Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
29 octobre 2011 6 29 /10 /octobre /2011 12:00

 

Kronenburgstraat-41--Paul-De-Vree-.JPG

Kronenburgstraat 41

 

ontvluchtingen

 

der stilten die de knaap vroegtijdig overvielen,

die der gesluierde taveernen en gesloten monden,

over verderf , over gevallen zielen,

die hem bekoorden en verwonderden,

 

ging uit het avondlijke zwerven

langs ingebouwde kaaien, zuigende portieken,

waarachter hij niet wist dat dwaze zieken

verzengend aan der zinnen driften sterven.

 

[....]

 

 

uit h.eros.hima, Uitgeverij Heideland, Hasselt, 1965

 

De Vree's oorspronkelijke geboortehuis viel ten prooi aan oorlogsgeweld, maar op hett adres Kronenburgstraat 41 zag hij het levenslicht.

 

(Foto en redactie: Bert BEVERS)

Partager cet article
Repost0
28 octobre 2011 5 28 /10 /octobre /2011 22:35

 

Wie perfectie wil, blijft eeuwig ontevreden.

Paul Claes, Het hart van de schorpioen

 

Niets of niemand is volmaakt. Ook de kamergeleerde Paul Claes is dat helaas niet. Naast zijn honderdste boek C met als ondertitel ‘Honderd notities van een alleslezer’ van deze Claes (geen familie van Ernest Claes) dat vol van opgeloste raadsels, geestige riedels en heerlijke roddels staat, verscheen ook de toch nog ontgoochelende bloemlezing Onvergetelijke verzen van zijn hand. Beide keurig en fraai uitgegeven boeken verschenen zopas bij De Bezige Bij te Amsterdam (niet te Antwerpen). Het eerste boek is gewoon uniek, het tweede is een onverwachte ontgoocheling. De nu vergeten schrijver en dichter F.C. Terborgh zei het ooit in een interview : “Haast is de vijand van alle literatuur.”

De inleiding bij zijn bloemlezing is zeer helder en steengoed, maar het resultaat dat volgt na deze inleiding laat de lezer na het doorbladeren en herlezen van al deze fragmenten of flarden van verzen wat verbaasd en verweesd achter. Was het maar dat? Kon de zo belezen en ja kon, de soms bijna geniale, Claes hier niet meer goud delven en vondsten vinden? Kon hij geen betere vorm vinden voor zijn bloemlezing die zich nu laat lezen als een verzameling losse flodders, losse verzamelde brokstukken, losse beenderen uit het skelet van veelal dode dichters of kleine lappen vlees gerukt uit het literaire lichaam van nog levende dichters. Claes kent goed Claus en citeert dan ook zijn meester : “In mijn kelders is de delfstof der kennis aangebroken.” Maar de delfstof die Claes hier opgraaft biedt slechts weinig verrassend glanzende ertsen. En ik lees graag bloemlezingen, niet enkel om te kijken of ik en anderen er wel instaan, maar echt waar ook om af te dalen in de mijnen en schatkamers van de poëzie, maar hier had Claes beter een andere vorm voor zijn boek gekozen en de gedichten in extenso geciteerd of gewoon thematisch of chronologische geordend. Zoals hij in zijn prachtboek Lyriek van de Lage Landen (Amsterdam, 2008) deed, maar deze bloemlezing eindigde al in 1990 bij de dood van Hans Faverey. Het jaar 1990, toen Claes helaas nog maar 27 van zijn honderd boeken had! (Wat een uitslover!)

