Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
31 octobre 2012 3 31 /10 /octobre /2012 06:00

 

Exclusief! Het eerste en het laatste interview met de auteur

GuisoDrouant.jpg

Het nieuwe boek van Guido Lauwaert (°1945) De spookrijder van de Lemméstraatis een roman met gerenommeerde auteurs en acteurs als belangrijkste personages (o.a. Cyriel Buysse, Hugo Claus, Willem Elsschot, Guido Gezelle, Maurice Maeterlinck en Julien Schoenaerts). Het boek wordt gepromoot als 'een nieuw deel van Lauwaerts memoires', 'historische roman' en 'fantasierijke speurdersroman'.

Op Knack.be heeft Frank Hellemans het echter over een

literaire-societykroniek die als historische roman wordt gepresenteerd maar waarin Lauwaert dus al badinerend een eeuw Vlaamse literatuurgeschiedenis met pittige weetjes heropfrist. Lauwaert was immers een insider in het literaire wereldje en kent dus heel wat 'geheimen' van horen zeggen.Of het nu om (ex) minnaressen gaat van de auteurs in kwestie, of goede vrienden en vriendinnen: Lauwaert spit heel wat anekdotes en weetjes uit, die het werk van bekende Vlaamse auteurs in een ander daglicht stellen.

*

Historische roman? Memoires? Fiction and faction? Autofictie? A good read? Ernst of badinage? Alleszins een kluif voor recensenten waarover later meer.

Woensdag 10 oktober werd De spookrijder van de Lemméstraat feestelijk voorgesteld. In een schouwburg, zijn natuurlijke habitat.

Interviews ziet Lauwaert niet zitten. Een uitzondering maakt hij voor de CDR-Mededelingen. Er was wel een prijs aan het interview verbonden: Het kon enkel doorgaan als het plaatsvond in het Parijse restaurant Drouant, waar in een bovenzaal jaarlijks de jury vergadert voor de toekenning van een beroemde literaire prijs. Om niet gestoord te worden werd na de maaltijd de beroemde zaal opgezocht. Nota’s nemen en opnamen maken waren verboden. En hij stond erop dat hij zelf de interviewer mocht uitzoeken. Namelijk… hijzelf.

Lauwaert: Vanwaar die hele show rond de verschijning? Een theater, geen interviews, Parijs, dit restaurant. Is het door uw bekende theatrale ingesteldheid of zit er meer achter?

Guido: Er zit wel degelijk meer achter. Als je niet tot het canon behoort moet je de zolen van schoenen lopen om een randvermelding te krijgen. En ze dan nog wat fraais toestoppen. En vooral vriendelijk zijn. En daar had ik met een halve eeuw ervaring in de culturele sector geen zin in.

Lauwaert: Geen zin. Waarom?

Guido: De pennenslijpers hebben vooral aandacht over hun eigen plaats en waarde. Daarom dat ze telkens weer terugvallen op de gevestigde namen en de deur platlopen van de gerenommeerde uitgevers. Ik behoor daar niet toe, evenmin als mijn uitgever. De Brusselse media en het Antwerpse literaire wereldje is één incestueuze boevenbende. Dat is altijd zo geweest en gewoonten zijn onverwoestbaar. Ze verdwijnen soms maar duiken telkens weer op. Neem deze zaal. In 1932 verwachtte iedereen dat Louis Ferdinand Céline de prijs zou krijgen voor Voyage au bout de la nuit. Hij werd afgescheept met de troostprijs, de Prix Renaudot. De Prix Goncourt ging naar Les loups van Guy Mazeline, auteur van de bekendste uitgeverij van Frankrijk, Gallimard. Ooit gehoord van die man? Druk van de grote uitgevers en eigenbelang van de jury’s, waarin steevast enkele journalisten zitten, hebben altijd invloed gehad. En dat is in Vlaanderen niet anders. Jury’s, journaille en uitgevers zitten in één broek. En daar worden de smerigste toeren uitgehaald.

Lauwaert: Zoals?

Guido: Elkaar afrukken! In groepsverband!

Lauwaert: Daar hebt u de laatste jaren toch geen last meer van. Niet zozeer een erkenning van wat u in een halve eeuw hebt gedaan voor de literatuur is er, het theater en de poëzie in het bijzonder, maar toch een grote waardering.

Guido: Daar heeft u gelijk in, maar het afrukken is er wel. Ze denken dat het hen wijzer maakt, terwijl het enkel ijdelheid en jaloersheid oplevert. Ze zijn beleefd wanneer ik hen ontmoet, maar achter mijn rug is het roddel en verraad in het kwadraat. Wat mij verbaast, maar geloof me, dans mon lit je dors, is dat ze met die jaloersheid eerder zichzelf verminken dan dat ze mij beschadigen.

Lauwaert: U hebt dus geen waardering voor de literaire pers?

Guido: Niet de minste. De Vlaamse literaire artikels blinken uit door oppervlakkigheid en, zoals ik al zei, het schommelen van de wieg van de vriendjes. Daaraan heb ik me nooit bezondigd. In een jury zitten, lid zijn van een panel van een spelletjesprogramma, geen haar op mijn hoofd… Dan zou ik mijn ziel verkopen. Een schrijver, acteur, zelfs een journalist mag geen circusartiest worden. Tom Lanoye zet om zijn winkel te laten draaien de tent opnieuw recht, naar aanleiding van elk nieuw boek. Hij herwerkt het tot onemanshow en trekt er de wereld mee rond. Ik wens hem nog veel succes en een lang leven, maar was hij overleden, had hij zeker een hoofdstuk in mijn boek gehad.

 

Een berg ellende


Lauwaert: Ja, de dood plakt op elke pagina. Het viel me op dat de auteurs en acteurs die aan bod komen allemaal overleden zijn.

Guido: Een erwt, dat ben je! Het boek gaat niet over de dood, maar over de onsterfelijkheid. De acteurs en auteurs van mijn revue zijn de belangrijkste mensen waar mijn kunde en energie is op gebouwd. Wat hun een extra laag onsterfelijkheid bezorgt.

De auteur staat op, loopt om de tafel heen en verlaat de zaal. Met de grootste moeite kan ik hem overtuigen terug te keren en weer plaats te nemen.

