Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
Misschien bestaat de echte beschaving erin dat je geen illusies creëert.
Joseph BRODSKY
Weinig mensen worden zo miskend als de weekbladfilosoof Benno Barnard. Nochtans verdient hij beter. Wie anders dan Benno Barnard, een intellectueel van groot kaliber, kan ons immers op het gevaar wijzen dat ze bezig zijn België kapot te maken [1]? Wie anders dan Benno Barnard kan met barokke penseelvoering de volle rijkdom van ons dierbare België schilderen? België als model van een mogelijk verenigd Europa [2] ! Het koninkrijk België als laatste restant van het oude Oostenrijks Habsburgse Rijk, een laatste poging om verschillende volkeren bij elkaar te houden in een accolade van verzoening, begrip, meertaligheid, tolerantie en intelligentie [3]!
We mogen ons gelukkig prijzen dat bij zo een schrander denker als Benno Barnard, die in een hand vuur en water weet te dragen, de mini-meervolkerenstaat België hoog in het vaandel staat. Benno Barnard, de Belgisch nationalist, die in zijn Huizinga-lezing van 2002 schrijft: Naar de hel dan met al die nationalistische dwazen![4]
Natuurlijk beseffen we maar al te goed wat voor weg België nog moet afleggen vooraleer het zelfs nog maar een flauwe afspiegeling van het Habsburgse Rijk wordt. Een soort Europese Unie avant la lettre, waarvan de resten nu in elf landen worden aangetroffen. Met een heel mild, heel menselijk en vooral heel realistisch regime[5], als we Benno Barnard, erudiet kenner van de Middeleuropese cultuur, mogen geloven. Kortom, een heilstaat. De heilstaat k u. k (kaiserlich und königlich) of Kakanië zoals Robert Musil de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie in zijn levenswerk Der Mann ohne Eigenschaften spottend omschreef.
Laten we ons aan de hand van Benno Barnard, zelfverklaard kosmopoliet, dichter en nadenker[6], meevoeren naar die heilstaat, naar de Donaumonarchie van keizer Franz Joseph, waar allerlei volkeren in wederzijds respect naast en met elkaar leefden (…) Joden, Duitsers, Roemenen, Polen, Hongaren, Roethenen en zelfs Armeniërs, allemaal onderdanen van de ene, oeroude keizer-koning, de zo omstreeks 1908 al haast in een anatomisch preparaat veranderde Franz Joseph[7] . Maar daarvoor zullen we wel heel even abstractie moeten maken van de historische feiten. We zullen het dus niet hebben over de zeer hoge werkloosheid in de Donaumonarchie toen, niet over de woningnood, niet over de sociaal-economische onrust en niet over de klassenbotsingen en zeker niet over de gewelddadig onderdrukte betogingen tegen hongersnood. Nee, samen met Benno Barnard dompelen we ons onder in het weke substraat geheten heimwee (…) waar de utopie ontspringt[8] . Waar de gefluisterde schreeuw dat alles moet blijven zoals het nooit geweest is[9] - een favoriete zin van Benno Barnard, die hij regelmatig recycleert – hoorbaar wordt. Wat stellen we dan vast? Is het de kleinburgerlijke hang naar een verheerlijkt verleden, waar ook Adolf Hitler niet ongevoelig voor was, die ons tegen de borst stuit? Ik durf mijn vreselijke vermoeden bijna niet uit te spreken, maar toch moet het. Ik kan niet anders, zou Luther zeggen. Als Benno Barnard, Belgisch nationalist en bestuurslid van B Plus, de Donaumonarchie van keizer Franz Joseph model laat staan voor het koninkrijk België, als hij België looft als laatste restant van het oude Habsburgse Rijk, dan pleegt hij met die vergelijking majesteitsschennis.
Het grenst aan het onvoorstelbare, maar als Benno Barnard door zijn schrijfsels Zijne Majesteit koning Albert II met de oeroude keizer Franz Joseph vergelijkt, dan spreidt hij een elementair gebrek aan etiquette ten toon. Hoe onkies. Een montere, gezonde, blozende koning Albert II, recent uitgerust met een spiksplinternieuwe heup, vergelijken met een anatomisch preparaat. Nee, mijnheer Barnard, dit gaat te ver. Of wil Benno Barnard met de vergelijking iets anders suggereren? Beschikt hij, als bestuurslid van B Plus, over geheime informatie? Geheime informatie over het katholieke Belgische Hof? Wat staat er immers in het dagboek van aartshertogin Marie Valerie, keizer Franz Josephs dochter, die volledig onder de invloed van haar biechtvader, de reactionaire jezuïet Heinrich Abel, stond? De volgende uitspraak van de keizer: Ja, ja, we doen natuurlijk alles om de joden te beschermen, maar wie is er nu eigenlijk geen antisemiet? Beticht mijnheer Barnard Zijne Majesteit koning Albert II nu van crypto-antisemitisme? Nee, dit kan mijnheer Barnard toch niet bedoeld hebben. Met die modder zou hij nooit naar Zijne Majesteit gooien. Maar wat mag Benno Barnard dan wel bedoeld hebben met zijn nostalgisch-romantische vergelijking? Richt hij zich tot het kringetje ingewijden en suggereert hij iets wat het verstand van gewone burgers als wij te boven gaat? Vertoeft Benno Barnard in kringen die meer weten en gaat het zelfs helemaal niet om majesteitsschennis maar denkt hij het ondenkbare? Weet Benno Barnard, die de sensationele uitspraken niet schuwt, meer over keizer Franz Joseph en koning Albert II, beiden het enige cement van hun uiteenvallende monarchie? Heeft Albert II, koning van België, net zoals Franz Joseph, keizer van de Donaumonarchie, zijn koninklijke gade iets cadeau gedaan? We weten in ieder geval dat Keizer Franz Joseph voor een mooi cadeau voor zijn Sisi heeft gezorgd: hij bezorgde haar syfilis. Maar kunnen we hier zomaar een parallel maken tussen deze twee excellenties? Of zijn we hier toch getuige van het onvoorstelbare en ontbloot Benno Barnard, torser van een ontzaglijke culturele bagage, hier letterlijk en figuurlijk de Belgische kroon? Als B Plusser? Delft hij zijn eigen graf en hoeft hij in de toekomst niet langer meer te hopen op een audiëntie aan het Hof, een ereteken, een koninklijk lintje of een adellijke titel – baron bijvoorbeeld? We mogen er niet aan denken.
Onze grote intellectuele voorganger Benno Barnard verdient beter. Laten we dan ook zijn advies volgen en België als gidsland van Europa profileren of als hedendaagse reïncarnatie van het Habsburgse Heilige Roomse Rijk. Tijd om de feiten te laten spreken.
De Donaumonarchie was een gammele constructie waarin minderheden meerderheden onderdrukten. In Oostenrijk heerste het overwegend Duitstalige derde deel van de bevolking over de overige twee derden. In Hongarije domineerde 40% Magyaren de 60% niet-Magyaren, waaronder veel Slaven. Alle Slavische aanspraken werden deskundig genegeerd. Iedere vorm van decentralisatie – de vraag van de Tsjechen bijvoorbeeld – werd geweigerd. Een geliefd en succesrijk adagium van die tijd was: “Das kann man dem alten Herrn doch nicht mehr antun”. Dat kun je de oude heer, keizer Franz Joseph, toch niet meer aandoen. Een vaste uitdrukking in de Habsburgse Dubbelmonarchie waarachter velen zich verschuilden en die uitmondde in een politiek die zorgde voor stabiliteit – volgens de enen – of inertie en verregaande sclerose – volgens de anderen. Benno Barnards visionaire advies is duidelijk: kies voor stabiliteit, ook al hoort daar wat nevenschade bij. Hoewel we het onkies blijven vinden dat hij de stokoude keizer van de Donaumonarchie met de nog zo jeugdig ogende koning van België vergelijkt, tóch heeft Benno Barnard een punt. Er zijn parallellen tussen de Donaumonarchie en België: ook in België houdt een minderheid een meerderheid in haar houdgreep en zorgt de kleinste verandering, de minste verstoring van dit wankele evenwicht voor acuut instortingsgevaar van de geliefde natie. Waarschuwt Benno Barnard ons, als een ware cassandra, voor de naderende catastrofe? Voor het uiteenvallen van België? Herinnert Benno Barnard zich de uitspraak van een van de personages van Joseph Roths Radetzkymars: “Zodra onze keizer de ogen sluit vallen we in honderd stukjes uiteen” en vervaagt in zijn profetenbrein het woord ‘keizer’ en leest hij ‘koning’? Hoopt hij daarom heimelijk dat koning Albert II het eeuwige leven heeft?
Terug naar de feiten. Tussen 1908 en 1913 werden de totale uitgaven voor bewapening in de Donaumonarchie verdubbeld. Vanaf 1880 zien we trouwens in alle grote Europese landen een intensieve, versnelde wapenwedloop. Angst werd aangezwengeld. Met vervalste cijfers, die tactisch werden gelekt, suggereerde men dat de vijanden enorme sommen besteedden aan bewapening en dat de beste manier om zich te beveiligen nog meer en nog gesofistikeerdere wapens waren. De grote wapenfirma’s als Krupp, Skoda, Creusot, Schneider en Vickers-Maxim deden gouden zaken en werden slapend rijk. Bedoelt Benno Barnard dit als hij ons de Donaumonarchie van keizer Franz Joseph tot voorbeeld stelt? Heeft hij aandelen in de Europese of Amerikaanse wapenindustrie en wil hij, nu we binnenkort aan een door de NAVO gestimuleerd Europees defensiebeleid moeten werken, een graantje meepikken van de toekomstige reusachtige winsten? België doet alvast goed zijn best. De kernwapens liggen nog altijd keurig in Kleine Brogel, klaar om afgeschoten te worden en de Antwerpse haven heeft haar beste beentje voorgezet als doorvoerhaven van dodelijke wapens naar Irak.
Tussen 1880 en 1900 verdubbelde de bevolking van de hoofdstad van de Donaumonarchie. In 1900 woonden in Wenen 1 700 000 mensen, waarvan grote groepen in mensonterende omstandigheden. Duizenden mensen hadden geen dak boven hun hoofd en leefden in kanalen en riolen met de ratten of in de parken, sommigen zelfs in de bomen. Massademonstraties, tegen de fabelachtig gestegen vleesprijzen bijvoorbeeld, werden bloedig neergeslagen. Maar wat een geluk dat in deze Donaumonarchie van keizer Franz Joseph, waar allerlei volkeren in wederzijds respect naast en met elkaar leefden[10] keizer Franz Joseph beroep kon doen op de Hongaarse cavalerie – de Huzaren – en de gevreesde Bosnische Fuβtruppen – Bosniaken – om de vreedzame demonstraties bloedig neer te slaan. In 1913 werden in twee maand tijd 120 gewelddadige confrontaties tussen werkloze arbeiders en politie en leger geteld. 30 arbeiders werden toen vermoord en velen zwaar gewond. Ook bij de politie en het leger vielen dodelijke slachtoffers en gewonden. Willen we Benno Barnards heilstaat met een heel mild, heel menselijk en vooral heel realistisch regime [11] in België kopiëren en nog maar een fractie van dit verbluffende resultaat van doorgedreven ordehandhaving behalen, dan moeten we dringend onze pas hervormde politie bijscholen.
In het Oostenrijks-Habsburgse leger kreeg iedere militair een boekje met de eed en de krijgsartikelen. Er waren elf verschillende boekjes omdat er in de Donaumonarchie elf officiële talen waren. In de praktijk lagen de zaken echter ietsje ingewikkelder. De meeste officieren spraken alleen Duits. Maar ook al spraken ze alleen Duits en hadden ze het geluk het bevel te mogen voeren over een overwegend Duitstalig bataljon, dan nóg was de kans groot dat ze geen Tiroler-Duits, laat staan Trans-Sylvanisch Saksisch verstonden. Veel erger was de toestand in de doorsneebataljons, de taalgemengde bataljons. Daar werden alleen de commando’s ‘links’, ‘rechts’, ‘halt’, ‘ter plaatse rust’ en ‘vuur’ in het Duits gegeven. Voor de rest heerste er een babelse spraakverwarring en sprak men een soort koeterwaals, het zogenaamde ‘Armee-Slawisch’, met veel Tsjechische woorden, dat dikwijls voor hilarische situaties zorgde. In de meeste bataljons waar men vier of meer talen sprak, werd het uitschelden in dit pidgin-Slavisch door bepaalde officieren tot een ware kunst verheven. Scheldwoorden als ‘Boheems zwijn’, ‘sufferd’, ‘zeeleeuw’, ‘stuk vee’, ‘varken’ of ‘onanist’ waren aan de orde van de dag. De meeste officieren van het Oostenrijks-Hongaarse leger waren er immers van overtuigd dat Azië aan de oostgrens van Wenen begon. De ontgroening van jonge kadetten, de zogenaamde zuigelingen, in de militaire scholen was zeer gewelddadig. Over de gruwelijkheden die daar plaats vonden schreef Robert Musil zijn schitterende roman: Verwirrungen des Zöglings Törless. Geen greintje fantasie maar pure realiteit, zei Musil hierover in een van zijn zeldzame interviews. Niet te verwonderen dat het Oostenrijks-Habsburgse leger het hoogste zelfmoordcijfer van alle legers in Europa telde: 12,53/10 000. Het Duitse leger: 2,6/10 000. Het Britse 2,09/10 000. Het Belgisch leger heeft dus nog een hele weg te gaan, wil het voldoen aan het Barnardiaanse model waar de verschillende volkeren bij elkaar worden gehouden in een accolade van verzoening, begrip, meertaligheid, tolerantie en intelligentie.[12]
Ten slotte het parlement. De Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie was met 516 zitplaatsen het grootste parlement van Europa. Dit is het enige gebied waarop België de Habsburgse Dubbelmonarchie de loef afsteekt. Geen rijk deed het ooit beter dan België nu en samen met onze verlichte nadenker[13] Benno Barnard kunnen we hier terecht fier op zijn: zeven parlementen met 625 betaalde volksvertegenwoordigers voor 10 309 725 Belgen tegenover 516 volksvertegenwoordigers voor 51 000 000 inwoners van de Donaumonarchie. Dit kan tellen.
In het parlement van de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie zetelden 20 parlementaire fracties en 27 partijen. De 5%-kiesdrempel gold er niet zodat er een breed spectrum van volkeren en religies was vertegenwoordigd. Officieel sprak men er tien talen maar vaak heerste er een babelse spraakverwarring. Soms debatteerden de vijfhonderdzestien volksvertegenwoordigers dagenlang over de taal waarin een wetsvoorstel mocht worden ingediend. Het Duits kreeg een voorkeursbehandeling, maar na een tijdje ontaardden discussies dikwijls in scheld- en schreeuwpartijen. Vooral Duitse, Tsjechische en Italiaanse scheldwoorden waren bijzonder geliefd. Als die niet voldeden, klepperden de volksvertegenwoordigers met de deksels van hun lessenaar, floten, bliezen op kindertrompetjes, lieten hun zakhorloges luid aflopen en brachten zelfs misthoorns mee om de kakofonie compleet te maken. Niet te verwonderen dat voor Wieners een bezoek aan het parlement een geliefkoosd tijdverdrijf was. Beter dan theater vonden ze het en nog gratis op de koop toe. Op de galerie eerste rang zat de elite, op de tweede rang de rest. Ook Adolf Hitler vergaapte zich op de tweede rang vaak aan dit schouwspel en het beroofde hem meteen van ieder geloof in de parlementaire democratie.
Voortdurend ontwikkelden de parlementariërs nieuwe technieken. De Tsjechen waren bijvoorbeeld heel bedreven in het afsteken van urenlange obstructieredevoeringen. Bij voorkeur tot diep in de nacht. Een dertien uur durende redevoering over een bagatel was geen uitzondering. Soms hieven de volksvertegenwoordigers gezangen aan: de Christelijk Socialen zongen dan God erhalte, de Tsjechen Kde domov muj? de Sociaal Democraten Lied der Arbeit en een eenzame Reichsdeutscher Wacht am Rhein. Het liefst allemaal tezamen. Af en toe kwam het zelfs tot een handgemeen. Dan rukten de heren volksvertegenwoordigers elkaars kragen en jasslippen af en beten ze in de vingers van hun politieke opponenten. Politici veranderden in wilde beesten en keizer Franz Joseph kon maar weer eens het fameuze Notstandsparagraph 14 in werking stellen: het parlement opheffen wegens arbeidsongeschiktheid. Een even eenvoudige als geniale oplossing. Maar wel een oplossing met grote gevolgen: onbeperkte perscensuur, uitzonderingswetten op politiek vlak – klinkt ons bekend in de oren sinds The War on Terrorism – permanent samenscholingsverbod en een algemene inperking van de grondrechten van 1867. Sommige historici menen zelfs dat zonder de opheffing van het parlement in maart 1914 de Eerste Wereldoorlog in augustus 1914 nooit uitgebroken zou zijn. Volgens hen zou het parlement het Habsburgse leger nooit de toestemming hebben gegeven om Servië op 27 juli 1914 de oorlog te verklaren, want ijzervreter generaal Franz Conrad von Hötzendorf had al sinds 1906 vijfentwintig keer vruchteloos voor een oorlog tegen Servië gepleit.
Nee, mijnheer Barnard, zelfverklaarde kosmopoliet, dichter en nadenker, ik denk niet dat we ons comfortabel moeten nestelen in het weke substraat geheten heimwee (…) waar de utopie ontspringt[14]. Integendeel, echte intellectuelen nemen hun verantwoordelijkheid op en zien de werkelijkheid zoals ze is. Daarvoor is moed nodig. En beschaving.
Mieke DE LOOF
(Uit: Mededelingen nr. 100 de dato 30 augustus 2007, pp. 12-18)
Mieke de Loof (°1951) is socioloog en filosoof. werkt aan een cyclus zogeheten “spannende boeken”. Ze deed levenservaring op als wetenschappelijk onderzoeker, docent, chauffeur, dienster in een nachtkroeg en als Kyokushin-karateka. Duivels offer (2004) werd bekroond met de Hercule Poirot-prijs en genomineerd voor de Schaduwprijs. In 2006 verscheen Labyrint van de waan.
[1] Michel KRIELAARS, Vraaggesprek Benno Barnard. Het ware Europa stierf in 1914, Cultureel Supplement NRC Handelsblad, 8 november 2002.
[2] Benno BARNARD, Het geslepen potlood, Knack, 20 juni 2007.
[3] Dirk HANSSENS, In het spoor van Europese dichters, Tertio nr. 368, 28 februari 2007, p. 11.
[4] Benno BARNARD, Tegen de draad van de tijd, Huizinga-lezing 2002, II, p. 11.
[5] Danny KEUPPENS, Over Mevrouw Appelfeld, interview van Benno Barnard op de weblog van theater Malpertuus, 9 januari 2007.
[6] Geciteerd in “Wij – kosmopolieten, dichters, nadenkers…”, Mededelingen van het CDR, nr. 85, 3 januari 2007, p 5.
[7] Benno BARNARD, Tegen de draad van de tijd, Huizinga-lezing 2002, p. 7.
[8] Benno BARNARD, ibid, p. 14.
[9] Benno BARNARD, ibid, p. 14. + Michel KRIELAERS, Vraaggesprek Benno Barnard. Het ware Europa stierf in 1914, Cultureel Supplement NRC Handelsblad, 8 november 2002. + Benno BARNARD, Links conservatisme, Knack, 13 september 2006.
[10] Benno BARNARD, Tegen de draad van de tijd, Huizinga-lezing 2002, p. 7.
[11] Danny KEUPPENS, Over Mevrouw Appelfeld, interview van Benno Barnard op de weblog van theater Malpertuus, 9 januari 2007.
[12] Danny KEUPPENS, Over Mevrouw Appelfeld, interview van Benno Barnard op de weblog van theater Malpertuus, 9 januari 2007. + Dirk HANSSENS, In het spoor van Europese dichters, Tertio nr. 368, 28 februari 2007, p. 11.