Soms maak ik mij curieus genoeg wel zorgen voor onze Vlaamse pendant van Umberto Eco. Leest Claes wel eens een boek van Peter Sloterdijk? Hij moet het daarom nog niet in het Duits lezen, maar ik denk hier aan het in helder Nederlands vertaalde boek Je moet je leven veranderen (Amsterdam : Boom, 2011, in de vertaling van Hans Driessen) . En beheerst hij nu a het Oud-Gotisch, het Hebreeuws en het Sanskriet? (Het wordt de hoogste tijd) Beheerst hij al de beginselen van de Angelsaksische grammatica? Kan hij al zijn eigen brood bakken? Eet hij wel genoeg? Eet hij genoeg vis (vis is immers goed voor de hersenen)? Hoe verwerkt hij de dood van Christine D’haen? Wanneer komt zijn volgende boek uit? Drinkt hij wel eens zo’n heerlijke Ierse koffie (met suiker, slagroom en whisky)? Fietst hij wel eens door de brede dreven van de verbeelding? Wandelt hij wel eens door een donker woud? Zou ik hem niet eens meenemen naar de wadden om te waden door de Waddenzee? Wat weet hij van het hart van West-Vlaanderen? Van de bossen van Beernem? Wie is zijn intieme vijand? Kan hij het land bezeilen? Kan hij biljarten of schaken? Had hij ooit een echt ernstig gesprek met Hugo Claus of met Willem Frederik Hermans? En wat bedoelt hij in zijn ‘ABC van de Nederlandse literatuur’ met de hierna volgende zinnen : “Hermans’ oeuvre staat vol blunders en taalfouten.”, of “Streuvels behandelde zijn eigen zoon net als boer Vermeulen in De vlaschaard.” Of nog straffer “ Timmermans was onder de Duitse bezetting gouwleider.” Terwijl hij vergeet te vermelden dat Gerrit Achterberg een moordenaar was (zoals A. Den Doolaard), dat Alice Nahon allicht een nymfomane was en Albrecht Rodenbach wellicht aan syfilis leed. Ook over de al dan niet vermeende diefstal van Hugues C. Pernath weet hij niets te vertellen en ook geen woord over de verkleedpartijen van Maarten ’t Hart, de hysterie van Kristien Hemmerechts (vraag het maar aan de mooie Marion van San, een criminologe en sociologe, die ooit van oog tot oog in een debat zat met deze zwarte weduwe). Want wie a zegt moet ook b en c zeggen of wie wil roddelen (in de privéclub waarvan ik lid ben hangt de volgende tekst aan de muur : deze ruimte is roddelvrij) moet serieus roddelen.

Maar goed al deze vragen en antwoorden kwellen me niet. Zijn bloemlezing is opgebouwd omheen de letters van ons alfabet. Laten we samen op zoek gaan naar zijn leemten en hiaten, zijn omissies, zijn lacunes en andere gapende gaten in zijn alfabet. Want Claes weet als allesweter ook niet alles en wat niet zichtbaar is, maar onzichtbaar blijft, intrigeert de literaire detective.

Laat ik maar één letter uitkiezen (riemen vast) , bij voorbeeld de B van Barbertje, Babel, Babylon, of de zachte niet ontploffende b van boerenbedrog, bijbel, berkenbos, barbier, babbelwater, bottelbier, bedelbroeder, bedbeest, braambos (meestal brandende), boezemboek ( The Big Book of Breasts), bubbelbad, Boules de Berlin, bonobo… Ik hou dus erg veel van woorden die beginnen met de letter B en bovendien meer dan één b bevatten.

Maar helaas, bij de letter B vind ik niet één versregel van Louis de Bourbon, Henri Bruning, Herman Hendrik ter Balkt (Habakuk de Balker), Michel Bartosik, Lut de Block, Dirk van Bastelaere, Benno Barnard (wel zijn vader bij de G) en zelfs niet één versregel van de groothertogin Maris Bayar… Ook Nic van Bruggen, Stefaan van den Bremt, Anneke Brassinga en Marc Braet komen niet voor in dit citatenboek omdat niet één van deze dichters dus een onvergetelijk vers zou hebben geschreven. In het geval van de boerendichter H.H. ter Balkt uit de Achterhoek is dit zeker niet waar en dus een onvergeeflijke omissie. (Met de o van een onyx of van een oxymoron!)

Bij de warme letter M van magma, moedermelk, meester Hans Memlinc en mimesis ontbreken Marcel van Maele, Gwy Mandelinck, Victor Alexis dela Montagne, Pol de Mont en Erwin Mortier. Ook zij hebben dus nooit, nee nooit één onvergetelijk vers geschreven.

Claes is de kampioen van de ontraadseling van literaire raadsels, cryptogrammen, kruiswoordraadsels, woordspelletjes, lijsten, opsommingen, geestige bon mots, mystificaties, maskers die hij afrukt, rijmelarijen, stafrijmen, paradoxen, pastiches en spotternijen. En daarom lees ik graag zijn boeken, maar dit 99ste boek dat voorafgaat aan het honderdste is een broddelwerkje voor breiende huismoeders en ingedommelde gepensioneerde leraars. En terwijl ik in zijn honderdste boek bij de c de lijst van zijn honderd boeken lees (ook dit boek is opgebouwd omheen het alfabet) beken ik graag dat ik blij ben dat ik toch minstens een tiental van deze boeken bezit. Terwijl wellicht niemand in dit land (behalve de auteur zelf) al deze honderd boeken, boekjes, brochures en bibliofiele boekuitgaven in zijn bibliotheek heeft staan. Ik vermoed dat Claes ons nog meer dan eens zal overdonderen met een nieuw boek. De heren van Gruuthuuse in Brugge hadden een mooi devies dat Paul Claes zou moet kennen : Plus est en vous.

Hendrik CARETTE

Nec spe nec metu

Partager cet article
Repost0
28 octobre 2011 5 28 /10 /octobre /2011 12:00

 

Sint-Paulusstraat-13--Gust-Gils-.JPG

Sint-Paulusstraat 13

 

Mijn dimensie

 

ik heb vroeger een leuke dimensie gehad

waar ik bizonder was op gesteld:

nog een geschenk van mijn lievelingsoom

die zich vroegtijdig heeft doodgedronken.

 

met behulp van deze dimensie

(een vijfde of zesde, ik weet het niet meer)

kon ik onwaarschijnlijk goochelen.

en er in ronddwalen kon ik

om er onbestaande wezens te ontmoeten.

zo ontdekte ik mijn roeping

van alternatief individualist.

maar ik kon ze ook gewoon, die dimensie bedoel ik,

als klaptafel gebruiken.

 

toen ik verhuisde op een keer

is mijn dimensie achtergebleven.

ik ging sanderendaags terug, maar het huis

mét de hele straat, bleek spoorloos verdwenen.

 

en zulke dimensies zijn vandaag

niet meer in de handel,

vanzelfsprekend

 

uit Onzachte landing - 3 x 33 gedichten + 1 motto, De Bezige Bij, Amsterdam, 1979

 

(Foto en redactie: Bert BEVERS)

Partager cet article
Repost0
27 octobre 2011 4 27 /10 /octobre /2011 11:57

 

Abdijstraat-238--Michel-Bartosik-.JPG

Abdijstraat 238

 

Thuis moeten zachte vruchten

zachter worden gemaakt.

 

Geschrokken handen hebben ze neergelegd

in zonlicht, achter vensterglas.

 

's Avonds scheidt een duim

die net te hevig moet trillen

het overrijpe van de rottenis.

 

Iemand, ergens, droomt nog, proeft

hoe je tussen het meegebrachte uit optilt

de allerkleinste, kauwt, tot je niet meer kan, op iets

 

te droogs

 

uit Geschreven familie, Poëziecentrum, Gent, 2003

 (Foto en redactie: Bert BEVERS)

Partager cet article
Repost0
26 octobre 2011 3 26 /10 /octobre /2011 11:54

 

Hopland-31--Emiel-Willekens-.JPG

Hopland 31

 

Dante

 

In een donkere hoek beneden

staat de pleisteren kop van Dante

nog in bewaring

Met die rare muts

zodat ik vroeger meende

dat Dante een politieman was

 

Wat zou er gebeuren

mocht ik naar het oude huis toe gaan

of ik die kop

maar weer op de schouw mocht plaatsen

waar hij jaren rechtmatig

thuis had gehoord?