Lauwaert: U bent wel zeer kritisch voor Claus, ongeacht het feit dat hij de centrale figuur is in vijf hoofdstukken.

Guido: Terecht. Hugo Claus was tot zijn vijftigste een groot dichter, een enkele keer een prachtig prozaïst, zijn plastisch werk stijgt niet uit boven dat van de kleuter en zijn toneel heeft me flink teleurgesteld. Bovendien had hij een extreem ego. Hij kon zich nooit inleven in iemand anders. Hij was geen egoïst, dat niet. Zijn gulheid vond zijn pap in zijn gevecht tegen de eenzaamheid en een gebrek aan empathie. Claus sleurt een ontzettende berg ellende achter zich aan. Dat was al zo tijdens zijn leven en na zijn dood duurt die nog voort. Vooral de vrouwen hebben onder die ellende geleden. Geen vrouw die niet met hem naar bed wilde, maar na het orgasme dumpte hij haar, of gebruikte haar tot alle voordeel opgesoupeerd was. Hij heeft ook meer geld uit vrouwen gehaald dan dat hij erin gestoken heeft. De voormalige windmolen in de Vlaamse Ardennen, die hij graag ter sprake bracht en ook verwerkte in enkele gedichten, is niet door hem gekocht, zoals hij liet uitschijnen, maar met het geld van zijn eerste vrouw, Elly Overzier. Zij had lekker wat lires verdiend met haar acteerwerk in Italië. Hij schrok er echter niet voor terug na een paar jaar het huis te verkopen en het geld op zak te steken. De onlangs overleden Sylvia Kristel heeft hij geestelijk vernederd én financieel gepluimd.

Ik kan ook niet om, en dan zwijgen we over Claus, met zijn goddelijke status, waar journalisten verantwoordelijk voor zijn. Net pilaarbijters. Die knielen ook voor elk kruis. Wanneer ik dat merk bekruipt mij de neiging om hard uit te halen. De goddelijke status van de auteur te scharten. Als een archeoloog. Nu moet u niet denken dat ik Claus heb willen villen. Er staat heel wat fraais in over hem. Dat moet u toch opgevallen zijn, en als dat niet zo is, bent u een luis, meneer.

 

Tegengestelden


Lauwaert: Naast Hugo Claus komen vooral Willem Elsschot en Cyriel Buysse aan bod. Twee tegengestelden, lijkt me.

Guido: Hoe komt u daarbij?! Beiden zijn anarchisten in driedelig pak. Asociale anarchisten. Ze worden geen vriendjes van de sukkelaar, maar geven ze een prominente plek in de politieke geschiedenis van Vlaanderen. Ze hebben nauwgezet verslag uitgebracht over de oorzaken waarom de boer, de arbeider zich niet kon bevrijden uit zijn positie. Hij werd gegijzeld door de hogere burgerij, de Roomse kerk, de textielbaronnen, en de echte oude adel. Maar ook door de liberalen én de socialisten, voor wie het eigenbelang voorop stond. De partijkas moest vet worden met het geld van de arbeider en de boer.

Lauwaert: Dat heeft Louis Paul Boon toch ook gedaan, het lot van de kleine man aanklagen?

Guido: Ja, maar hij verbond zijn lot met het lot van de verschoppeling. Afstand houden en toch een grote betrokkenheid tonen, dat deden Elsschot en Buysse, en daar val ik voor.

Lauwaert: Is dat ook het geval met Maeterlinck?

Guido: Wat bedoelt u?

Lauwaert: Grote maatschappelijke betrokkenheid en asociaal gedrag.

Guido: Sociaal betrokken was Maeterlinck in elk geval. In de boeken die over Maeterlinck gaan zijn daar sporen van te vinden. Hij was beschaafder tegen zijn personeel dan tegen zijn amourettes. En dat asociaal gedrag manifesteerde zich eerder tegen de getemde bourgeoisie dan tegen het wilde grauw. Elke parade was hem een gruwel. Het doktersbriefje om niet te verschijnen op de uitreiking van de Nobelprijs is daar het mooiste voorbeeld van. Hij liet die ceremonie over aan de Belgische ambassadeur.

Lauwaert: Maar hij leefde wel in paleizen, het volgende al groter dan het vorige.

Guido: Alles bij Maeterlinck ademt theater uit. Zijn denken en daden.

Lauwaert: En Guido Gezelle. Zit daar ook tegenstelling in?

Guido: Zeer zeker. Hij was een priester die al vroeg twijfelde aan de God van Rome. Ondanks de prachtige moedergedichten had hij een dramatische verhouding met haar. Die was wederzijds. Met zijn vader kon hij goed opschieten. Tot slot was hij een keurige burger, naar het beeld van zijn tijd gegoten, maar een slapende homo. Hij was zeer alert. Daarom dat hij maar toesloeg als de kust veilig was. Omdat het bij vermoedens bleef, restte de kerkelijke overheid niet anders dan Gezelle om de zoveel jaar te verkassen.

Lauwaert: Ik mis in het rijtje auteurs wel Gerard Walschap, Paul Snoek en Maurice Gilliams. Bewust?

Guido: Ten dele. Paul Snoek was een goede vriend en heeft veel voor me gedaan, maar het komt maar niet tot een oeuvre.

Lauwaert: Wat niet geldt voor Walschap en Gilliams?

Guido: Inderdaad. Maar in het werk van Walschap proef ik hypocrisie en blinde wraakzucht waar hij rijk en vooral beroemd mee wilde worden. Verder was hij vreselijk jaloers van aard, en gunde hij Elsschot zijn succes niet. Dat ging zeer ver. Zo boycotte hij een passionele verhouding van zijn zoon met de dochter van Willem Elsschot. Gilliams is een apart geval. Ik heb hem maar eenmaal tête à tête ontmoet. Ik was zo onder de indruk van zijn natuurlijke adeldom dat ik hem nooit meer heb durven benaderen. Niet persoonlijk en niet via zijn werk. Dom, maar om slim te worden moet je heel veel domme dingen doen.

 

Cultuurschok


Lauwaert: Naast prominente Vlaamse auteurs van de twintigste eeuw verschijnen er ook twee acteurs in beeld, Luc Philips en Julien Schoenaerts. Zijn het de beste van hun generatie?

