Alain Germoz en Renaat Ramon (foto: Lieve Terrie)
Op zo’n onbewoond eiland zou ik me wellicht best op mijn gemak voelen. Ik zou niets meenemen. Dan hoef ik ook geen foto te ensceneren. Het lijkt mij aantrekkelijk te leven zonder ballast – tijdelijk althans. Te leven als een edele wilde.
Overigens was mijn eerste opwelling de Grote Winkler Prins mee te zeulen – aan de hand daarvan zou ik heel wat kunnen reconstrueren – en het Woordenboek van de Nederlandse Taal: words words words…
Ik zou natuurlijk ook mijn pas verschenen Geschiedenis van de concrete en visuele poëzie in Nederland en Vlaanderen, Vorm & Visie kunnen meesmokkelen, want ik heb nog geen tijd gehad om het te lezen. Als handbagage neem ik de aforismen van Alain Germoz.
Omdat we nu toch bezig zijn en ik jullie niet wil ontgoochelen noch de indruk wekken mij er gemakkelijk van af te maken, ga ik nog even door. Zo verscheurend is de keuze overigens niet.
De Victory Boogie Woogie van Mondriaan en een pendant daarvan in 5 (vijf) tinten grijs.
Een plaat met Duitse romantische liederen, gezongen door Richard Tauber of Joseph Schmidt, voor het geval ik droevig ben, wat overal kan gebeuren, hoewel zelden, en wat free-jazz van Albert Ayler of Fred van Hove (met wie ik in 1986 optrad in het muziektheater De Spiegel in Brugge) naargelang de beschikbaarheid. De negende symfonie van Beethoven heeft in de gegeven omstandigheden weinig zin.
En wat de film betreft: laat het wit/zwart zijn. Richard Minne schreef – weliswaar in een geheel andere context – ‘alleen het wit en ’t zwart behield zijn toover’. Laat ik mijn herkomst niet verloochenen: het zal Ansiktet van Ingmar Bergman zijn en L’Année dernière à Marienbad van Alain Resnais. Dat zal niemand verrassen.
Renaat Ramon, Brugge