Ach, wat weende ik bittere tranen bij de slotscène van The Sullivans. Treinmachinist Thomas Mitchell wuift daarin, terwijl hij een militaire groet brengt, naar de watertoren waarop hij zijn zoons ooit naar hem zag zwaaien. Ze waren vlak daarvoor gesneuveld in de oorlog, en wel álle vijf….
“Om zoiets moet je niet huilen jongen,” zei mijn vader, terwijl hij normaliter de eerste was om me te troosten. “Da’s een pure propagandafilm!” Terwijl ik de tranen nog van mijn wangen aan het vegen was, bedacht ik me welk een fraai woord propaganda was, en vroeg ik me af wat het betekende. Ik was nog jong, maar ik herinner me toch scherp dat hier de kiem van mijn politieke bewustzijn lag.
Wat later was het 1966, en o wat was ik onder de indruk van wat er op muzikaal gebied allemaal aan het gebeuren was. Nog steeds ben ik blij dat ik auditief getuige heb mogen zijn van de nieuwe geluiden die Beatles, Kinks, Move en Small Faces (zonder wie de huidige popmuziek er geen zou zijn) via de radio op de wereld los lieten.
Ter zake: een van de singles die ik toentertijd gewéldig vond was Hi Lili Hilo van The Alan Price Set. Ik weet nog goed hoe het me verwonderde dat pa (die van al die muzikale nieuwlichterij niets moest hebben) daar vrolijk bij mee floot. Of hij dat een leuk nummer vond? “Leuk liedje jongen, dat floot ik al mee toen jij er nog niet was.” Toen ik er nog niet was? Wat kregen we nou toch helemaal? Alan Price was nota bene toetsenspeler geweest bij The Animals, en wereldberoemd door dat superlullige maar wereldwijd gesmaakte orgelriedeltje in The House Of The Rising Sun. Hoe kon het dat mijn vader diens jongste single al lang kende?
Wel: al in 1953 toverde mijn vader als filmoperateur zijn bezoekers Lili (en die rolprent zag ik nu pas voor het eerst) voor ogen. Een film van Charles Walters, die daar mijns inziens volkomen verdiend een Oscarnominatie voor kreeg. En het wil iets zeggen dat ik dat terecht vind, want ik krijg altijd de zenuwen van musicals of operettes (waarin mensen slag om slinger op de belachelijkste momenten van conversatie op liedjes overschakelen). Welk een hartveroverend, schitterend in Technicolor weergegeven, sprookje is me dat. Werkelijk álles in Lili is juist gedoseerd. Het zegt iets wanneer je als volwassen man tranen op voelt wellen bij het aanschouwen van een gesprek tussen een meisje van vlees en bloed en póppenkastpersonages. Hoed af! Ik kan me zo voorstellen dat in 1953 half Europa verliefd was op Leslie Caron (die Lili gestalte gaf), zoals dat in het begin van deze eeuw het geval was met Audrey Tautou (die Amélie wás in Le fabuleux destin d’Amélie Poulain van Jean-Pierre Jeunet).
En om nóg eens ter zake te komen: het liedje waarop Lili is gebouwd (een compositie van Bronislau Kaper en Helen Deutsch) is….Hi Lili Hilo! Tot zover deze bijdrage van uwen
Bert BEVERS