Guido: Domme vraag, maar goed, die zijn niet te vermijden. Julien Schoenaerts was de beste. Voor Luc Philips rolt de bal echter anders.

Lauwaert: Als jouw leraar Voordracht en Dictie aan het conservatorium van Mechelen, je geboortestad? Zoals bijzonder plastisch verteld in het eerste hoofdstuk.

Guido: Ja. Maar een echte leraar kun je hem niet noemen. Hij steeg met zijn inzet uit boven het onderwijsniveau. En door hem heb ik Franz Marijnen leren kennen. Beckett, Arrabal, Claus, Brecht, Shakespeare en zovele andere toneeldichters. Het was een cultuurschok. Ik kom uit een modaal gezin, met een bescheiden maar voortreffelijke culturele ontwikkeling, kijkend naar Frankrijk. Het Franse chanson, Jules Verne, Emile Zola plakte in de huislucht, maar verder ging dat niet, al had mijn vader een ontzettende bewondering voor de Franse films, met een extra laag voor Jacques Tati.

Lauwaert: En Schoenaerts?

Guido: Alle andere Vlaamse acteurs lopen in het zog van Julien Schoenaerts, en hebben daar vrede mee. Er is al zoveel verteld over Schoenaerts, helaas nooit zijn psychologische verhouding met het theater, de waarde van de auteurs en de plaats van de acteur binnen de magische combinatie van het theater en de toneelauteurs. Hij trok dat door in zijn privèleven. Ook wanneer hij op straat kwam was hij tegelijk zichzelf en een ander mens. Men heeft dat nooit goed begrepen. Zijn psychiatrische behandelingen heeft hij gezien als een belediging van de mens die hij wilde zijn.

Lauwaert: En wat voor mens was dat?

Guido: Vraag het zijn zoon.

Lauwaert: Gaan we moeilijk doen?

Guido: Klein Duimpje! Om Schoenaerts te doorgronden heb je een regenwoud nodig.

Lauwaert: Maar goed, een samenvatting die past op de achterkant van de kaft.

Guido: Dat zou verboden moeten worden! Vroeger maakten uitgevers, of een promomens i.s.m. een redacteur van de uitgeverij een covertekst. Sinds de komst van de computer moet de auteur dat zelf doen.

Lauwaert: De krullen van Schoenaerts moet de lezer dus vinden in het boek?

Guido: Heeft u ze niet ontdekt? U heeft het boek meer dan eens gelezen, zei u.

Lauwaert: Toch wel, maar ik had de indruk dat u het bij een tipje hebt gelaten.

Guido: Tipje? Vreemde typering. Stapje voor stapje ontdek je een onbekend deel van Juliens geheel. Ik had Julien nog veel meer aan bod willen laten komen, maar dan had ik de verschijning met een half jaar moeten uitstellen. Wat ik belangrijk vind, is dat er een lijn valt te ontdekken via de auteurs tussen Luc Philips en Julien Schoenaerts.

Lauwaert: Een lijn?

Guido: De lijn die van het boek een historische roman maakt.

 

Geen klassieke roman


Lauwaert: De spookrijder van de Lemméstraatlijkt een samenraapsel van artikels en anekdotes, maar een roman? En dan nog wel een historische!

Guido: Het boek is complex, je kan het niet meteen plaatsen, dat is waar. Maar de complexiteit is opzettelijk. Het mocht geen klassieke roman worden, geen samenraapsel van memoires, niet een zuiver historisch werk. Van dat soort boeken zijn er al meer dan voldoende. Ik heb gezocht naar een tussenvorm.

Lauwaert: En daar bent u in geslaagd?

Guido: Zekerheid. Twijfel is een kenmerk van intelligentie, zei Hugues C. Pernath me ooit. Nu, of ik intelligent ben is zeer de vraag, maar dat ik door een machtig instinct een zekere kennis heb bereikt valt niet te ontkennen.

Lauwaert: Als het boek niet verkoopt is u mislukt in uw poging?

Guido: Welke poging?

Lauwaert: Het vinden van de tussenvorm.

Guido: De uitdaging is mijn grondvlak. Altijd geweest en zal altijd zo zijn.

Lauwaert: U neemt een ontzettend risico. Stel dat het niet aanslaat?

Guido: Het oordeel van de lezer is belangrijk. En die valt af te meten aan de verkoop. Al kan die gehinderd worden door de kikkers.

Lauwaert: Kikkers?

Guido: Critici zijn kikkers, wist je dat niet? Arme jongen.

Lauwaert: Ruik ik hier een frustratie?

Guido: Niks frustratie! Nooit last van gehad. Net zomin als dat ik ooit jaloers ben geweest. Nee, het feit is er nu eenmaal dat de kikkers zich wel kunnen opblazen maar niet kunnen kwaken zoals het hoort. Als ze dat zouden kunnen, zouden ze de vierde dimensie ontdekken.

Lauwaert: Een vierde dimensie in uw boek?

Guido: Ja, je stoot erop als je leest met drie ogen.

Lauwaert: De hoofdstukken verschillen van stijl. Werkt dat niet verwarrend?

Guido: Verwarring leidt tot verbazing en verbazing tot verrassing en verrassing tot ontdekking. De liefde voor de behandelde auteurs ging zo ver dan ik me soms, als een acteur, heb ingegraven in hun stijl. Van schrijven maar ook van leven. Een andere keer heb ik me gedragen als een rechercheur, om in een volgende hoofdstuk een verslaggever te worden.

Lauwaert: En dat bij elkaar geklust maakt er een roman van?

Guido: Heb je dan niet gezien dat er een duidelijke evolutie in zit? Van straatjochie over een boekenwurm met een speurneus tot een heuse schrijver.

Lauwaert: Nee, dat is me niet opgevallen.

Guido: Dat komt omdat je, net als 99% van de kikkers, in de virtuele tijd leeft, maar nog altijd denkt als in het stoomtijdperk.

Hij lacht en ik lach mee, om zijn stemming niet te verstoren.

Lauwaert: Het laatste hoofdstuk is het meest intrigerende. Alle auteurs zitten samen aan een ronde tafel in een graftombe en spelen kaart, roddelen, plagen elkaar, in aanwezigheid van de twee acteurs. Wat is de bedoeling hiervan?

Guido: Een ode aan de mensen die o zo belangrijk voor mijn ontwikkeling zijn geweest. Bovendien is er de keuze van de illustraties. Ze staan daar niet toevallig, maar zijn een aanvulling bij elk hoofdstuk. De vierde dimensie wordt er door versterkt. De eerste illustratie, op de kaft, is het schilderij van Theo Van Rijsselberghe, De lezing. Wat niet naar de werkelijkheid is geschilderd. Van Rijsselberghe heeft zijn geliefde gezelschap aan tafel gezet. De laatste illustratie is de graftombe van de Spaanse koningen in El Escorial. Toen ik die bezocht was ik zo gepakt door de sfeer en de waardigheid dat ik daar ter plekke wist dat ik de ruimte zou gebruiken eenmaal ik een roman zou schrijven. Toen ik twee jaar later nogmaals het paleisklooster bezocht, verstevigde het mijn voornemen.

Lauwaert: Vanwaar de titel van het laatste hoofdstuk, De achtste kring?

Guido: Die moet men bij Dante zoeken. En nu ben ik moe. Laten we het hierbij houden. Ik wil nog een wandeling maken met mezelf. Zonder jou.

Lauwaert: Een laatste vraag. Dit interview zal u nog meer vijanden opleveren bij de boevenbende, zoals u het literaire wereldje noemt. Beseft u dat wel?

Guido: [haalt de schouders op]De opstekende wind zie ik aankomen, daarom heb ik geen last van de lucht van de hoerenkast. En maak nu dat je wegkomt.

Lauwaert: Ik dank u voor dit interview.

Guido: Ben je er nog?

Guido LAUWAERT


Guido LAUWAERT, De spookrijder van de Lemméstraat, Roularta Books, 280 p., 21,95 €. ISBN 978 90 8679 464 5

Partager cet article
Repost0
29 octobre 2012 1 29 /10 /octobre /2012 23:30

 

 

Onder het motto ! Konkreet ! Sonoor ! Visueel ! organiseert ArchiVolt i.s.m. KASKA, UA, M  HKA en het Letterenhuis een colloquium over 'Paul De Vree: posities tussen poëzie, plastische kunst en performance'.

 

Programma:

 

10u00 Leen Van Dijck heet welkom.

Klaus Peter Dencker (D) over de definitie(s) van visuele poëzie.

10u30 Adriaan De Roover en Geert Buelens over de beginjaren van het tijdschrift De Tafelronde.

11u00 Henri-Floris Jespers over De Tafelronde vanaf 1963.

11u30 Gerrit-Jan De Rook (NL) over het belang van Paul De Vree voor de Nederlandse concrete en visuele poëzie.

12u00 Sarenco (IT) en Jan De Vree over het tijdschrift Lotta Poetica.

12u30-13u30 Middagpauze

13u30 Dirk De Geest over Paul De Vree als kroniekschrijver van de experimentele poëzie.

14u00 Patrizio Peterlini (IT) over Lotta Poetica en de Italiaanse vsuele poëzie.

14u30 Alain Arias-Misson over zijn samenwerking met Paul De Vree.

15u00 Philip Meersman brengt een hommage aan Paul De Vree.

15u30 Thomas Crombez demonstreert de digitale versie van De Tafelronde.

16u00 Johan Pas presenteert zijn nieuwe boek Neonlicht. Paul De Vree & de Neo-avant-garde. Aansluitend stelt Dennis Tyfus zijn nieuwe Ultra Eczema vinyleditie met onuitgebrachte opnames van Paul De Vree voor

Receptie

In de hal: Drukwerk van Luc Fierens / De Tafelronde digitaal / Tentoonstelling van PDV-publicaties / Boekenstand met PDV-publicaties van antiquariaat De Slegte Antwerpen.

 

Letterenhuis, Minderbroedersstraat 22, 2000 Antwerpen

10 november 2012

Gratis toegang

 

Partager cet article
Repost0
1 octobre 2012 1 01 /10 /octobre /2012 00:36

 

Van-de-ene-dood.jpg

De gulheid van mijn vrouw is voortreffelijk. Ze weet dat ik zonder de nodige letters de sociale verplichting van een vakantie niet overleef. Voor mijn acht boeken had ze dan ook een afgemeten plaatsje voorzien naast haar bescheiden garderobe, goed voor twee reiskoffers  (33.7kg).

Een “espresso macchiato” blijft een verrukkelijke idylle op mijn tong. Dit is zeker het geval bij een Italiaanse met de naam van een snedige superbolide. Enkele jaren geleden is ze in Las Galletas aangewaaid. Ze baat er “Heladeria Ferrari”uit. Bezwaarlijk kan ik deze zuurpruim ‘mooi’ noemen; vormeloos en met een neus uitermate geschikt als blikopener. Niettemin, het kopje koffie maakt er alles goed.

Van Céline las ik een hele tijd geleden Voyage au bout de la nuit en Mort à crédit, twee meesterlijke en baanbrekende romans. Met zicht op een zee, op een terrasje met een boek, meer verlang ik niet op verlof. Op deze zuiderse stelplaats begon ik te lezen in Van de ene dood naar de andere, Louis-Ferdinand Céline. Artikels, brieven en polemieken vertaald door E. Kummer. (1)

Aan het tafeltje naast het mijne:’cockney slang’ van een ‘gang’ Britse getatoeëerde Onslow’s, zonder onderhemdje in blote bast en bijzonder luidruchtig. Zoiets is goed voor een dagdroom over het behalen van een medaille voor moord en zelfopoffering.

Louis-Ferdinand Céline is het pseudoniem van Louis-Ferdinand Destouches (1894-1961), Hij kent op zijn minst een bewogen leven. Hij groeit op in een gezin van de hard werkende Franse middenklasse, besmet door statusneurose en een typisch populisme: eng patriottisme, anti-Duits, anti-Engels, antiprotestants, anti-joods, antivrijmetselaars, antikapitalistisch en antimarxistisch. Destouches wordt beroepsmilitair en raakt in 1914, ernstig gewond bij Poelkappele aan het Ijzerfront. Hij wordt afgekeurd voor verdere frontdienst. Arts worden blijft zijn grote droom en hij promoveert in 1924. In dienst van de Volkenbond werkt hij in Genève en Liverpool. Hij bezoekt Afrika, de Verenigde staten, Canada en Cuba. Terug in Frankrijk vestigt hij zich als arts in Clichy.

In 1932 debuteert Céline met Voyage au bout de la nuit, die zoals de door hem bewonderde Rabelais in een volkse taal is geschreven. In 1936 verschijnt zijn Mort à crédit. Deze roman is obsceen, scatologisch, met gebruik van het Parijse argot en zijn bekende drie puntjes (…) Céline kent nationaal en internationaal succes. Door de stijlbreuk wordt zijn werk een mijlpaal in Franse literatuur. In 1936 verschijnt zijn anticommunistisch pamflet Mea Culpa. Ronduit stuitend is zijn walgelijke, raciale antisemitisme in Bagatelles pour un massacre (1937), L’École des cadavres (1938) en Les beaux draps (1941); twee pamfletten die enthousiast worden onthaald door het fascistische Action Française met Charles Mauras als ideoloog. Overigens iemand die door Joris Van Severen van het Verdinaso enorm werd bewonderd. Zijn ingezonden brieven tijdens de oorlog zijn vaak zo geflipt dat ze niet worden gepubliceerd en deze zelfs de Duitse bezetter vervelen. In juli 1944 is het bijltjesdag. Hij vlucht via Duitsland naar Denemarken en wel met zijn kat. Dit is dan ook het enige positieve dat kattenvriend H.-F. Jespers voor Céline kan opbrengen.

Céline heeft zich echter nooit bij een politieke partij of beweging aangesloten. Het is net deze onafhankelijkheid samen met de grote bewondering voor zijn literair talent en zijn voor velen ongeloofwaardige, virulente antisemitisme dat vrienden en schrijvers zich inzetten om hem naar Frankrijk te laten terugkeren. Zijn antisemitisme verdunnen zij tot een nihilisme en een walging voor de mensheid in het algemeen. In 1950 wordt hij veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf, een boete van vijftigduizend francs, ontzetting uit het kiesrecht en de verbeurd verklaring van de helft van zijn huidige en toekomstige bezittingen. In 1951 wordt de amnestiewet op hem toegepast, en kan hij zich opnieuw in Parijs vestigen.

Wat me opvalt na lezing van de artikelen en interviews van na de oorlog is dat hij nooit één gezegend woord heeft terug genomen van wat hij schreef. Vergoelijking en het grote gelijk blijven overeind. Mutatis mutandis is dit in onze collaboratiemiddens ook het geval.

Ook in Vlaanderen kennen we een reeks verbrande auteurs die een collaborerend cultureel parcours doorliepen: Stijn Streuvels, Felix Timmermans, Ernest Claes, Filip de Pillecyn, Wies Moens, Ferdinand Vercnocke, André Demedts, Ward Hermans, Blanka Gyselen en Pol le Roy. Met uitzondering van Stijn Streuvels en Felix Timmermans werden dezen treffend in beeld gebracht door Lukas de Vos, Yves T'Sjoen enLudo Stynen in het boek Verbrande schrijvers. 'Culturele' collaboratie in Vlaanderen 1933-1953. (2)

Verbrandeschrijvers.jpg

De Deutschfreundlichkeit of op zijn zachts gezegd ‘pragmatische’ houding van door links aanbeden Gerard Walschap tijdens de bezettingsjaren, bracht Frans Depeuter onder de aandacht. (3)

Om de tergende decibels naast mij te dempen riep ik Look, Dolphins !, en wees naar de zee.

Plotse stilte. Hun ogen vol van de Union Jack struikelden over het blinkende water. Daarna draaiden ze met verrokken nekken hun hoofd onbegrijpend naar mij.

Met de ernst van de onschuld mij zo eigen, zei ik: I’m so sorry folks, they’re just gone. ‘Sorry for any inconvenience caused’ weigerde ik erbij te vermelden.

Voor zulke onderdanen siste ik nog even ‘God save the Queen’ tussen mijn tanden.

Ik stond op, betaalde en wandelde verder.

Frank DE VOS

 

(1) Van de ene dood naar de andere, Louis-Ferdinand Céline. Artikelen, brieven en polemieken, gekozen, ingeleid en vertaald door E. Kummer, Amsterdam, De Arbeiderspers, 150 blz. ISBN 9789029512275

(2) Lukas de Vos, Yves T'Sjoen, Ludo Stynen (red.), Verbrande schrijvers. 'Culturele' collaboratie in Vlaanderen 1933-1953, Gent, Academia Press, 2009, 207 p., 22 €.
ISBN 9789038215099

(3) Frans De Peuter “ Het verborgen leven van Gerard Walschap’, Berghmans Uitgevers, 2009, 144 blz. ISBN 9789070959821.

Partager cet article
Repost0
25 septembre 2012 2 25 /09 /septembre /2012 07:15

 

Rebelse-ritmes.jpg

Matthijs de Ridder

De wetenschappelijke editie van de Gebruiksaanwijzing der lyriek van Paul van Ostaijen werd bezorgd en ingeleid door dr. Matthijs de Ridder en uitgegeven door het Genootschap van Ostaijen.

De presentatie vindt plaats op woensdag 10 oktober, 19u30, in De Zwarte Panter te Antwerpen.

mailto: genootschap.vo@gmail.com
www.paulvanostaijen.be
http://www.dezwartepanter.com/

Partager cet article
Repost0
20 septembre 2012 4 20 /09 /septembre /2012 21:00

 

RogerGeerts.jpg

Roger Geerts

In de jongste aflevering van het viermaandelijkse tijdschrift van de Internationale Vriendenkring Anton van Wilderode blikt prof. dr. Marcel Janssens terug op het alom bekende gedicht 'In Flanders Fields' (1915) van de Canadese arts John McCrae, gepasticheerd door Hugo Claus (1970) en vrij vertaald door Anton van Wilderode (1974). Willem Persoon belicht de plastische bijdrage van Veerle Rooms aan het project 'Our Soldiers' of Nieuw-Zeeland en de Eerste Wereldoorlog.

'Hem zichtbaar maken / Eum manifestum facere'. Roger Geerts & Anton van Wilderode'. Zo luidt het voorbeeldig geïllustreerde essay van Henri-Floris Jespers. Filoloog, dichter, verlichte kunstverzamelaar en -recensent Roger Geerts, redactielid van de tijdschriften Vlaanderen en Deus ex Machina (1919-1998) vertaalde gedichten van Anton van Wilderode in het Latijn en het Oudgrieks. Roger Geerts en Cyriel Coupé waren klasgenoten in de Grieks-Latijnse humaniora aan het Sint-Jozef-Klein-Seminarie te Sint-Niklaas (samen met o.m. de latere politicus Maurits Coppieters, 1920-2005). Met José De Ceulaer (1921-1994), Gaston Durnez et alii waren ze beiden actief in de redactie van de voortreffelijke poëzie-reeks De Bladen voor de Poëzie. De dichtbundel Ademloos van Roger Geerts verscheen in 1986 bij Danthe te Sint-Niklaas met illustraties van Raf Coorevits (°1934) en een nawoord van Anton van Wilderode.

In de rubriek 'Mededelingen' worden o.m. het vijftigste boek van Mark Eyskens, Land van ergens. De ongenade van de werkelijkheid (Lannoo) gesignaleerd, alsmede Reliqua van Bart Mesotten (zie de bijdrage van Luc Pay: http://mededelingen.over-blog.com/article-bart-mesotten-haikoes-ramayana-en-etymologische-verkenningen-109915300.html

IVAaugustus12.jpg

Nieuwsbrief. Viermaandelijks tijdschrift van de IVA (Internationale Vriendenkring Anton van Wilderode), 17de jg., nr. 2, augustus-november 2012. Redactie: Beatrijs van Craenenbroeck, Wezelsebaan 250, B 2900 Schoten.

Partager cet article
Repost0
12 septembre 2012 3 12 /09 /septembre /2012 22:00

 

Op 5 juni van dit jaar ontvingen zowel het Letterenhuis in Antwerpen als het Letterkundig Museum in Den Haag het aanbod van de Nederlandse Taalunie om een aantal foto’s en fotoboeken van de uitreiking van de Prijs der Nederlandse Letteren in ontvangst te nemen.

Leen Van Dijck, directeur van het Letterenhuis nam het initiatief om die schenking een omkadering te geven en de overdracht te laten gebeuren op 11 september tijdens een intieme plechtigheid in het Letterenhuis. In haar welkomstwoord beklemtoonde ze dat ze hierin een uitgelezen gelegenheid zag om de banden tussen de drie instellingen wat strakker aan te halen.

2012--11-09-013.jpgLeen Van Dijck

Zowel het Letterkundig Museum als het Letterenhuis doen er alles aan om het geheugen van de Nederlandse letteren levendig te houden. De Taalunie is er zowel voor Noord als voor Zuid, voor de taal maar ook voor de letteren. Leen Van Dijck vertelde daarna iets meer over de werking van het Letterenhuis, dat het oudste van de drie instellingen is en opgericht werd in 1933 . Met trots verwees zij naar de permanente opstelling die een overzicht geeft van 200 jaar Vlaamse Letteren. Ook de Louis Paul Boon tentoonstelling, die nog loopt tot 4 november kreeg de nodige aandacht.

2012--11-09-020.jpgAad Meinderts van het Letterkundig Museum Den Haag stelde daarna “zijn” museum voor . Naast dezelfde doelstelling als het Letterenhuis heeft deze instelling een grote afdeling kinderboeken met ook aandacht voor de illustratoren van deze boeken. Hij vroeg zich af waarom het Letterenhuis niet beschikt over zulke verzameling, terwijl Vlaamse kinderboekenschrijvers en illustratoren wereldwijd beroemd zijn.

Tot slot sprak Marc le Clercq die in zijn toespraak even verwees naar de ongelukkige uitspraak van de Nederlandse minister van cultuur mevrouw D’Ancona in 1990 dat: “Nederlanders en Vlamingen wel hun taal delen maar niet hun cultuur.” Hij weerlegde deze woorden en wees op de positieve culturele samenwerking tussen beide en naar o.a. de Prijs der Nederlandse Letteren die om de beurt aan een Nederlander en een Vlaming wordt uitgereikt.

Daarna werd overgegaan tot de officiële overhandiging waarbij het Letterenhuis een fotoboek ontving met foto’s van de Prijsuitreiking aan Hugo Claus en Paul de Wispelaere en het Letterkundig museum een fotoboek van de uitreiking van de Prijs aan Harry Mulisch.

2012--11-09-030.jpgTot slot werd het glas geheven op de verdere nauwe samenwerking tussen de drie instellingen.

JvdB

Foto’s: Frank Ivo van Damme

Partager cet article
Repost0
6 septembre 2012 4 06 /09 /septembre /2012 23:06

 

theunynck.jpg

In de septembervoorstelling herdenkt De Boog jaarlijks een overleden auteur. Voor dit jaar viel onze keuze op Karel van de Woestijne. Deze Gentse schrijver, broer van schilder Gustave, leefde van 1878 tot 1929. We kennen hem van een aantal absolute klassiekers uit het Vlaamse poëzierepertoire, maar dat Van de Woestijne veel meer pijlen op zijn poëtische boog had, bewees Jan Decleir al eerder, toen hij met de voordracht van een aantal zeer beklijvende pareltjes het ademloze Boogpubliek in zijn ban hield.

Bij wie anders dan Peter Theunynck (°1960), die een vijftiental jaren aan zijn indrukwekkende biografie van Karel van de Woestijne gewerkt heeft, kon De Boog aankloppen om deze avond te verzorgen? De biograaf omschrijft hem zelf als

een van de boeiendste Vlaamse dichters ooit. Een gekweld mens met veel gevoel voor humor. Een bedrogen echtgenoot in een stabiel huwelijk. Een wereldvreemde dichter met gevoel voor carrièreplanning. Een getalenteerd journalist en een lui ambtenaar. Een professor zonder diploma’s. Een flamingant die thuis Frans sprak…


Dinsdag 11 september, 20u30 stipt. Reserveer snel via www.boog.be

Zorg ervoor een kwartier voor aanvang aanwezig te zijn. Op dat moment treedt de wachtlijst in voege en is uw reservatie niet meer gegarandeerd. Inkom: 5 €.

Podiumcafé RoodWit is gelegen in de Generaal Drubbelstraat 42 (vlakbij station Berchem).


TheuninckKvdW.jpg

Peter THEUNYNCK, Karel van de Woestijne, Antwerpen, Meulenhoff / Manteau, 2010, 540 p., 34,95 €

Partager cet article
Repost0
6 septembre 2012 4 06 /09 /septembre /2012 20:30

 

-Pijn-en-puin-verdwenen-.jpg

Achterkant--Pijn-en-puin-verdwenen-.jpg

Toen ik nog een jonge dichter was kocht ik de bloemlezing Pijn en puin verdwenen. Daarin verzamelde Werner Cranshoff jonge Vlaamse estetische [sic] poëzie. Via dat boekje maakte ik kennis met het werk van nog immer gekoesterde dichters als Nic van Bruggen zaliger, Hendrik Carette en Marcel Obiak. Pijn en puin verdwenen verscheen in 1966 als nummer 37 in de reeks Marnix Pockets van Manteau.

Klavesimbel.jpg

Momenteel zit ik te bladeren in Klavesimbel, een bloemlezing Vlaamse poëzie na 1955. Die verscheen als nummer 3/4 van Het Nieuw Tweemaandelijks Tijdschrift (november 1964-januari 1965). Ook die werd samengesteld door Werner Cranshoff, en ineens valt het me op dat dit eigenlijk een voorstudie van Pijn en puin verdwenen  is. In Klavesimbel  zijn 17 dichters vertegenwoordigd, in Pijn en puin verdwenen15. Daarvan duiken er 8 in beide uitgaven op: Bobb Bern, Nic van Bruggen, Werner Cranshoff zelve, Jan Diels, Marcel van Maele, Marcel Obiak, Tony Rombouts en Rudy Witse.

Deze twee bloemlezingen zijn eigenlijk de enige publicaties waarin Jan Diels in de Nederlandse poëzie sporen heeft nagelaten (een aantal dezelfde bovendien). Waarschijnlijk werd hij twee keer opgenomen omdat Cranshoff met hem was bevriend. Ze vormden alleszins getweeën de redactie van Het Nieuw Tweemaandelijks Tijdschrift. Geen idee wat er verder van Diels geworden is. Cranshoff publiceerde in 1975 in elk geval nog de bundel Een zilveren kijker verovert het gelijkvloers  bij zijn eigen uitgeverijtje Infoboek in Meerhout (waarbij onder meer ook Ander Alfabet  van Pjeroo Roobjee het licht zag). Van Bruggen en Van Maele zijn niet meer onder ons, maar maakten naam. Bern (tegenwoordig woonachtig in Frankrijk), Obiak, Rombouts en Witse zijn nog actief.

Interessant om te zien welke dichters Cranshoff in 1964 anthologie-fähig achtte en in 1966 niet meer: Gust Gils, Korban, Adriaan Peel, Hugues C. Pernath, Willem M. Roggeman, Clem Schouwenaars, Paul Snoek, Hedwig Speliers en Werner Verstraeten. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik van die Korban nog nooit had gehoord. Enig snuffelwerk leert me dat hij onder de naam Claude Corban twee dichtbundels publiceerde: Piedra del Rayo (1956) en Securitine (1957).

Werner Verstraeten publiceerde in 1962 bij Nijgh & Van Ditmar de bundel Bloemen voor een nachttrein.Na de publicatie van Wounded Knee  (1973) en Kohoutek  (1974 – met twee aquatinten van Ferre Grignard) is hij uit beeld verdwenen (hij leeft overigens niet meer). De andere namen hoeven voor de fijnproevers amper nadere toelichting. Roggeman en Speliers schrijven nog steeds noest voort.

Wie namen in Pijn en puin verdwenen hun plaats in? Dat waren Hendrik Carette, Herman de Coninck, Patrick Conrad, Mark Dangin, Ben Klein, Werner Spillemaeckers en Eddy van Vliet. Cranshoff vertelde me ooit dat hij de bloemlezing eigenlijk al klaar had, toen Angèle Manteau hem suggereerde iets op te nemen van een ‘nieuw, jong talent’: Herman de Coninck. Die is ondertussen al weer een hele poos dood, net als Dangin, Spillemaeckers en Van Vliet. De laatste tijd laat Klein weer af en toe van zich horen. Van Carette en Conrad verschijnt nog geregeld nieuw werk.

Bert BEVERS

Partager cet article
Repost0
24 août 2012 5 24 /08 /août /2012 19:11

 

Gilliams--heuveltje--foto-Bert-Bevers-.JPG

Foto: (c)  Bert Bevers

Hoewel ik regelmatig en telkenmale met genot de poëzie van Maurice Gilliams lees, blijft zijn proza eerder onder mijn radar. Pakte nu Oefentocht in het luchtledige / Winter te Antwerpen (nummer 68 in de reeks Vlaamse Pockets van Uitgeverij Heideland te Hasselt – verschenen in 1962) weer eens uit de kast. Vooral het verhaal Flora diabolica trof me:

Het paradijs, door mijne moeder in een onbewaakt ogenblik met odeurflacons en groentebladeren geschapen, dááraan heeft de Kruidtuin voor mij zijn wondere natuurmystiek te danken. Want de schoonheid van dit eerste opengaan der verbeelding heeft rondom mijn verdere leven zijn nijpende cirkel getrokken, en ik heb de indruk dat elke latere verwondering ook reeds in die eerste verwondering te proeven was.

Natuurlijk weet ik dat Maurice Gilliams in de buurt woonde waarin ik dit zit te schrijven, maar het valt me nu pas op dat hij de Kruidtuin, de Hortus Botanicus (in de Antwerpse volksmond de Botanieken ’Of) in zijn jeugdjaren dikwijls aandeed. Daar kom ik ook bijzonder graag.

Ofschoon we de Kruidtuin regelmatig een paar keren in de week bezochten, nooit waagde ik mij alleen over het heuveltje. Eigenlijk meen ik mij te herinneren, dat het heuveltje een niet al te gunstige faam genoot; want de knusse oude dametjes, met hun parasol, en de profijtige renteniers, met hun ebbehouten wandelstok, hielden zich rustig dichtbij het watervalletje.

Tiens, welk heuveltje bedoelt hij? Als ik aan de Kruidtuin denk, komt me een vlakke rechthoek naast de Leopoldstraat voor ogen. Weelderig beplant weliswaar, maar plat.

Op het geheimzinnige heuveltje hoorde men slechts een paar zotte, ongemanierde kindermeiden stoeien en onbewaakte kinderen kropen lustig de bosjes in en uit. Wanneer ik thans de Kruidtuin bezoek, overvalt me weer dezelfde sombere stemming, zodra ik het heuveltje nader; bij het bestijgen voelt men zich bedreigd door het dichte houtgewas aan beide zijden van het smalle paadje, waar een mufriekende, groene foefeling te ritselen hangt; en komt men ervan afgedaald, dan rijst de hoge, witgekalkte muur van het Sinte-Elisabethgasthuis voor u op met zijn kazerneachtige vensters.

(later, even de hoek om gekuierd) Ah ja, dát heuveltje. Het is er inderdaad, maar vermits ik het smalle paadje amper bewandel heb ik het nooit als een heuveltje ervaren. Maar: het ís er nog immer! Maakte er bijgaande foto’s van. Grappig, ineens oogt de Kruidtuin anders. Voortaan zal het stukje dat hierboven staat beschreven voor mij het heuveltje van Gilliams zijn….

Bert BEVERS

Maurice-Gilliams--heuveltje--c-Bert-Bevers-.JPGFoto: (c) Bert Bevers

Partager cet article
Repost0
20 août 2012 1 20 /08 /août /2012 03:46

 

INGHELSfocus.jpg

Onder het motto 'Generatie Nu' staat in Knack Focus (15 tot 21 augustus) een interview van free-lance journalist Geert Zagers (°1983) met Maarten Ingels (°1988) te lezen. Bij wijze van promotie publiceerde Michaël Vandebril volgend citaat op de FaceBook-pagina van 'De jacht op de verloren paling'.

De Pink Poets waren met veertien, maar daar zaten misschien drie goede dichters tussen. Hun impact stelde ook niet zoveel voor: ze mogen zich gelukkig prijzen dat iemand dertig jaar later H.C. Pernath nog kent. Uiteindelijk overstijgt het individu altijd de groep.

Patrick Conrad, met Nic van Bruggen stichter van Pink Poets, reageerde laconiek:

Eén: De groep Pink Poets telde niet alleen dichters. Twee: ik zie niet in waarom de non-impact van de groep, dertig jaar later, mij ongelukkig zou moeten stemmen. Pink Poets stond en staan nog steeds boven dit soort ijdele trivialiteiten. En drie: dat Hugues C. Pernath vandaag nog steeds gevierd wordt is niet meer dan normaal.

Maarten Inghels bond in:

Beste Patrick Conrad, volstrekt gelijk heb je. Dit citaat is weliswaar uit de context gerukt, en nogal scherp op papier gezet, maar dit was een antwoord op de vraag of de pp als literaire stroming indruk maakten / maken. Wat denk jij?

Waarop Conrad de puntjes op de i zette: 'Pink Poets was geen literaire stroming maar eerder een attitude'.

*

Het aantal leden van Pink Poets was beperkt tot dertien. Ziehier de lijst der leden (in volgorde van opname): Nic van Bruggen, Patrick Conrad, Werner Spillemaeckers, Paul Snoek, Henri-Floris Jespers, Michel Bartosik, Hugues C. Pernath, Robert Lowet de Wotrenge, Albert Szukalski, Georges Adé, Michel Oukhow, François Beukelaers en Herman Craeybeckx. Na het overlijden van Pernath werd de zevende zetel bezet door Raymond van den Broeck.

Hieruit blijkt al voldoende dan Pink Poets geen 'literaire stroming' was. Naast schrijvers treffen we immers een zakenman, een plastisch kunstenaar, een inspecteur-generaal van het Onderwijs, een acteur en een rechter.

Het aantal ere-leden was beperkt tot zeven. In alfabetische volgorde: Marnix Gijsen, Maurice Gilliams, Karel Jonckheere, Ivo Michiels, Renier Van der Velden en Paul de Vree.

Tot de derde categorie, de briefwisselende leden, behoorden uitgever Walter Beckers, cineast André Delvaux, maniërisme-specialist Gustav René Hocke (Rome), toneelregisseur Henri Ronse (Parijs), advocaat Paul Smolderen en romancier Guy Vaes.

*

Pink Poets heeft zich qualitate qua nooit geprofileerd als literaire beweging. Misschien zaten daar drie goede dichters tussen, stelt Inghels in het hoger aangehaalde vraaggesprek. Dat is uiteraard zijn goed recht, maar ik ben het met hem niet eens.

'Hun impact stelde ook niet zoveel voor: ze mogen zich gelukkig prijzen dat iemand dertig jaar later H.C. Pernath nog kent.' Net of Paul Snoek, Nic van Bruggen, Patrick Conrad, Werner Spillemaeckers en Michel Bartosik verdwenen zijn in de plooien van de tijd; en er was nooit zoveel belangstelling voor het werk van Pernath dan sinds zijn overlijden in 1975. Ook bij jongere dichters, ik denk hier onder meer aan Yannick Dangre en Maarten Inghels himzelf.

'Uiteindelijk overstijgt het individu altijd de groep', benadrukt Inghels. Hij vindt zich echter wel geroepen een algemene uitspraak over de groep te formuleren. Ik neem daarbij grif aan dat zijn woorden uit de context gerukt zijn, maar hij had er zich misschien beter toe beperkt gewoon te zeggen waarom hij na dertig jaar toch maar gedichten van Pernath voorleest op De jacht van de verloren paling.

Jaja, 'ze mogen zich gelukkig prijzen dat iemand dertig jaar later H.C. Pernath nog kent'....

*

Dit gezegd zijnde, ik ben benieuwd naar de debuutroman van Maarten Inghels, De handel in emotionele goederen(Bezige Bij) dievanaf 3 september in de winkels ligt. In maart verschijnt dan, eveneens bii de Bezige Bij, de tweede roman van Y. M. Dangre (°1987), Maartse kamers.

Henri-Floris JESPERS

Meer over Pink Poets, het interview van Maarten Inghels in Knack Focusen de repliek van Patrick Conrad in aflevering 198 van Mededelingen van het CDR

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche