Koen Calliauw, tweede van rechts (april 2011)
Zaterdag 27 is het lichaam van Koen Calliauw (° 29 augustus 1942) gevonden in zijn appartement in de Luikstraat. Hij bestempelde zichzelf graag als 'beroepsactivist'. Zijn levensweg bewijst dit ten volle. Met Herman J. Claeys was hij in Vlaanderen het boegbeeld van provo. Als journalist werkte hij mee aan talrijke bladen, ook aan het communistische weekblad De Rode vaan (KP), waarvan hij hoofdredacteur werd. In 1994 richtte hij het Daklozen Actie Komité op en trad hij toe tot de Beweging voor Sociale Vernieuwing van Patsy Sörensen. Voor AGALEV zetelde hij twee keer in de Antwerpse districtsraad. In 2003 werd hij uit de groene partij gezet, toen bleek dat hij zich voor het parlement kandidaat stelde op de lijst van Resist, een samenwerkingsverband tussen de PVDA en de Arabisch-Europese Liga (oprichter en voorman: Dyab Abou Jahjah, thans columnist bij De Standaard).
De lijst opstellen van de acties waar Calliauw – Antwerpens bekendste activist – bij betrokken was, blijft voorlopig onbegonnen werk. Zo nam hij bijvoorbeeld de verdediging op zich van militanten van het Animal Liberation Front. Toen de Occupy-beweging in Antwerpen opkwam, was Calliauw aanvankelijk ook geïnteresseerd. “Ik heb hem toen een paar keer ontmoet. Maar hij vond ons te zacht. Hij was een man van provocatie, van actie”, aldus activist Jeroen Olyslaegers (Arkprijs van het Vrije Woord 2014).
Verbeten voorstander van alle vormen van openbare contestatie, Calliauw herhaalde graag: “Het conflict is de motor van de vooruitgang.” In feite was hij een einzelgänger, wat je niet meteen verwacht van iemand die dan toch de centralistische discipline van de KP heeft gekend. Vergis ik mij, of functioneerde hij in teamverband niet meteen vanzelfsprekend? Wat er ook van zij, niemand trok de oprechtheid van zijn engagement in twijfel. Hij werd door vriend en vijand gerespecteerd.
*
Jan van Veen onderstreept terecht dat Calliauw niet alleen een gedreven activist, maar ook kunstenaar was. Hij schilderde en etste, was een kenner van Art Brut en organiseerde in Antwerpen grote tentoonstellingen met ook internationale deelnemers: Fabrik 88, Metro 89, Black Box 90, Bunker 91 en Vogel 92.
*
Koen was een exponent van het contestatieklimaat dat medio de jaren zestig in Antwerpen oplaaide (nog vóór het studentenoproer in Leuven of Mei 68 in Parijs). In 1966 organiseerden provo-leider Calliauw en de dichter Nic van Bruggen (destijds voorzitter van de VU-jongeren) de ophefmakende foto-tentoonstelling 'Matrakkensabbat' in V.E.C.U. Dat resulteerde in 1967 in de publicatie bij De Galge van het gelijknamige pamflet van Nic, een treffend geïllustreerde aanklacht tegen de ruwheid van het optreden van de ordehandhavers in België en Nederland. Koen ontmoette ik destijds af en toe in het 'alternatieve' kroegencircuit, broedplaatsen van nieuwe ideeën, en we hadden telkens een goed gesprek. Dat waren onze eerste contacten.
We zagen elkaar voor de laatste maal in de Groene Waterman, bij de uitreiking van de tweede Herman J. Claeys-prijs op 9 mei 2013. Net zoals in 2011 zetelde hij in de jury, waar hij echter al bij de eerste verkiezing ontslag nam. Nog voor er woord werd gezegd over de inzendingen, poneerde hij dat van de 85 onder schuilnaam ingezonden gedichten er slechts 'enkele min of meer betrekking op het opgelegde thema', nl. censuur. Hij was 'ontsteld' over 'de onverschilligheid van jongere generaties voor dit thema' en nam ontslag.
'Lucienne Stassaert, Bert Bevers, Peter Holvoet-Hanssen, Henri-Floris Jespers en Jan Van Veen klaarden de klus. Ik nam ontslag… Ik dacht aan de evergreen van Boudewijn De Groot: Slaap zacht mijnheer de...'
Hij vertrok meteen en nam uiteraard geen deel aan de tweede vergadering. Toen hij achteraf vernam dat de jury de inzending (onder schuilnaam) van Mark Meekers bekroond was, stond hij daar helemaal achter: 'één van de zeer zeldzame gedichten “met ballen”'.
Typisch Koen: meteen kritiek voeren op de jury, verantwoordelijk geacht voor de inzendingen (!) en derhalve beticht van recuperatie en repressieve tolerantie, ontslag nemen en achteraf de bekroning terecht toejuichen.
Tja, kronkelrederingen waren hem niet altijd vreemd. In dit geval illustreerde hij sprekend de eis van Baudelaire: “Le droit de se contredire et celui de s'en aller”...
Henri-Floris JESPERS