste schreef het libretto, componeerde de muziek, voerde de eindregie over een koor van 23 vrouwen die a cappella zingen, schreeuwen, puffen, ritmisch dansen en [gewild] struikelend de positie van de vrouw in de maatschappij schetsen. Een wervelend spektakel. De komende dagen treedt haar groep met andere van haar composities op. Zij en haar groep verdienen alle festivals ter wereld. Komaan, Festival van Vlaanderen, waar wachten jullie op? Gewoon snel boeken en dan hard op de tafel slaan van het Pools Cultureel Instituut, gehuisvest in Flagey. Ze zitten daar te wachten op uitnodigingen en willen niet liever dan de hedendaagse Poolse kunst in al zijn botten en spieren de Belgen de kop in te rammen.

De dag eindigt op het tweede podium van deze Grote Kunstmarkt met een bandje van vier mannen, samen goed voor 400 jaar. Hun uitrusting lijkt te stammen uit de glorietijd van Chroesjtjov. Geen probleem, als ze er maar stevig tegenaan gaan. En dat doen ze ook, met schwung. Vanavond [gisteren, dus] wordt het hele repertoire er door gejaagd van de Beatles. Vandaag zijn ze er weer bij, en morgen, en overmorgen. Alle markante wild bands uit de sixties en seventies komen aan de beurt. Alle medewerkers gooien zich op de dansvloer en douchen de spanning van de dag van zich af, recht het putje van de nacht in.

Guido LAUWAERT

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche