Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
14 décembre 2012 5 14 /12 /décembre /2012 16:25

  Ofschoon de première van Mozarts laatste opera lauw ontvangen werd, steeg het succes met elke opvoering. Het is dé najaarsopera. Het libretto is een sprookje voor jong en oud, de muziek luchtig. Had indertijd auteursrecht bestaan, dan zou Mozart lekker rijk zijn geweest. Maar het heeft niet zo mogen zijn. De man die de winsten opstreek was de tekstschrijver en theaterdirecteur Emanuel Schikaneder, tevens vriend. Mozart verdween datzelfde jaar in een massagraf. Zelfs zijn vrouw was niet aanwezig, zij lag ziek te bed. De enkele vrienden die de eenvoudige stoet zouden vormen keerden halverwege terug. Het regende te hard.

 

Die Toverfluit  dateert van 1791, Mozarts sterfjaar. Het is zulk een meesterlijk gecomponeerd stuk dat de ouderdom er geen vat op heeft. De opera is niet tijdsgebonden, het ene feit volgt naadloos op het andere, en in grote of kleine bezetting, in een paleis of in een kribbe, iedereen krijgt zijn zin, en, niet onbelangrijk, er is een happy end. Kortom, de vreugde heerst alom. Op het podium, in de orkestbak en in de zaal.

 

Het succes ligt hem niet alleen in de speelse compositie, die het ideale levensbeeld van Mozart belichaamt, maar bovendien in de voor iedereen herkenbare karakters van de personages en de universele boodschap van het verhaal. Dat hebben de operaliefhebbers te danken aan het feit dat Mozart enkel interesse had in de muziek. Zware maatschappelijke boodschappen en diepgaande sociale analyses moeten van hem niet verwacht worden. Een opera was spektakel, amusement. En Mozart was een geboren optimist, balancerend op het naïeve. De bewijzen daarvan zitten in zijn werk, met als hoogtepunt Die Toverfluit.

 

Het hoofdpersonage Tamino zoekt zichzelf en ontmoet de Koningin van de Nacht, van wie hij een toverfluit krijgt. Met die toverfluit kan hij alle gevaren trotseren van de onderwereld van Sarastro, waar Tamino allerlei beproevingen, symbool voor puberteitskuren, ondergaat. Maar hij slaagt in zijn examen, is volwassen en dus klaar om rond alle hindernissen te slalommen. Tamino en Pamina vinden elkaar voor het leven, de schelm Papageno kan zoeken naar een vrouw die bij hem past, de Koningin van de Nacht naar haar geroofde dochter en Sarastro verzoent zich met Pamina. Afijn, alle harten slaan hetzelfde deuntje.

 

De muzikale uitvoering door het symfonische orkest van de opera is in de goede handen van Tomáš Netopil. De dirigent neemt het orkest mee op een zwierige tocht, en het koor heeft er ook zin in. Loepzuiver. Groot is de zang en het spel van de vrouwen en Papageno, helaas klein dat van Tamino. Rainer Trost zingt gevoelloos en als acteur betekent hij niet veel. Houterig spel. Nee, wat de personages betreft is het grootste applaus voor Olga Pudova als Koningin van de Nacht, Robin Johannsen als Pamina, Mirella Hagen in de rol van Papagena en de drie dames Hanne Roos, Tinneke Van Ingelgem en Marija Jokovic. En niet te vergeten de drie zingende cavia’s. Eervolle vermelding ook voor Ante Jerkunica als Sarastro.

 

Zoals gezegd is De Toverfluit  het ideale eindejaarsspektakel. Tegelijk met de Vlaamse versie loopt er in het Muziektheater Amsterdam een andere. Regisseur Simon McBurney koos in het grootste dorp ter wereld voor een primitief maar verassend, haast kinderlijk concept dat op een georchestreerde happening lijkt. Die van David Hermann ligt wat zwaarder op de hand. Dat is voorzichtig uitgedrukt. Laten we die overboord gooien en het getoonde bij naam noemen. De enscenering is een avonturenfilm avant la lettre, gemaakt in een achterzaaltje van een afgedankte studio van Hollywood. Regisseur Hermann zocht het ver, verzon allerlei grappen, de ene al flauwer dan de andere. Bovendien verbeeldde het decor nu eens een Afrikaanse wildernis om vijf minuten later in de Far West te belanden, waarin Canadese Mounties rondlopen. Zelfs Lucky Luke, Indiana Jones, Harry Potter en Frodo zouden er gek van worden en die jongens kunnen nochtans tegen een stootje.

 

Met zijn regie vernedert David Hermann de dirigent, de solisten, het koor en het orkest. Het spel van Die Zauberflöte  moet het hebben van een mitrailleurtempo. Welnu, de stiltes zijn te lang en verhinderen samenhang. Wat de toeschouwer nu te zien krijgt zijn knullig aan elkaar gebreide scènes, een teveel aan domme decors en een steeds maar weer dezelfde muur uit een Mayatempel die op identieke manier daalt en stijgt, schuift en splijt. Het wachten was op de goudbeluste Spanjaarden, maar die kwamen niet. Die ramp is de toeschouwer gelukkig bespaard gebleven.

 

Dit is geen enscenering voor kinderen. Zij wensen, hopen op een mix van emoties, van koddige fantasie. Hermann slaagt er echter in alle emotie te verbannen en in plaats van fantasie plat spel te leveren, ver van variatie. Moest ik moeten kiezen tussen de Vlaamse en de Hollandse versie, zou ik die van Amsterdam verkiezen. Want de regie van Hermann doet niets. Je kan er niet vrolijk of kwaad van worden. Enkel over klagen, met een triest gevoel tot gevolg, dat niet eens de koude van december kan trotseren.

Guido LAUWAERT

Die Zauberflöte – W.A. Mozart – www.vlaamseopera.be

Partager cet article
Repost0
8 décembre 2012 6 08 /12 /décembre /2012 14:35

'Il parcourt avec une même facilité une extension de vingt-trois notes (environ trois octaves), et personne ne se rappelle avoir écouté quelque chose qui puisse s’y comparer.'Een getuigenis van een tijdgenoot over Farinelli

 

Voor puur muzikaal genot werden in Europa jongens voor hun tiende jaar gecastreerd. Zo trachtte men om hun zangstem te behouden. Deze volwassen zangers met de stembanden van een kind maar met volwassen longen, duiken vanaf de zeventiendeeeuw op. Het hoogtepunt is de achttiende eeuw. Carlo Broschi is dankzij de romantische, biografische film Farinelli uit 1994 vandaag de meeste bekende castraatzanger. Bernacci, Caffarelli, Senesino, Rauzini waren samen met Farinelli eveneens gevierde Divo’s. De laatste grote operarollen voor een castraatzanger werden voor Velluti in de eerste kwart van de negentiende eeuw gecomponeerd: Rossini’s Aureliano in Palmyra en Meyerbeer’s Il crociato in Egitto. Nadien verdwenen ze van de scène. In een gesprek met Richard Wagner betreurde Rossini dit einde:

'Men kan zich geen idee vormen van de bekoring van de stem en de volleerde virtuositeit die deze besten der besten, bij gebrek aan iets anders en uit gelukkige compensatie, bezaten. Nu de castrati zijn uitgestorven en het in onbruik is geraakt om nieuwe te snijden is de neergang van de zangkunst onomkeerbaar'.

 

Pour la petite histoire: Velluti was eveneens een beslagen alkoofridder. Vele echtgenoten van zijn veroveringen konden niet geloven dat hun vrouwen zich met deze schone jongeling inlieten omdat ze niet begrepen dat alles nog werkte weliswaar zonder spermatozoïden. Castraten als ideale minnaars voor wijze edoch weke vrouwen, zeker in tijden toen er van anticonceptiva amper sprake was.

Moreschi.jpg

Moreschi

Uit het begin van vorige eeuw dateert een opname op wasrollen met de stem van 'L’angelo di Roma', de castraat Alessandro Moreschi (1859-1922). Hij was als sopraan van 1883 tot 1913 verbonden aan de Sixtijnse kapel. Onverminderd de krakkemikkige opname is het een uniek document. Het zet de deur op een kleine kier naar de schittering van vergane tonen.

 

Met uitzondering van Frankrijk speelden kastraten in tegenstelling tot de katholieke landen in het muzikale leven van het protestantse Noord Europa amper een rol.

Op Paulus, de goeroe die met uitsluiting van alle andere vroegchristelijke stromingen aan het begin van onze tijdrekening, het christendom definitief vorm gaf, rustte het verbod voor vrouwen om in de kerk te spreken, laat staan te zingen. Een verbod op basis van een interpretatie van 'geopenbaarde' waarheden, de vrouw die uit de rib van de man werd gesneden en zodoende een inferieur wezen is.

In zijn eerste brief aan de Korintiërs 14.34-35 schrijft Paulus: “moeten de vrouwen in de bijeenkomsten zwijgen. Want het is haar taak niet, te spreken; maar ze moeten onderdanig zijn…Want het is voor een vrouw onbetamelijk, in de kerk het woord te voeren…”

 

Het manco van de hoge vrouwelijke sopraanstem werd eerst opgevuld met falset-zangers, een Spanje traditie, nadien met de ontwikkeling van het belcanto in de opera door de castraatstem.

 

Even een zijdelingse anekdote: van rond 1700 dateert eveneens het pauselijke verbod om opera’s uit te voeren. Profane thema’s mochten niet meer, enkel oratoria met 'heilige' onderwerpen konden aan bod komen. De unieke mezzosopraan Cecilia Bartoli wijdde er met haar Opera proibita een cd aan. Pas op het einde van de achttiende eeuw werd dit verbod opgeheven.

 

De geschiedenis van deze primi uomini is een Italiaans fenomeen, meer bepaald in het koninkrijk Napels, het centrum van de opera tijdens de eerste helft van de achttiende eeuw. Het aantal castraties van kinderen wordt er op het hoogtepunt van deze mode op enkele duizenden per jaar geschat. Ze waren veelal afkomstig uit arme boerenfamilies die hiermee op een rijk inkomen hoopten, een verzekering voor hun oude dag. Want voor een optreden ontvingen bekende castraatzangers fabelachtige honoraria. Voor de castratie diende de jongen evenwel zijn toestemming te geven. Natuurlijk had die geen besef van de reikwijdte van deze ingreep. De smoezen die werden verzonnen zijn bekend: een afwijking bij de geboorte, ergens aan blijven 'haken' tot en met de beet van een varken in het jonge kruis.

 

De slaagkans dat zij het tot een muziekster uitgroeiden was minimaal. Eén op duizend? De minderen verdwenen in plaatselijke kerkkoren, de beteren bevolkten het koor van de pauselijke Sixtijnse kapel. Als men weet dat er spotschriften en karikaturen over deze castraten bestaan zoals de spotprent van de beroemde Senesino, dan is het niet denkbeeldig dat het verminkte afval dat nergens aan bod kwam, nog een dankbaarder object werd van spot. Uiteindelijk werd in 1878 castratie door paus Leo XIII verboden.

 

portraet_barock2_kastrat_g.jpg

 

De impact van deze verminkende ingreep liet op de fysiek natuurlijk zijn sporen na: een op hol geslagen hormonenstelsel, buiten een weelderige haardos geen lichaamsbeharing, vetophopingen op dijen en heupen, een aanleg tot zwaarlijvigheid en een abnormale lengte. De psychische letsels zijn eveneens gekend: een onevenwichtig temperament met agressie, nukkigheid en extravagante eisen. De arrogantie van Caffarelli en Senesino waar Haendel o.a zijn evergreen Ombra mai fu voor schreef, was berucht. Farinelli, 'Il ragazzo' gevormd door de legendarische zangpedagoog Nicola Porpora schijnt echter een minzame man te zijn geweest,

 

Bekend zijn de Napolitaanse muziekscholen waar deze kinderen met een Spartaanse dril dagelijks urenlang werden klaargestoomd voor de virtuoze extravaganza, de vocale acrobatie die in operahuizen werden opgevoerd.

 

Voorbeelden van hun virtuositeit zijn gekend: het duel met een trompettist waarbij Farinelli stuk voor stuk nazong wat deze hem voorspeelde, tot de trompettist in ademnood kwam en het moest afleggen tegen het longvolume van Farinelli, die rustig verder zong én met de nodige versieringen. Er is het duel met de twintig jaar oudere Bernacchi waarbij deze in de eerste plaats de ornamentering van Farinelli gebruikte om er nadien zijn eigen indrukwekkende versieringen aan toe te voegen. Ze werden levenslange vrienden.

Wat te denken van volgende beschrijving: tijdens een optreden zong Farinelli in één adembeweging 150 noten op één syllabe; een melisma dat we ons vandaag niet kunnen voorstellen! In London werd 'One God, one Farineli!' geroepen, verlangend vielen vrouwen in zwijm.

 

Farinelli1.jpg

Farinelli

Vertel mij, dierbare Clio door welke ogen ik moet kijken om 'bloss zeigen wie es eigentlich gewesen' (Leopold von Ranke)? Moet ik een leesbril uit de aufgeklärte achttiende eeuw zien te bemachtigen of volstaat die van nu, A.D. 2012? In welke mate is onze hedendaagse ethiek toepasbaar op het verleden? Hoe een Zeitgeist beoordelen? Troost mij, muze nu dit sublieme voor altijd werd afgesloten.

Frank DE VOS

Partager cet article
Repost0
4 décembre 2012 2 04 /12 /décembre /2012 22:40

 

Jan2.jpg

Jan Mertens

Met de jaren vallen diverse puzzelstukken meer en meer in elkaar. Het artistiek-literaire café Den Hopsack is een merkwaardig trefpunt die de puzzel vervolledigt. Mijn vaderland leeft buiten het opgepepte licht van De Grote Aandacht of is het de De Grote Magerzucht  waarvoor velen staan te kwijlen. Ik ontmoette er zowel musicus Jan Mertens als Jan Berghmans, mijn uitgever. Zij hadden elkaar eveneens in Den Hopsack leren kennen. Of het vervullende van ontmoetingen.

 

Een jaar na het ongelukkige overlijden van Berghmans organiseerde Jan Mertens een In Memoriam in het museum Plantijn Moretus. Op 14 november 2010 werd De Missa Quare tristis est, anima mea? (Waarom ben je bedroefd mijn ziel?) van George de La Hèle (1547-1586) door het ensemble Polyfoon onder leiding van Lieven Deroo uitgevoerd, de eerste uitvoering sinds de Renaissance. Jan is als tenor eveneens lid van dit stemmige gezelschap. Samen met Tony Rombouts had hij me gevraagd om tijdens de herdenking enkele van mijn gedichten en deze van Jan Berghmans voor te dragen.

 

Toen ik dit monumentale muziekwerk aanhoorde werd ik meteen meegezogen door die vloed van die absoluut zuivere tonen; de volheid van zes stemmen – van fluwelen contratenoren tot glasheldere bassen – die in contrapunt met elkaar harmoniëren. Het werd een afdaling in de begeesterende rijkdom van het verleden. Vriend Jan is meteen de grote schuldige aan mijn polyfone bevlogenheid.

 

George de La Hèle, een renaissancecomponist en tijdgenoot van Palestrina en Orlandus Lassus werd te Antwerpen geboren waar hij zijn eerste muzikale opleiding kreeg. Hij was een koorknaap in de kapel van Philips II te Madrid o.l.v van Pierre de Machincourt, studeerde aan de universiteit van Alcala en Leuven en leidde vervolgens de kathedraalkoren van Mechelen en Doornik. Na de Koninklijke kapel werd hij uiteindelijk maestro di capilla flamenca  te Madrid. Een titel die kon tellen. Aan het Spaanse hof stond deze componist dus hoog aangeschreven.

 

Van De La Hèle zijn enkel de Octo missae  bewaard gebleven. Deze werden in 1578 door Christoffel Plantijn op de persen van zijn Officina Plantiniana gedrukt. Een exemplaar van dit immense boek – een bladzijde meet 55 x 44cm – rust in de rijke collectie van het museum Plantijn Moretus.

Misboek.jpg

Het was Jan Hellincks, leider van het bekende St Lievenskoor van 1949 tot 1964, die koorknaap Jan Mertens (°1951) begeesterde. Na zijn opleiding aan de Academie voor Schone Kunsten studeerde Jan notenleer, gitaar en volgde hij cursussen oude muziek en zanglessen. Toen zijn vader stierf componeerde hij voor hem de missa brevis “Komt de lente”, een parodiemis op het thema “Komt de lente over ’t land”. Verder schreef hij nog een Hymne, een gedachtenispsalm en nog een tweede mis voor de slachtoffers van ex-Joegoslavië.

Tijdens een van zijn bezoeken aan het museum Plantijn Moretus zag hij het prachtige opengeslagen boek met muziek van George de La Hèle, een componist waar hij nog nooit van had gehoord. Toen hij de partituur las begon deze prachtige muziek in zijn hoofd te klinken. Of hij dit werk mocht bestuderen? Het mocht. Het was natuurlijk nog geschreven “à l’anciènne”, waardoor het voor een gewone koorzanger moeilijk is om lezen. Daarom is hij – hals over kop eigenlijk – begonnen met de transcriptie. Op een avond vond hij op internet dat er reeds een uitgave bestond van dit werk. Jammer genoeg voldeed dit niet aan wat hij ervan verwachtte: alle notenwaarden waren gehalveerd. Dus toch maar transcriberen.

Het siert Jan Mertens dat hij deze muziek heeft getranscribeerd naar hedendaagse muziekschriftuur; een monnikenwerk van twee en half jaar in de schaduw van de stilte. Het waren immers acht missen en een inleidend motet. Hij is nu bezig het getranscribeerde op computer te zetten en de fouten eruit te halen. Op die manier kan hij dit werk, samen met de levensbeschrijving van deze veel te weinig gekende componist, drukrijp maken en op zoek gaan naar uitgevers.

Na de uitvoering op 14 november 2010 was Johan Geerts – oprichter van het ensemble en initiatiefnemer van de concerten van Polyfoon  – enthousiast en liet vallen dat het fijn zou zijn, de muziek van De La Hèle in een aantal concerten te laten horen. Elke mis van de acht missen, is gebaseerd op een reeds bestaand motet van een tijdgenoot. Het zou gaan over uitvoeringen in Antwerpen, Mechelen, Leuven en Doornik; steden waar De La Hèle gewerkt en/of gestudeerd heeft. Mogelijk wordt dit opgenomen in het kader van Antwerpse componisten. Blijft natuurlijk nog het prijskaartje.

Op donderdag 10 januari 2013 brengt het ensemble Polyfoonin de kathedraal van Antwerpen een benefietconcert voor Kom op tegen kanker. Het is meteen een huldeconcert voor medeoprichter, de bariton Danny Vercruyssen die op 5 december 2011 aan een hersentumor overleed.

Media Vita: in het midden van het leven staat men in de dood” is de titel. Op het programma staat Engelse polyfonie van o.a. Sheppard, Tallis, De Ley en Talbot; een muzikale wandeling van 16eeeuw tot van vandaag, van 6 tot 17 stemmig.

Polyfoon hoopt hiermee een mooi bedrag te kunnen overmaken aan Kom op tegen Kankeren de oncologische dienst van UZ Antwerpen, het ziekenhuis waar Danny Vercruyssen werkte en overleed.

Info: http://www.polyfoon.be

Bij dezen een warme oproep om massaal aanwezig te zijn.

Frank DE VOS

Partager cet article
Repost0
26 novembre 2012 1 26 /11 /novembre /2012 13:00

 

Vlad_Snapseed.jpg

Vlad Weverbergh

 

Musici die tussen de plooien van de tijd speuren, vergeten componisten afstoffen, deze opblinken en fris laten herleven. Vlad Weverbergh is zo iemand. Afdalen in de tijd zoals mijn grote diva Cecilia Bartoli. In elke van haar cd’s ontdek je een vers verleden. Met haar wandel je nooit op een plat getreden pad. Nooit brengt ze zoals veel van haar collega’s de 200.000ste versie van de evergreens van Vivaldi, Gluck, Händel of welke componist dan ook. In ‘Mission’ die recent verscheen met nooit eerder opgenomen werk van Agostino Steffani (1654-1728) zorgt zij opnieuw voor een wereldpremière.

 

Vlad vereerde mij met de uitnodiging: “Verdwenen tussen Mozart en Beethoven, de ontdekking van H.J. de Croes”.Zoiets maakt me gelukkig. Vlad Weverbergh (°24 februari1977), een van de beste klarinettisten in ons land is zoals La Bartoli een muzikale vorser. Het aretheiavan de oude Grieken flitste door mijn hoofd. Hij is dus zoals mijn diva een even voortreffelijk iemand. Deze virtuoos hoorde ik de eerste maal tijdens de opening van de tentoonstelling van de stadsgedichten van ere-stadsdichter Peter Holvoet-Hanssen eind 2011 in het Letterenhuis te Antwerpen. Geen enkele stijl is hem vreemd: van Klezmer over klassieke avant-garde tot Mozart. Zijn indrukwekkend curriculum is te consulteren op www.vlad.be.

 

Henri Joseph de Croes (Brussel 1758 - Regensburg 1842) was een componist en violist uit de Zuidelijke Nederlanden, tijdgenoot van Haydn, Mozart en Beethoven. Hij was de zoon van Henri-Jacques de Croes (Antwerpen 1705-Brussel 1786), violist en componist bij de vorsten Thurn und Taxis in Brussel en Frankfurt en later violist, kapelmeester en muziekdirecteur aan de Koninklijke hofkapel in Brussel. Op achttienjarige leeftijd trad zoon Henri Joseph de Croes in dienst van de prinsen van Thurn und Taxis in het Beierse Regensburg, eerst als violist en vanaf 1798 als kapelmeester. Hij woonde in Regensburg tot aan zijn dood op vierentachtigjarige leeftijd.

 

Met lovende perskritieken in binnen en buitenland verscheen in 2011 rond deze componist de eerste cd met een concerto voor klarinet en partias; muziek uit Mozarts tijd van de hand van een Vlaming.

 

Wie houdt van het klarinetoeuvre van Mozart en Carl Maria von Weber, móet deze cd in huis halen. Wij smolten alvast weg bij de cadens uit de eerste beweging.” (Menzo)

Dem bei Walter Boeykens ausgebildeten Klarinettisten Vlad Weverbergh gelingt eine solide, technisch einwandfreie Interpretation des Konzerts. In den Kadenzen dominiert seine Virtuosität.“ (Das Orchester, Heribert Haase)

 

de_croes_weverbergh_aluid.jpg

Binnen het unieke kader van de Nationale Bank te Antwerpen stelt Weverbergh op 28, 29 en 30 november zijn gloednieuwe cd "Divertimenti" (en Douze Morceaux) voor. Het divertimento is een licht en speels muziekgenre dat in de tijd van de Croes werd gespeeld als achtergrondmuziek.

CoverDeCroesS.jpg


Samen met zijn ensemble Terra Nova presenteert hij eveneens het project "Verdwenen tussen Mozart en Beethoven", de ontdekking van H.J. de Croes.

 

Nog even melden dat Terra Nova een onderzoekscollectief is dat bestaat uit:

Vlad Weverbergh, klarinet ,· Nathalie Lefevre, klarinet, Marc Sabbah, altviool, ,Dmitry Ryabinin, altviool Bert Helsen, fagot,Anthony De Vriendt, hoorn, Katrien Vintioen, hoorn, Neil Leiter, altviool , Veerle Huskens, hobo, Luk Nielandt, hobo, Bob Permentier, fagot, Miguel Meulders, contrabas.

Het zijn stuk voor stuk solisten bij grote orkesten of ensembles zoals Il Fondamento, het Nationaal orkest van België of de Rotterdamse filharmonie.

 

Verdere cd-opnames zullen door deze instrumententros systematisch worden gewijd aan onderzoeksprojecten rond partituren die nooit eerder werden opgenomen. Nu al warmt dit mijn historisch, muzikale hart.

Frank DE VOS

Partager cet article
Repost0
19 octobre 2012 5 19 /10 /octobre /2012 10:00

 

Rebelse-ritmes-copie-1.jpg

Dr. Matthijs de Ridder (°1979) promoveerde in 2009 aan de Universiteit Antwerpen met een in alle opzichten merkwaardig proefschrift over 'De activistische tegentraditie in de Vlaamse letteren 1912-1933'. Hij bezorgde werk van Louis Paul Boon, Gaston Burssens, Kurt Köhler en Paul van Ostaijen, en schreef een bijzonder verhelderend en onvolprezen essay over Willem Elsschot als politiek schrijver: Aan Borms.

RebelseRitmes.jpg

In Rebelse ritmes, een ontdekkingstocht door jazz en literatuur, laat hij zien hoe ragtime, bebop en freejazz auteurs als o.m. Paul van Ostaijen, Hermann Hesse, Remco Campert en Boris Vian inspireerden. Het mystieke huwelijk van jazz en literatuur levert daarbij verrassende verhalen op.

Meer in een volgende aflevering van de Mededelingen van het CDR en online (info: mededelingen@lebacq.com/

Matthijs DE RIDDER, Rebelse ritmes, Antwerpen, De Bezige Bij, 2012, 373 p., 19,95 €.

Partager cet article
Repost0
18 octobre 2012 4 18 /10 /octobre /2012 22:27

Lulu_096.jpg

De openingsproductie van het nieuwe seizoen van de Muntschouwburg is te vergelijken met een ei van juwelier en goudsmid Fabergé. Regisseur Krzysztof Warlikowski heeft van de opera Lulu van Alban Berg een voorstelling gemaakt waarvan het muzikale onderdeel niet moet onderdoen voor het theatrale. De dans wordt kort gehouden, wat de accenten van de details sterk in beeld brengt, het decor is functioneel, zodat het zowel de zangers en dansers als het publiek bevredigt en de belichting blijft bescheiden omdat het verhaal nu eenmaal een verhaal is van een nacht die steeds maar donkerder wordt.

 

De componist baseerde zich op de dubbele tragedie van Der Erdgeist en Die Büchse der Pandora van Frank Wedekind. De centrale figuur is Lulu. Zij symboliseert het type van de ideale moderne vrouw. Het eerste verhaal beschrijft de ondergang van haar minnaars, het tweede haar eigen neergang. Bedoeling was het geheel in drie bedrijven te verdelen. Twee raakten er afgewerkt, door zijn vroege dood in 1935 bleef het derde bedrijf onvoltooid. Het werd heel wat later, aan de hand van notities afgewerkt door onder meer Friedrich Cerha. Het is deze versie die in de Munt vertoond wordt. En terecht. Cerha heeft goed begrepen waar het Alban Berg om ging. Valt het begin van het bedrijf muzikaal nogal zwaar, gaandeweg weet hij toch de speelsheid te vatten van Berg, en de tumultueuze emoties om te zetten in een finaal spel dat deels Wagneriaans is, een derde ruikt naar Mahler en 34% de tijdgeest van Berlijn midden de jaren dertig van de 20ste eeuw weergeeft.

 

Alban Berg is een vreemde kerel. Twee opera’s componeerde hij. De eerste was gebaseerd op het onvoltooide toneelstuk van Georg Büchner, Woyzeck, en voor de tweede koos hij een afgerond verhaal maar zijn opera bleef, zoals eerder gezegd, onvoltooid. Die merkwaardigheden vallen in het niet bij zijn andere afwijkingen. Zijn eigen dochter zag hij niet staan, maar werd wel verliefd op een meisje, waarin hij zowel een dochter als een geliefde zag.

Hiermee raken we de essentie van Alban Bergs composities. Zijn muziek versmelt haat en liefde tot één emotie waar geen greep meer op te krijgen is. Daardoor is hij van de drie componisten van de tweede Weense school de meest fascinerende. De andere twee zijn zijn leermeester Arnold Schönberg en de andere leerling Anton Webern. Extra ster in de kroon van Berg is dat hij de twaalftoonstechniek minder strikt hanteert dan zijn collega’s. Het maakt dat zijn composities vulkanen zijn die op uitbarsten staan, en dat aan het eind ook doen.

Lulu_047_press.jpg

Met een goede dirigent, en Paul Daniel is dat, wordt de boodschap van Alban Berg er maar door versterkt. Van de jongvolwassen femme fatale Lulu van Wedekind, heeft Berg een meisje van nauwelijks dertien jaar oud gemaakt. Zij is en blijft het kindsterretje dat alle mannen begeren, zelfs al wordt het ouder en minder mooi. Het mooiste voorbeeld is Marilyn Monroe. Niet toevallig is het beroemdste (maar niet zijn beste) boek van Vladimir Nabokov Lolita. En niet toevallig werd het verfilmd door Stanley Kubrick.

Het kindsterretje als meest begeerde staat ook voor de tijdgeest. De jaren dertig waren de jaren waarin de zedelijkheid hoog in aanzien stond. De werkelijkheid was geheel anders. Wie het zich kon permitteren had naast zijn huis en tuintje met vrouw en kinderen een flatje met een jong volwassen vrouw. De meid, van zijn broer of de naaister, van zijn vrouw. Wie geen minnares had bewees dat hij niet tot de gegoede klasse behoorde. En dat hij minder rijk was dan hij zich voordeed. Het pubermeisje was voor de bankiers en de kunstenaars, twee tegengestelde kasten die zich zeer nauw tot elkaar aangetrokken voelden, voelen en zullen blijven voelen, door de moraal van het kapitaal.

 

De tijdgeest zit ook in de muziek van Alban Berg. Ze heeft een jazzy ondertoon en ademt de sfeer uit van het Berlijnse cabaret. Het is – alweer niet toevallig – dat fragmenten van Lulu kort voor zijn dood in Berlijn opgevoerd werden en heel veel succes kenden. Bergs wens was trouwens dat eenmaal de opera voltooid hij in de Duitse hoofdstad in première zou gaan. Dé stad die altijd al de hoofdstad is geweest van de theatrale kunst, hoog boven Wenen, dat slechts de hoofdstad van de parademuziek en de operette is geweest. Door de regisseur wordt door een videoprojectie de kracht van de theatrale decadentie van het Berlijnse interbellum subtiel geaccentueerd, zonder het verhaal te verlaten.

 

Regisseur Krysztof Warlikowski heeft die moraal van Berlijn en Berg prachtig weergegeven. Op het toneel staat een glazen kooi. Hij verbeeldt de Tiergarten. In het begin van de voorstelling staan er opgezette dieren in. Ze maken plaats voor een dresseur, gymnast, ober, zwarte, theaterdirecteur, politiecommissaris en de hoger geklasseerde personages, om kort voor het einde plaats te maken voor een roedel balletmeisjes en –jongens. Allen te koop, prijs overeen te komen. Gaandeweg wordt aangetoond dat er nauwelijks een verschil is tussen een kooi en een etalage.

Het tempo van de voorstelling is strak, dat eist de muziek ook, en de regisseur heeft er zich aan gehouden, maar toch zijn eigen krolse geest bewaard met een paar flinke stiltes. Dit ongetwijfeld om de spanning nog meer te verhogen. Krysztof Warlikowski is van nature een man van weinig woorden die houdt van enig getreiter, bewust, om zijn overwicht tegenover zijn opponent te accentueren.

Lulu_065.jpg

Lulu wordt vertolkt door Barbara Hannigan. Verbazend hoe dat zulk frêle lichaam zoveel spannende muzikaliteit kan verwekken. Ze bespeelt moeiteloos alle emotionele registers. Zij is een muzikale polyglot. En kan daarenboven prachtig acteren. De andere zangers/acteurs/dansers zijn te vinden op de website. Ze zingen, spelen en dansen op hoog niveau en met een sterk engagement. Chapeau voor de dramaturg, de choreograaf en de decorbouwers en kostuummakers. Machtige belichting ook door een duisternis die al maar grijzer wordt, zelfs als het winter wordt en sneeuwt.

Deze Lulu verdient reprise op reprise en de verkoop van de regie aan de grote operahuizen van de wereld, want lang kan hij meegaan. Zeer lang.

Guido LAUWAERT

Partager cet article
Repost0
10 octobre 2012 3 10 /10 /octobre /2012 12:30

De Russische componist Moessorgski (1839-1881) is vooral bekend door Schilderijen van een tentoonstelling, een romantisch werk dat hij naar aanleiding van zijn bezoek aan een tentoonstelling componeerde. Deze zestiendelige pianowandeling is een veel bewerkte compositie; door klassieke componisten zoals Ravel over jazzarrangementen tot en met de rockgroep Emerson, Lake en Palmer.

 

Ut pictura musica, zoals een beeld weze muziek. Naar aanleiding van zijn bezoek aan een Mondriaantentoonstelling in Den Haag schreef componist Jan Hendrik Van Damme (1965) Strijkkwartet #2 ‘Mondriaan’. Dit dodecafonisch werk werd op zondag 7 oktober in het districthuis van Ekeren door het strijkkwartet Arco Brillante uitgevoerd. Het werk bestaat uit 'Bomen', 'Lozenge#1', 'Primaire kleuren' en 'Molen'. Het zijn de namen van de vijf schilderijen van Mondriaan die tijdens de uitvoering van deze vijfdelige compositie werden geprojecteerd en die de inspiratiebron vormden van de componist.

mondriaan.jpg

Mondriaan, Victory Boogie Woogie

 

Dodecafonie zegt u? Arnold Schönberg (1874-1951) was de uitvinder van deze voor mij nogal moeilijk te beluisteren vernieuwing. Ik moet eerlijk toegeven dat ik – nochtans een amechtige muziekfanaat – er met een lichte koudwatervrees naar toe was gegaan. Ik had ongelijk. Het is een frisse, elegante en bijzonder toegankelijke compositie. Opgelucht leste ik mijn dorst met één zuinig glaasje sinaassap dat door het District Ekeren tegen inwisseling van een geton in een ‘primaire’ gele kleur werd aangeboden.

 

Ik laat hieronder graag de componist zelf aan het woord.

Frank DE VOS

DSC01898.JPG

Jan Hendrik Van Damme.

 

Wanneer ik vrienden vertelde dat ik werkte aan een strijkkwartet rond Mondriaan kreeg ik meestal dezelfde vraag: ‘Vind jij dat mooi?”. Ik gaf telkens een ander antwoord. Op mijn vraag – of ze deze schilderijen al in levende lijve hadden bekeken – was het antwoord meestal ‘nee’.

 

Voor ik het schilderij ‘Victory Boogie Woogie in het Gemeentemuseum in Den Haag zag, vroeg ik me ook soms af wat kunstkenners zo bijzonder vonden aan de kleurvlakjes van Piet. Maar de onbeschrijfelijke, en onverwacht emotionele ontlading die Victory Boogie Woogie bij mij teweegbracht – flabbergasted zeggen de Engelsen – deed me verlangen naar meer. Dus keerde ik vaak nog terug naar Den Haag. Om 'in het echt’ en niet uit een kunstboek of een toiletkalender te genieten van oranje-blauwe duinen, gele bomen, landelijke natuurtaferelen, bloemen, planten en engelachtige vrouwen in alle stadia van extase en stilering, hoekige zelfportretten, oogverblindende molens, of torens en zinderende, keurig en kleurig geborstelde rasterwerken. En dat alles in dat mooie gebouw van Berlage! Bovendien: na het consumeren van wat kunst nog even uitwaaien op de dijk van Scheveningen… Men zou voor minder een strijkkwartet gaan schrijven.

 

Op een overzichttentoonstelling van het werk van Mondriaans tijdgenoot Calder – alweer in Den Haag – stond ik voor het eerst oog in oog met de Compositie met groot rood vlak, geel zwart, grijs en blauw uit 1921. Opnieuw een coup de foudre. Dat werk vormt dan ook het uitgangspunt voor, en het middelpunt van mijn compositie.

 

Zo ging ik daarbij te werk: ik maakte een gele, een rode en een blauwe vierklank die samen een twaalftonenreeks vormen. En die reeks nam ik als uitgangspunt voor alle delen die aan elkaar aansluiten. Ik sprong met dit gegeven erg vrij om, en liet bijwijlen mijn fantasie heerlijk en compleet ontsporen, daartoe aangezet door het toeval en de mystieke inspiratie die Mondriaan ook in zijn werk toeliet. Bij figuratieve schilderijen is mijn muziek melodischer. Bij de geometrische schilderijen wordt de uitwerking gestileerder, meer op voorhand bedacht en aan strengere regels gebonden.

Jan Hendrik VAN DAMME

Partager cet article
Repost0
30 septembre 2012 7 30 /09 /septembre /2012 10:00

Spira-mirabilis--c--Luigi_Ottani_2.jpg Foto: (c) Luigi Ottani

Het ene festival denkt nog niet aan opruimen als het andere zich al aandient. Woensdag 26 september in de voormiddag werd voor de pers en de oude stronken ermee vergroeid het programma van het 39ste Filmfestival van Gent voorgesteld. Over het wel en wee krijgt u ten gepaste tijde tekst en uitleg. Dezelfde avond was er een concert van het Festival van Vlaanderen. Spira mirabilis met de vijfde van Beethoven. Daar keek ik al weken naar uit.

 

Waarom? Spira mirabilis is een telefoongezelschap, bij wijze van spreken. Het grootste deel van de muzikanten hebben andere verplichtingen, maar ze hebben nog geen last van metaalmoeheid. Begonnen als straatmuzikanten die om de studie te bekostigen in de weekends op de hoek van de straat met een pet op de keien staan te spelen. Het kan ook zijn dat ze in juli speelden om in augustus de zon te zien zakken in de zee. Afijn, hoe de oervorm precies geweest is, groepjes fuseerden en vijf jaar later hadden ze een collectief met naam en faam.

 

De bezetting varieert wegens contracten waar de leden niet onderuit kunnen. Sommigen zijn intussen ingebroken bij gereputeerde gezelschappen, waaronder de Berliner Philharmoniker en het Chamber Orchestra of Europe, en daar blijven wonen. Afijn, elk optreden is door de wisselende samenscholing onvoorspelbaar. Een optreden in Keulen dondert anders dan in Gent. Het is ook opletten geblazen voor deze jong geschoolde muzikanten. Ze mogen dan wel talent hebben en hun instrument beter kennen dan hun partner, maar ook de locatie kan voor verrassingen zorgen. Oudere vakbroeders en zusters hebben daar minder last van, al komt die toch wel weer opduiken eenmaal de vijftig voorbij.

 

Het meest verrassende, en om die reden het meest aanlokkende is dat Spira mirabilis zonder dirigent werkt. Dag dictator, salut salaud. Wat de interessse nog versterkt is dat het collectief zich per concert concentreert op één werk. Geen lijntje Liszt na een brokje Bach en een soepje Schumann. Alle energie wordt in één werk gestoken. Voor de uitvoering geeft een muzikant bovendien tekst en uitleg over de interpretatie en na afloop beantwoorden muzikanten met plezier vragen uit het publiek.

 

Dat kluwen van sporen dat telkens toch weer leidt naar het juiste perron was wat mij dreef naar de Sint-Michielskerk. Nu is het niet de eerste maal dat ze de Vijfde in C van Ludwig van B uitvoerden. Maar het koppig uitdagen van het lot is nu net wat hun drijft. Basisgedachte van het deftig zootje ongeregeld is om de muziek van eergisteren naar vandaag te brengen. En daarvoor ben je zeker met Beethoven aan het goede adres. De brave man daagde zichzelf telkens weer uit. Hij schrok er niet voor terug met een kwart pianoconcerto op de première te verschijnen – weken later dan aanvankelijk voorzien – en daar aan de vleugel te improviseren, in wat toen ‘vrije stijl’ genoemd werd, maar tegenwoordig jammen heet. Spira mirabilis haalt van een concert en een compositie stof en wierook.

 

Elk concert is een riskante onderneming, en dat was in Gent ook het geval. De vijfde telt, net zoals elke normale symfonie, vier bewegingen. Bij de Vijfde zijn ze door Paul Bekker getypeerd als Strijd, Hoop, Twijfel en Overwinning. In de eerste beweging zat er een uitschuiver aan te komen en je voelde hoe het publiek de al ingehouden adem nog dieper inhield. Zullen ze het redden? Ze turnden de uitschuiver zowaar om in een pirouette. De tweede beweging was werkelijk uitmuntend. De friste uitvoering ooit gehoord. En het publiek was het met me eens. Op de receptie, na de meet te hebben bereikt [geen overbodigheid, die typering, want het FvV heeft ook recepties van sponsors vóór de start] raakten les bourgeois, al dan niet van Brel, niet uitgepraat over het tweede deel. De ene lyrische term buitelde over de andere. Delen vier en vijf gleden als de vaat in het sop.

 

Zoals in elke waarheid een leugen schuilt, is er bij Spira Mirabilis wel degelijk een dirigent. Hij staat echter niet op de bok en is onzichtbaar. Maar wie goed kijkt, ziet de dirigent wel. Het is de eerste violiste. De onderchefs van het orkest loeren in haar richting en door haar hyperkinetische gedrag zweept zij het orkest op en dwingt het tussen zekere lijnen. Zij is de virtuele dirigent en haar strijkstok fungeert als dirigeerstok. Tijdens het concert vroeg ik mij af of eenzelfde kwaliteit met een andere concertmeester bereikt wordt. Maar los daarvan, haar lichaamstaal en mimiek zijn de samensmelting van wat een gedreven dirigent is, en dan kijk ik niet in de richting van Herbert von Karajan maar naar Leonard Bernstein.

 

Het moet gezegd, want ik ben zo stilaan aan het eind van mijn voorraad Latijn van deze week, het programma van het Festival van Vlaanderen is met de jaren uitgegroeid tot een verrassend gebeuren. Klassiek en modern, traditie en experiment, het komt allemaal aan bod, en bij momenten is het een mix van al die zware termen waar een jongmens terecht buikgriep van krijgt. Het FvV is, simpelweg gezegd, met de jaren ontsnobt.

 

Nu is nog wachten op een werkelijk modern werk, met lekker wat spektakel. The Wall van Roger Waters, op het Sint-Pietersplein, dat zou de max zijn, veel volk lokken. Een uitvoering zoals die ooit geweest is. Op zaterdag 21 juli 1990 in Berlijn. Een half jaar na de val van de muur. Met onder meer Joni Mitchell, Van Morrison, Marianne Faitfull en Albert Finney.

Kom Jan Briers, wat let je! Is het niet volgend jaar, dan moet het toch zeker kunnen voor 2014, het jaar waarin de vrede van Gent getekend werd. Als je aan Kris Peeters zegt dat er een paard optreedt, krijg je gegarandeerd haver en goud.

Guido LAUWAERT

Partager cet article
Repost0
15 novembre 2011 2 15 /11 /novembre /2011 14:05

 

Grafmonument-Peter-Benoit--foto-Bert-Bevers-.JPG

Schoonselhof: Grafmonument Peter Benoit (Foto: Bert Bevers)


Er zijn heel wat mensen vertrouwd met de naam Peter Benoit. Dat kan ook bijna niet anders, want er zijn in Vlaanderen niet minder dan 62 straten naar hem vernoemd. Niet alleen in Vlaanderen overigens, ook in Nederland (zo is er een Peter Benoitstraat in Bergen op Zoom). Ook in Antwerpen is er een. Je hebt daar voorts een Benoitmonument in het Harmoniepark, een Benoitbuste op de Wapper en natuurlijk het imposante grafmonument op het Schoonselhof. Je hoeft echter geen moeite te doen om op straat mensen aan te houden en te vragen of ze weten wie Peter Benoit was. Zijn naam leeft dan wel voort, zijn werk amper. En dat is jammer, zeer jammer. Hij componeerde immers prachtige muziek, maar die overleeft maar mondjesmaat. Neem het Drama Christi, dat hij schreef bij de kruisweg die Godfried Guffens en Jan Swerts schilderden in de Sint-Joriskerk aan het Mechelseplein (en dat daar ook voor het eerst werd opgevoerd): dat is niet eens verkrijgbaar op cd....

Sint-Joriskerk-Antwerpen--foto-Bert-Bevers-.JPG

Sint-Joriskerk (Foto: Bert Bevers)


Patrick Verhoeven nu heeft zich ten doel gesteld om de aandacht voor Benoit aan te wakkeren. Onlangs verscheen zijn boek A propos Peter Benoit - Op stap met een groot Antwerpenaar. Zelden zo'n rijkelijk geïllustreerd boekje gezien. Van geboorte was de componist West-Vlaming. Hij zag het levenslicht in Harelbeke, op 17 augustus 1834. Hij bleef echter niet hangen in zijn geboortestreek. Zo bracht hij lange periodes door in de Kempen, de Leiestraat. Brussel en Parijs. Verhoeven biedt de lezer in zijn boek wandelingen aan langs plaatsen waar Benoit daar mee te maken heeft gehad. Het zwaartepunt ligt echter op Antwerpen, waarvoor hij vier wandelingen samenstelde.

Peter Benoit, die zich in het begin van zijn loopbaan nog Pierre Benoit noemde, heeft een belangrijke rol gespeeld in het culturele bewustwordingsproces van de Vlamingen. Op 1 augustus 1867 werd hij directeur van de Stedelijke Muziekschool van Antwerpen. Vooral dankzij zijn inspanningen werd die in 1897 gepromoveerd tot conservatorium. Benoit, die ontmoetingen had met onder meer Franz Liszt en Richard Wagner, werd vooral bekend door vele liederen, oratoria en de Rubenscantate. Persoonlijk ben ik meer gecharmeerd van zijn religieuze muziek. Behalve eerder genoemd Drama Christi componeerde hij motetten, een Te Deum en een Requiem. Vooral dat laatste is mijns inziens een van de mooiste die er bestaan (het Sanctus is werkelijk adembenemend!).

Verhoeven heeft zijn routes waarlijk voorbeeldig gestoffeerd met beslist niet voor de hand liggende illustraties. Dat er in een boek als het onderhavige portretten horen van illustere lieden als Constance Teichmann (Benoits mecenas in zijn begintijd), Pol De Mont (die teksten voor hem schreef) en Jan Van Beers (idem) spreekt voor zich, maar een opname van Benoits leefkamer aan de Oude Beurs vind ik heel bijzonder. Net als de foto van de Franse componist Charles Gounod met opdracht A mon ami Peter Benoit. Gounod steunde Benoits Vlaams-cultureel streven. Zo schreef hij hem: "Les conservatoires de musique sont français en France, allemands en Allemagne, italiens en Italie, ils doivent être flamands en pays Flamand; cela est logique, et je ne sais pas un seul argument solide à produire contre cette thèse."

Goed voor een glimach is een foto uit 1946 waarop de Kortrijkse slager Rogier Vermeersch in zijn beenhouwerij is te zien naast een eigenhandig uit dierenvet vervaardigde kop van Benoit, waarmee hij de prijs hors concours won in een etalagewedstrijd van de lokale handelaarsbond.

Volgens Benoits biograaf Ger Schmook had de componist zijn leven lang relaties met allerhande vrouwen. Hij is ooit wel getrouwd geweest, maar zijn zoon Alfons kreeg hij bij een ander. De veel jongere dochter van de baas van zijn stamcafé, Agnes Mertens, werd uiteindelijk zijn laatste levenspartner en erfgename.

Met A propos Peter Benoit - Op stap met een groot Antwerpenaar liet Patrick Verhoeven een liefdevol samengesteld boek het licht zien, waarmee het goed toeven is onder de leeslamp, maar waarmee je net zo gemakkelijk een aantal plezierige wandelingen langs door Benoit betreden paden kunt maken. Een aanrader!

Bert BEVERS

Omslag

Àpropos Peter Benoit - Op stap met een groot Antwerpenaar, Patrick Verhoeven, Uitgeverij Pandora, Brasschaat, 2011, ISBN 97890-5325-308-3, € 14 (inclusief 2 kortingsbonnen voor cd's met muziek van Benoit)

Partager cet article
Repost0
21 août 2011 7 21 /08 /août /2011 18:47

 

In het cc 't Schaliken te Herentals werd gisteren de Nestorprijs 2011 uitgereikt. Voor het 'nestoraat' van 2011 viel de keuze op de kleinkunstenaar Louis Verbeeck en de folkgroep De Elegasten. Hierna volgt alvast de laudatio van Herman Elegast.

Nestor-en-An-43-118--2-.jpg

Herman Elegast (foto: Frank-Ivo van Damme)


Mijnheer de voorzitter van de cultuurraad,

Mevrouw de schepen met mooie Klara-stem,

Achtbare Nestoren,

Dames en heren,

Goede vriend Herman,

 

Vorig jaar was ik hier in ‘’t Schaliken’. Het was de eerste editie van de Nestorprijs die ik kon meemaken. Ik was verrukt. In 2010 ontvingen enkele goede vrienden deze prijs. Kalligrafe Joke van den Brandt en kunstenaar Frank-Ivo van Damme waren vorig jaar aan de beurt en samen met Jef Van Uytsel - enen icoon mijner jeugd - ontvingen zij deze eretitel. Nadat ik deze troubadour zijn ‘Ik weet wel mijn lief’ had horen spelen, was ik zo enthousiast over dit initiatief, dat ik bij het nuttigen van het nodige graanvocht heel spontaan aan jou dacht, beste Herman en je voorstelde als kandidaat voor 2011. Frans Depeuter en Robin Hannelore, twee notoire Heibelaars uit de Kempen, deelden zonder veel omhaal mijn begeestering. In die mate zelfs dat Frans Depeuter mij deze laudatio aan mijn broek smeerde. Stilte en slik en toen op spuitwater overgeschakeld.

Een laudatio schrijven, mijn eerste, en nog wel voor jou, Herman.

En zie, hier sta ik nu met klamme handjes, het zweet staat in mijn schoenen.

 

Laudatio komt van ‘laudere’, loven of prijzen in het Latijn. Een gestorven taal waarin we ooit werden gedrild. Avus, ave, avi, avo, avum, avo, avi, avi avorum, avis, avos, avis. Als honden van Pavlov gedrild, Herman, in de zesde zelfs tot 9 uur per week. Jij bij de Jezuiëten in Aalst. Men kan het zich vandaag niet meer voorstellen. Toen bestond nog de Latijn-Griekse. De nivellering begon later. O, jerum, jerum, jerum, o quae mutatio rerum.

Sinds de verkiezingen van vorig jaar is Latijn niet meer zo ‘sexy'. Voor sommigen gebruikt een Vlaamse sterpoliticus deze te gulzig. Maar we laten dit niet aan ons hart komen.

We delen dit Latijnse verleden met Tom Lanoye en ook die kartonnen reisdozen van de ziekenkas waarmee we op weg gingen naar Wodeq of Mechtal en waar onder de douche witte verpleegsters onze rug kwamen wassen. Zie ons daar nog staan met een rode kop omwille van je kleine naaktheid die je moest tonen.

 

Ik kom nu terug op mijn broek waaraan deze laudatio kleeft. Want als ik aan je denk ben ik terug die jongen in korte broek. Denk er gerust de vele geschaafde knieën bij. Toen ik je voor het eerst hoorde was jij deze al lang ontgroeid. Je had het prachtige Egidiuslied waarmee je debuteerde al op muziek gezet.

In poësis moest ik er nog kennis mee maken. Het waren de gouden jaren van de kleinkunst. In dit pantheon galmt jouw naam. Je medeklinkers zijn Dimitri Van Toren, Jef Van Uytsel, Miel Cools, Jaap Fisher, Jan De Wilde en Het Kliekske. Vergeef me dat ik nog vele namen vergeet.

Nestor-en-An-43-271--2-.jpg Frank de Vos (foto: Frank-Ivo van Damme)

Dames en heren, ik wens hier geen biografie voor te dragen met de obligate opsomming van nauwkeurige feiten en data, zoals het een historicus past. Sta me toe dat ik slechts enkele lichtflitsen schets. Ik vernoemde al ‘Egidius, waer bestu bleven’. Heel bekend is ook ‘ Wat hebben we vandaag op school geleerd’, een lied dat meedeinde op het Leuven Vlaams van eind de jaren zestig. Het stond lang op de toenmalige hitparade. Het zijn blijvers. Wie kent deze niet? Weinigen weten echter dat dit lied in 1969 voor de Europabeker voor zangvoordracht in Eurovisie door La Libre Belgique als te Vlaams werd ervaren.. Waarschijnlijk wist dit boegbeeld van het vrije België niet dat in Frankrijk je nummer gulzig werd gecoverd.

Op de deining van de Flower power had je al enkele nieuwe horizonten verkend zoals Katmandu. Niet alleen als een beslagen bohémien maar ook als de huiscomponist van theater Taptoe waarmee je de halve wereld bereisde. Dit alles in combinatie met je lesopdrachten. We schrijven de jaren tachtig. Daarna neem je opnieuw een afslag naar nieuwe dingen zoals de orthodoxe polyfonie, die je al geruime tijd bekoort. Je brengt deze ingetogen muziek met verrassende arrangementen.

 

Half de jaren zeventig verdwenen de Elegasten uit de schijnwerpers. De hoogdagen van die kleine, grote kunst waren voorbij. Je verwelkomde dit want je vond het licht van de aandacht soms te fel, te populair voor iemand die bij de Jezuïeten en nadien Oblaten tot verstilling was opgevoed.

 

Beste Herman, met dit eerbetoon willen we je uit de luwte halen, de luwte waarin je graag vertoeft. Want je hebt een afkeer van opgefokte populariteit, die zo gulzig wordt georkestreerd door welbekende magazines en waarmee je bij de kapper of huisarts je verstand op nul kunt zetten. Onze premier kan er nog veel meer over smssen. Je had natuurlijk graag succes maar nooit ten koste van jezelf. Je hebt altijd dingen willen maken waar anderen mogelijk iets aan hebben, die ontroeren. Nooit had je hierbij de ambitie om in de schijnwerpers te staan. Je wenste geen BV te zijn, geen ster, geen Adamo. Je had het nochtans binnen handbereik. Het is je niet in dank afgenomen. De hand van deze padrini, de peetvaders van de ‘showbiz’ weigerde je te kussen.

 

Zowel in de kunst als in de literatuur is er op bijna elk moment een onjuiste zienswijze, gewoonte of manier van doen die in zwang is en bewonderd wordt. De oppervlakkige geesten zijn er altijd druk mee bezig zich die eigen te maken.

 

Zoals een haiku lees ik onze Schopenhauer tweemaal voor.

 

Zowel in de kunst als in de literatuur is er op bijna elk moment een onjuiste zienswijze, gewoonte of manier van doen die in zwang is en bewonderd wordt. De oppervlakkige geesten zijn er altijd druk mee bezig zich die eigen te maken.

 

En écoutant les autres pour devenir quelqu’un, on devient quelconque’.

Deze lijfspreuk van jou sluit nauw aan bij wat Schopenhauer bedoelde.

Dit Franse gezegde dat je me hebt geleerd, zal ik koesteren als een schitterend juweel. Hiermee komen we naar de kern van het verhaal. Het gaat over de oprechtheid, de oprechte vertaling van de werkelijkheid of je dit nu vastlegt in een woord, in een beeld, in spatten verf of in noten. En als je zoals jij niet in een blitse mode loopt, kan je er ook niet uitvallen. Die ‘con’ uit die ‘quelconque wil je niet zijn. Zeker in deze tijden van meedogenloos entertainment en suikerzoete emo- cultuur is dat een opgave.

 

Laatst woonde ik een voordracht bij van Henri-Floris Jespers, mijn éminence grise der letteren. In zijn bijwijlen weemoedige herinnering aan het kunstleven sprak hij in alle nederigheid over zijn enige betrachting nml de fakkel die hij wil doorgeven. Hij stelde eveneens dat het vroeger niet beter was, ook vandaag niet. We kunnen alleen maar hopen. ’Un pesimista es un optimista bien informado’ zegt men in het Spaans. De optimistische pessimist die zijn ‘ding’ doet wars van mode. Je ‘ding’ doen, altijd je ‘ding’ doen, altijd, altijd, altijd. Dat is de reden waarom onze beider vriend prof. dr. Frans-Jos Verdoodt je een origineel en sterk artiest noemt. Want authenticiteit daar gaat het om. Zonder neptoestanden de kern der dingen willen aanraken, strelen. In mei toen je in de tuin het Egidiuslied nog eens zong, heb ik niet alleen je talent mogen ervaren maar ook je sterke voelhorens om de weemoed van dit prachtige middeleeuwse rondeau te omarmen. Diezelfde gevoeligheid en diepgang weerspiegelen zich eveneens in het lied ‘Melopee’ het beroemde gedicht van Paul van Ostaijen, dat je op noten hebt gezet en dat je jaarlijks zingt op de gelijknamige poëzieprijs in Laarne.

 

 

Ik ben genodigd tot het feest dezer wereld en zo is mijn leven gezegend.

Mijn ogen hebben gezien en mijn oren gehoord.

Het was mijn taak op dit feest mijn speeltuig te bespelen en ik heb gedaan wat ik kon’

 

De beklijvende woorden in deze Gitangeli XVI of wijzang van Rabindranath Tagore draag ik nederig aan je op.

 

Dames en heren,

 

Laat mij tot slot mijn slecht karakter maar eens rond slingeren en nog wel in dat vermaledijde Latijn. Met iets smeuïg uit de middeleeuwen als een antidotum tegen zoveel ernst. Om te vermijden dat er een vrouw op de zetel van Petrus zou zitten, kreeg de jongste kardinaal na afloop van het conclaaf, de opdracht om even na te kijken of men wel het juiste geslacht had verkozen. Nadat deze onderaan de open stoel had gekeken waarop de nieuwe paus zat, riep deze: ‘ Testiculos habet et bene pendentes’ Vertaald in het West-Vlaams, de taal van Gezelle klinkt het als volgt:‘ Hie é kluten en ziedre hangen stif ghut’.

 

Houden zo, Herman, kersverse Nestor, houdt die fakkel nog vele jaren in je handen. Er is nog veel, heel veel ‘Plus est en vous’

 

Frank DE VOS


Zie ook:

http://mededelingen.over-blog.com/article-nestorprijs-2011-oud-maar-niet-out-81151205.html

 

http://mededelingen.over-blog.com/article-nestorprijs-de-elegasten-81151490.html

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche