Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
De openingsfilm van het 39steFilmfestival Gent was een verfilmd toneelstuk. Althans wat er nog van overschoot. Of liever: het basisgegeven bleef, maar een andere invulling kwam in de plaats. Het resultaat is een totale verminking van een idee, een gedrocht dat de kassa moest doen rinkelen. En de media zijn er bewust en gewetenloos ingetrapt, want je spuwt niet in de hand die je voedt. In al de recensies proef ik hielengelik en schoudergeklop. Liberaal gewin met katholieke wortels.
De originele theatervoorstelling stelt een optreden voor van een bandje, gespecialiseerd in country music / bluegrass, kies maar uit, ’t is toch een pot nat. Eeuwige trouw, passionele liefde, een diep verlangen naar een rustig leven, een hutje op de hei met in de wei een schaap, kippen, een paar kinderen, op het terras een hakende moeder en meer uit die melopot worden door een paar zangers en bandleden met tokkelinstrumenten bezongen. Tussen de liedjes door komt een ander verhaal piepen. Van een koppel [de zangers] dat totaal uitgekeken is op elkaar door een al te passionele verhouding en de dood van een kind. Nu eens focust het verhaal zich op de ongeneeslijke ziekte, om plots over te schakelen op de lijdensweg van het finaal afgelopen liefdesavontuur. Als toeschouwer word je heen en weer geslingerd, en het pakt je, werkelijk. Zo is het leven, denk je. De hemel aan de oppervlakte, de hel er net onder. Tussen beide is er maar een velletje dundrukpapier.
In de film is de nadruk verschoven van de hemelse hel en de helse hemel naar het lijdensverhaal van het kind. De liefdesverhouding is bijkomstig geworden. De liedjes zijn verworden tot tussenvoegsels, want het kan niet altijd kommer en kwel zijn. Pak daarbij nog eens een montage waarin tijd, plaats en historie door elkaar gehusseld werden, en je krijgt een film waar alle menselijke gaten gaan van lekken.
De Belgische film is volwassen geworden klinkt het uit volle borst en van alle kanten. De waarheid is dat de Belgische film, en The Broken Circle Breakdown staat daar model voor, zich helemaal geschikt heeft naar het hedendaagse Hollywood-model. Een scheutje road, een sneetje Disney, een brokje folk, een plakje rauw realisme. Halverwege de film begreep ik waarom Eric Van Looy en co naar LA geroepen zijn. Niks spanning, alles ontspanning. Felix Van Groeningen heeft een film gemaakt waarin de toeschouwer niet meer moet nadenken. Hij kan zich volledig wijden aan zijn emmer popcorn en zijn blikje prik. Een plasvluggertje kan zelfs, de lijn van het verhaal heeft geen lussen of knopen. Een dutje? Geen probleem, het is een stilstaand verhaal.
Dat soort films blijkt aan te slaan. Het verbaast mij niet. In crisistijden, artificiële mijns inziens, wil het volk de zon zien zakken achter de groene heuvels, de moeder zien koken met een kookboek bij de hand, de zoon de auto op de oprit te zien schrobben, de dochter zien mokken op haar kamer [want overal is wat], de vader een maandloon bij elkaar te zien zwoegen [zonder zweet], om twee uur later de zon te zien opduiken tussen witte wolken op een lichtgolvende zee. Niet het werkelijk arme volk. Dat gaat sowieso niet naar een theater, een filmhuis, een museum. Nee, het arme volk uit de wijken met villaatjes aan de rand van de stad, dat met moeite zijn hypotheek kan afbetalen, maar wel de schijn ophoudt een hogere status te hebben bereikt dan deze van de ouders.
De nieuwe Vlaamse filmmakers hebben geen verbeelding, geen durf, geen lef. Bandwerk, draken, ingezakte puddingen geboren uit het plakboek van clichés. Daar zijn ze sterk in. The Broken Circle Breakdown is een typisch film om na een rondreis van drie maanden op de televisie te verschijnen en verzekerd te zijn van een jaarlijkse vertoning, door een rotzomer en de onverwoestbare komkommertijd. De tijd van de betere Italiaanse, Franse en Engelse film is verleden tijd. Bracht alleen wat zakgeld op, op termijn. En een vermelding in een naslagwerk. En wat is een naslagwerk waard, in vergelijking met het rinkelend, klinkkelend kasboek?
De toneelversie zou ik nog eens graag willen zien, voor de film sla ik op de vlucht naar mijn grot, van zodra ik hem geprogrammeerd zie.
Guido LAUWAERT