The Times (25 december) stelt vast dat Harold Pinter een unieke plaats tussen de hedendaagse toneelschrijvers bekleedt: “Few, if any, have so lastingly and so profoundly influenced fellow playwrights — not just in this country but also beyond.”
“The adjective Pinteresque has become part of the cultural vocabulary as a byword for strong and unspecified menace”, aldus Mel Gussow en Ben Brantley in The New York Times (25 december). De gave om de dreiging in het alledaagse, en het geruis binnen de stilte te vinden, maakte hem tot “de invloedrijkste en meest nagebootste toneelschrijver van zijn generatie”.
*
Ik herinner mij twee voorstellingen van De huisbewaarder met Julien Schoenaerts, de eerste eind de jaren 60 of begin de jaren 70; de tweede eind de jaren 70, in een regie van Walter Tillemans. Zowat twintig jaar later zag ik in de KNS De thuiskomst, in een regie van Leo Madder, met Nand Buyl en Donald Madder.
*
Begin 1970 regisseerde François Beukelaers De huisknecht van Robin Maugham, in een bewerking van Hugues C. Pernath, met Denise Zimmerman, Els Cornelissen, Martin van Zundert, Frank Aendenboom, Hilde Uitterlinden en Jo Coppens. The Servant was oorspronkelijk een novelle (1948), bewerkt tot toneelstuk in 1958 en pas in 1966 gecreëerd. Ondertussen had Harold Pinter een scenario voor Joseph Losey geschreven, die voor een ophefmakende verfilming tekende (1963, met Dirk Bogarde, James Fox en Sarah Miles).
Een corrupte butler krijgt zijn werkgever in zijn macht maar behaalt uiteindelijk een Pyrrhus-overwinning. De Hegeliaanse dialectiek van de meester en de slaaf wordt hier in een vervallen vorm, intimistisch gesitueerd binnen een beklemmend decadent universum. Dat thema lag Beukelaers en Pernath wel, maar achteraf bleek het een gemiste kans.
De huisknecht was voor ons beiden een opdracht en we waren alle twee zo onder de indruk van de film dat we eigenlijk niet goed wisten hoe het spel aan te pakken. De voorstelling is eigenlijk nooit echt levend geworden. Ook de bewerking van Pernath rook naar een opdracht.
Is het vermetel te veronderstellen dat zowel François als Hugues zo grondig onder de indruk waren van Pinters beklijvende bewerking voor het witte scherm dat ze er alle twee hun middelen bij verloren?
*
Na The Servant zag ik een tweede meesterlijke film van Losey, Accident (1966), met Dirk Bogarde en Michael York, een adaptatie door Pinter van de gelijknamige roman (1965) van Nicholas Mosley. Ook hier is de adaptatie zo sterk dat je er de roman definitief bij vergeet.
*
De Nobelprijs voor Harold Pinter was kennelijk een verrassing. De zelfgeproclameerde lokale specialisten stonden eens te meer voor schut.
Het Nieuwsblad van 5 oktober 2005 wist met zekerheid te melden dat Hugo Claus “weer hoog genoteerd staat”. Ook De Morgen maakte kond dat “onze eeuwige kandidaat” andermaal hoog genoteerd stond.
In 1987 had Studio Brussel gezorgd voor een incident dat grotesk zo niet komisch zou kunnen heten, ware het niet dat het uiteindelijk om een onduldbare blunder ging. Claus zou de Nobelprijs hebben gewonnen! Even later werd het bericht herroepen. De prijs ging naar Josif Brodski. Ook nu kon de VRT niet op het appel ontbreken.
Donderdag 13 oktober 2005 was het weer zover: “Vandaag, een week later dan was verwacht, maakt de Zweedse Academie bekend wie de Nobelprijs voor Literatuur krijgt. De Turkse schrijver Orhan Pamuk wordt genoemd als een ernstige kanshebber.”
Niet zozeer omdat hij politiek gezien een controversiële figuur is, maar vooral wegens zijn leeftijd denkt literatuurkenner Bart Vanegeren dat Parmuk het tóch niet haalt. “Hij is nog maar 53, veel te jong dus naar de smaak van de Zweedse Academie”, zei Vanegeren op Radio 1. “Je kunt je afvragen of de Academie nog voeling heeft met wat vandáág leeft in de literaire wereld. Ze nomineert altijd schrijvers die fin-de-carrière zijn”. Dat belette blijkbaar connoisseur Bart Vanegeren en zijn collega Marnix Verplancke niet hun mening te ventileren: Claus verdient de Nobelprijs, “meer dan Cees Nooteboom”.
Andere namen die in de running zijn, zo stond eveneens te lezen op vrtnieuws.net zijn o.a. Ben Okri (Nigeria), Philip Roth en Don DeLillo (VS), Amos Oz (Israël), Adonis al Djebar (Algerije), Claudio Magris en Antonio Tabucchi (Italië).
Kort daarop werd de bekroning van Harold Pinter bekendgemaakt. (En wie de Algerijnse hybride “Adonis al Djebar” mogen zijn, blijft een door de VRT wel goed bewaard geheim...)
De Zweedse heren van stand hebben misschien geen voeling met wat vandaag leeft in de literaire wereld, maar ze slagen er toch in telkens opnieuw verrassend uit de hoek te komen en de koffiedikkijkers kordaat te kijk te zetten. (Tussen haakjes, ze “nomineren” niet; dat doen honderden instellingen en enkelingen uit de hele wereld.)
*
Pinter beoefent het theater van het absurde, zo staat te lezen in de epoquemakende en vaak geplunderde studie van Martin Esslin (The Theatre of the Absurd, 1961). Pinter zelf zag zich als een realist. Zo tegenstrijdig is dat ook weer niet.
*
Tot slot, een waarschuwing van mijn vriend Alain Germoz :
Aujourd’hui, le riz condé a un goût âcre et les cris de Paul McCartney ou de Harold Pinter se perdront dans le grand silence hypocrite de l’indifférence intéressée. Que périssent nos valeurs, les pleutres sont au garde-à-vous.
Henri-Floris JESPERS