Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
10 octobre 2010 7 10 /10 /octobre /2010 03:59

 

trofee4.jpg

Op 31 oktober worden de nominaties voor De Diamanten Kogel 2010 bekendgemaakt tijdens een feestelijke bijeenkomst op de Antwerpse Boekenbeurs.

De Diamanten Kogel bekroont jaarlijks het beste, "spannende" oorspronkelijk Nederlandstalige boek. De bekroonde schrijver ontvangt als trofee een boksbeugel van 500 gr. sterlingzilver met vier diamanten van 0.35 ct elk, een oorspronkelijk kunstwerk van de internationaal gerenommeerde conceptuele kunstenaar Wim Delvoye.

De jury van DDK 2010 bestaat uit Frank van den Auwelant, Ineke van den Bergen, Jos van Cann, Eric Diepvens, Henri-Floris Jespers (voorzitter), Kris Kenis, Alain Sohier, Geert Swaenepoel en Magali Uytterhaegen, en buigt zich over 67 inzendingen:

 

  1. Belinda AEBI, Dubbelspel, Manteau, 2010

  2. René APPEL, Van twee kanten, Anthos, 2010

  3. Willem ASMAN, Koninginnedag, Cargo, 2010

  4. ASPE, De cel, Manteau, 2009

  5. ASPE, De vijand, Manteau, 2010

  6. BAANTJER & DE WAAL, Een lijk in de kast, Lebowski, 2010

  7. Piet BAETE, Wacht maar tot ik wakker word, Manteau, 2010

  8. Aster BERKHOF, Dodelijk papier, Houtekiet, 2010

  9. Danny BEYENS, Het spoor van de jakhals, Kramat, 2010

  10. BOGAERTS, Pervers, Houtekiet, 2010.

  11. MPO BOOKS, De blikvanger, De Leeskamer, 2010

  12. Nico de BRAECKELEER, Het enigma van 8, Kramat, 2010.

  13. Patrick de BRUYN, Dodelijk verlangen, Manteau, 2010

  14. Arend Cornelis van CAMPEN, Probo Koala, Ellessy, 2009

  15. Jo CLAES, Dood in december, Houtekiet, 2010.

  16. Christian de CONINCK, Het München syndroom, Houtekiet, 2010.

  17. Toni COPPERS, De geheime tuin, Manteau, 2010

  18. DEFLO, Schimmen, Manteau, 2010

  19. DEFLO, Jaloezie, Manteau, 2010

  20. Bavo DHOOGE, Sioux blues, Manteau, 2010

  21. Ruben van DIJK, Graan, Bruna, 2010

  22. Lieneke DIJKZEUL, De geur van regen, Anthos, 2009

  23. Piet DUTHOIT, Wie vermoordde Darwin? Houtekiet, 2010

  24. Guido EEKHAUT, Wolven, Manteau, 2010

  25. Alex van GALEN, Duivelssonate, Bruna, 2010

  26. Nanne HARKEMA, Buitenspel, Ellessy, 2010

  27. Joost HEYINK, Het experiment, Anthos, 2010

  28. Ellen den HOLLANDER, Door het vuur, Querido, 2009

  29. Jan van HOUT, Eindspel, Ellessy, 2010

  30. Paul JACOBS, De laatste grap, Houtekiet, 2010.

  31. Annet de JONG, Levend bewijs, Querido, 2010

  32. Carla de JONG, Serpent, Archipel, 2009

  33. Martine KAMPHUIS, Ziek, De Arbeiderspers, 2009

  34. KISLING & VERHUYCK, De duim van Alva, De Arbeiderspers, 2010

  35. Martin KOOMEN, D-trein uit Warschau, Ellessy, 2010.

  36. Geert-Jan Alexander KNOOPS, Advocaat van de president, Bruna, 2010

  37. Bob van LAERHOVEN, Terug naar Hiroshima, Houtekiet, 2010

  38. Stan LAURYSSENS, Rijker dan rijk, Manteau, 2010

  39. Mieke de LOOF, Wrede schoonheid, De Geus, 2010

  40. Marthe MAEREN, Schedelkraker, Manteau, 2010

  41. Nellie MANDEL, Rode aarde, Manteau, 2009

  42. Ariane MEIJER, Zwart zaad, Sirene, 2009

  43. Kim MOELANDS, Weerloos, The House of Books, 2010

  44. Tupla MOURITS, Meer dood dan levend, De Arbeiderspers, 2010

  45. Ingrid MULDER, De boogschutter, Ellessy, 2009

  46. Gerard NANNE, De man van Imelda, Ellessy, 2009

  47. Heleen NIELE, Vals, Cargo, 2010

  48. Elma NOE, Game, set & match, Archipel, 2010

  49. Almar OTTEN, Lied van de angst, ArtNik, 2009

  50. Marion PAUW, Zondaarskind, Anthos, 2009

  51. Jos PIERREUX, Crisis in Lippensville, Houtekiet, 2010.

  52. Tomas ROSS, Het meisje van Buenos Aires, Cargo, 2009

  53. Matthias ROZEMOND, Enkele reis Sicilië, Querido, 2010

  54. Gerry SAJET, Schone schijn, Ellessy, 2009.

  55. Jonathan SONNST, Mevrouw de dictator, Manteau, 2009

  56. Anita TERPSTRA, Nachtvlucht, Cargo, 2009

  57. Charles den TEX, Wachtwoord, De Geus, 2010

  58. Roel THIJSSEN, Broederbloed, Marmer, 2010.

  59. TOES & HOEPS, Het leugenarchief, De Geus, 2009

  60. Bert van der VEER, De meisjeskijker, Baarn, Marmer, 2009

  61. Herman VEMDE, Dame Blanche, Ellessy, 2009

  62. Lydia VERBEECK, Duivelsgesel, Manteau, 2010

  63. Suzanne VERMEER, Cruise, Bruna, 2010.

  64. Koen VERSTRAETEN, Het Ibrahim-comité, Houtekiet, 2010

  65. Simone van der VLUGT, Op klaarlichte dag, Anthos, 2010

  66. Jacob VIS, De erfgename, Ellessy, 2010

  67. Peter de ZWAAN, Een zaak van vrouwen, Cargo, 2009

*

Volgende auteurs ontvingen de trofee:

 

2002: Benny Baudewyns, De Emerson locomotief.

2003: Jef Geeraerts, Dossier K.

2004: Bob Mendes, Medeschuldig.

2005: Esther Verhoef, Onder druk.

2006: Felix Thijssen, Het diepe water.

2007: Patrick Conrad, Starr.

2008: Simon de Waal, Pentito.

2009: Bavo Dhooge, Stiletto Libretto.

 

http://diamantenkogel.be

Partager cet article
Repost0
10 octobre 2010 7 10 /10 /octobre /2010 02:08

 

Het eerste exemplaar van het fotoboek De tijd stil zetten omheen Louis Paul Boon werd op 18 september in het Belfort te Aalst overhandigd aan fotograaf Paul van den Abeele, die zowat als de lijffotograaf van Boon (1912-1979) beschouwd kan worden. De afgebeelde foto's vormen slechts een zeer kleine selectie uit het rijke en overvolle archief van de fotograaf.

LPBvdAPaul van den Abeele (°1929) was vanaf 1947 fotograaf-verslaggever bij de Standaard-groep. In een vorig leven zag ik hem wel af en toe. Ik bewaar de herinnering aan een man met veel zin voor humor, begiftigd met een scherp observatievermogen. Hij was overal, heeft iedereen gekend, maar zijn vermogen tot verwondering en zijn kwikzilverachtige aandacht waren bestand tegen alle vormen van slijtage. Zijn bescheidenheid en zin voor relativering trof me telkens opnieuw. Het is beslist niet vermetel hem te typeren als een van de beste Vlaamse persfotografen ooit, maar hij stelde droogjes dat “goede fotojournalisten rusteloze kereltjes zijn die van hot naar her hollen om de dramatiek van het eenmalige moment vast te leggen”.

Het voorwoord van het fotoboek is van de hand van Willem M. Roggeman (°1935). Hij benadrukt:

De belangrijkste activiteit van Louis Paul Boon werd echter niet gefotografeerd. We zien hem niet op de momenten van grote innerlijke spanning, wanneer hij weer een nieuwe scène schreef in één van zijn romans, ook niet op de momenten van geluk en bevrijding wanneer hij weer een roman heeft voltooid, noch op de momenten van aangename ontspanning, toen hij werkte aan een houtskooltekening, een schilderij of één van zijn kastjes. Al deze momenten blijven voor eenieder verborgen. Daar duldde Boon geen getuige bij, ook geen fotograaf, zelfs Paul Van den Abeele niet. […] Wel zoen we in dit boekje Louis Paul Boon op de momenten waarop vele anderen hem zagen. Deze foto's tonen de publieke figuur Louis Paul Boon tijdens vieringen, tijdens zijn bekroning met de Staatsprijs voor een schrijversloopbaan, als inleider van tentoonstellingen, op straat tijdens carnaval. Maar er zijn ook wat intiemere foto's, genomen in zijn woning […]. Hier zien we hem dan in de woonkamer, aan de telefoon, alleen met zijn vrouw Jeanneke, of met een fototoestel in de hand, of alleen zittend op de bank, mijmerend met een sigaret tussen de vingers, het bezoek vergetend, misschien alweer denkend aan wat hij straks zal schrijven, wanneer de bezoekers eindelijk vertrokken zijn.

Het boekje bevat 29 zwart-wit foto's. Het werd samengesteld, ingeleid en van onderschriften voorzien door Willem M. Roggeman en ten behoeve van het Louis Paul Boon Genootschap uitgegeven door Stichting Isengrinus te Utrecht.

HFJ

Leden en nieuwe leden van het Louis Paul Boon Genootschap ontvangen een exemplaar van de uitgave als geschenk. Voorwaarde is dat zij hun contributie 2010 hebben voldaan.

Leden krijgen onder meer gratis toegang tot alle bijeenkomsten en evenementen van het Genootschap; ontvangen driemaal per jaar het tijdschrift Boelvaar Poef (w.o. een dubbelnummer) alsmede de tweemaandelijkse Boonberichten.

Het lidmaatschap bedraagt 40 € (2010). U kunt zich op diverse manieren aanmelden als lid:

telefonisch contact opnemen met een van de secretarissen;

Secretaris België: John Jacobs, Peutie. Tel. +32 (0)22512291.

Secretaris Nederland: André Dumont, Nijmegen. Tel. +31 (0)243565019.

een e-mail sturen naar mail@lpboon.net met de vermelding 'Aanmelding nieuw lidmaatschap';

de lidmaatschapsbijdrage direct naar een van de hieronder genoemde bankrekeningen m.v.v. 'Nieuw lid':

België: 068 – 2004947 – 81 t.n.v. L.P. Boon Genootschap, Aalst.

Nederland: 5685885 t.n.v. L.P. Boon Genootschap, Nijmegen.

Partager cet article
Repost0
6 octobre 2010 3 06 /10 /octobre /2010 04:15

Hugues2.jpg

Hugues C. Pernath

De vijfde Pernath-lezing wordt gehouden door Walter van den Broeck (°1941), neef van de dichter. Hij belooft letterlijk een boekje open te doen óver en ván Pernaths moeder, Grace van den Broeck.

De lezing vindt plaats op vrijdag 8 oktober in het Antwerpse AMVC / Letterenhuis, Minderbroedersstraat 22, en is gratis toegankelijk. Na afloop is er een receptie en krijgen de aanwezigen eveneens gratis een brochure aangeboden met Van den Broecks onthullingen uit het familie-archief.

Hugues' francofiele vader Charles Wouters keek nauwelijks om naar echtgenote Grace van den Broeck en zoon. Pernaths moeder werd depressief maar hield wel een dagboek bij over haar moeilijke relatie met haar echtgenoot en met de zoon-dichter. Walter van den Broeck zal uit dit nagelaten journaal putten om de maskerade in Pernaths poëzie van een mogelijke sleutel te voorzien. Pernath leed wel degelijk onder de gespannen familiale situatie. De sporen van die fatale familiale driehoek – Pernath was enig kind - zijn in Pernaths stugge omgang én in zijn maniëristische poëzie duidelijk aanwezig, zo Van den Broeck.

Hugues C. Pernath, de eerste gouverneur van Pink Poets, overleed in de Antwerpse privé-club V.E.C.U. op 43-jarige leeftijd in 1975.


hfjhcp.jpg

Het Hugues C. Pernath Fonds publiceerde eerder:

Joris GERITS, Over een soldaat, 2002, 32 blz.

Stefan HERTMANS, Volleerd als maagd, 2004, 23 blz.

Henri-Floris JESPERS, De maskers van Melpomene, 2006, 64 blz.

*

In de voorbije jaren verschenen op het blog van het CDR talrijke bijdragen over Pernath en zijn kring.

HFJ

Partager cet article
Repost0
5 octobre 2010 2 05 /10 /octobre /2010 22:44

 

Voorspel

Ruth Lasters heeft een roman geschreven. Ze zit er mee bij haar uitgever, Harold Polis. Aan de deur staan twee mannen met een uitgestrekengezicht.

Harold zuchtte en keek beurtelings naar de schrijver en het manuscript.

Waarom?’

Hoe… waarom?’ vroeg Ruth met een vettige Antwerpse tongval.

Polis keek naar het raam. ‘Zijn er niet genoeg romans? Prachtige romans zijn er geschreven, door de eeuwen heen. Hoe oud ben je?’

Eenendertig,’ antwoordde de schrijfster.

Eenendertig,‘ herhaalde de uitgever. ‘Als je nu begint ben je op je honderdste nog niet klaar. Zelfs al sla je de hele Vlaamse literatuur over.

Waarom wil iemand als jij, Ruth, die zulke mooie gedichten schrijft, al die moeite doen om een roman te schrijven?’

Het is mijn tweede,’ zei Lasters op droge toon.

Ik weet het, Ruth. Ik heb hem zelf uitgegeven,’ kreunde de uitgever.

De twee mannen deden een stap voorwaarts.

Ik heb iets te vertellen, en als ik iets te vertellen heb moet het op papier.’

Een grijns verscheen op het gezicht van de uitgever. ‘Je hebt de mensheid iets te vertellen, Ruth! Dat heeft toch iedereen elke dag wel duizend maal.’

Iets dat sterk gebonden is aan de actualiteit.’

De actualiteit van vandaag is niet die van morgen, Ruth.’

Er zal over gesproken worden.’

En geschreven,’ repliceerde de uitgever die aan een hoog tempo het manuscript doorbladerde. ‘Ik weet nu al wat ze gaan schrijven. De ene zal het al dommer doen dan de andere, maar over één zaak zullen ze het eens zijn.’

En dat is?’

Dat dit het werk is van een zenuwpatiënt.’

De twee mannen maakten aanstalten zich op de uitgever te werpen, maar een simpel gebaar van de schrijfster hield hen tegen.

Zal ik morgen terugkomen?’ vroeg Ruth. ‘Het is blijkbaar je dag niet.’

Morgen of overmorgen, het heeft geen zin, Ruth. Ik zit aan het plafond van mijn uitgaven voor de komende twee jaar.’

Dus is het niet een kwestie van goede of slechte kwaliteit?’

Daarvoor zou ik dieper op het gegeven moeten ingaan. God, was er maar een auteur die naar een ander kamp overliep. Of inzag dat er talrijke passages dienden geschrapt te worden en honderden woorden door andere vervangen.’

De twee mannen op de achtergrond ontspanden tegelijkertijd, alsof ze op dezelfde machine waren aangesloten.

Ik heb mijn verleden aan een onderzoek onderworpen. Met als resultaat een literaire triller zonder doden.’

Tegen een achtergrond van een liefdeshistorie.'

Hoe weet je dat, Harold? Je hebt mijn roman nog niet gelezen!’

Geboorte en haat, Ruth, mis je al wel eens, maar het passiespel… daar kan je gif op innemen.’

Hij is minder hermetisch dan mijn eerste, Harold. Iedereen kan hem lezen.’

Behalve zij die hem gratis krijgen,’ liet Harold er bliksemsnel op volgen.

Bon, Ruth, ik neem het risico, op één voorwaarde.’

En die is?’ vroeg het duo, naderbij komend en een revolver tegen de slapen van Harold drukkend. Zijn antwoord kwam traag en voorzichtig.

Heren, rustig aan. Ik ga nu een lade openen. Er ligt geen wapen in, maar iets van veel meer waarde.’

De revolvers richtten zich op de rechterhand van de uitgever. Harold opende de lade en haalde twee mapjes te voorschijn. Hij gaf ze aan Ruth, samen met het manuscript.

Ruth kende de mapjes. De bladen waren gevuld met honderden plichten van de auteur en dubbel zoveel rechten van de uitgever.

De telefoon rinkelde. Harold nam de hoorn op.

Guido! Waarde vriend! Wat kan ik voor je doen?’

De waarde vriend hield het niet kort, want de schrijfsterhad ruimschoots de tijd het contract te lezen, een paar clausules te schrappen, elke bladzijde van een paraaf te voorzien en de laatste te tekenen.

Rustig, Guido, rustig. Wind je niet op. Die zaak gaan we opnieuw bekijken, dat beloof ik je. Nu ik je toch aan de lijn heb. Ruth Lasters heeft een nieuwe roman geschreven. Geheel anders dan haar eerste. Als je hem wilt bespreken zorg ik ervoor dat je als eerste een pdf krijgt.’

Harold zweeg en luisterde. ‘Hoe hij heet? Een ogenblik. Er komt hier iemand binnen.’

De uitgever rukte het manuscript uit de hand van de schrijfster en keek naar de titelpagina. ‘Feestelijk zweet!’ kreet hij triomfantelijk in de hoorn. ‘Hij verschijnt dit najaar! Je zal er plezier aan beleven.’

Harold Polis beëindigde het gesprek met veel beloftes voor de toekomst. ‘Zo, dat is al goed voor één bespreking. Nu is het aan jou.’

Aan mij?’ stotterde Ruth Lasters. ‘Wat heb ik met die man te maken.’

Kijk hem eens diep in de ogen en tuit eens je wulpse lippen. Je kan hem niet missen. Hij is te vinden op elke vernissage, maar is geen schilder, op elke première, maar is geen toneelspeler en bij elk boekenfeest, maar is geen schrijver.’

Ruth Lasters knikte, draaide zich om en de twee achtergrondenaars vochten om de eer de deur te mogen openen.

Zes maanden later arriveerde een print van Feestelijk zweet op het adres van de criticus. Hij legde Boelgakov terzijde en begon meteen te lezen.

Hoofdspel

Honderd pagina’s duurde het eer de waarde vriend begon te begrijpen waar het allemaal om draait. De promotiedienst had een werftekst de e-world in geslingerd. Er was sprake van het vastklampen aan ambities, tegen wil en dank, en over de komische tot dramatische gevolgen hiervan, maar van ambitie, tragiek en komedie had de eerste lezer niet veel gemerkt. Hooguit een aanzet, meer niet.

Twee verhalen lopen naast elkaar tot ze in elkaar opgaan. Dat er twee tramlijnen zijn is slechts merkbaar omdat de ene tram Igor heet en de andere Meria. Voor het overige lijkt het of ze beide Ruth zijn, als u begrijpt wat ik bedoel. Het geheel is een smos van reflecties van de hoofdpersonages, acties van de nevenpersonages en geëmmer van de auteur. Alles monotoon wat de leesbaarheid allerminst bevordert. De waarde vriend heeft zich meermaals uit zijn geliefde fauteuil moeten wringen om aan het klimrek in zijn garage het lichaam op te trekken en de benen te plooien om niet te belanden in een comateuze toestand.

Humor is in geen velden of wegen te bekennen, in zoverre er van velden of wegen sprake is. Het meest ergerlijke, zoveel is wel duidelijk, zijn de tientallen tussenwerpsels of uitzwaaiers. Ze hakken genadeloos in, hoe kan het ook anders, op de spanning die, zo nu en dan, eerder meer dan minder, aanwezig is, of een vermoeden van aanwezigheid oproept. Ze maken dat er van een compact verhaal geen sprake is. Ruth Lasters bezondigt zich daarenboven aan een veelheid aan herhaling, vaak heel kort op elkaar, heel kort. Al te kort.

Op de onderste helft van bladzijde 105 staat ‘Maar terwijl hij de telefoon al hoorde overgaan, nam hij zichzelf op in de gangspiegel. Hij zag zijn dikke haar, dat tegen alle verwachtingen in nog steeds zo veel gezondheid uitstraalde, herinnerde aan de knappe, viriele verschijning die hij altijd meende te zijn geweest, en hing op.’ Na een witlijn volgt ‘Igor liep terug naar de badkamer en kamde zijn zilveren lokken, waar hier en daar nog prachtig zwart door schemerde en die ondanks de chemische rotzooi zelfs niet eens dunner scheen te worden.’ Op dat moment heeft de lezer nog drieënhalf regels te gaan op de pagina.

Ruth Lasters lijdt aan een veel voorkomende misdaad bij hedendaagse auteurs. Het vermoorden van de fantasie van de lezer nog voor de geboorte. Wat heeft de lezer aan een boek zonder actieve betrokkenheid? Zonder passages waarmee hij op het verkeerde been wordt gezet? Dat Ruth Lasters kan schrijven zal niemand betwisten. Een roman moet echter hoger grijpen. Een magische kermis zijn, waar de ene attractie op de andere lijkt en toch verrast door subtiele variaties. Zodat er een parcours als een achtbaan ontstaat, met aan het eind een ravijn waarin de lezer valt en tot zijn verbazing terecht komt op een luchtkussen. Opgewekt staat hij op en spoedt zich naar een andere roman, een nieuwe magische kermis met een tragischer of komischer trafiek.

Feestelijk zweet is geen promotie voor de romanvorm. De vele witlijnen, vaak meer dan één per pagina, verwekken een vermoeden van opzettelijke uitrekking. Zonder de witlijnen was een boom gered, had het boek dertig bladzijden minder geteld en was de prijs twee euro lager geweest.

Dialogen zijn schaars. En zo kunstmatig dat ze opzettelijk lijken te zijn ingebouwd. Hé, gauw effe een dialoogje, moet Ruth Lasters bij momenten hebben gedacht. De weinige die er zijn, zijn bovendien zo vlak als een zee zonder stroming of wind. De lezer hoort daarom enkel een monotoon geluid en ziet personages zonder geestelijke of lichamelijke afwijking. Iets waar elke mens toch in meer of mindere mate mee opgezadeld is, van bij de geboorte.

Naspel

De hoofdfout is dat Lasters een perfect boek heeft willen schrijven. Het resultaat van die wensdroom is een boek waarin het verhaal noch de auteur een gezicht heeft. Waar de criticus, tot uitlezen veroordeeld, blij is wanneer hij de eindstreep heeft bereikt en leest: ‘Je moet maar denken dat je op een soort maan bent. Op een maan waar geen kind een tekening van maakt, geen wolf naar huilt ’s nachts, geen mens naar staart.’

Een maan? De waarde vriend had eerder de indruk in een zandbank verzeild te zijn geraakt. Al zinkend zag hij in de verte twee auteurs staan zwaaien. Albert Camus en Lev Tolstoj. De tweede auteur komt een paar maal ter sprake in Feestelijk zweet. Specifiek De dood van Ivan Iljitsj. Een novelle waarvoor Maupassant het complete eigen werk veil had. Het titelpersonage komt in het aangezicht van de dood tot het inzicht dat zijn leven armzalig, zelfgenoegzaam en burgerlijk was. Loutering, satire en het ironisch gebruik van kanselarijpraat maken van dit in wezen banaal verhaal, en nu citeert de goede vriend Vladimir Nabokov, ‘een volmaakte, geraffineerde prestatie’.

Beste Ruth Lasters. Verwijder de spiegel van je schrijftafel waarin al te duidelijk De gelukkige doodvan Albert Camus en de novelle van Tolstoj te zien is, en verzin een compleet eigen verhaal, dat je als gegoten staat. Want zolang je leentjebuur speelt bij het talent van iemand anders, komt dat van jezelf nauwelijks aan bod.

Guido LAUWAERT

Ruth Lasters, Feestelijk zweet, Antwerpen, Meulenhoff / Manteau, 2010, 332 p., 22,50 €.

 

Partager cet article
Repost0
3 octobre 2010 7 03 /10 /octobre /2010 20:12

Op zijn 82steis Bob Mendes meer dan ooit  alive and kicking. De gewezen accountant kreeg nochtans al twee keer de Gouden Strop  en één keer de Diamanten Kogel.

 

Hij voelt zich nog altijd op zijn best als hij faction schrijft, een mix van fictie en feiten. Het langverwachte arrest van het Hof van Beroep in Gent in de zaak van het failliete technologiebedrijf Lernout & Hauspie bewijst eens te meer hoezeer Mendes met zijn factionthrillers naadloos bij de actualiteit aansluit. Het volstaat Vuil geldnog eens ter hand te nemen. (Cf. Mededelingen,nr. 139-140, 15 juli 2009, pp. 16-17.)


Scherprechter

In oktober verschijnt Scherprechter. De roman gaat over de toestanden bij de Belgische justitie. Zowel over de ‘guerrre des juges’ als over de onveiligheid van de gerechtsgebouwen. Sam Keizer moet onderzoeken wie een Antwerpse rechter met de dood bedreigt. En waarom. ■

 

Bob MENDES, Scherprechter, Antwerpen, Manteau/Standaard, 224 p., 21,95 €, ISBN 978-90-223-2565-0.

Partager cet article
Repost0
23 septembre 2010 4 23 /09 /septembre /2010 23:45

Boudens2.jpg 

Luc Boudens (1960) publiceerde de verhalenbundels Vrijdag, visdag(1986) en De tiende provincie(1987) en de romans Het zijn lange dagen (1989), Het lijden van de jonge Werner(1990), Wie legt er mee patience? (1991) en Gesloten wegens familieomstandigheden (1992).

Bij Dedalus verscheen de dichtbundel Wie legt er mee patience? (1990). Boudens gaf er echter de voorkeur aan zijn poëzie voornamelijk in beperkte, bibliofiele edities te publiceren. De Carbolineum Pers te Wildert, eenmansproject van Boris Rousseuw, publiceerde drie bundels van Boudens: Op een kameel gezeten (1989), Vrienden voor het leven. Een zwanezang (1992) en Laat maar waaien (1997), alle met de hand gezet en met de handpers gedrukt en geïllustreerd door de dichter.

Naast zijn literair werk concentreeerde Luc Boudens zich een aantal jaren voornamelijk op zijn beeldend werk: schilderijen, tekeningen, lino's en tapings, die hij met succes exposeerde. Hij publiceerde twee bundels lino's in een oplage van 26 exemplaren: De Zeemeerman en zeven anderen (Carbolineum Pers, 1989) en Sites (Djemma, 2004, met een nawoord van Henri-Floris Jespers, 'In kaart gebracht').

BoudensBETERETIJDEN.jpg

In december 2009 verscheen bij Carbolineum Pers, in een oplage van 60 exemplaren, de dichtbundel Betere tijden lachen ons toe. Op ZuiderZinnen dook Luc Boudens (die naar het einde van de jaren 80 en het begin van de jaren 90 vaak op de planken kwam in Vlaanderen en Nederland) weer op en las niet alleen uit zijn nieuwe bundel, maar ook een onuitgegeven gedicht dat hier als primeur gepubliceerd wordt.

Tour d'horizon

 

Je wilt graag geloven

dat het allemaal ooit terugkeert:

de ademloze nachten

waarop je met je geliefde

buiten jezelf trad.

De sprankelende avonden vol waarheid

en memorabele ideeën.

De onbekommerde

vakanties aan de Adriatische kust.

De dammetjes die je bouwde

op een flutriviertje diep in de Ardennen.

De desolate wandelingen

met je opgewekte hond.

De genadige geur van wijnen

waarin je warm thuis kon komen.

De puber in de officiersmess

in gesprek met een kolonel van de genie.

De spelletjes poker.

De seconden van onversneden geluk.

De kraakwitte kelners met hun epauletten.

Het gegraveerde tafelzilver.

De perfecte lepels.

Je eerste Italiaanse schoenen.

De roodfluwelen banken in de bar.

De knusse temperatuur

van de gesprekken.

De vrienden en de doden.

De mercandijs

en de meesterlijke Lancia Flavia.

De lucide grootmoeder.

De extravagante grootmoeder.

De whisky-nachten in de keuken

van de Marialei waar de katten draaien

rond een enkel peertje licht.

De gaten in je hoofd

na een maand ontbijten op Bloody Maries.

De lessen Latijn en Grieks

van meneer Belon.

Het klaslokaal als een blindedarm

aan de schoolgangen.

De slapeloze nachten

op het veldbed

naast je eerste onbeantwoorde liefde.

De geschifte ritten over de E40

richting Gent.

De partijtjes tennis.

De tapdansende katers.

De ademloosheid van je adolescentie.

De flikkerende open haard in je balzaal

waar je hartje stad

jankte en danste

en angst vrat

en stierf.

De geborgenheid

van een doodlopende straat.

Je visioenen toen je vastzat

achter groen glas.

De pijnlijke farces.

De gesmoorde sigaren.

De aangespoelde idioten.

Je onwetendheid.

Het stuitende proletariaat

van Café Belvédère.

De nacht die je gratis

en verpletterend

geschonken

werd door de jonge man die je aanbad.

De Studebaker van grootvader.

De negers die je achternaliep op Pigalle.

De française die in La Rhumerie

door jouw verbale inbreng

van haar barkruk schoot.

De tronies.

De vrienden die je bleven vinden.

De kunstdiefstallen in restaurants.

De opera’s

je komedies en je scènes.

De vlugge nummers in een roes.

De zeiltochten met de Flamboyant.

De geurige zomers op Le Mousseau.

De pogingen

allerhande pogingen.

Je nachtelijk verdwalen in Amsterdam.

Nu en dan een zwezerikje.

Het gevaarlijk staan

dansen op tafels

in gevaarlijk gezelschap

op een gevaarlijk uur

in een gevaarlijke buurt.

Het snakken.

De maskers.

Je raids op het casino van Knokke.

Je nukken

en je mokken.

Je desolaatheid.

Een boottocht door de

rode haven van Hamburg.

De dolle tuinfeestjes.

De geschifte vernissages.

Het oorverdovend verdriet.

De avonden op een gonzend terras.

Een corrida in Madrid.

Je eerste knutselwerkje.

Je waanzin toen je vastzat

achter groen glas.

Een correct gebakken tong.

Onder een schetterende zon

blakend van geluk

en voorspoed

en belofte

rennen

over het strand

bij Ravenna.

Je wilt graag geloven

dat het ooit allemaal terugkeert.

Bevroren aarde.

Wegschietend wild.

De jeugdige avonden

rond het schaakbord.

Rokend.

Drinkend.

De boeken de boeken.

Je nachtjes bij het ledervolkje.

De wandelingen in het woud

met je vastberaden vader.

Je vreugde om een scheet in een fles.

Het overrompeld liggen kijken

naar je slapende geliefde.

Het dwalen door de straten.

Je zotte verliefdheden.

Je neigingen

allerlei neigingen.

Je frisse biertjes.

De stille winterdaken

met roerloze anaconda’s

van sneeuw.

Je eenkennigheid

je eerste bladzijden.

en je eerste zijden das.

Je kilte

je hitte.

Je mythes.

De kus van de juffrouw

en de bank vooruit.

Je toewijding.

Je ijlte

je diepte.

Je zoeken

je boeken.

Je gelooft dat het allemaal

ooit terugkeert.

Maar dat geloof je beter niet

want ik zeg het één keer en geen twee:

ik heb de zon zien zakken in de zee.


BOUDENSbetere2

 

 

(HFJ)

 

Luc BOUDENS, Betere tijden lachen ons toe, Wildert, Carbolineum Pers, 69 p., 150 €.

De tekst werd in de herst van 2009 met de hand gezet uit de Goudy Old Style en met de handpers gedrukt op geschept Gampi papier. De tekeningen van Luc Boudens zijn eveneens met de handpers afgedrukt. De oplage blijft beperkt tot zestig ingenaaide en gesigneerde exemplaren, genummerd van 1 tot 60.

Partager cet article
Repost0
19 septembre 2010 7 19 /09 /septembre /2010 02:33

 

Vuil-geld--def-klein.jpg

Wie de faction-thriller Vuil geld van Bob Mendes heeft gelezen, weet er (misschien) al meer over, maar maandag overstijgt hoe dan ook de realiteit de fictie. Het hof van beroep in Gent velt dan het lang verwachte arrest in de zaak van het failliete technologiebedrijf Lernout & Hauspie. De top van het vroegere LHSP nv wordt beschuldigd van fraude. Ook de voormalige bedrijfsrevisor KPMG en de bank Dexia staan terecht. Het arrest is cruciaal om te weten wie van de 20 beschuldigde partijen veroordeeld wordt en op welke grond.

(bron: http://www.standaard.be/Artikel/Detail.aspx?artikelId=DC2VGLCU ).

Partager cet article
Repost0
18 septembre 2010 6 18 /09 /septembre /2010 18:39

 

Donderdag 16 september werd in AMVC-Letterenhuis te Antwerpen de hernieuwde druk van De komst van Joachim Stillervoorgesteld. De eerste druk verscheen een halve eeuw geleden.

Voor een beperkt maar select publiek, waaronder Vlaamse en Nederlandse leden van het Hubert Lampo Genootschap, leidde Jan Lampo de beide gastsprekers in: Rob Molin, essayist en biograaf die werkt aan een boek over Lampo en Johan Vanhecke, Letterenhuis-medewerker en auteur van het boek Het Antwerpen van Hubert Lampo.

16-september-10-019.jpg

Rob Molin

Rob Molin gaf een analytische kijk op dit belangrijke boek van Lampo waarbij hij het bekeek vanuit een verrassende invalshoek.

16-september-10-025.jpgJohan Vanhecke

Johan Vanhecke belichtte een aspect uit de vroege jaren van als journalist bij

Volksgazet,  waar hij in zijn rubriek boekbesprekingen een polemiek aanging met het vooruitstrevende (gestencilde) tijdschriftje Taptoe. Dat hij hierbij vaak al te voortvarend uit de hoek kwam bleek uit een uitspraak over de redactie van Taptoe die hij vergeleek met een kinderspeelkamer, waar men tewerk gaat : “zoals mijn dochtertje Leentje met de poppen speelt”! Bleek dat tussen de medewerkers de namen de namen voorkwamen Louis-Paul Boon, Adriaan Morriën, Hugo Claus...

16-september-10-139.jpg

Leentje Lampo

Na deze amusante lezing van Vanhecke werden de aanwezigen getracteerd op een drankje en een uitgebreid hapjesbuffet.

16-september-10-036.jpg

Van l. Naar r.: Heiko ter Horst, voorzitter Hubert Lampo Genootschap, Marc Somers (Letterenhuis) en Joke van den Brandt

Dat deze zoveelste editie zinvol is bleek uit een geprek dat ik na afloop had met enkele jonge mensen die nog nooit een boek van Lampo gelezen hadden, terwijl dit in onze schooltijd verplichtte lectuur was. Ik heb hun de lectuur van dit kleine meesterwerk van Hubert Lampo van harte aanbevolen.

16-september-10-009.jpgJohan Vanhecke (r.) in gesprek met Kris Landuyt (antiquariaat De Slegte);

op de achtergrond, Jan Lampo

16-september-10-144.jpg

Van l.naar r.: Christian Rom, Marc Somers en Frank-Ivo van Damme

JVDB

Partager cet article
Repost0
13 septembre 2010 1 13 /09 /septembre /2010 18:09

 

DangreBoek.jpg

Zopas binnengekregen, geleverd door het Centraal Boekhuis: het debuut van de Y. M. Dangre, Vulkaanvrucht (Meulenhoff /Manteau).

"Met dit romandebuut op 22-jarige leeftijd kondigt hij zich aan als een van de grote talenten in de Nederlandse literatuur", zo staat op de flaptekst te lezen.

Uitgever Harold Polis heeft flair. Bovendien werd het boek mij meer dan warm aanbevolen door CDR-medewerker Luc Pay. (zie eerdere blogs).

Ik ben meer dan benieuwd...

HFJ

Partager cet article
Repost0
12 septembre 2010 7 12 /09 /septembre /2010 04:12

 

hermanbrusselmans3.jpg

De nieuwe roman van Herman Brusselmans bespreken is onbegonnen werk. Niet dat Trager dan de snelheid een slecht geschreven boek is. Het plot is gewoon te dun. Brusselmans heeft zich, zijn oeuvre is het grote bewijs, nooit echt bekommerd om de verhaallijn. Een goede openingszin vinden is een groter zorg. In zijn 52ste roman luidt hij: ‘De vrouw van Louis Tinner, Zoë Konvoie, had in de jaren negentig gestudeerd aan de modeacademie.’ De andere zinnen volgen automatisch de eerste. In ganzenmars. Binnen de driehoek tafel, bed en toog. Het enige wat Brusselmans in wezen tijdens het schrijven nieuwsgierig maakt, is of de slotzin hem moeite zal kosten. Die wil hij nog wel eens om en om draaien, wat met de andere niet het geval is. Ieder zijn taak. De eindredacteur moet ook zijn werk hebben, the poor boy. Maar de slotzin is dus eigen kweek. Hij vat in zijn nieuwe roman het probleem samen waar Brusselmans al een kwart eeuw mee worstelt: ‘Ik zal altijd een man met een missie zijn, dacht Louis Tinner, en in deze nacht van betekenis sloot hij zijn harde ogen.’

Het juweel in de kroon is het voorlaatste woord, harde. Dat had de pientere lezer al meteen gemerkt, mag verondersteld worden. Maar verlaten wij thans de zaak van de eerste en de laatste zin, om ons even te verpozen bij het overige binnenwerk. Brusselmans is stilaan overtuigd dat hij kan schrijven. Dat heeft een voordeel en een nadeel. Het voordeel is de leesbaarheid van het boek. Zelfs als er niets gebeurt en de hoofdpersoon maar wat voor zich uit zit te peinzen, is er geen sprake van verveling. Het nadeel is het uitrekken van zinnen. Zoals pagina 35 wanneer hij de vloer aanveegt met prinses Diana, wegens het bedriegen van haar man met een islamiet: ‘Dan ben je niet alleen een slet, maar ook een dom wijf, een zéér dom wijf.’ Het laatste stuk had er beter niet gestaan, want zulke toevoegingen leiden maar tot irritatie.

Wanneer Brus de moed zou hebben die extraatjes te schrappen, zou de spanning aan kracht winnen en zou de kans bestaan dat hij definitief in het pantheon van de Vlaamse literatuur bijgezet zou worden. Want laat ons wel wezen, Brusselmans is de Grunberg van Vlaanderen. Hun speelveld is nagenoeg gelijk. Beiden bewegen zich in een sociale klasse. Het enige verschil is dat de sociale klasse van Grunberg in de tweede klasse speelt en die van Brusselmans in de derde. O, het is zo gemakkelijk Brus en zijn boeken van het literaire veld te sturen. Heeft ooit iemand zich de vraag gesteld waarom Brus schrijft zoals hij schrijft en waarom hij in derde klasse speelt? Om een aanzet te geven op het tweede deel van de vraag, omdat de derde klasse van onze maatschappij denkt dat het in tweede klasse speelt met uitzicht op eerste.

Brusselmans heeft een grondige hekel aan pose. Die beantwoordt hij in zijn boeken, en ook in zijn openbare optredens via de media, met een spel van uitdaging en vernedering. Dezelfde soort uitdaging waar ook Gerard Reve zijn maatschappelijke ergernis mee dacht te kunnen stillen. Het spel van de vernedering van Brus dan weer is ingegeven door zijn afkeer voor het wentelen van stand-upcomedians in hun statusbadje. Voorbeeld. ‘Monsieur Hulot wilde helemaal niet grappig zijn, die wás grappig, in tegenstelling tot Vlaamse pseudokomieken als Joost Vandecasteele, Xander Derycke, Piv Huvluv, Wouter Deprez en ongeveer álle winnaars van de Comedy Club. … We kunnen de humor niet anders zoeken dan in vroeger tijden, toen komieken als Jacques Tati, Laurel en Hardy, Buster Keaton, Michel Hoover, Herman Finkers, André van Duin of desnoods Gaston en Leo en Urbanus de dienst uitmaakten. En Seinfeld natuurlijk, en Curb Your Enthusiasm, en Californication. En Monty Python. Gelukkig kan mijn zoon ook lachen om zulke dingen, anders had ik hem al lang verkocht aan de zigeuners.’

De academische literaire kliekjes zullen het volmondig met Brus’ oordeel eens zijn, maar willen het niet toegeven. Net zomin ze kunnen toegeven dat de humor van Geert Hoste platvloers is, wegens gebouwd op leedvermaak. Het is verbazend hoe stil de literaire kliekjes zich houden over de komieken uit de stal of daaromtrent van Woestijnvis. Je weet het al jaren maar was het beu dat aan te kaarten. Vechten tegen de bierkaai. Dankzij Brusselmans echter krijg je opnieuw de moed het oude liedje nogmaals te zingen. Als Brus 25 jaar geleden had beslist naar Hollywood te verkassen, was hij al 15 jaar een gevierd schrijver van humoristische televisieseries. Wie Californication kent zal veel van de stijl van die serie terugvinden in Trager dan de snelheid. Maar Brus is geen reiziger en zal het nooit worden, zijn karakter kennende. Hij is dus veroordeeld tot steniging door de literaire kliekjes, telkens er een roman van hem verschijnt.

 

In plaats van keien te zoeken, zouden de zelfgecroonde critici eens moeten kijken naar de psychologische evolutie in zijn boeken. Met de jaren heeft zijn vrolijkheid aan kracht ingeboet. De jongeman van weleer, met neus en roede op zoek naar de kanalen van Aalst, is gaandeweg verworden tot een man van de tweede leeftijd, teleurgesteld in zijn compagnons de route. Hij zegt het omfloerst. Verbergt de teleurstelling in een potje seks. Halverwege het boek blijkt dat het hoofdpersonage al maanden geen seksuele betrekkingen met zijn vrouw meer heeft, en de weinige keren dat hij vreemd ging, het uitdraaide op een vals genot. ‘Louis frommelde z’n halfstijve in haar kut’. Pagina 122.

Het hoofdpersonage, Louis Tinner, is in tegenstelling tot wat men zou denken, niet Brusselmans’ alter ego. Het is de man [van zijn leeftijd] naast de deur. De man die hij zou geworden zijn, als hij geen schrijver was geworden. Zo bekeken is Louis Tinner toch wel, naar nieren en klieren, een beetje Herman Brusselmans. Maar dat is onvermijdelijk. Elke roman heeft een onvermijdelijke autobiografische diaboliek.

Brus schrijft de boeken met als hoofdpersonage Louis Tinner, maar ook alle andere, vanuit een medische roeping. Hij is een dokter zonder kabinet of academisch hoekje. Hij perst zijn analyses niet in studies maar in romans. Paperbacks voor de pocket. Een gebruiksvoorwerp met beperkte duur. Net als een pakje sigaretten. Hij zou een steengoede roman kunnen schrijven, ruikend naar Zola of Boon. Helaas heeft hij er het geduld niet voor. Al bekruipt hem soms de goesting. Dat valt op te maken uit de voorlaatste zin van Trager dan de snelheid. ‘Hij staarde naar de lichtzwarte hemel en besloot om ooit, op een verloren dag, zijn zegeningen voor de eerste en de laatste keer te tellen en ze te vatten in de juiste woorden.’

Met dat alles ben ik vergeten te vertellen waar het boek om gaat. Dat ga ik nu eens niet doen. Trouwens, het plot is makkelijk te vinden voor wie regelmatig op bezoek gaat bij nonkel Google en tante Wikipedia. En om de clou te verraden ben ik niet ingehuurd.

Guido LAUWAERT

Herman BRUSSELMANS, Trager dan de snelheid, Amsterdam, Prometheus,

2010, 240 p., 17,95 €.

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche