In de jongste aflevering van Boelvaar Poef (zie vorig bericht) onderstreept Kevin Absillis dat “vanaf zijn stormachtig onthaalde romandebuut” De Metsiers er over “Claus’ hoogbegaafdheid grote eensgezindheid bestond”.
Hij vergist zich echter wanneer hij Hubert Lampo rekent tot de critici die Claus’ talent “in twijfel durfden te stellen”.
*
In 1952 werd Hugo Claus de twee laureaat van de Arkprijs van het Vrije Woord. Na een tweede stemronde kaapte hij (De Metsiers) 11 stemmen weg; Jan Walravens (Roerloos aan zee) kreeg er drie en een jurylid bracht zijn stem uit op Eva en ik van Pliet van Lishout. Marnix Gijsen, die in de VS verbleef, onthield zich.
Hubert Lampo sprak op Hemelvaartdag 1952 de laudatio uit. Hij typeerde Claus als
een geïnspireerde wandelaar door de grensgebieden van droom en wake, een nieuw wonderkind in het laboratorium, waar “l’alchimie du verbe” wordt beoefend.
Is nu De Metsiers of de Eendenjacht een “onbetwistbaar, afgerond” en “onaantastbaar” meesterwerk?
Ik denk het niet, vriend Hugo Claus, en gij ook niet. En het is misschien goed, dat het niet dààrom was, dunkt mij. Er verschijnen wel eens meer “schijnmeesterwerken”, die de hoogste bekroningen in de wacht slepen. Doch wat wij in uw Metsiers hebben willen huldigen is dat rijke, genereuze erts, zwaar met goud dooraderd en misschien hebben wij derwijze een daad gesteld, die enig is in de annalen van de letterkundige lauweringen: meer een talent dan een werk zochten wij te bekronen, méér de onmiskenbare geut en merkslag van een geboren schrijver dan het geheel als esthetisch verschijnsel, méér die duizend onnaspeurbare imponderabilia van het verbale kunstenaarschap dan een toevallig boek, zoals gij, hopen wij, er nog vele en misschien zelfs betere zult schrijven.
Lampo besloot zijn lofrede als volgt:
Wij zijn er trots op, Hugo Claus, dat naast de naam van de tot in de vingertoppen klassiek voelende Christine D’Haen, deze van U, jonge barbaar die gij zijt, op onze symbolische Ark zal prijken! 1
De Metsiers wordt uiteraard door Lampo behandeld in een panorama van de Vlaamse roman tot midden 1952.2 Hij wijst erop dat Claus’ eersteling
hoegenaamd niets heeft van onze klassieke plattelandsroman: schriftuur, emotioneel klimaat en psychologische gesteldheid der personages staan véél dichter bij deze uit Erskine Caldwell’s Tobacco Road of God’s little Acre dan bij die van Streuvels of Buysse. Waarmede niet bedoeld wordt, dat laatstgenoemde twee auteurs voorgoed de criteria van de landelijke roman zouden vastgelegd hebben, doch wel, dat er in het werk van Hugo Claus een zo groot apport van buiten uit dient aangestreept, dat de pastiche, zeer waarschijnlijk de opzettelijke pastiche benaderd wordt.
Geen haar op het hoofd van Lampo
denkt er aan het uitzonderlijke, ja, zelfs verbijsterende karakter van deze korte roman te betwisten of te twijfelen aan het uitzonderlijke talent van de jonge, toenmaals negentienjarige schrijver […].
Hij heeft het over de “exceptionele begaafdheid” van Claus die
van de eerste lijnen af onloochenbaar in het oog springt […].
Wel maakt hij enigszins voorbehoud wat betreft een zijns inziens te overheersende beïnvloeding door Erskine Caldwell.
Toen hij inhaakte bij zijn Amerikaans voorbeeld was de schrijver van De Metsiers met een talent als het zijne bij voorbaat een zeker welslagen gewaarborgd, doch spijtig genoeg werd derwijze het belangrijkste, het enige wat ons werkelijk zonder voorbehoud interesseert, grotendeels weggemoffeld: Hugo Claus zelve, hij, die ons door zijn persoonlijkheid in de eerste plaats fascineert, niet omdat hij gevelschilder te Parijs was, arbeider in de Noordfranse suikerfabrieken of nachtwaker te Londen, ach kom, alle niets ter zake doende aanbevelingsbrieven, doch wel omdat men in De Metsiers toch wel duidelijk een zeer persoonlijke stem verneemt, benevens de verbale virtuositeit van een krachtig temperament ondergaat, zoals wij er ongetwijfeld weinige bezitten […]
*
Gaandeweg steeg nog de waardering van Lampo voor Claus als romancier. Bij de verschijning van De Verwondering schreef hij een artikel van meer dan 2.800 woorden in Volksgazet, waarin hij Claus uitriep tot “een waarachtig en groot romancier”.3 Het werd haast verbatim opgenomen in de bundel De ring van Möbius.4
Henri-Floris JESPERS
1 Hubert LAMPO, De Arklaureaat, in: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jg. 6, mei 1952, pp. 996-98.
2 Hubert LAMPO, De Vlaamse prozakunst. Panorama tot midden 1952, in: Nieuw Vlaams Tijdschrift, VII, 1953, pp. 281-326.
3 Hubert LAMPO, Van wonderkind tot rasschrijver, in: Volksgazet, 18 oktober 1962.
4 Hubert LAMPO, De Ring van Möbius, Brussel/Den Haag, Manteau, 1966 [= Maerlantpocket 4], pp. 73-83.