Een daad van eerherstel

van heimwee

 

Zou ik weerom het kind

het zoeken en zeuren

gaan opwerken gaan zien

dat ik altijd

lijk de dichters zeggen

gebleven was en ben?

 

Kan zijn

Maar ik geloof het nauwelijks

'k Geloof het niet

 

 

uit Langs deze weg, Paradox Pers, Antwerpen, 1994

(Foto en redactie: Bert BEVERS) 

Partager cet article
Repost0
25 octobre 2011 2 25 /10 /octobre /2011 11:49

 

Visestraat-140--destijds-Oostenrijkstraat-geheten---Blanka.JPG

Viséstraat 140

 

In avondzegen zaait het zongelaat

op ranken torenspits zijn roodste vuur,de huizen-rij versmelt tot grauwen muur

met schaarschen lach van hel-gekleurd plakkaat..

 

Nog licht geen lampenoog door schemerstraat

en stoort geen jazz-muziek dit innigst uur

waarop mijn stille stad voor korten duur

gedachtenloos in droomen ondergaat...

 

[....]

 

uit Door roode vuur, Uitgeverij Steenlandt, Kortrijk, 1936

 

Gyselens geboortehuis maakt nu onderdeel uit van een schoolgebouw. De Viséstraat heette ten tijde van haar geboorte de Oostenrijkstraat.

 

(Foto en redactie: Bert BEVERS)

Partager cet article
Repost0
25 octobre 2011 2 25 /10 /octobre /2011 04:18

 

ParisMagazine.jpg

The Paris Magazine was first published in 1967 by George Whitman my father when the bookshop had been closed by the French authorities because George's papers were not in order. […] Describing in the magazine how he came to be a bookseller George said:

Like many of my compatriots I am something of a tumbleweed drifting in the wind. I drifted into bookselling for no better reason than a passion for books except for the classical reason of all booksellers who are self-employed because they doubt if anyone would employ them.

Sylvia WHITMAN

ParisMagazine2.jpg

Partager cet article
Repost0
24 octobre 2011 1 24 /10 /octobre /2011 11:44

 

Dambruggestraat-344--Marnix-Gijsen-.JPG

Dambruggestraat 344

 

Toen ik kwam met mijn nicht

in den avondtuin, -

haar kleed was een zingende batikweelde -

zagen we samen hoe dol en lenig

mijn zes jonge katjes speelden;

zwart fluweel in het groenste gras.

De maan hing rood

in de boomen, zoo dicht

of er een sprookje aan 't gebeuren was.

 

[....]

 

 

uit Het Huis. Verzen, Meulenhoff, Amsterdam, 1981

 (Foto en redactie: Bert BEVERS)

Partager cet article
Repost0
23 octobre 2011 7 23 /10 /octobre /2011 22:07

 

Lucienne

Gisteren werd Drempeltijd, de nieuwe bundel van Lucienne Stassaert (°1936) in Galerie De Zwarte Panter voorgesteld. De bundel werd ingeleid door prof. em. dr. Joris Gerits.


Niet zomaar gedichten...


Weten dat ik straks dood ben, is mijn belangrijkste instrument om de grote keuzes te maken. Omdat bijna alles – alle druk van buitenaf, alle trots, alle angst voor vernedering of mislukking – wegvalt in het aanschijn van de dood, zodat alleen wat waarlijk belangrijk is overblijft. Weten dat je doodgaat is de beste manier om de val te vermijden dat je denkt dat je iets te verliezen hebt. Je bent al bloot. Er is geen enkele reden om je hart niet te volgen.’ Deze uitspraak van Apple-topman Steve Jobs (1955-2011) kon je lezen in De Standaard van 7 oktober.

Wie Drempeltijd van Lucienne Stassaert zal lezen, zal zelf kunnen constateren dat vele gedichten in haar nieuwe bundel vanuit een soortgelijk weten geschreven zijn. De openingscyclus ‘Bij het vlamgat’is een drieluik opgedragen aan Marel van Maele, de eigenzinnige blinde bard en plastisch kunstenaar die in de zomer van 2009 overleed op 78-jarige leeftijd. Twee jaar daarvoor, in 2007, had hij de dichtbundel Over woorden gesproken gepubliceerd. En naar aanleiding daarvan had Lucienne in briefvorm een bespreking geschreven met volgende verantwoording:

Binnenkort kennen we elkaar al bijna een halve eeuw! Eerst op een afstand en daarna hoe langer hoe beter. Met ‘daarna’ bedoel ik: na de jaren zestig en onze medewerking aan het als zuiver experimenteel gebrandmerkte literair tijdschrift Labris. Onze verbondenheid vormt dan ook de voornaamste reden om in een brief je nieuwe dichtbundel te bespreken, in plaats van in een zogezegd objectieve recensie.' (1)

De openingsstrofe van Luciennes eerbetoon aan de vriend en zielsverwante kunstbroeder Marcel van Maele luidt:

In braille op je gezicht

een vers, op de tast verdicht:

Het is mooi geweest.

 

En de regel ‘Het is mooi geweest’ is gecursiveerd, schuin gedrukt dus, want het is een citaat van Van Maele uit de eerste cyclus van zijn bundel Over woorden gesproken, die eindigt met de conclusie ‘het is schoon geweest’.

Mocht ik Lucienne zijn, dan had ik ‘schoon’ niet vervangen door mooi. ‘schoon’ komt immers voor in het spreekwoord: ‘Want al wat schuin is is schoon’ en dat lijkt me een aardige karakterisering van de persoon en het werk van de tegendraadse Van Maele

In de cyclus trekt Lucienne hevig van leer tegen de dood in het als een mantra te lezen gedicht Olekebolleke Olleketrolleke. Ze daagt de dood uit, scheldt hem voor verrot, kleineert hem met benamingen als Pietje van Nergenshuizen, ouwe knokendraaier, schrielhannes.

De cyclus eindigt met een machtswissel: het lyrische ik dat geïdentificeerd mag worden met de blinde dichter zet de dood opzij. En de blinde wordt de helderziende:

 

Pietje van Nergenshuizen, laat mij door

als licht op licht valt

zwart op zwart:

ik ben de helderziende

 

De cyclus ‘De dubbelzwever’ is eveneens een hommage, dit maal aan de Amerikaanse schilder Tony Mafia (1931-1999), die tien jaar eerder dan Marcel van Maele gestorven is. Hij woonde en werkte de laatste jaren van zijn leven in een atelier in Chloride, een voormalig mijnstadje in de woestijn van Arizona, en in zijn atelier in Hoboken. De cyclus is gemaakt bij tekeningen van Tony Mafia.

 

Ook in de cyclus ‘In de ruikooi’ midden in de bundel staat de dood centraal. ‘Ruikooi’ roept een beeld op van opsluiting, wie ruit verliest zijn veren of zijn haren.

In het eerste gedicht wordt teruggeblikt op een relatie vol machteloosheid en gemis, waarin het zwijgen doodzwijgen werd. En het eindigt met deze prachtige verzen:

 

in de palm van zijn hand

de geest te mogen geven

na het uitruien

in de kooi van het leven.

 

De cyclus bevat gedichten vol dreiging en grimmigheid omdat ‘mijn ziel dreigt te verstikken’.

Het derde gedicht is te lezen als een adieu door het lyrische ik tegen zichzelf uitgesproken en het eindigt opnieuw met uitgepuurde versregels:

 

Zodra het onbereikbare

in het wit verdwijnt

van uitgespaarde verzen

laat ik mij

op de valreep

achter

 

Lucienne Stassaert – ik ga ervan uit dat als ze ‘ik’ schrijft ze het over zichzelf heeft – telt haar dagen af en haar nachten op. Ze telt haar minnaars en haar pogingen om te leven, te sterven.

Ze neemt afscheid van iemand die verdwenen is, die een bron van warmte was die langzaam afneemt. Het strelen van ‘de stijve haren van een middernachtkat’ brengt nog enig soelaas.

Ze constateert dat de aanwezigheid van de dood haar al maar meer overweldigt en dat de einder bijna bereikt is.

In zijn Gesprekken in Tusculum schrijft Cicero dat ‘het hele leven van een filosoof een meditatie over de dood is’ en legt vervolgens uit dat je de angst voor de dood kunt wegnemen door juist dagelijks aan die dood te denken. Is Lucienne niet zo’n filosofe, vraag ik me dan af.

Tien jaar geleden schreef ik een bespreking van Luciennes bundel Afscheidsliedjes onder de titel: Hoor de dood ruisen in de nieuwe bundel van Lucienne Stassaert. Dat ruisen gaat onverminderd door in haar poëzie. Een antidotum ontwaarde ik destijds in het motto van die bundel Afscheidsliedjes, bestaande uit twee versregels uit het twaalfde strofische gedicht van Hadewijch:

Begherten diepheit scept emmermeer,

Ende dat sceppen drincket al die minne.

Minne drinkt steeds wat de diepe, onverzadelijke begeerte schept. En de jezuïet Jozef van Mierlo merkt daarbij in zijn commentaar op ‘De onverzaadbaarheid der Begeerte wordt voorgesteld als een opgedronken worden door Minne.’

Hadewijch is ook in Drempeltijd aanwezig in het ‘Drieluik voor Hadewijch’, dat Lucienne schreef in opdracht van het tijdschrift Revolver en geïnspireerd was door Hadewijchs 44ste strofische gedicht.

Minne hangt me in het lijf.

Zij houdt me nog net overeind.

Mijn alfabet is zij, een honingraat

in de bijenstal van het kwaad

en al het goede dat zij me inboezemt.

Dat is de mystieke helft van de ziel van Lucienne. Een haken naar, begeren van, opgedronken, geledigd willen worden door de Minne, haar in het hart geprent, haar voortstuwend als ‘een windhoos van licht’. ‘Ooit wordt zij (Minne) even werkelijk / als de doolweg van mijn verlangen’ schrijft Lucienne. Kan je de essentie van onze aardse condition humaine en onze hunkering naar een misschien onbestaande maar soms wel verhoopte transcendentie zuiverder formuleren? In de cyclus ’Ontmoeting’ waarmee Drempeltijd afsluit suggereert Lucienne Stassaert dat de kloof gedicht kan worden tussen licht en donker, heden en verleden, droom en werkelijkheid, afwezigheid en aanwezigheid van Minne.

De gedichten van Lucienne in Drempeltijd hebben niet alleen een filosofisch en mystiek substraat, maar ook een protestants. Ik verklaar me nader. In de cyclus ‘Miserere’ met de ondertitel ‘voor bedrogen zeevogels’ protesteert ze op ronduit militante wijze tegen de olierampen die van de zee een doodlaken maakt, de zeevogels hun laatste Oliesel bezorgt, de kust en het strand zwart maakt want ‘met teer en veren besmeerd’.

 

Hevig weerklinkt ook haar protest in de gevangenisgedichten in de cyclus ‘Oogcontact’.

Lucienne Stassaert is een geëngageerde dichteres. Ik wil hier graag verwijzen naar de actieve rol die zij jarenlang gespeeld heeft in het Writer in Prison Committee van de Vlaamse PEN ter ondersteuning van auteurs die in de gevangenis zitten om het loutere feit dat zij gebruik maken van het recht op vrije meningsuiting. De dichteres wraakt de bommenregen van invasielegers, beschrijft wrang de migratiestromen in wrakke boten naar Ford Europa, verwoordt de wanhoop en het gemis van gedetineerden. Met een tegen het cynisme aanschurkende ironie verklaart ze dat het leven in een gevangeniscel in België van een andere orde is dan een verblijf in een dodencel in volgende strofe:

 

Denk – om te bekomen van de zoveelste dag –

aan de deur in een dodencel

of stel je een injectiespuit voor

die voor een instant-verbinding zorgt met Pietje Paniek.

Want al heb je geen bidsnoer

om in geval van lust te vingeren

in deze gesloten retraite

of faciliteitengevangenis

met muziek om depressies te verzachten

en klassieke taalkwesties die bewijzen

dat ons surrealisme

een moeilijk te verteren Belgisch recept is

hier worden alleen maar vliegen doodgeslagen

 

Straks zal Lucienne de cyclus ‘Leven’ voorlezen. Je kan de cyclus beschouwen als haar complexe definitie van ‘Het’, waarmee telkens naar ‘het leven’ en haar beleving ervan verwezen wordt. Je kan het beluisteren als een de loutere anekdotiek overschrijdend poëtisch biografisch relaas. Je zal horen hoe het leven verloopt, letterlijk te interpreteren.

 

Les mots, il suffit qu’on les aime pour écrire un poème’, beweerde Raymond Queneau. Dat is waar, maar liefhebben alleen volstaat niet, men moet ook kunnen schrijven. Dichten is een métier. En dat beoefent Lucienne Stassaert met verve. Haar woorden en beelden verrassen voortdurend. Sinds La Esterella dacht ik dat de meeuwen schreeuwen, na Drempeltijd weet ik dat ze kliauwen. En dat miezelen een variant van miezeren is in volgend krachtig beeld van een door olie bevuilde zee:

Een doodlaken, die olievlek

waar nevel in nevel miezelt

bij een aangezwart strand.

 

Met - een scherm is een scherm is een scherm – wordt terloops geknipoogd naar Gertrude Stein. In haar gevangenisgedichten heeft Lucienne het over het uithoudingsverlangen van de gedetineerde dat ondermijnd wordt, waar je spontaan uithoudingsvermogen had verwacht. Dat doorbreken van het cliché verwachtingspatroon van de lezer zorgt ervoor dat zijn aandacht voor het woord dat er staat scherp blijft. Lucienne aarzelt niet om een negentiende eeuws poëtisch woord, zoals ‘opblauwen’ te laten opdoemen. En ten behoeve van het binnenrijm lopen soldaten niet met schuim, maar ‘met het broes van de rimboe op de mond’.

 

In het recent verschenen Nagelaten werk van de veelbelovende poëziecriticus Jeroen Mettes die vijf jaar geleden voor de dood koos, toen hij 28 was, staat het volgende: ‘Poëzie bestaat bij de gratie van de lezer die zegt: “Ja, dit is poëzie”, dat wil zeggen niet zomaar een gedicht over iemands dode moeder, over Bach, “poëzie”, hoe dan ook, niet zomaar een gedicht.’

Drempeltijd is een bundel met niet zomaar gedichten, met ‘poëzie’ dus, en ik hoop dat hij veel lezers zal krijgen.

Joris GERITS

(1) 92ste aflevering van de Mededelingen van het Centrum voor Documentatie en Reëvaluatie, gedateerd 9 april 2007.

Partager cet article
Repost0
23 octobre 2011 7 23 /10 /octobre /2011 11:38

 

Keizerstraat-19--Dirk-Vansina-.JPG

Keizerstraat 19

 

In memoriam matris

 

Zó, moeder, kan 'k u nog beminnen

Door mij op u stil te bezinnen.

'k Zie u gebogen op uw brei.

Mijn hart heeft u niet opgegeven

Uw liefde is mij bijgebleven

En, ver, blijft ge me steeds nabij.

 

Ik hoor het tikken van de naalden...

Ach, vroeger wist 'k niet dat ze taalden

Het stadig tikken van de tijd

En hoe, in vele, vele mazen

Wijl wij onachtzaam boeken lazen

Verging uw leven voor altijd.

 

[....]

 

uit De liefde leeft, Uitgeverij Heideland, Hasselt, 1966

(Foto en redactie: Bert BEVERS)

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche