Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
9 mars 2010 2 09 /03 /mars /2010 16:55

Frederice Martine ten Harmsen van der Beek (Blaricum, 28 juni 1927 – Groningen, 4 april 2009) was in de jaren zestig van de vorige eeuw bekend. Na het sensationele succes van haar eerste bundel, Geachte muizenpoot en achttien andere gedichten, tienduizend exemplaren!, gleed zij midden de jaren zeventig echter weg in de anonimiteit. Zelfgezocht. In Garnwerd, het noordelijkste punt van Nederland.

Hoogst uitzonderlijk kwam zij nog eens piepen. Zoals in 1981 met drie gedichten in de verzamelbundel, Aan het werk, uitgegeven n.a.v. de pensionering van haar uitgever, Geert Lubberhuizen, de stichter van uitgeverij De Bezige Bij.

FritziIk heb het geluk gehad een paar maal met haar samen te werken. In 1984 trad zij op op de 4de Nacht van de Poëzie. Zij kwam laat op de avond licht beschonken toe. Het eerste waar zij om vroeg was rode wijn. De voorraad was door de andere dichters al verzet. Mijn jongste broer Luc heeft in en rond Vorst-Brussel een odyssee ondernomen. Nachtwinkels bestonden toen nog niet, maar hij kwam met een zestal flessen opdagen. Lang voor het ochtendgloren moest hij weer de baan op.

De tweede maal was bij de uitgave van een poëziemap voor een tentoonstelling in het crematorium Westlede in 2001. In samenwerking met het Poëziecentrum heb ik een aantal dichters om een rouwgedicht gevraagd. Na heel wat aandringen heeft zij een onuitgegeven gedicht afgestaan, Goed Begrepen? De titel is ondanks het vraagteken een bevel. Gericht aan haar (overleden) hond. Te vergelijken met Zit! Lig! Niet bijten!

Alle gedichten van Fritzi ademen luciditeit. De wijn? Waarschijnlijk. Ongrijpbare versregels, maar wondermooi. En het geheel is altijd een verhaal met een begin, een midden en een slot. Zoals in dit gedicht. Een eenzame appel hangt tussen de naakte takken. Maar al klampt hij zich vast aan zijn twijg, hij zal vallen door een stoute ‘windvlaag’. Op de grond wacht hem ‘het tedere insect’ tussen de zwarte bladeren, zijn paradijs (= de herfst), die zich in de appel zal wurmen tot hij het klokhuis bereikt, het zaadhuisje.

En nu het onderliggende verhaal: het lichaam wordt strammer, de blik schemeriger, het haar dunner, schaarser. De mens kantelt voorgoed het bed in, waar hij sterft en na de dood de grond in gaat, waar hij prooi is voor de worm, en bovengronds vergeten wordt.

Ik kan moeilijk afscheid nemen van mijn meest geliefde dichteres. Toch moet het. Goed, dan maar met een terugkeer naar het gedicht. Een normaal mens zegt: ‘’t Wordt frisser, de herfst komt eraan. Ik word oud. De botten kraken. Vroeger kon ik lezen zonder bril.’

Fritzi zegt het veel sterker. Humorloos maar met een teder gevoel, uitdeinend zoals het heelal. Herlees het eerste vers met het voor- en achterliggende verhaal voor ogen en verwijl even bij haar. En luister naar de echo in haar poëzie.

Guido LAUWAERT

Humorloos Gedicht

 

Waar winter schaduw aanblaast op het lijf

verstijft de ademtocht tot kleine rook,

van wellust geel, de appels van het oog

na-oogst van brakke hoop, beslaan met rijp.

 

O. Minnaars, door dit najaar ondermijnd

zijn wel geschraagd door zwart, waarachtig hout

maar staan als stammen, van hun kroon ontzet

met smalle handjes, spin- en bladernaakt

 

en loven, liefkozen en spelen wel en

wentelen en strelen, eindeloos verstekt

het tedere insect, dat, winters al verpopt

verstopt, hergeven paradijs verbeidt:

 

maar ai, dat appeltje, getroond maar ongeplukt,

geluk? behouden aan de hoogste twijg, ge-

neigd tot eerste windvlaag het verrukt,

naar willekeur der zinnen, tot vergetelheid?

 

Fritzi Harmsen van Beek

Partager cet article
Repost0
7 mars 2010 7 07 /03 /mars /2010 11:01

Hier halen ze zeker het theaterfestival mee.

 

Eerste scène

We nemen een roman. - Welke roman, jongens? - Een dikke roman, Sara. Zo dik dat zelfs een blinde hem ziet.- De idioot! Van Dosto! Nee, Sara. Niet De idioot. Het publiek is al gauw geneigd A aan B te koppelen. - Juist, Willem. Wij zijn niet naïef. - Maar welk boek dan? De bijbel? - A, nee. Niet de bijbel. M’n hele jeugd ben ik al om de oren geslagen met dat ding! Het komt me de strot uit. - Ja, Gilles. Het is niet omdat jij ervan moet kotsen, dat wij niet er niet mee mogen sollen. Want dat is toch de bedoeling van de voorstelling, nietwaar? Dat hadden we afgesproken. Een beetje dollen - Welk boek dan, Willem? Ulysses! - Ben je gek? Geen normaal mens die het uitgelezen heeft, maar Joyce blijft een knuffelbeer. - Ik stel voor, van een auteur die momenteel niet in de markt ligt. - Kom op, jongens. Met stilte komen we niet verder. - Thomas Mann! - Juist, Damiaan! Bravo! Thomas Mann. - En welk boek dan? De Toverberg. Duizend bladzijden. De goedkoopste slaappil. Duizend keer in slaap donderen voor vijf euro! – Vijf euro, Peter? – Ja, je vindt dat prul in elke ramsjboekhandel. – Goed. Iedereen mee eens? De Toverberg. Eenmaal, andermaal… verkocht!

 

Tweede scène

God, jongens. Zitten we hier al een half jaar te snuffelen in dat stom boek zonder een invalshoek te vinden. – We hebben wel flink gelachen! – Ja, dat wel, maar met gelach maak je geen voorstelling. – Het is een goed begin, Sara. Als wij met een sneer van Damiaan lachen, zal het publiek dat ook doen. – Zeker weten? - (Allen) Zeker weten! – En we gooien er flink wat klank- en lichtspel tegenaan. Voor de sfeer. De jeugd is gauw tevreden. – En de ouderen, dan? – Sara, de ouderen? Plak ze een ster op en voer ze af. – Een hoop techniek, jongens, is een bak geld! – Geld? Aan geld geen gebrek, toch? We zitten hier met vier gezelschappen lekker bij elkaar. Dat is toch een mooie pot. – Goed, blijft het probleem, de invalshoek? – Moet dat? – Nou, Sara, niet moeilijk doen. – Nee, of straks wordt het een tragische komedie. – Of een tragisch drama. – Geen van beide. Maar ook geen burleske, of groteske. Iets totaal nieuw! – Mee eens, mee eens, jongens, maar wat ook, een invalshoek moet. Zodat het publiek de stroming ziet. – En de windrichting! Vergeet de windrichting niet! – Leedvermaak! – Hé, niet slecht, Sara! Bingo! Leedvermaak. – Iedereen mee eens? Leedvermaak. Goed. Iemand een biertje?

 

Derde scène

Er zit wel weinig handeling in, gasten. – Daar moeten we toch iets mee kunnen doen. Ik bedoel: we zijn toch voldoende beroeps om uit het niets een toverberg te toveren. – Daar zeg je wat. Maar om te toveren moet je kunnen goochelen. – Is wel taai, jongens. Maar drukken! Moet je eens kijken op de colofonpagina. Eerste druk, 1924. Tweede druk, 1925. Derde druk, vierde, vijfde, zesde en dat gaat zo maar door. – Heerlijk. Moeten we gebruiken. Iemand leest die pagina, woord voor woord. – Tot en met… niets uit deze uitgave mag worden… - … vermenigvuldigd door middel van, et cetera, et cetera. - Als je ’t een beetje handig aanpakt drukt het de saaiheid van de roman uit. – Hij kan wel schrijven. – Willem! Ik bedoel dat de sfeer een grootse saaiheid uitstraalt. Zo ervaart de hoofdfiguur dat, euh, allez, hoe heet ie ook weer? Ik zou het duizend keer zeggen. - Hans Castorp. – Dank je, Hans Castorp. Wel die kerel zit zeven jaar in Zwitserland in een gesticht. – Wat voor een gesticht? – Een ziekenhuis. – Wat voor een ziekenhuis? – Wat voor ziekenhuis? Die Hans heeft het aan zijn longen. Staat op pagina, even kijken, dertien. – Longen! Daar beginnen we mee! Bij de binnenkomst van het publiek sprenkel ik een bijtend product op de vloer en iedereen traant. – Schitterend, Damiaan. Ronduit schitterend! En een technicus blaast stof in de zaal zodat er minutenlang gehoest wordt. Et voilá: plot, sfeer, invalshoek en vier… ruimte. – Mooi! Maar de tijd. De tijd waarin het gebeuren zich afspeelt. – Jongens, genoeg voor vandaag. Tijd of dé tijd is voor een volgende repetitie. Ik sterf van de honger.

 

Vierde scène

Waar waren we gebleven? – We gingen het vandaag hebben over de tijd of ‘tijd’. – Dé tijd, daar moet je het boek niet voor lezen. Die kan je vinden as je de flaptekst leest. We nemen hem over in de perstekst en zetten hem in het programmablaadje. Kees is klaar. - Mag niet te duur zijn, vrienden. Het budget krimpt zienderogen. – Maak je niet druk, Peter, over de kost van het drukwerk. Daar hebben we toch een coproducent voor. – Blijft over het begrip tijd. – Ik denk, ik denk dat we met over woorden te struikelen, halve zinnen te herhalen, dat aan te dikken, veel euhs en ha’s in het rond te zwieren, voortdurend te geeuwen, we dat begrip tot kunstvorm kunnen verheffen. – Welk begrip? – Tijd, Peter! Tijd! – O ja, sorry, ik was even niet mee. – Mag er gerookt worden in de voorstelling? – Tuurlijk, Damiaan, rook gerust een sigaar. – En drinken? – Drinken doen we zeker. Ik ga geen twee uur op het toneel staan zonder een slok. – Maar het speelt zich af in een sanatorium! – Sara! Eén. Tijd, plaats en ruimte hebben we overboord gegooid. Twee. Wat hebben we al bereikt? Geleuter. Dát moeten we aandikken. Langs die weg bereiken we een hoger niveau – Een hoger niveau? – Ja, zeg Sara. Denk er vannacht eens over na. Ik moet nu echt gaan. Mijn opa ligt al een week te rotten in de haven. Ik moet de ouwe trekschuit toch eens bezoeken. Alvorens hij zinkt.

 

Vijfde scène

Hallo, Peter? – Ja, met Peter. – Met Gilles. Ik zal volgende week niet naar de repetities komen. Je weet dat mijn opa overleden is. – Ja, dat heeft Willem me verteld. – Wel, ik ben er nog niet overheen. – Maar hij is al een maand dood! – Héhéhé, rustig, man. Dat wil niet zeggen dat ik niet aan onze voorstelling gedacht heb. – O, ja? – Ik vind, bijvoorbeeld, dat Sara af en toe iets moet laten vallen. – Laten vallen. – Deuren, bijvoorbeeld. – Deuren? – Ouwe deuren. Die omvallen. – Waar slaat dat op? – Dat slaat nergens op. Tenzij dat het absurde van de handeling gezien wordt als, als, als een onderdeel van de totale absurditeit van de voorstelling. – Gilles, ik zie het eerder als een metafoor voor de wijze waarop Nederland zich de laatste dertig jaar kapot heeft geluld. – Ach man, zeik niet zo. – Ik spreek er met Sara over. Matthias had ook een idee. – Matthias! Een idee? – Ja, een neukscène. Die hoofdfiguur in die barak heeft een liefje. Hoe heet ze ook weer? Ze slaan aan het neuken. Maar het mislukt. Door die longen. Begrijp je? Sara heeft er geen bezwaar tegen. – Nou, dan doen we dat. – Nog iemand een idee? – Niet dat ik weet. – Goed, dan stel ik een eerste doorloop voor eind van de maand. – In Brussel? – Ja, ’t Kaai is prachtig. Hoi, Peter! – Slu, Gilles.

 

Zesde scène

Ik denk dat we stilaan het podium kunnen opzoeken. – Om te repeteren? – Ben je mal. Aan repetities hebben we niets – Matthias heeft gelijk. Iedereen weet toch wat hij moet doen. – Gewoon, optreden. - We hebben heel wat bereikt. – En dat allemaal zonder regisseur. – Of dramaturg. – Op eigen kracht. – Rest enkel een naam te verzinnen. – Ik stel voor: Aan de tafel. – Sara! Waar slaat dat op? – Wel, de tafel is belangrijk in het creatieproces. - Jongens! De titel moet niet op het gevolg slaan, maar op de oorzaak. – Wel man, hou op met aan die sigaar te lurken. Voor de dag ermee. – We hebben een slash het boek openhaakje niet sluikhaakje gelezen – Punt. – Nee! Na een titel volgt toch geen punt. – Waar blijf je het halen, Damiaan? – Ja, ik weet het. Ik ben geniaal. – En als laatste daad gooien we het boek in het vuur. Bij wijze van spreken. Het is voldoende dat er wat stof opwaait. Zwart stof. Lijkt op zwarte rook. – Bon. Iedereen mee eens? – (stilte) – Dan geven we een paar try-outs. Vragen een paar jonge afgestudeerden van Theaterwetenschappen om er een beschouwing over te schrijven, scharrelen wat docu bij elkaar en we zitten safe. – Hier halen we zeker het theaterfestival mee.

Guido LAUWAERT

WE HEBBEN EEN/HET BOEK (NIET) GELEZEN productie: tg Stan, de Koe, Dood Paard en Maatschappij Discordia – met de steun van Kaaitheater – tot 6 maart in Kaaistudio’s. Vervolgens op reis t/m 8 april – www.kaaitheater.be

Partager cet article
Repost0
7 mars 2010 7 07 /03 /mars /2010 10:48

In literair café Den Hopsack in Antwerpen ging vrijdagavond de tweede editie van de rondreizende tentoonstelling Dubbel van start, de expositie met beeldend werk van dichters Bert Bevers, Frans Budé, Hans Claus, Annemarie Estor, Joke van Leeuwen, Mark Meekers, Yvonne Né, Lucienne Stassaert en Frank De Vos. De tentoonstelling loopt tot vrijdag 2 april.

Naar aanleiding van de eerste editie, die vorig jaar in Bergen-op-Zoom plaatsvond, schreef Roger Nupie dat er kennelijk iets is met dubbeltalenten.

Niks mis met henzelf: deze negen dames en heren schrijven én ze zijn actief als beeldend kunstenaar. Dat mag opmerkelijk zijn, maar er is niks mis mee. Vreemd is eerder hoe vaak tegen dubbeltalenten wordt aangekeken. (Mededelingen van het CDR, 146, 20 oktober 2009, p. 8)

Het komt er namelijk op neer dat impliciet uitgegaan wordt van de geringschattende stelling dat plastisch werk van dichters in feite niets meer voorstelt dan een uitstapje naar een andere discipline.

Ik ben er integendeel van overtuigd dat talent in de meeste gevallen tot ontplooiing komt in een waaier aan uitdrukkingsvormen. Talent is immers proteïsch, vertoont zich in allerlei gedaanten.

Poëzie-avonden organiseren met dichters die uitsluitend dichten, dat is pas een moeilijke opdracht.

HPIM7008.JPG

Henri-Floris Jespers opent de tentoonstelling (foto: met dank aan Albert Hagenaars)

Na de opening van de tentoonstelling vond een poëzieavond plaats met behalve Dubbel-deelnemers ook Albert Hagenaars, Hans Mellendijk, Roger Nupie en Rudy Witse. Tussen het geïnteresseerde publiek: Richard Foqué, Kris Kenis, Saïd Onouss, Bart Van Peer, Bert Popelier, Tony Rombouts, Rose Vandewalle en Paul Vincent.

Tot mijn verrassing werd ik door Frank De Vos geconfronteerd met een hertaling van het gedicht 'Ailleurs et nulle part' uit mijn bundel Comme une aile qui se brise... (1967):

Van ergens en nergens

 

Ik, de vreemdeling.

Van ergens en nergens gekomen

ik mijmer aan avonddraden

aan onbeweeglijke schaduwen.

 

Soms ween ik over alle bladzijden

die ik weiger te schrijven

en diep in mij blijven kreunen.

 

Fraai mijn taal met Alcibiades naam

die me doorboort van eeuw tot eeuw.

*

Jammer genoeg kon ik slechts een deel van de avond bijwonen. Ik was namelijk winterse doortochtgeld aan het afbetalen. Een verkouden man gaat als een halve man door het leven en is dus geen goed gezelschap.

I took a French leave. J'ai filé à l'anglaise.

*

'Dubbeltalenten' kwamen onlangs ook aan bod in de Stadsbibliotheek van Sint-Niklaas: woordsculpturen en installaties van Renaat Ramon en Helen White, Indigoblauw gekleurde Nobelprijswinnaars van Maja Jantar, een (anti-)heldendichtproject van Annemarie Estor en Lies Van Gasse, visuele gedichten van Luc Fierens en architecturale bevlogenheid van Arnoud Rigter, een collage-gedicht van Eva Mouton en een drieluik van Piet Brak, plastisch werk van creatieve duizendpoot Joke Van Leeuwen en hoogst originele beelden van Bie Van Assche.

Henri-Floris JESPERS

Dubbel. Beeldend werk van 9 dichters, Literair café Den Hopsack, Grote Pieter Potstraat 24, 2000 Antwerpen.

http://www.gemengdeberichten.blogspot.com/

 

http://dubbeltalenten.blogspot.com/2009/10/henri-floris-jespers-inleiding-op.html

Partager cet article
Repost0
3 mars 2010 3 03 /03 /mars /2010 17:57

Epidauros, toneelgezelschap van het Sint-Michielscollege te Brasschaat opgericht in 1976,

stelt zich tot doel elk jaar een hoogstaand theaterevenement te brengen, waarbij gaandeweg een innige en intense samenwerking is ontstaan tussen leerlingen, oud-leerlingen, leraars en oud-leraars — samen met vriendschappelijke banden die tot op vandaag, na meer dan 30 jaar activiteit, iedereen blijven bezielen. Epidauros is in de loop der jaren onmiskenbaar uitgegroeid tot een blijvende waarde — niet alleen binnen de collegemuren maar ook ver daarbuiten, bij een erg trouw en enthousiast publiek.

maeterlinck2.jpg

Epidauros brengt dit jaar de tragische geschiedenis van Pelléas en Mélisande van Maurice Maeterlinck (1862-1949, Nobelprijs Literatuur 1911), in een heel persoonlijke, verrassende en creatieve bewerking van regisseur Koen De Feyter. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de vertaling van Ninette De Vries, uit 1893, waarover David Van Reybrouck het volgende zegt:

Als het werk desondanks vandaag nog mag gelezen worden (een goed halfuurtje, meer tijd moet men er niet aan hangen), dan is dat deels ook te danken aan de mooie, ietwat plechtstatige Nederlandse vertaling van Ninette de Vries uit 1893 die nu is herdrukt. Alleen is het jammer dat de kanjer van een schrijffout uit de titel (Pelléas heet daar plotseling Pélléas, alsof het een haargroeimiddel betrof) een eeuw later er nog staat.

De voorstellingen vinden plaats op 5, 6, 11, 12 en 13 maart 2010 in de Vriesdonkzaal van het Sint-Michielscollege (Kapelsesteenweg 72, Brasschaat), telkens om 20u. Op 13 maart is er tevens een namiddagvoorstelling om 15u. Reserveren kan on-line of telefonisch op03/646.22.17 (Mon & Monique Vijgen). Kaarten kosten 8 €.

Regisseur Koen De Feyter hield op www.epidauros.be een dagboek bij over de laatste maand voor de première.

Affiche-Pelleas-en-Melisande.JPG

Paul Neuhuys stelde onomwonden: “Ce n’est pas vrai que Dada a donné naissance au surréalisme. Le surréalisme est sorti des serres chaudes de Maeterlinck, en se frottant au freudisme”. En Wannes van de Velde kwam in Sevilla tot de conclusie dat een chanson' van Maeterlinck alle elementen bevat, qua klimaat en structuur, van een cante por siguiriya.

Zie:

http://caira.over-blog.com/article-17383604.html

http://caira.over-blog.com/article-16255631.html

Partager cet article
Repost0
2 mars 2010 2 02 /03 /mars /2010 07:22

-RPhileDeprez3683.jpg

Dé film van het festival van Cannes van 1973 was La Grande Bouffe, van de Italiaanse cineast Marco Ferreri. Publieksopstand en Ingrid Bergman, de juryvoorzitster, was dermate geschokt dat ze lang voor Fin al in de bar zat. Terwijl de mens niet opkijkt van iemand die zich dood drinkt, doet hij dat wel voor iemand die zich dood eet. En dat is wat gebeurt in de film: vier mannen komen samen in het ouderlijk huis van een van hen, voor een uitgerekt laatste avondmaal.

Kers op de taart was het open einde. Het publiek en de pers ergerde zich eraan. Vroeg zich af waarom de vier mannen zich dood aten. Het antwoord is nochtans simpel: de vier mannen hebben het allemaal gehad. Hun leven is voltooid. Hun wacht slechts het verlies van de greep op het bestaan. Om die een hak te zetten hebben ze besloten directe euthanasie te plegen.

Wat het publiek indertijd ook niet zag was de werkelijke reden van cineast Marco Ferreri om deze film te maken. Het staarde zich blind op het doodschransen en zag de onderlaag niet, namelijk een hommage aan de schrijver op culinair gebied, Jean-Anthelme Brillat-Savarin (1755-1826). De man die een kookboek in de vorm van een psychologische roman heeft geschreven, Physiologie du Goût (Het wezen van de smaak). Vele bespiegelingen zijn verlucht met speelse anekdotes. Ze geven een levendig en kleurig beeld van de tijd en kring waarin hij leefde, een kostelijke geschiedenis aan het einde van de achttiende, begin negentiende eeuw.

Dat is wat Ferreri ook heeft gedaan. Zijn film verscheen op het moment van een economie in volle bloei. En Johan Simons is Ferreri gevolgd. Zijn toneelversie is een kritiek op de vreetcultuur, zelfs ten tijde van economische crisis. Want een tafel minder in een sterrenrestaurant betekent niet een maaltijd minder. Het enige verschil is dat de grootkapitalisten eindelijk verlost zijn van de halfgrote. Zij eten opnieuw thuis. Waar niet bespaard wordt op het eten, maar op de service.

Met een productie die er komt in een periode dat koks de schermmeesters zijn en hun kookboeken als strips van de hand gaan, valt Johan Simons tweemaal in de prijzen. Het is hem gegund, want zijn La Grande Bouffe steekt ingenieus in mekaar en is door een efficiënte combinatie van beeldende en theatrale kunst een streling voor oog en oor.

La Grande Bouffe is een coproductie van het NTGent en Toneelgroep Amsterdam. Om de kosten te verdelen ongetwijfeld, maar ook om de lat van de rolverdeling even hoog te leggen als die van de film. De rollen van Michel Piccoli, Marcello Mastroianni, Ugo Tognazzi, Andrea Ferreol en Philippe Noiret werden overgenomen door Chris Nietvelt, Elsie de Brauw, Jacob Derwig, Steven van Watermeulen, Aus Greidanus jr en Wim Opbrouck. Wat vooral opviel was de intensiteit van het samenspel. Het overschreed het spelplezier en bereikte een niveau van heilig geloof in het geheel als eenheid. Wederzijds respect is er, en dat maakt dat geen van de acteurs als primus inter pares bestempeld kan worden.

-RPhileDeprez5080.jpg

Na de intro komt het rauwe vlees uit de hemel gevallen. Het manna voor het laatste avondmaal. Er wordt gedurende twee uur met het nepvlees gezeuld, op getrapt, geschopt, geneukt maar nooit van gegeten. En toch lijkt het echt degoutant. Bij momenten klinkt vederlichte pianomuziek. Een moment van overweging tokkelt een acteur met de vingers op de rand van het toneel, op de maat van de muziek. Klank en gebaar kleineert het hondengeblaf op de achtergrond, symbool voor de herrie van het klootjesvolk.

-RPhileDeprez4076.jpg

Ook over het gebruik van kleuren is nagedacht. Twee ballonnen gaan de lucht in. Blauwe. Even na aanvang en kort voor het einde. De onderwijzeres, tevens kokkin, draagt een blauwe overjas. Waarom de nadruk op blauw? Omdat die kleur voor gif staat. Zij lepelt de heren de dood in. De hoer daarentegen denkt rechtlijnig. Zij loopt rond in een kleed van zwarte en witte vlakken, en houdt zich afzijdig.

Johan Simons, de dramaturgen, de spelers en de verantwoordelijke voor het beeldconcept, Anna Tilroe, hebben zeer goed begrepen wat de essentie van de zaak is. De naam van de grote fijnproever die in de film even ter sprake komt, schuift ook in de voorstelling de mond uit. Terloops.

De vier mannen in film en voorstelling hebben als beroep dezelfde bezigheid als de belangrijkste personages in de roman van Brillat-Savarin, die niet alleen gourmand was, maar ook rechter.

La Grande Bouffe verschilt stilistisch van de vorige producties van Johan Simons. Een pracht van een geschenk aan het einde van zijn Gentse tafelschikking.

Guido LAUWAERT

LA GRANDE BOUFFE première voor Vlaanderen: 10 maart in NTGent/schouwburg – www.ntgent.be

 

 

 

Partager cet article
Repost0
26 février 2010 5 26 /02 /février /2010 06:27

Lucienne-Stassaert-3.jpg

Lucienne Stassaert

De tentoonstelling in het Herman Teirlinckhuis te Beersel van de veelzijdige Lucienne Stassaert (°1936), die hier onder de aandacht gebracht werd op 15 februari, loopt nog tot 28 maart.

Een unieke gelegenheid om pregnant geconfronteerd te worden met het al te zeer onderschatte plastisch werk van de bekroonde dichteres, romancière, toneelschrijfster en vertaalster.

Een werk van Stassaert werd opgedragen aan de dichter en objectenbouwer Marcel van Maele, die hier al vaak aan bod kwam. Je leest en beluistert het werk “van links naar rechts, als een vertikaal verlopend toetsenbord van hardblauw en tederblauw.”, aldus Roger MJ. De Neef.

InMemoriamMVMaele-27x36-2009.jpg

In memoriam Marcel van Maele


Aan de antipode van het tot in het mystiekerige geëpureerde werk van Lucienne Stassaert staat het uitbundige, leesbare nieuwe werk van Jan Scheirs (°1973), die met zijn nakende tentoonstelling een nieuwe, verrassende weg inslaat (zie de blogs van 11 en 22 februari).

Scheirs.jpg

Jan Scheirs

De tentoonstelling van Jan Scheirs wordt op 11 maart ingeleid door Henri-Floris Jespers en door de Antwerpse Schepen van Cultuur Philippe Heylen (Zie vorige blogs.)

Partager cet article
Repost0
26 février 2010 5 26 /02 /février /2010 03:50

antonio-red.jpg

De internationaal gewaardeerde Argentijnse schilder en graveur Antonio Seguí (°Cordóba, 1934) exposeert van 8 maart tot 8 mei in Le salon d'art te Brussel, de onvolprezen galerie van Jean Marchetti.

Bij die gelegenheid verschijnt in de reeks “La Pierre d'alun” La forêt du temps van Henri Vernes en Antonio Seguí.

De recente reeks Bernie Madoff van Seguí maakte heel wat ophef. Kunstcriticus, verzamelaar en journalist Edward Shaw onderstreepte terecht: “en peignant Bernie Madoff, Antonio Seguí l'a fait entrer dans l'histoire de l'art. Cette série de tableaux sera probablement le seul souvenir positif qui restera du financier voyou”.

Otros-complices.jpg

Otros Complices, reeks Madoff, acryl, 146 x 114, 2009

U bent één klik verwijderd van de voortreffelijke en overzichtelijke site gewijd aan het fascinerende universum van Antonio Seguí: http://www.antonio-segui.com/index.html

HFJ

Zie ook: www.caira.over-blog.com, 26 februari 2010.

Antonio Seguí : Débandade.

Le Salon d'Art: van 8 maart tot 8 mei 2010.

Munthofstr. 81, 1060 Sint-Gillis.

Open di, woe, do, vrij van 14:00 tot 18:30; za van 09:30 tot 12:00, en van 14:00 tot 18:00;(ma, zo gesloten). Gesloten van 5 tot 17 april.

Vernissage: maandag 8 maart, 19 uur. ■

Partager cet article
Repost0
22 février 2010 1 22 /02 /février /2010 01:59

Compagnie lodewijk/louis en ’t Arsenaal hebben de handen in elkaar geslagen en een voorstelling gemaakt op basis van het uit 1975 stammende repertoirestuk Thuis van Hugo Claus. Een lofwaardig initiatief, tot je het resultaat ziet. De acteurs sloffen over het toneel als de zwarten in het Congolese dorp van de Wereldtentoonstelling van 1958 en dreunen hun lijnen af als stemcomputers. Een enkele keer schiet een stem de hoogte in of daalt onder zeeniveau. Storingen op de lijn. De gebruikstaal moet je niet ver zoeken, moet regisseur Yves De Pauw tegen zijn acteurs gezegd hebben. Kijk naar de titel en denk soap. Waarop Anna Seniow die voor de kostumering tekende, er achteraan gooide: En breng volgende repetitie de kleren mee waarmee je de kelder opruimt! Motten geen bezwaar.


Het decor! Een houten vloer van Brico met centraal opgesteld een pontificale trap, gebouwd van palettenhout. Uit het magazijn zijn halfverroeste potten verf gehaald en werden de restjes door elkaar geklutst. De aldus gevormde kleur is een aanslag op het darmstelsel. De belichting is typisch Belgisch. Donder als zon voorspeld is en kerstsfeer als carnaval verwacht wordt. Door het petgooien van de artistieke leiding hebben de acteurs de grootste moeite om geloofwaardig over te komen. De prestaties van Thomas Bellinck, Jos Geens, Greg Timmermans, Hilde Van Haesendonck en Evelien Van Hamme blijven bovendien steken in emoties van de suikerpot.


Met dit wangedrocht heeft de regisseur bewezen dat hij niet verder gekeken heeft dan het verhaaltje. Geen spoor op welk moment dan ook van de onderlaag. Terwijl van een regisseur mag worden verwacht dat hij alvorens aan de slag te gaan enig speurwerk verricht. Dat hij de acteur Steve McQueen, wiens naam valt in het stuk, vervangt door George Clooney, tot daar aan toe. Veel dodelijker voor zijn kundigheid is dat de naam van de dementerende inwonende vrouw [mevrouw Vergote] moest wijken voor Lena.


Door de domme ingrepen en de ronduit vulgaire enscenering is duidelijk dat Yves De Pauw geen oog heeft voor de geschiedenis van de auteur en dit stuk. De perpetuo silentio, voortdurende stilte, op dat gebied van de regisseur wordt bij deze gecorrigeerd. Zodat de toeschouwer én de acteurs enig inzicht hebben in het diabolisch karakter van deze zure komedie.


Hugo Claus was een zondagskind op moederschoot. De verhouding met zijn vader steeg en daalde voortdurend, die met zijn moeder zweefde stabiel in hogere luchtlagen. Dat is één constante in het leven en werk van Hugo Claus. Een tweede is zijn passie mét de Kerk. Hij vertaalde zijn afkeer voor dat Roomse instituut via de Christelijke symboliek. Dat is moeiteloos aan te tonen in zijn poëzie, zijn proza, maar ook in zijn toneel.


Thuis draait rond vijf personages: de vader (Theo), de moeder (Monique), de zoon (Rik), diens vriendin (Sonja), en een inwonende vrouw van wie het huis op lijfrente werd gekocht, met als bijkomende clausule dat zij tot haar dood verzorgd moet worden. De keuze van de namen in de romans en het toneelwerk van Claus zijn veelbetekenend, maar de naam van de vriendin van de zoon, heeft een bijkomende. Sonja leunt tegen Sylvia. Het is de voornaam van de vriendin van Claus halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw. Om precies te zijn: Sylvia Kristel, de actrice en moeder van zijn tweede zoon, Arthur.


Bij zijn eerste bezoek met haar aan zijn ouders, wonend in Gent, flirtte zijn vader met de toen 24-jarige Sylvia. Ik had het verhaal indertijd uit de mond van Hugo gehoord, maar de zin om met de waarheid een loopje te nemen, heeft me doen besluiten, het, in de raam van deze voorstelling, te verifiëren bij Sylvia Kristel. Zij bevestigde het gebeuren.

Claus verwerkte zijn woede en afkeer door het geflirt te gebruiken als uitgangspunt voor het toneelstuk. Daarin komt de zoon op bezoek bij zijn ouders, met in zijn zog zijn nieuwste liefje, een Nederlandse verpleegster. De zoon is zo verstoord over het geflirt dat hij haar zijn vader aanbiedt. Een offer van de zoon aan de vader. Samen met zijn moeder maakt hij een uitstap naar Gent. Eenmaal alleen met haar wil de vader tot de daad overgaan maar faalt. Door de inwonende vrouw, die de schuld krijgt van zijn seksueel onvermogen.


De inwonende heeft geen voornaam. Zij wordt aangesproken als ‘mevrouw Vergote’. Etymologisch bekeken staat Vergote voor goot, greppel, gracht. Dat is een bewuste keuze, gezien haar vermeende verantwoordelijkheid in de seksuele faling van de vader. Vooraan in het tekstboek staat: ‘De actie speelt zich af in Kruishoutem.’

De keuze van deze Oost-Vlaamse gemeente heeft geen enkel ander doel dan het thema van het stuk te benadrukken: het aan het kruis nagelen van de vader. Via die weg belanden we bij een van de Bijbelse kuisheidswetten: De schaamte van uw schoondochter mag u niet ontbloten. Omdat zij de vrouw van uw zoon is, mag u haar schaamte niet ontbloten (Leviticus hfst.18, vs. 15).


Ja, de Christelijke symboliek is nooit ver weg bij Claus. Ik heb hem ooit de meeste katholieke schrijven van de tweede helft van de 20ste eeuw genoemd. De uitspraak is mij niet in dank afgenomen. Toch is het zo.

Guido LAUWAERT




THUIS, van Hugo Claus – een productie van compagnie lodewijk/louis en ’t Arsenaal – speeldata en –locaties: www.tarsenaal.be

Partager cet article
Repost0
21 février 2010 7 21 /02 /février /2010 09:04

Wassenberg_CarnetLeBravadeS.jpg

Toen hij zijn galerie lanceerde, verklaarde Albert Dumont openhartig:

Sinds jaren steun ik in alle discretie talrijke schilders. Ik ben ze gaan beschouwen als “subtantiële bondgenoten”(René Char). Nu open ik, samen met mijn partners Sophie Laurenty en Marc Vanhellemont, een galerie die mijn naam draagt met de bedoeling om dit engagement verder te zetten in eenzelfde geest van authenticiteit.

De vitaliteit van de gekozen buurt is ook wat we verwachten van de schilderkunst. Energie, beweging, ritme, overgang, verband, verschillen worden er gecreërd in tegenstelling tot immobilisme en sectarisme. Historisch en in volle heropleving herinnert deze buurt er ons aan dat niets zeker of definitief is.

Hetzij omdat haar vormen een vast gegeven een ander aanzien verlenen of helemaal verzinnen. zulke schilder-kunst interesseert ons omdat ze een dynamiek van het kijken in gang zet. Die komt voort uit een fysisch en mentaal verband waarbij het hele wezen betrokken wordt.

Zie daar de benadering van onze programmering. Haar verscheidenheid zal een ontmoeting bewerkstelligen met wat voor ons de essentie van het picturale is, met name de krachten die haar activiteit op gang brengen : ontluiking, spanning, uitvergroting van de ruimte onthuld door het licht.

*

Mathieu “Maio” Wassenberg studeerde af in 1962 aan het Provinciaal Hoger Instituut voor Architectuur en Plastische Kunsten te Hasselt, waarna hij zich te Brussel vestigde. Hij was bezeten door toneel, film, opera en dans, en zijn niet aflatende nieuwsgierigheid bracht hem tot de aandachtige lectuur van Nietzsche, Kant en Wittgenstein. Naar het einde van de jaren zestig brak hij zowel met de abstractie als met het academische realisme. Professor aan het RHOK, de door Marcel Boon (°1938) bezielde Academie Beeldende Kunst van de Vlaamse Gemeenschap, past de decoupagetechniek van de pop'art toe en komt in de ban van zowel het surrealisme als van de conceptuele kunst. Maio verwezenlijkt installaties met dadaïstische inslag en legt zich toe op performances, acts en happenings (zo opereerde hij twee van zijn werken in een Brusselse ziekenhuis). In de jaren 1984-1987 maakte hij ook theaterdecors voor o.a. de KVS, de Beursschouwburg en BKT te Brussel.

Maio Wassenberg is laureaat Berthe-Art-Prijs, van de Driejaarlijkse Prijs van Rome voor schilderkunst 1970 en van de Prijs van de Kritiek 1980. Hij exposeerde o.m. te Warschau en Krakau, Pretoria en Bloemfontein, Melbourne en Sidney en Keulen, zonder de Stichting Joan Miró te Barcelona te vergeten.

Sinds zowat vijftien jaar legt hij zich opnieuw toe, zonder zijn verleden te verloochenen, op de schilderkunst stricto sensu.

Over zijn jongste werk, dat thans te zien is bij Albert Dumont te Brussel, schrijft Maio openhartig:

Al schilderend...gaan vormen en kleuren over in de vreugde geschilderd te zijn en vertellen ze over dit proces in hun metamorfose, heel dicht bij het zelf of wordt hen al schilderend het zwijgen opgelegd om te kunnen zien en luisteren naar wat er verteld wordt over het vervolg van hen zelf. Soms wordt een element in de hoek gezet tot de rijpheid er is om deel te nemen aan de dialoog waarin het vertrouwen tussen schilderen en schilder totaal is.

Op de helling boven het dorp St. Martin de-Brômes bevindt zich een kleine groene weide, aan de linkerzijde staat een oude Tempelierstoren, op de rechter zijde een klein romaans kerkje. Dat zicht is van een evenwicht en spanning die onnoemelijk mooi zijn. Het groen, het oker, het blauw. Deze abstractie vervolgt me al sedert 1985 en is de basis van de spanningen die men in vele van de composities kan terugvinden. Het moment van in beweging komen of stilstaan. Gaat het niet over vormen en kleuren die door hun moment tussen bewegen en stilstaan inhoudelijk worden?

Wassenberg_Operatieveld.jpg

De tentoonstelling loopt tot 21 maart.

Galerie Albert Dumont

Léon Lepagestraat 43, 1000 Brussel.

Donderdag van 13.30 u tot 21.00 u

Vrijdag, zaterdag en zondag van 13.30 u tot 19.00u

Partager cet article
Repost0
18 février 2010 4 18 /02 /février /2010 17:26

De Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde & de Universiteit Gent (Vakgroep Nederlandse Literatuur) organiseren op 18 maart een colloquium over de onlangs overleden Christine D’haen. Met deze hulde wordt het werk van een prominent lid van de Academie in het licht gesteld.

ChristineDhaen4-9-09.jpg

Christine D’haen (Sint-Amandsberg, 25 oktober 1923 - Brugge, 3 september 2009) heeft zich intensief bezig gehouden met het werk van Guido Gezelle. Door haar classicistische, maar onconventionele, vernieuwende poëzie werd zij ook zelf erkend als een van de belangrijkste dichters van het Nederlandse taalgebied. Zij werd onder meer bekroond met de Grote Prijs der Nederlandse letteren.

D’haen schreef ook een opmerkelijke autobiografische prozatrilogie in poëtische stijl, waarin zij dagboekfragmenten en fictie verwerkte. Hoogtepunt van dit ‘nieuwe’ proza werd Uitgespaard zelfportret (2004).

Zowel haar poëzie als haar proza verdienen blijvende aandacht.

Programma

14 u Verwelkoming Anne Marie Musschoot

14.10 u Marc Kregting

'In haast maar met beste wensen!' Bij Schreef in de aarde

14.40 u Paul Demets

Marmeren vlees. Over de Psychomachia van Christine D'haen

15.10 u P a u z e

15.30 u Hedwig Speliers

D'haen in tweevoud, een literair-historische excursie

16 u Intermezzo: D'haen leest 'Daimoon megas';

foto's uit het archief

16.10 u Paul Claes

Het patroon in het tapijt

16.40 u Marc van den Hoof

'Je haar zit niet goed.' 'Ik weet dat.'

17 u Receptie

Donderdag 18 maart 2010, 14 - 17 uur. Academiegebouw, Koningstraat 18, 9000 Gent. Toegang: gratis, maar graag vooraf aanmelden.

RESERVATIE: secretariaat@kantl.be - (+32) 09/265 93 40

Zie ook de afleveringen van

4 september 2009: Christine D'haen overleden: “ornamenten en exhibities”

8 september 2009: Christine D'haen: Het woord is een gevaarlijk wapen.

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche