In Scherpschuttersfeest (1968) zag Lieve Scheer ‘een teken te meer […] hoeveel er op menselijk en artistieke vlak aan onze tijd te genezen valt’. Van de Voorde redivivus, stelt ze onomwonden: ‘wie aan de verspreiding van zulke “kunst” meewerkt, schrijver, uitgever of criticus, is de diepste zin, de kern en de betekenis van wat cultuur is, kwijt’.1
Dat was voor Paul de Wispelaere aanleiding om drie citaten te bloemlezen van onverdachte ‘vertegenwoordigers van de cultuur’, nl. kardinaal Mercier, het Duitse episcopaat en paus Paulus VI, en vast te stellen:
onveranderd stroomt hetzelfde beschamende, kleffe jargon over de wereld, om de macht en de rijkdom van enkelen in stand te houden of te ontzien, en de onmondige massa in slaap te wiegen met hypnotische toverformules. De officiële wereld, de wereld van de Eerbiedwaardige Cultuur, bestaat bij de gratie van een ontzaglijke woordzwendel.
De Wispelaere gaat hier impliciet in op Van Maele’s uitspraak: ‘Stop mooie woorden een prop in de mond’. Voor het overige is het duidelijk dat Scheer met geen woord rept ‘over de werkelijke drijfveren en bedoelingen’ van het werk van Van Maele.
Schrijven is voor hem in de situatie staan van outsider en outcast tegenover de gevestigde maatschappij en officiële orde: een situatie die hij bewust en opzettelijk schept door zijn woordgebruik. Hij weet dat een gevestigde orde en georganiseerd systeem in de eerste plaats een kwestie van gevestigde en volgens een bepaalde logica georganiseerde woorden is. En daarom is al zijn werk, ook het boek Scherpschuttersfeest, wezenlijk een schrijfervaring, een woordenervaring, in de rand van de bestaande maatschappelijke ‘orde’, waardoor de schrijver zich in zijn revolterende apartheid uitdrukt, bevestigt en zelfs schept. En wie dit grotere en ergere wartaal vindt dan de hoger geciteerde Heilige Bloemen, werp ik vanuit de verte een kushandje: adieu.
Ook Van Vlierden is kennelijk ‘de diepste zin, de kern en de betekenis van wat cultuur is, kwijt, want hij werkt als criticus mee aan de verspreiding van zulke ‘kunst’ mee. Hij situeert Scherpschuttersfeest in het verlengde van Kraamanijs, nl. als ‘een gelijkaardige poging tot zelfherkenning, zo al niet tot zelfschepping’. Deze poging bestaat nu
in een voortreffelijke compositie, waarbinnen verklarende glossen de écriture automatique begeleiden. […] Op een horde van woordenkraam wordt een nieuwe (witte) orde van woorden veroverd. In de taal zelf grijpt hier de strijd plaats tussen de chaos en een nieuwe taal waaruit een nieuwe werkelijkheid ontstaat.2
Eugène van Itterbeek stelt vast dat in de stijl van Van Maele het woord zijn vrijheid herwonnen heeft: ‘de haast barbaarse humor van de schrijver is daar een niet gering bestanddeel van’.
De verbeelding heeft de wereld op zijn kop gezet: hierin ligt de vrijheid van de kunstenaar. […] De functie van het dichterlijke bij Van Maele lijkt mij symbolisch voor de groeiende behoefte aan irrationaliteit en creativiteit als een vorm van verzet. De verbeeldingswereld van Van Maele is destructief, het is een aanval op de hele sociale werkelijkheid van vandaag. Het is een kunst die haar vitaliteit put uit een haast grenzeloze spot met de wereld en uit een tragi-comische verafgoding van het eigen dichterlijk talent.3
Koreaanse vinken (1971) vormt het sluitstuk van de romantrilogie. De herinnering – een van de sleutelwoorden van de dichtbundel Winteralbum (1970) – speelt opnieuw een belangrijke rol ‘als materiaal in een sterk gestructureerde taalcompositie waarin andere elementen een even belangrijke rol spelen’, aldus Willem M. Roggeman. In Van Maeles trilogie is het ‘structurerend vermogen’ van de auteur gaandeweg toegenomen. Koreaanse vinken is geschreven ‘van uit een centrale kern’ en vertoont ‘een webconstructie, waarin elke element onmisbaar is’. Roggeman gaat in op de mathematische opbouw van het boek, waarin
het verhaal tot één groot bewustzijnsmoment wordt herleid’. Fundamenteel vertolkt de roman ‘de negatie van de begrippen ruimte en tijd, die herleid worden tot hier en nu. Na de woordenroes, die zijn vorige werken kenmerkte, valt Koreaanse vinken op door de technische beheerste schriftuur en de strenge structuratie, waardoor het schrijverschap van Marcel van Maele een nieuwe dimensie heeft gekregen.4
Henri-Floris JESPERS
(wordt vervolgd)
1 Lieve SCHEER, Nu schizofrenie wordt toegejuicht, in: Dietsche Warande & Belfort, jg. 113, nr. 10 (1968), pp. 789-790.
2 B. F. VAN VLIERDEN, op. cit., p. 178.
3 Eugène VAN ITTERBEEK, Daad en beschouwing. Beschouwingen over literatuur en maatschappij. 1968-1970, Brugge, Orion/Desclée de Brouwer, 1972, p. 61.
4 Willem M. ROGGEMAN, Bij nader inzien. Van Achterberg tot Weverbergh, s.l. [Antwerpen], De Galge, 1976, pp. 96-98.