Overblog
Editer l'article Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
24 octobre 2008 5 24 /10 /octobre /2008 06:34

Het album van de Larense patriciersdichter Roosje van Lelyveld (1896-1976) dook pas vorig op. Roosje woonde in Laren in de villa ‘Rozenhoeve’ waar haar ouders met grote regelmaat gasten ontvingen. Deze gasten, veelal afkomstig uit artistieke kringen, vereerden Roosje met een notitie, een tekening, een gedicht of iets dergelijks in haar album.

In M, het maandblad van NRC Handelsblad, wijdde Lien Heyting een lang artikel aan dit uniek kunst- en literair-historisch object, dat tot 22 maart getoond wordt in het Singer Museum te Laren.

De Stichting Singer Memorial Foundation werd opgericht in 1954 op initiatief van mw. Anna Spencer-Brugh, de weduwe van de Amerikaanse impressionistische schilder William Henry Singer Jr. (1868-1943). De stichting beheert de nalatenschap van het echtpaar Singer, bestaande uit een grote collectie kunstwerken, een museum, een theater en hun voormalige woonhuis met tuin, Villa De Wilde Zwanen.

Dank zij J. W. Henschen en Jos van Cann, die beiden zo vriendelijk waren mij op eigen initiatief een exemplaar van M toe te zenden, verneem ik het bestaan van blijkbaar belangrijke brieven van Floris Jespers aan Roosje van Lelyveld.

Eerst een summiere terugblik.

 *

Mijn overgrootvader, Emiel Lodewijk Martin Jespers (3 mei 1862 – 6 mei 1918) was een beeldhouwer die in de traditie van Carpeaux werkte. Door José Boyens werd hij getypeerd ‘als een uiterst bekwaam vakman, die, waar het pas gaf, zijn beelden wist te doordringen met dat vleugje tederheid en melancholie dat veel werk kenmerkt op het einde van een cultuurperiode’.

Emiel Jespers nam deel aan een hele rits internationale salons in Beieren, Frankrijk, Nederland, Spanje en de VS. Zijn temperament en levensstijl noopten hem tot voortdurende arbeid – al was zijn gezondheid zwak – en geen bestelling was hem te min. Hij stelde een paar keer tentoon samen met de schilder Evert Pieters (1856-1932), die na zijn opleiding aan de Antwerpse academie in contact bleef met kunstenaars uit de Scheldestad.

Toen Antwerpenaren in de zomer van 1914 hun door de Duitse legers bedreigde stad massaal ontvluchtten, werd het gezin Jespers gesplitst. Emiels vrouw en haar zwangere oudste dochter zochten hun toevlucht in Frankrijk, terwijl haar man met zijn zonen Oscar (1887-1970) en Floris (1889-1965), hun jongste zus Wiesa en de grote sint-bernardshond, gastvrij onderdak vonden bij Evert Pieters in Blaricum. Spoedig keerden ze terug naar huis.

*

Liene Heyting weet nu te melden dat uit de ‘lange en tedere’ brieven van Floris Jespers aan Roosje blijkt dat hij ‘in oktober 1914 weer naar Antwerpen was teruggekeerd’.

‘Niets, zelfs niet haar eigen dagboek, brengt ons zo dicht bij de jonge Roosje van Lelyveld als de brieven van Floris Jespers’, aldus Liene Heyting, die daar dieper op ingaat:

Jespers vertelt in zijn brieven aan Roosje uitvoerig over de ellendige toestand in het door de Duitsers bezette Antwerpen en over de vreselijke ravage die de bombardementen hebben aangericht. Hij wil niet ‘in de puinhopen blijven leven’, hij komt moeilijk tot werken, maar in november 1914 heeft hij toch een nieuw schilderij gemaakt, ‘een zicht op de daken met regen, dat komt wel met de stemming nu overeen.’ Steeds weer komt hij terug op de ‘schoone tijd bij mr. Pieters doorgebracht’. […] Zo memoreert hij een avond in het atelier van Evert Pieters die hij ‘zou kunnen schilderen’: ‘Mijn broer in den grooten stoel met het rugkussen, ik op de pianostoel, een tabouret in ’t midden met een kopje thee erop, en op de groote lange ateliersofa uzelfs, met donker kleed, en geribd velouren, vaal garancekleurig lijfje, de handen zaamgevouwen op de overeengelegde knieën en de haren als groote juffer opgedaan, in druk gesprek over schilders. Dien avond was voor mij heerlijk, veel te gauw voorbij.’

*

Enkele weken na de dood van zijn vader huwde Floris Jespers op 18 juni met Olympe Gardien, die net als hij in 1914 was gevlucht, waar ze tot medio 1915 in Bergen-op-Zoom verbleef. Ze hadden elkaar leren kennen in november 1915.

Het was mijn grootmoeder die tegenover mij af en toe geheimzinnig maar met veelzeggende blik gewag maakte van een ‘een meisje uit Holland’…

*

Liene Hyeting publiceert een portretschetsje door Floris Jespers (‘waarschijnlijk van de schilder Evert Pieters’), bij een brief aan Roosje. Het is gedateerd 24 oktober 1914 ‘in volle vitesse getekend in de trein naar Amsterdam / voor de lieve Jufvrouw Roosje van Lelyveld’.

Is het vermetel te stellen dat het schilderij gereproduceerd zonder enig commentaar als ‘Portret, 1914’ in de catalogus (p. 32) van de retrospectieve Floris Jespers in het PMMK te Oostende (2004-205) een portret van Evert Pieters is?

Henri-Floris JESPERS

Pol DE MONT, ‘Evert Pieters en Emiel Jespers’, in: De Vlaamsche School, nieuwe reeks VII, Antwerpen, 1894, p. 187.

J., ‘Uit Antwerpen’, in: Onze Kunst, XIV, Antwerpen, juli-december 1908, p. 252.

Paul VAN OSTAIJEN, ‘Emiel L.M. Jespers. Zijn leven – Zijn kunstenaarsloopbaan’, in: De Antwerpsche Courant, jg. IV, nr. 127, 12 mei 1918.

José BOYENS, Oscar Jespers, Antwerpen, Stichting Mercator Plantijn, 1982.

Henri-Floris JESPERS, ‘De onbekende voorouder’, in: Deus ex Machina. Driemaandelijks tijdschrift voor hedendaagse kunst, nr. 51, september 1989

Liene HEYTING, ‘Alles voor Roosje’, in: M, Het maandblad van NRC Handelsblad, oktober 2008, pp. 38-49.

Emiel Jespers (aan de piano) musicerend met Floris en Oscar (met snor), 1911

Partager cet article
Repost0

commentaires

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche