Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
7 mai 2010 5 07 /05 /mai /2010 17:27

Woensdag 5 mei zou de Antwerpse schepen van Cultuur Philip Heylen een lezing houden op de maandelijkse vergadering van de kring ExLibris. Om dwingende redenen van agenda diende de bewindsman, die al eens te gast was bij ExLibris, zijn lezing uit te stellen. In zijn plaats kwam ik aan het woord met een geïmproviseerde causerie. Overvallen door de ijverige secretaris van ExLibris en (onderschatte) dichter Gert Vingeroets, gaf ik als titel van mijn causerie op: “In het labyrint van het geheugen: mensen en boeken”. Dat gaf mij carte blanche, een vrijbrief.

exlibris-5-5-2010-053.jpg

Het zaaltje van Taverne Rochtus zat afgeladen vol. Naar goede gewoonte kwam ik net voor de aanvang van de lezing aan, in gezelschap van Pruts Lantsoght en Luc Neuhuys. Tussen het publiek vielen mij meteen op: de kalligrafe Joke van den Brandt; Reinaert-connoisseur René Broens; Beatrijs van Craenenbroek (secretaris van de Internationale Vriendenkring Anton van Wilderode); graficus Frank-Ivo van Damme; dichter, essayist en toneelauteur Frans Depeuter; dr Paul Hoffbauer (voorzitter van ExLibris), die als psychiater de dichter Frans Buyle begeleidde; muzikante Maria Houthoofd (weduwe van de al te vergeten schilder Lieven van den Berg); romancière Mieke de Loof (die zopas bij De Geus een schitterende roman publiceert, Wrede schoonheid); mijn oude vriend Pink Poet Werner Spillemaeckers; Guido de Sutter (levensgezel van Liane Bruylants, meter van ExLibris, over wie ik een monografie schrijf); Davidsfondsvriend Jan Vaes; dichter Erik Verstraeten (die ik al jaren waardeer, ondanks zijn soms enggeestige visie); componist Wilfried Westerlinck (met wie ik op afstand verbonden ben door onze gemeenschappelijke vriendschap met de componist Pink Poet Renier van der Velden).

exlibris-5-5-2010-048.jpg

Na afloop van de lezing had ik een gesprek met hoofdcommissaris Jack van Peer, die met zijn vrienden weddenschappen gesloten had over wie wel die auteur was waar ik als mens persoonlijk een hekel aan heb (zie verder). En tot slot ging ik nog even met Joke, Mieke, Frank-Ivo en René een pint drinken aan de overkant, waar je wel vriendelijk bediend wordt.


Tja, mensen en boeken... Ik sprak aan de hand van aantekeningen. Eerlang worden die wel uitgewerkt en het korte essay zal dan in de papieren editie van de Mededelingen verschijnen. Op vraag van een aantal toehoorders volgen hier alvast enkele fragmenten.

*

Ik wil deze lezing niet aanvangen zonder eerst nog even Willy de Bleser te herdenken. Het siert mijn vriend Lukas de Vos dat hij, wellicht als reactie op de stilte rond het overlijden van Willy, een daad van rechtvaardigheid stelde door een uitgebreid en scherpzinnig in memoriam te publiceren op zijn blog bij de VRT.

Ongemerkt omdat hij onopvallend maar secuur de pasjes zette die van een schrijver uit de tweede lijn verwacht werden. Omdat hij onopvallend het ambacht zo naadloos uitoefende, dat hij geheel opging in de achtergrond. Het is maar door dood te gaan dat hij opnieuw levend wordt. Of toch zijn werk. […] De Bleser is gegaan zoals hij geleefd heeft: wat weggedoken, onopvallend, verborgen in het struikgewas achter hitsige aanstormende talenten. Wat monkelend om al het vergankelijke, wat verlegen om de sensualiteit die hij zo graag zelf beschreef. ”

Toen ik mijn in memoriam schreef ( ) en een paar boeken van Willy ter hand nam, dacht spontaan aan het vers van Walt Whitman (Leaves of Grass, 'So Long'):

Camerado! this is no book,

Who touches this touches a man.

"Kameraad, dit is geen boek, Wie dit aanraakt, raakt een mens aan."

Misschien is dat dan ook de rode draad van deze lezing.

*

Dit gezegd zijnde, huldebetuigingen en in memoriams maken me altijd weemoedig, al was het maar omdat ze het raderwerk van het geheugen genadeloos in werking stellen, waardoor je weerloos overgeleverd wordt aan de razernij van de herinnering. Bovendien kom je er toch niet toe precies te vertolken wat je nu eindelijk van plan was eens duidelijk en definitief te zeggen. Omdat de juiste weg de omweg is. Omdat we reeds zoveel gesproken hebben. Omdat we soms geneigd zijn met Karel Jonckheere te denken dat woorden niets meer zijn dan “wat vocht in de mond, wat slijk in de hersens”. Bovendien komen huldebetuigingen te laat. En met in memoriams is het altijd té laat om te zeggen wat je eigenlijk bij leven van de postuum gehuldigde had moeten zeggen.

*

Weemoed, zei ik, weemoed omdat ik vroeg leerde afscheid te nemen.

Nog voor ik naar de lagere school ging (voor ik gescolariseerd werd, zegt men vandaag in het Nieuwpraats) was er een oude man die me leerde lezen met behulp van kartonnen kubussen waarop kleurige lettertekens geschilderd waren. Hij had de pionierstijd in Congo meegemaakt en vertelde mij verhalen over de brousse, tovenaars en roofdieren. Sprak kinderrijmpjes waar treinen door raasden. Tsjoek, tsjoek, tsjoej, tsjoek. Ik zat op zijn knieën, voel nog het ritme van de trein, ruik de geur van zijn ruwe wang en van tabak. Hij sprak me aan met namen uit verre Afrikaanse talen. Die eindeloze verhalen hebben me wellicht meer beïnvloed, gevormd dan ik wel vermoed. Meer dan de haast lijfelijke herinnering aan een aanwezigheid, aan een situatie, heb ik nauwelijks. Van de verhalen weet ik haast niets meer. Maar het magische, alles overrompelende gevoel van wellustige vervoering dat me toen vervulde, dringt tot op vandaag aarzelend maar toch herkenbaar door, een vergeten melodie uit een verre, vervlogen tijdperk.

Hij stierf aan uremie. Een paar dagen voor zijn overlijden was ik hem, hand in hand met zijn vrouw Prudence en in gezelschap van moeder, in het Sint-Vincentiusziekenhuis gaan bezoeken.

Hij had naar mij gevraagd.

Hij lag daar gebonden in een bed met hoge metalen tralies, een gekwetst dier in een kooi. Terwijl moeder en Prudence met de zuster even in de gang waren gaan praten, sprak hij me aan met Boela Matari. Hij vroeg mij smekend hem te helpen ontsnappen. Ik mocht niemand iets zeggen, het zou ons geheim blijven. Ik beloofde het hem plechtig, ik zou alles te doen wat hij vroeg. En ik wist dat ik loog, want straks zouden moeder en Prudence binnenkomen en werd de orde hersteld.

Toen ik in stilte terug naar huis wandelde, gaf ik Prudence geen hand meer.

Sedertdien voel ik me in elk ziekenhuis ongemakkelijk – en ik heb er veel bezocht, om afscheid te nemen. Chroom, staal, tegels (en de zo typische geur van reinigingsproducten) zijn voor mij de symbolen geworden van onmacht.

De oude man heette Egide Straven (1879-1949). Hij was schrijver, auteur van drie sterk autobiografische romans, Le Fou du lac et Sinakwabo (1938), Kapiripi (1946) en Veillées de Brousse (1942), romans die terecht bij de top van de (Franstalige) Belgische koloniale literatuur gerekend worden.

*

Congo was dus vroeg aanwezig in mijn imaginaire wereld, en dat zou nog aanzienlijk aangewakkerd worden door het feit dat mijn grootvader, de schilder Floris Jespers, in de jaren vijftig een aantal jaren in Congo verbleef en werkte.

Toen kon ik niet bevroeden dat ik ooit nog de Congolese staatsman Nguza Karl i Bond als adviseur zou bijstaan en mee aan de basis liggen van twee boeken van zijn hand.

*

In de laatste jaren van de XVIIde eeuw schreef Jonathan Swift The Battle of Books, een tractaat over de controverse tussen klassieke en moderne schrijvers. De felle polemist en excentrieke deken van de Dublinse St Patrick's Cathedral, vooral bekend als auteur van Gullivers' Travels, zei: "Sometimes I read a book with pleasure, and detest the author” – soms lees ik een boek met genoegen, terwijl ik de schrijver verafschuw.

Ik kan hem alleen maar gelijk geven. Zo las ik twee maanden geleden een roman van een gehypte Vlaamse schrijver voor wie ik, laat me zeggen, zacht uitgedrukt, niet de minste sympathie heb. Het boek verscheen in oktober 2008. Begin dit jaar kreeg ik een exemplaar cadeau van de elfde druk (november 2009) cadeau van de dichter (DoelDichter) Frank de Vos. Ik voelde me nu wel verplicht het boek te lezen. En, ja, het is stilistisch, structureel en inhoudelijk meesterlijk – en verdient ten volle de algemene lof die het te beurt viel. Dat verandert niet dat ik nog altijd de auteur verafschuw, om allerlei redenen waar ik niet op zal ingaan.

Onder het portret van Shakespeare dat de fameuze Folio uitgave van 1623 verrijkt, schreef de Engelse toneelschrijver, dichter en acteur Ben Jonson (+-1572 – 1637), een kort gedicht, bericht tot “de lezer”,

Reader, look

Not on his picture, but his book.

Ook vandaag moeten we meer dan ooit leren het onderscheid maken tussen het beeld van de schrijver, product van de media, en zijn boek...

*

Ik draai al lang mee in de Republiek der Letteren waar ik zo niet een zetel dan toch een bescheiden klapstoel bezet. “Nourri dans le sérail j'en connais les détours”, om even Racine te citeren, of, op zijn plat Brabants gezegd, maar eigenlijk hetzelfde: 'Ge moet nen ouwen aap geen smoelen leren trekken.' Maar ik zal geen apenstreken uithalen.

Ik heb het over mensen en boeken... Niet: schrijvers en boeken. Wie zich dus vanavond verwacht aan navrante of hartversterkende, vrolijke of smeuïge anekdotes of onthullingen of het wel en wee van de Vlaamse letteren en hun stille of luidruchtige, bescheiden of arrogante beoefenaars, zal ontgoocheld naar huis keren. Er valt natuurlijk heel wat te zeggen.

exlibris-5-5-2010-071.jpgVan l. naar r.: Maria Houthoofd en Pruts Lantsoght


De voorbeeldige kunstcriticus van Gazet van Antwerpen Marc Callewaert, voorzitter van het Hessenhuis-G58, schreef ooit: "Onlangs zag ik in de trein een man die een boek las. Verder was hij volkomen normaal."

Over treinen en boeken, treinen en lezen en treinen in boeken valt ook al veel te zeggen, maar ik hou het dus bij mensen. Aan de ingang van de tunnel van Berchem station waar ik in een ander leven dagelijks op perron negen op de trein naar Brussel stond te wachten, zat een jongeman in een glazen hokje; hij controleerde de vervoerbewijzen. Hij zag er niet bepaald wakker uit, zoals trouwens de meeste mensen die je slechts ervaart als onderdeel van een situatie). Soms, bijv. op maandagochtend, zat hij er erg slaperig bij, met gebogen hoofd, zonder enige uitdrukking – zoals een vermeende slechte leerling op de achterste bank van een stofferig, ongezellig en weinig inspirerend klaslokaal.

De zinloosheid van een dergelijke 'arbeid' was mij al vaker opgevallen: die dagelijks zo vaak herhaalde knikkende goedkeuring bij het nazien van abonnementen en tickets moet onvermijdelijk afstompend werken. Wie aan de lopende band in een fabriek staat kan zich nog – mits hij maar enige verbeelding en goede wil kan opbrengen... – nuttig voelen. Maar dat dagelijks, uur na uur verstrooid kijken naar vervoerbewijzen, neen, dat kan écht niet. Zelfs met een ijlende verbeelding kan een dergelijke 'werkzaamheid' niet als zinvol ervaren worden.

Wat gaat er om in zo iemand, gevangen als hij is in de glazen kooi van de absurditeit?

Op een late avond, in een verlaten station, zag ik hem weer eens met voorovergebogen hoofd, ingedut dacht ik. Toen ik langs de glazen kooi passeerde, zag ik dat hij in 't geniep aan 't lezen was, een boek discreet op de knieën opengeslagen (precies zoals op school: leerboek en schrift goed zichtbaar op de bank, maar een roman of een strip op de knieën...) De logge jongeman was verdiept in een boek, ver van de onwelriekende gang van het kleine stationnetje, ver van zijn glazen kooi. Hij was verdiept in een boek, een boek over vogels. Ruimte, lucht, vrijheid.

Ik stapte naar huis, iets opgewekter dan anders, het hoofd vol gekke en verre geluiden: krijsen, kirren, krassen, kwalen, fluiten, piepen, gieren – en het ritselen van vleugels in de frisse wind.

Henri-Floris JESPERS

(wordt vervolgd)

exlibris-5-5-2010-108.jpgVan l. naar r.: René Broens, Mieke de Loof, HFJ en Joke van den Brandt

Partager cet article
Repost0
6 mai 2010 4 06 /05 /mai /2010 23:18

Wilderode2.jpg

In de jongste editie van de Nieuwsbrief verdiept Raymond Claeys zich in het gedicht 'Carlos in Yuste' uit De Vlinderboom. Brigitte Hasler belicht twee gedichten, waarbij ze kunstwerken maakte voor de door de Vriendenkring georganiseerde tentoonstelling 'Rosen und Lyrik'. Prof. em. Marcel Janssens situeert de bloemlezing Tweegelui (gedichten van Anton van Wilderode en de Zuid-Afrikaanse dichteres Elisabeth Eybers) samengesteld door Beatrijs van Craenenbroeck (Tielt, Lannoo, 1997). Henri-Floris Jespers herdenkt Bert Decorte.

Nieuwsbrief Internationale Vriendenkring Anton van Wilderode, XVde jg., nr. 1, april-mei-juni-juli 2010.


int.ver.anton.vanwilderode@skynet.be

www.antonvanwilderodeinternationaal.be

Partager cet article
Repost0
6 mai 2010 4 06 /05 /mai /2010 20:33

Dolphyn-en-Maniewski.jpg

(Van l. naar r.) Twee kleinzonen van Elsschot: kunstschilder Willem Dolphyn en dokter Jan “Tsjip” Maniewski

Op de tiende verdieping van de KBC-toren werd “De stad van Elsschot” voorgesteld aan de pers. Gedurende vijf maanden (29 mei 31 oktober) herdenkt Antwerpen de schrijver Willem Elsschot die dit jaar 50 jaar overleden is.

De ervaring van Antwerpen Boekenstad 2003, zo verklaarde cultuurschepen Philip Heylen, leerde ons dat het zeer moeilijk is om een jaar lang de aandacht voor een thema gaande te houden. Daarom werd in samenspraak met alle partners besloten tot dit kortere festival, boordevol boeiende evenementen. Op verschillende locaties wordt Elsschot voorgesteld als schrijver, zakenman, bohemien en Antwerpenaar.

Elsschot-6-5-2010-027.jpg

Michaël Vandebril (links) in gesprek met Kurt Van Eeghem

Michaël Vandebril, artistiek leider van het project beklemtoonde dat de viering van Elsschot, die toch dé Antwerpenaar bij uitstek was, een aanleiding kan zijn om de status van Antwerpen als literaire stad verder uit te bouwen .

Wieneke ’t Hoen, curator van de tentoonstelling “Dicht bij Elsschot” (Letterenhuis vanaf 30 mei 2010) beklemtoonde het belang van het volledige Elsschot-archief dat vorig jaar door de stad aangekocht werd. Uit deze verzameling werden brieven, foto’s, familiefilmpjes, kladhandschriften enz. geselecteerd voor een boeiende expositie.

Acteur Warre Borgmans liet de aanwezigen even proeven van een kort fragment van het muziektheater Dwaallicht dat nog in de steigers staat.

Gastheer Kurt Van Eeghem interviewde tenslotte Cyriel Van Tilborg en Luc Coorevits, waarna muzikanten Luc De Vos en Tom Pintens enkele gedichten van Elsschot muzikaal tot leven brachten.

WarreJoke.jpg

Warre Borgmans in gesprek met Joke van den Brandt

Alle info en het volledige programma is terug te vinden op

www.destadvanelsschot.be.

 

 

Partager cet article
Repost0
2 mai 2010 7 02 /05 /mai /2010 19:46

Ongemerkt omdat hij onopvallend maar secuur de pasjes zette die van een schrijver uit de tweede lijn verwacht werden. Omdat hij onopvallend het ambacht zo naadloos uitoefende, dat hij geheel opging in de achtergrond. Het is maar door dood te gaan dat hij opnieuw levend wordt. Of toch zijn werk. […] De Bleser is gegaan zoals hij geleefd heeft: wat weggedoken, onopvallend, verborgen in het struikgewas achter hitsige aanstormende talenten. Wat monkelend om al het vergankelijke, wat verlegen om de sensualiteit die hij zo graag zelf beschreef. ”


http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/binnenland/1.770530

zie ook:

http://mededelingen.over-blog.com/article-in-memoriam-willy-de-bleser-49391676.html

Partager cet article
Repost0
1 mai 2010 6 01 /05 /mai /2010 03:42

Getande.jpg

Patrick CONRAD, Getande raadsels, Antwerpen, Meulenhoff / Manteau,

2009, 164 p., 15,90 €.

 

De jongste papieren editie van de Mededelingen van het CDR (nrs. 154-156) wordt maandag naar de abonnees verzonden. Henri-Floris Jespers handelt uitvoerig over Getande raadsels, de herinneringen van Patrick Conrad aan Hugo Claus. Zijn conclusie luidt:

De lectuur van Getande raadsels kan alleen maar aanbevolen worden. Patrick Conrad schetst (op de hem nu eenmaal zo eigen manier, die ook al destijds tot uitdrukking kwam in zijn monografie over Hugues C. Pernath) openhartig het portret, zijn portret, van de man die voor hem zoveel betekende en betekent. Het narcisme van Conrad (dat hij trouwens met zijn held deelt) mag hem dan nog parten spelen, je moet het erbij nemen. Al bij al schreef hij een aardig en invoelend boek, zeker niet het ultieme portret van een groot en sfinxachtig schrijver, maar een gevoelige schets vol herinneringen waar de weemoed warm en oprecht door heen klinkt.

Exegeten en randfiguren mogen er dan nog hun neus voor ophalen, ongelijk hebben ze.

Voor de onbevooroordeelde 'honnête homme', voor de liefhebber van het werk van Claus, blijft Getande raadsels een kleinood met een onbetwistbare affectieve waarde. De geïnteresseerde lezer zal de hoofdstukken over Claus en de ziekenhuizen (pp. 92-97), over zijn bezoeken aan de bioscoop (pp. 116-118) of over acteren, over het (pakkende) 'Mexico-incident' en Alzheimer (pp. 133-141) niet licht vergeten.

Kortom, a good read.

'De schreeuwlelijk van de Vlaamse literaire scène', organisator, acteur, regisseur, columnist en auteur Guido Lauwaert brengt verslag brengen over zijn nietsontziende verkenning van het actuele theaterlandschap. Zijn scherpe pen en eigenzinnige visie brengen meer dan eens de theaterkritieken van Paul Léautaud (1872-1966) in herinnering. 'We hebben een/het boek (niet) gelezen. Hier halen ze zeker het theaterfestival mee' kan nu al zonder meer als een anthologiestuk beschouwd worden.

Inhoud

Necrologisch

Jaak Brouwers

Gedichten

Jaak Brouwers

Kritisch

Henri-Floris JESPERS: Patrick Conrad over Hugo Claus: "enkel een paar close vrienden konden in zijn pantser binnendringen. Ik prijs mij bij de gelukkigen"

Theater

Guido LAUWAERT: Vlaamse première van Johan Simons' Grande Bouffe in het NTGent;Thuis van Hugo Claus: Domme ingrepen, vulgaire enscenering; We hebben een/het boek (niet) gelezen. Hier halen ze zeker het theaterfestival mee; Maeterlinck:Een duister universum

Caleidoscopisch

Mathieu “Maio” Wassenberg tussen bewegen en stilstaan; Antonio Seguí te Brussel; Jan Scheirs vrijer dan ooit

Achteruitkijkspiegel

Herman J. CLAEYS: De Dolle Mol.Een gesubsidieerde legende?

Door de leesbril bekeken

Bert Bevers: 'Poezen zijn katholiek'; Jan Schoonhoven: 814.000 €; Nieuwsbrief Joris van Severen; Komrij over Claus; Kunsttijdschrift Vlaanderen: special Hubert van Herreweghen; Abdelkader Benali, Simon Vestdijk & Michel Bartosik; Digitaal?; Toneelhuis en Peter Missotten; de Gouden Strop 2010; Bibliografie van Piet Tommissen; Lire: het geld van de schrijvers; Louis Paul Boon in het nieuws; Kevin Absillis over literatuurkritiek op het internet; Filip Reyntjens: De grote Afrikaanse oorlog.

Agenda

De volgende editie verschijnt op 11 mei.

 

Partager cet article
Repost0
1 mai 2010 6 01 /05 /mai /2010 02:36

MiekePanter.jpg

Onder het voorzitterschap van Mieke de Loof heeft het Genootschap van Vlaamse Misdaadauteurs heel wat bereikt op het vlak van de erkenning en waardering van het genre.

Bij de feestelijke voorstelling, donderdagavond, van Wrede schoonheid in De Zwarte Panter (zie vorige blog) werd de aanwezigheid opgemerkt van Carlo van Baelen, directeur van het Vlaams Fonds voor de Letteren; Leen van Dijck, directeur van het Archief en Museum voor het Vlaams Cultuurleven – Letterenhuis (tegenhanger van het Haagse Letterkundig Museum); Geert Swaenepoel, redactiesecretaris van het literair-historisch tijdschrift Zacht Lawijd.

De afwezigheid van collega's misdaadauteurs – op enkele uitzonderingen na, rari nantes in gurgite vasto – viel mij des te meer op.

Tussen het talrijke (en koopgrage) publiek: Jan Bosschaert, Eric Diepvens, Geert D'Hulster, Kris Kenis, Corine Kisling, Pruts Lantsoght, Marga, Max Moragie, Adriaan Raemdonck, Kris van der Sande, Lucienne Stassaert, Magali Uytterhaeghen, Paul Verhuyck, Roland van Wanrooy.

Uitgever Sander van Vlerken (De Geus) sprak behartigenswaardige woorden en Ad van den Kieboom (redacteur en zanger) bracht o.m. een treffend gelegenheidslied, begeleid door gitarist Thomas Heesters.

(HFJ)

DrDeLoof-HFJ.jpg

Dr Jef de Loof en Henri-Floris Jespers: herinneringen aan de vredesacties uit de jaren 80, bekommernis om de huidige nucleaire dreiging

Mieke-Prutrs.jpgMieke de Loof en Pruts Lantsoght

Diepvens-Magali.jpgJuryleden van De Diamanten Kogel: Eric Diepvens en Magali Uytterhaeghen

Geert-HFJ.jpgGeert Swaenepoel, redactiesecretaris van Zacht Lawijd, jurylid De Diamanten Kogel,

en Henri-Floris Jespers

Partager cet article
Repost0
27 avril 2010 2 27 /04 /avril /2010 23:01

 

 DSC00066.JPG

van l. naar r.: Willy De Bleser, Frans Depeuter, Jan Veulemans, Robin Hannelore

Schepping is spel”, stelde Willy De Bleser. Donderdag 29 april nemen we nu in alle droevige ernst afscheid van een bescheiden, eerlijk vakman.

Willy De Bleser (°Boom, 26 februari 1934), schrijver van verhalen, novellen, fabels en korte romans, leerde ik kennen dankzij de culturele kring ExLibris. In een korte Ode aan de lezer, opgedragen aan John Bel, de bezieler van die toch wel merkwaardige kring, typeerde hij lezen als een spel dat zich 'met de betovering van de erotiek kan meten'.

'Bij het lezen denk je dan ook nooit aan plicht, wel blijkt het een nooit te bevredigen passie, een steeds weerkerende passie naar wat auteurs schreven en schrijven. Waarbij je nooit het gevoel hebt van het leven te vervreemden – integendeel: lezen is op ontdekkingstocht gaan. Of, zoals Hans van Straten deze levenshouding omschreef: “Wat moet ik met drugs? Als ik mijn neus diep tussen de bladzijden van een boek steek en de geur inhaleer, gaan er in mij meer werelden open dan ik ooit met hasj of LSD zou kunnen bereiken.”

Lezers zijn gulzige mensen: zij zoeken in de fictie verlangens te verwezenlijken die in de realiteit niet kunnen bevredigd worden. Dat heeft niks te maken met een vlucht uit de werkelijkheid: al lezend leven zij duizend levens.'

*

Willy De Bleser vond onderdak bij uitgeverij De Roerdomp, in het midden van de jaren zestig opgestart door de drukkerszoon Joris Lombaerts (1936-1991) die een gevarieerd fonds wist op te bouwen. Na De adders (1975), Het verhaal van Teraja en Werjonjo (1977) en Het concert (1981), publiceerde De Bleser Parijs-Tours (1983).

*

In 1990 onderstreepte Jos Vandeloo in een gesprek met Gazet van Antwerpen dat hij met De beklimming van de Mont Ventoux (Manteau, 1990) de eerste Vlaamse roman schreef die geheel aan de wielersport is gewijd. Hij hield kennelijk geen rekening met Kampioen in een doodlopende straat van Robin Hannelore (De Roerdomp, 1973), een biografische roman over Ward Sels, of met Parijs – Tours van Willy De Bleser (De Roerdomp, 1983), het tragische verhaal van de eeuwige tweede.

De in Vlaanderen jammer genoeg zo goed als onbekende Brusselse surrealist Louis Scutenaire (1905-1987), vriend van Magritte, vertrouwde de niet bepaald sympathieke maar niet minder erudiete Herwig Leus (1940-2003) toe: 'Wat mij in het wielrennen aantrekt is het heroïsche individualisme, de solitaire inspanning'. Schrijvers zijn daar inderdaad gevoelig voor, vraag het maar aan Wim van Rooy.

In Getande raadsels vertelt Patrick Conrad (°1945) hoezeer Hugo Claus gefascineerd was door de Ronde van Frankrijk. “Dan werd er drie weken lang 's namiddags niet geschreven. Een bergrit in zijn aanwezigheid mee volgen was een homerische belevenis”, waarbij hij “met een soort wagneriaans elan, zijn lyrische commentaar” op “de bovenmenselijke wilskracht van de renners” gaf...

Waar is de tijd dat bij poëziedagen en andere artistiekerige manifestaties ook een wielercriterium hoorde, en dat Nic van Bruggen (1938-1991), Paul Snoek (1933-1981) of Jan Vanriet (°1948) met de grootste ernst trainden? De Flandriens maken nu eenmaal deel uit van onze collectieve mythologie – en dat is niet alleen aan Karel van Wijnendaele (1882-1961) te danken. Denk maar aan Jan Emiel Daele (1942-1978) die over Strijd in de wielersport (De Steenbok,1970) publiceerde, of Willie Verhegghe (°1947), die een 65-tal erg goede 'wielergedichten' bundelde onder de titel Peyresourde (Poëziecentrum, 1987).

Met Parijs – Tours bevestigde Willy De Bleser zijn beheerst maar niet minder merkwaardig receptief inlevingsvermogen.

*

Indien mijn geheugen nog altijd is wat het ooit was, werd De Bleser zowat halverwege de jaren tachtig laureaat van de verhalenwedstrijd van het tijdschrift De Brakke Hond. Daar publiceerde hij nu in een geheel andere context – naast Herman Brusselmans, Luc Boudens of Kristien Hemmerechts – teksten als Xavier-Fernand, pictor fauvis (1986); De ratten (1987) en Pancritius of De Naam van de Oorlog (1988).

In de reeks bibliofiele uitgaven van De Roerdomp publiceerde hij nog Janezoe van Mensjarana (1992), waarna zijn werk een thuishaven vond bij Davidsfonds/Clauwaert: Gevecht met de els (1993), Dodendans (1997) en De grote leegte (1998). In 1989 verscheen bij De Nederlanden te Antwerpen de monografie Leven en werk van Jet Jorssen.

*

Naam en faam in de letteren genoot Willy De Bleser nauwelijks. In Vlaanderen is nu eenmaal de belangstelling voor de novelle als genre bijzonder gering is. Bovendien was hij qua temperament te bescheiden, te schuchter misschien, om welke vorm ook van zelfpromotie al was het maar in overweging te nemen.

Willy De Bleser overleed te Wilrijk in het A.Z. Sint-Augustinus op 22 april. Hij was ondervoorzitter van de Vereniging van Kempische schrijvers, voorzitter van het Jet Jorssen genootschap, lid van Kunstenaars voor de Jeugd, van de Vereniging van Vlaamse letterkundigen en van ExLibris.

De plechtige uitvaartliturgie in de parochiekerk Sint-Theresia te Ekeren-Bunt vindt plaats op donderdag 29 april om 10 u.

Samenkomst in de kerk, Waterstraat (in het steegje naast nr. 16).

De asverstrooiing geschiedt aansluitend op de strooiweide van de begraafplaats van Ekeren, Driehoekstraat.

Henri-Floris JESPERS

 

Partager cet article
Repost0
25 avril 2010 7 25 /04 /avril /2010 01:14

 

De Paul Snoek Poëzieprijs 2010 gaat naar wat de jury de beste, de best geschreven en bij vlagen meest ontroerende bundel van 2007, 2008 en 2009 vindt: Navagio van Peter Holvoet-Hanssen.

Uit het juryrapport:

"De bundel  Navagio van Peter Holvoet-Hanssen is het sluitstuk van een literaire 'kaperstocht' die in 1998 met zijn debuutbundel Dwangbuis van Houdini begon. Holvoet-Hanssen schrijft misschien wel zijn meest sombere bundel, waarin veel wordt nagedacht en gezongen over de dood, maar het schrijfplezier is desondanks van elke bladzijde af te schrapen. De jury is onder de indruk van de manier waarop Holvoet-Hansen zijn 'kapersthematiek' hier van een passend orgelpunt voorziet."

Deze prijs werd in 1991 in het leven geroepen als een blijvende herinnering aan de dichter Paul Snoek en bekroont driejaarlijks een bundel Nederlandstalige poëzie die door zijn kracht, zijn vitaliteit en eigentijdse karakter belangrijk genoeg wordt geacht om deze prijs te ontvangen.

De prijs bedraagt 4000 €. In de jury zetelden Friedl' Lesage, Bart Vanegeren, Chrétien Breukers en Yves T'Sjoen.

Het volledige juryrapport is te lezen via De Contrabas. Doen!

 

http://decontrabas.com





 

Partager cet article
Repost0
24 avril 2010 6 24 /04 /avril /2010 00:15

Op 5 mei verschijnt het tweede nummer van de lopende Ons Erfdeel-jaargang.

De bijdrage van Kevin Absillis, 'Volksverheffing 2.0. Literatuurkritiek op het internet' werd alvast op 22 april gepubliceerd op Ons Erfdeel Blog, de elektronische aanvulling bij het driemaandelijkse tijdschrift.

Zowel literaire nieuwsblog als recensiewebsites, die door Absillis naar waarde worden geschat, passeren de revue.

Na De Contrabas, Recensieweb, De papieren man, Knack Boekenburen, en Achille van den Branden komt ook de website Mededelingen van het CDR aan bod,

'die verslag uitbrengt, over onder meer Franse en Nederlandse literatuur en bibliofilie, maar zich vooral door haar cultuurhistorische dimensies en verrassende voorkeuren onderscheidt.'

Tot slot heeft Absillis aandacht voor De Reactor, 'de opvallendste nieuwe speler in het literaire debat op het net'.

Ik stel met genoegen vast dat Absillis en ik krak dezelfde voorkeuren aan de dag leggen.

(HFJ)

http://blog.onserfdeel.be/

Partager cet article
Repost0
17 avril 2010 6 17 /04 /avril /2010 06:17

 

Met Duivels offer, haar eerste Ignatzroman, won Mieke de Loof (°1951) in 2004 de Hercule Poirot-prijs. Ze deed levenservaring op als wetenschappelijk onderzoeker, docent, chauffeur, dienster in een nachtkroeg en als Kyokushin-karateka..

In De Volkskrant bestempelde Ineke van den Bergen de roman als “een parel van het kwaad”. Fred Braeckman en John Vervoort waren het roerend eens: de eerste had het in De Morgen over een “fascinerende korte thriller…een heel ongewone en misschien wel een van de origineelste die de laatste jaren in Vlaanderen is geschreven”, de tweede bestempelde Duivels offer in De Standaard Letteren als “originele en hoogst on-Vlaamse historische thriller”, “de grootste verrassing van het jaar”. Het boek is ondertussen aan zijn derde druk. Thans pakt Mieke de Loof met haar tweede Ignatzroman, Het labyrint van de waan, door John Vervoort terecht uitgeroepen tot “de origineelste Vlaamse thriller van dit najaar”. Het verwonderde wel niemand dat het boek prompt opnieuw genomineerd werd voor de Hercule Poirot-prijs.

*

Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog krijgt jezuïet en geheim agent Ksaveri Ignatz von Oszietsky opnieuw een moeilijke opdracht van de Compagnie, uiteraard in ijltempo te klaren. Hij moet de katholieke integralisten een fatale slag toebrengen door documenten met betrekking tot hun geheim genootschap, het Sodalitium Pianum (SP), koste wat het kost te bemachtigen. Het Wenen van de Dubbelmonarchie, die het kader vormt van Duivels offer, werd nu gereduceerd tot een huis-clos (letterlijk), nl. een gekkenhuis, de befaamde Heil- und Pflegeanstalt für Nerven- und Gemütskranke Steinhof. In die “gouden kooi” van Europa, waar miljonairs van over de hele wereld de zwarte schapen van de familie dumpen, gaat Alphonse Jonckx fondsen werven en kapitaalkrachtige leden ronselen voor het SP. Die advocaat aan de balie van Gent heeft de slechte gewoonte om kapitale SP-documenten overal met zich mee te sleuren. De overste van Ksaveri Ignatz geeft hem dus opdracht in het gekkenhuis te infiltreren.

Hoe geraak ik daar binnen?”

Dat zal ons weinig problemen opleveren. Buiten geraken is de kunst.” (p. 14)

Binnengeraken? Daar zorgt de S.J. wel voor.

Wacht in Wenen, we zullen je wel weten te vinden.”

Voor de gezondheidskuur.” (p. 19)

En ja, een in elkaar geslagen en aan amnesie lijdende Ignatz wordt opgenomen in Steinhof, waar hij zich beetje bij beetje zijn missie herinnert. Later, wanneer alles terechtgekomen is zoals het hoort, wordt daar niet zonder enige droge humor op teruggeblikt.

Was het voor mijn gezondheidskuur echt nodig om me zo stevig in elkaar te laten slaan?”

Een fout, Ksaveri. Een te enthousiaste medewerker.”

Toch geen dominicaan, hoop ik.”

Nee, dat risico wilden we niet lopen.” (p. 132)

De actie ontvouwt zich in de luxepaviljoenen, waar leeghoofdige patiënten uit de hogere kringen mondaine gesprekken voeren, en in de Steinhof Kirche, de sacrale ruimte waar de ontknoping zich voltrekt. De Heil- und Pflegeanstalt is echter niet alleen een instelling voor de rijken der aarde die er hun overspannen zenuwen komen verzorgen, maar over die andere, donkere kant van het sanatorium vernemen we weinig, al wordt er wel genoeg gesuggereerd.

Daar werd de afval van de maatschappij gestort, de hopeloze gevallen, zonder geld om een fatsoenlijke behandeling te betalen.” (p. 66)

De gestoorde portier en de gek die zich voordoet als arts ontbreken uiteraard niet op het appel, noch de perverse geleerde, die aan vivisectie doet en wiens doorgedreven sessies elektroshocktherapie vaak een dodelijke afloop kennen. En ook de mooie spionne is van de partij, en de jonge anarchistische idealist. Steinhof is een labyrint en buiten geraken is inderdaad de kunst – zich bevrijden van de waan, wat alleen kan door de Minotaurus resoluut in de ogen te kijken.

*

Ksaveri Ignatz beoefent niet alleen de exercitiën van de H. Ignatius van Loyola (die hem ook in de praktijk van de spionage concreet dienstig zijn), maar ook de cultische bergbeklimming en verdedigingskunsten. Hij verbleef trouwens in het met beide laatste verbonden Shaolinklooster, waar zijn leermeester Ta Mo (niet toevallig de naam van de “patriarch” van het Chan boeddhisme – in Japan: Zen) hem over kwellende wanen aldus onderwees:

Cultiveer ze niet, wentel je niet in de pijn. Maar ga er ook niet tegen in, want daar leven ze van. Duw ze niet van je weg, want daar worden ze alleen maar sterker van. Geef ze niet meer aandacht dan ze verdienen, accepteer ze, laat ze komen en gaan. Het zijn voorbij drijvende wolken die even het zonlicht belemmeren.” (p. 151)

Mieke de Loof, die concreet weet waar ze over schrijft, brengt in herinnering dat verdedigingskunsten en meditatie samenvallen.

Zijn lichaam nam het over van zijn geest. […] ‘Mijn lichaam deed het werk, mijn geest holde het achterna en nu zijn we weer samen.’” (p. 99)

Uit Duivels offer weten we al dat haar held (waar ze kennelijk iets mee heeft) bevriend was me “utopist van formaat” Otto Groß (over wie in de Mededelingen van het CDR uitvoerig bericht werd door prof. dr. Piet Tommissen; cf. nr. 77 de dato 31 augustus 2006, pp. 2-4 en nr. 78 de dato 18 september 2006, pp. 5-13). Naast een Chan-leermeester blijkt hij nu ook een geestelijke vader te hebben, namelijk de jezuïet Georges Tyrrell (1861-1909), slachtoffer van de integralisten, wier machinaties centraal staan in de plot van Labyrint van de waan.

De roman speelt kort voor het overlijden van paus Pius X, onder wiens pontificaat het Sodalitium Pianum ofte La Sapinière actief was, een geheim internationaal netwerk onder leiding van Monsignor Umberto Benigni (1862-1934). Benigni was een beschermeling van de toenmalige Vaticaanse Staatsscretaris Rafael Kardinal Merry del Val y Zulueta (1865-1930) - “de witte giervalk” (p. 138). Het netwerk telde nooit meer dan een vijftigtal leden, maar zijn invloed was groot.

Het SP was een antimodernistische tegenbeweging, tevens spionage en verklikkernetwerk dat katholieke intellectuelen aanspoorde (o.m. via het blad La Correspondance de Rome –1907-1912) nauwer aan te sluiten bij het traditionele Romeinse leergezag. In België was de Gentse advocaat Alfons Jonckx (1872-1953) een spilfiguur van dat integraal-katholicisme, dat minder positief gemotiveerd was dan wel afwijzend ingesteld. Het ging meer om een afweerreactie tegen de “modernisten” dan om de uitdrukking van eigen idealen. De beweging werd trouwens eerder bezield door psychologische dan door theologische drijfveren.

We zijn tegen het nationalisme, tegen het anti-militarisme, tegen het utopisch pacifisme, alle drie nachtmerries gecreëerd door het monsterkartel van joden en vrijmetselaars, en verder zijn we nog tegen het mysticisme (te individualistisch) en het feminisme (perverteert de rechten en de plichten van de vrouw). (p. 34)

*

De plot draait rond de privé-inlichtingendienst van mgr. Benigni, maar alvast twee andere motieven worden kundig vervlochten: de verderfelijke invloed van de moderne literatuur en de psychiatrie als repressiemiddel.

Wanneer een patiënt overlijdt als gevolg van “complicaties bij de elektroshocks” (lees: het bij wijze van experiment bewust opvoeren van de voltage), dan heet Henrik Ibsen de moordenaar. Had die jonge patiënt immers geen bijrol in het stuk dat in het sanatorium bij wijze van therapie opgevoerd werd?

Het moet gedaan zijn met dat perverse, moderne toneel hier”. (p. 63)

Leesdeprivatie wordt als therapie aangewend, want

Je weet wat voor verderfelijke literatuur tegenwoordig als kunst wordt verspreid: Baudelaire, Mallarmé, Ibsen, Wilde.” (p. 173)

Van de Duitse psychiater Emil Kraepelin (1856-1926), die de concepten manisch-depressief en dementia praecox ontwikkelde, wordt terloops in herinnering gebracht dat

Hij hoopt dat de psychiatrie ooit voldoende wetenschappelijke bewijzen kan leveren voor het feit dat de moderne kunst het gedegenereerde product van zieke mensen is.” (p.64-65)

De “fijne heertjes, de musketiers voor de restauratie van de gevestigde waarden” citeren uiteraard met instemming Max Nordau (1849-1923), wiens traktaat Entartung (1892-1893) destijds niet alleen een bestseller was, maar bovendien ook epoque makend:

Ontaarde figuren zijn niet altijd criminelen, prostituees, anarchisten of uitgesproken gekken; het zijn vaak schrijvers en kunstenaars.” (p. 64)

Entartung ligt aan de basis van een aantal taaie gemeenplaatsen (en vooroordelen…). – Het is hier jammer genoeg de plaats niet om uit te weiden over Max Nordau, arts, filosoof en icoon van het zionisme …

*

Mieke de Loof brengt een geslaagde mix van historische en imaginaire personages (historische faction). In die zin is Labyrint van de waan verwant met de historische roman. Maar net zoals je als lezer niet ingewijd moet zijn in de subtiliteiten van de middeleeuwse theologie, de geschiedenis van de rivaliteit tussen kloosterordes of de sociale impact van het apocalyptische denken van Joachim van Fiore om van De naam van de roos volop te kunnen genieten, zo is ook geen dossierkennis vereist om Labyrint van de waan te lezen als een klassieke thriller. En wie toevallig in de materie wel enigszins thuis is, zal er des te meer plezier aan beleven. De auteur weet immers maat te houden en waar nodig pedagogische links discreet aan te reiken. Bovendien geeft ze enige beknopte toelichting en verantwoording in het nawoord.

Het verhaal is evenwichtig, duidelijk strakker geconstrueerd dan Duivels offer. In tegenstelling tot bepaalde Vlaamse thrillerauteurs laat ze zich niet verleiden tot oeverloos gemijmer of ellenlange beschrijvingen en uitweidingen die de banaliteit of schraalheid van het gegeven moeten maskeren. Gezochte en foute metaforen blijven ons gespaard. Mieke de Loof hoort kennelijk bij het slag schrijvers dat de kunst van het schrappen huldigt. De wellust van de twijfel is haar niet vreemd, ze presenteert een labyrint van teksten en zet aldus de verbeelding van de lezer in werking. Haar boek heeft dan ook soms iets van een gebroken spiegel of een caleidoscoop – maar het totaalbeeld blijft wel op het netvlies gebrand.

Een recensent van crimezone.nl onderstreepte terecht dat De Loof af en toe met een verborgen humor te werk gaat. “Sommige hints moet je 'in' zijn of je hebt het niet mee. Andere zijn erg duidelijk zoals de ‘preventieve oorlog’.” Wanneer ik lees dat de coiffeur van het kapsalon van het Kurhaus (een geïnterneerde) de welsprekende naam Josef von Schnabelebowski draagt, dan denk ik niet alleen aan schnabbelen, maar vooral aan The Big Lebowski (1998) van de gebroeders Coen. Maar dat zal wel aan mij liggen.

*

Ik schreef destijds dat het al ongeduldig wachten was op de derde Ignatz-roman. Mieke de Loof had alvast een aantal duidelijke pistes uitgetekend (en, dat is mijn overtuiging, hints gegeven). Misschien zouden we dan vernemen wat er precies gebeurde met Ferdinand, de overleden broer die in Ignatz geheugen spookt. We zitten aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. Alphonse Jonckx zal een belangrijke rol spelen in het Vlaams activisme. De SP wordt in 1921 opgeheven – maar het integralisme blijft doorwerken in het traditionalisme. De moderne kunst zal nog verder en tot op heden verketterd worden. En de psychiatrie, verbonden met biologische en genetische motieven, zal nog vele slachtoffers eisen, net zoals de eugenetica.

*

Wanneer ik nu de aanbiedingstekst lees, vrees ik wel verkeerd gegokt te hebben. De nieuwe roman van Mieke de Loof wordt als immers als volgt aangekondigd:

Wenen 1914. In de gangen van de wereldvermaarde faculteit geneeskunde botst Ksaveri Ignatz, voor de buitenwereld psychiater maar in feite jezuïet en geheim agent, op zijn oud-professor seksuologie Von Graff, en hij aanvaardt zijn uitnodiging om samen te gaan lunchen. De volgende dag wordt de professor vermoord teruggevonden. De laatste die hem levend gezien heeft, is de omstreden Weense schilder Egon Schiele.

Kort daarna deelt Ignatz’ vriendin Elisabeth hem in vertrouwen mee dat ze door een procureur-generaal is benaderd om samen een serie gruwelijke moorden op jonge meisjes op te helderen. De meisjes zijn gevonden in houdingen die verwijzen naar schilderijen van Schiele. Alles wijst erop dat hun moordenaar ook Von Graff heeft omgebracht.

Ignatz en Elisabeth gaan als bloedhonden achter de kunstenaar-lustmoordenaar aan. Al vlug worden ze echter zelf opgejaagd wild.

Spannend? Inderdaad.

Ook al indien mijn gok nu voorbarig of verkeerd blijkt: het doet er niet toe!

Henri-Floris JESPERS

 

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche