Met Duivels offer, haar eerste Ignatzroman, won Mieke de Loof (°1951) in 2004 de Hercule Poirot-prijs. Ze deed levenservaring op als wetenschappelijk onderzoeker, docent, chauffeur, dienster in een nachtkroeg en als Kyokushin-karateka..
In De Volkskrant bestempelde Ineke van den Bergen de roman als “een parel van het kwaad”. Fred Braeckman en John Vervoort waren het roerend eens: de eerste had het in De Morgen over een “fascinerende korte thriller…een heel ongewone en misschien wel een van de origineelste die de laatste jaren in Vlaanderen is geschreven”, de tweede bestempelde Duivels offer in De Standaard Letteren als “originele en hoogst on-Vlaamse historische thriller”, “de grootste verrassing van het jaar”. Het boek is ondertussen aan zijn derde druk. Thans pakt Mieke de Loof met haar tweede Ignatzroman, Het labyrint van de waan, door John Vervoort terecht uitgeroepen tot “de origineelste Vlaamse thriller van dit najaar”. Het verwonderde wel niemand dat het boek prompt opnieuw genomineerd werd voor de Hercule Poirot-prijs.
*
Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog krijgt jezuïet en geheim agent Ksaveri Ignatz von Oszietsky opnieuw een moeilijke opdracht van de Compagnie, uiteraard in ijltempo te klaren. Hij moet de katholieke integralisten een fatale slag toebrengen door documenten met betrekking tot hun geheim genootschap, het Sodalitium Pianum (SP), koste wat het kost te bemachtigen. Het Wenen van de Dubbelmonarchie, die het kader vormt van Duivels offer, werd nu gereduceerd tot een huis-clos (letterlijk), nl. een gekkenhuis, de befaamde Heil- und Pflegeanstalt für Nerven- und Gemütskranke Steinhof. In die “gouden kooi” van Europa, waar miljonairs van over de hele wereld de zwarte schapen van de familie dumpen, gaat Alphonse Jonckx fondsen werven en kapitaalkrachtige leden ronselen voor het SP. Die advocaat aan de balie van Gent heeft de slechte gewoonte om kapitale SP-documenten overal met zich mee te sleuren. De overste van Ksaveri Ignatz geeft hem dus opdracht in het gekkenhuis te infiltreren.
“Hoe geraak ik daar binnen?”
“Dat zal ons weinig problemen opleveren. Buiten geraken is de kunst.” (p. 14)
Binnengeraken? Daar zorgt de S.J. wel voor.
“Wacht in Wenen, we zullen je wel weten te vinden.”
“Voor de gezondheidskuur.” (p. 19)
En ja, een in elkaar geslagen en aan amnesie lijdende Ignatz wordt opgenomen in Steinhof, waar hij zich beetje bij beetje zijn missie herinnert. Later, wanneer alles terechtgekomen is zoals het hoort, wordt daar niet zonder enige droge humor op teruggeblikt.
“Was het voor mijn gezondheidskuur echt nodig om me zo stevig in elkaar te laten slaan?”
“Een fout, Ksaveri. Een te enthousiaste medewerker.”
“Toch geen dominicaan, hoop ik.”
“Nee, dat risico wilden we niet lopen.” (p. 132)
De actie ontvouwt zich in de luxepaviljoenen, waar leeghoofdige patiënten uit de hogere kringen mondaine gesprekken voeren, en in de Steinhof Kirche, de sacrale ruimte waar de ontknoping zich voltrekt. De Heil- und Pflegeanstalt is echter niet alleen een instelling voor de rijken der aarde die er hun overspannen zenuwen komen verzorgen, maar over die andere, donkere kant van het sanatorium vernemen we weinig, al wordt er wel genoeg gesuggereerd.
“Daar werd de afval van de maatschappij gestort, de hopeloze gevallen, zonder geld om een fatsoenlijke behandeling te betalen.” (p. 66)
De gestoorde portier en de gek die zich voordoet als arts ontbreken uiteraard niet op het appel, noch de perverse geleerde, die aan vivisectie doet en wiens doorgedreven sessies elektroshocktherapie vaak een dodelijke afloop kennen. En ook de mooie spionne is van de partij, en de jonge anarchistische idealist. Steinhof is een labyrint en buiten geraken is inderdaad de kunst – zich bevrijden van de waan, wat alleen kan door de Minotaurus resoluut in de ogen te kijken.
*
Ksaveri Ignatz beoefent niet alleen de exercitiën van de H. Ignatius van Loyola (die hem ook in de praktijk van de spionage concreet dienstig zijn), maar ook de cultische bergbeklimming en verdedigingskunsten. Hij verbleef trouwens in het met beide laatste verbonden Shaolinklooster, waar zijn leermeester Ta Mo (niet toevallig de naam van de “patriarch” van het Chan boeddhisme – in Japan: Zen) hem over kwellende wanen aldus onderwees:
“Cultiveer ze niet, wentel je niet in de pijn. Maar ga er ook niet tegen in, want daar leven ze van. Duw ze niet van je weg, want daar worden ze alleen maar sterker van. Geef ze niet meer aandacht dan ze verdienen, accepteer ze, laat ze komen en gaan. Het zijn voorbij drijvende wolken die even het zonlicht belemmeren.” (p. 151)
Mieke de Loof, die concreet weet waar ze over schrijft, brengt in herinnering dat verdedigingskunsten en meditatie samenvallen.
“Zijn lichaam nam het over van zijn geest. […] ‘Mijn lichaam deed het werk, mijn geest holde het achterna en nu zijn we weer samen.’” (p. 99)
Uit Duivels offer weten we al dat haar held (waar ze kennelijk iets mee heeft) bevriend was me “utopist van formaat” Otto Groß (over wie in de Mededelingen van het CDR uitvoerig bericht werd door prof. dr. Piet Tommissen; cf. nr. 77 de dato 31 augustus 2006, pp. 2-4 en nr. 78 de dato 18 september 2006, pp. 5-13). Naast een Chan-leermeester blijkt hij nu ook een geestelijke vader te hebben, namelijk de jezuïet Georges Tyrrell (1861-1909), slachtoffer van de integralisten, wier machinaties centraal staan in de plot van Labyrint van de waan.
De roman speelt kort voor het overlijden van paus Pius X, onder wiens pontificaat het Sodalitium Pianum ofte La Sapinière actief was, een geheim internationaal netwerk onder leiding van Monsignor Umberto Benigni (1862-1934). Benigni was een beschermeling van de toenmalige Vaticaanse Staatsscretaris Rafael Kardinal Merry del Val y Zulueta (1865-1930) - “de witte giervalk” (p. 138). Het netwerk telde nooit meer dan een vijftigtal leden, maar zijn invloed was groot.
Het SP was een antimodernistische tegenbeweging, tevens spionage en verklikkernetwerk dat katholieke intellectuelen aanspoorde (o.m. via het blad La Correspondance de Rome –1907-1912) nauwer aan te sluiten bij het traditionele Romeinse leergezag. In België was de Gentse advocaat Alfons Jonckx (1872-1953) een spilfiguur van dat integraal-katholicisme, dat minder positief gemotiveerd was dan wel afwijzend ingesteld. Het ging meer om een afweerreactie tegen de “modernisten” dan om de uitdrukking van eigen idealen. De beweging werd trouwens eerder bezield door psychologische dan door theologische drijfveren.
We zijn tegen het nationalisme, tegen het anti-militarisme, tegen het utopisch pacifisme, alle drie nachtmerries gecreëerd door het monsterkartel van joden en vrijmetselaars, en verder zijn we nog tegen het mysticisme (te individualistisch) en het feminisme (perverteert de rechten en de plichten van de vrouw). (p. 34)
*
De plot draait rond de privé-inlichtingendienst van mgr. Benigni, maar alvast twee andere motieven worden kundig vervlochten: de verderfelijke invloed van de moderne literatuur en de psychiatrie als repressiemiddel.
Wanneer een patiënt overlijdt als gevolg van “complicaties bij de elektroshocks” (lees: het bij wijze van experiment bewust opvoeren van de voltage), dan heet Henrik Ibsen de moordenaar. Had die jonge patiënt immers geen bijrol in het stuk dat in het sanatorium bij wijze van therapie opgevoerd werd?
“Het moet gedaan zijn met dat perverse, moderne toneel hier”. (p. 63)
Leesdeprivatie wordt als therapie aangewend, want
“Je weet wat voor verderfelijke literatuur tegenwoordig als kunst wordt verspreid: Baudelaire, Mallarmé, Ibsen, Wilde.” (p. 173)
Van de Duitse psychiater Emil Kraepelin (1856-1926), die de concepten manisch-depressief en dementia praecox ontwikkelde, wordt terloops in herinnering gebracht dat
“Hij hoopt dat de psychiatrie ooit voldoende wetenschappelijke bewijzen kan leveren voor het feit dat de moderne kunst het gedegenereerde product van zieke mensen is.” (p.64-65)
De “fijne heertjes, de musketiers voor de restauratie van de gevestigde waarden” citeren uiteraard met instemming Max Nordau (1849-1923), wiens traktaat Entartung (1892-1893) destijds niet alleen een bestseller was, maar bovendien ook epoque makend:
“Ontaarde figuren zijn niet altijd criminelen, prostituees, anarchisten of uitgesproken gekken; het zijn vaak schrijvers en kunstenaars.” (p. 64)
Entartung ligt aan de basis van een aantal taaie gemeenplaatsen (en vooroordelen…). – Het is hier jammer genoeg de plaats niet om uit te weiden over Max Nordau, arts, filosoof en icoon van het zionisme …
*
Mieke de Loof brengt een geslaagde mix van historische en imaginaire personages (historische faction). In die zin is Labyrint van de waan verwant met de historische roman. Maar net zoals je als lezer niet ingewijd moet zijn in de subtiliteiten van de middeleeuwse theologie, de geschiedenis van de rivaliteit tussen kloosterordes of de sociale impact van het apocalyptische denken van Joachim van Fiore om van De naam van de roos volop te kunnen genieten, zo is ook geen dossierkennis vereist om Labyrint van de waan te lezen als een klassieke thriller. En wie toevallig in de materie wel enigszins thuis is, zal er des te meer plezier aan beleven. De auteur weet immers maat te houden en waar nodig pedagogische links discreet aan te reiken. Bovendien geeft ze enige beknopte toelichting en verantwoording in het nawoord.
Het verhaal is evenwichtig, duidelijk strakker geconstrueerd dan Duivels offer. In tegenstelling tot bepaalde Vlaamse thrillerauteurs laat ze zich niet verleiden tot oeverloos gemijmer of ellenlange beschrijvingen en uitweidingen die de banaliteit of schraalheid van het gegeven moeten maskeren. Gezochte en foute metaforen blijven ons gespaard. Mieke de Loof hoort kennelijk bij het slag schrijvers dat de kunst van het schrappen huldigt. De wellust van de twijfel is haar niet vreemd, ze presenteert een labyrint van teksten en zet aldus de verbeelding van de lezer in werking. Haar boek heeft dan ook soms iets van een gebroken spiegel of een caleidoscoop – maar het totaalbeeld blijft wel op het netvlies gebrand.
Een recensent van crimezone.nl onderstreepte terecht dat De Loof af en toe met een verborgen humor te werk gaat. “Sommige hints moet je 'in' zijn of je hebt het niet mee. Andere zijn erg duidelijk zoals de ‘preventieve oorlog’.” Wanneer ik lees dat de coiffeur van het kapsalon van het Kurhaus (een geïnterneerde) de welsprekende naam Josef von Schnabelebowski draagt, dan denk ik niet alleen aan schnabbelen, maar vooral aan The Big Lebowski (1998) van de gebroeders Coen. Maar dat zal wel aan mij liggen.
*
Ik schreef destijds dat het al ongeduldig wachten was op de derde Ignatz-roman. Mieke de Loof had alvast een aantal duidelijke pistes uitgetekend (en, dat is mijn overtuiging, hints gegeven). Misschien zouden we dan vernemen wat er precies gebeurde met Ferdinand, de overleden broer die in Ignatz geheugen spookt. We zitten aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. Alphonse Jonckx zal een belangrijke rol spelen in het Vlaams activisme. De SP wordt in 1921 opgeheven – maar het integralisme blijft doorwerken in het traditionalisme. De moderne kunst zal nog verder en tot op heden verketterd worden. En de psychiatrie, verbonden met biologische en genetische motieven, zal nog vele slachtoffers eisen, net zoals de eugenetica.
*
Wanneer ik nu de aanbiedingstekst lees, vrees ik wel verkeerd gegokt te hebben. De nieuwe roman van Mieke de Loof wordt als immers als volgt aangekondigd:
Wenen 1914. In de gangen van de wereldvermaarde faculteit geneeskunde botst Ksaveri Ignatz, voor de buitenwereld psychiater maar in feite jezuïet en geheim agent, op zijn oud-professor seksuologie Von Graff, en hij aanvaardt zijn uitnodiging om samen te gaan lunchen. De volgende dag wordt de professor vermoord teruggevonden. De laatste die hem levend gezien heeft, is de omstreden Weense schilder Egon Schiele.
Kort daarna deelt Ignatz’ vriendin Elisabeth hem in vertrouwen mee dat ze door een procureur-generaal is benaderd om samen een serie gruwelijke moorden op jonge meisjes op te helderen. De meisjes zijn gevonden in houdingen die verwijzen naar schilderijen van Schiele. Alles wijst erop dat hun moordenaar ook Von Graff heeft omgebracht.
Ignatz en Elisabeth gaan als bloedhonden achter de kunstenaar-lustmoordenaar aan. Al vlug worden ze echter zelf opgejaagd wild.
Spannend? Inderdaad.
Ook al indien mijn gok nu voorbarig of verkeerd blijkt: het doet er niet toe!
Henri-Floris JESPERS