Frans Depeuter
Beste Frank,
Met knikkende knieën in het "oerdegelijk droog Kempisch zand" danken wij je vooreerst voor je abonneeschap van Heibel, dat je toch gedurende vier jaar volhield en nu op hoffelijke wijze beëindigt. Ook dank voor je medewerking aan een paar nummers van onze "Story op Kempische ezelspoten", waarvoor je "zeer vereerd" verklaarde te zijn. Ten derde male dank voor de laudatio die je in 2011 uitsprak bij onze Nestoruitreiking, tijdens dewelke je ook nog enkele van je Italiaanse liedjes hebt gezongen, waarmee je terecht succes oogstte bij de zowat 350 aanwezigen in het nokvolle cc 't Schaliken.
Ook in 2010 was je al present geweest bij de Nestoruitreiking en het weze gezegd: ook toen schuimde je over van enthousiasme. "Vorig jaar was ik hier in ’t Schaliken," zo begon je laudatio. "Het was de eerste editie van de Nestorprijs die ik kon meemaken. Ik was verrukt" (zie in deze blog: 'Frank de Vos huldigt Herman Elegast'). Je toespraak was overigens gedegen naar inhoud én vorm. Alleen jammer van die éne bok. In de tekst die je mij doormailde voor opname in Heibel, schreef je: "Plus êtes en vous", wat ik, beleefde jongen als ik ben, discreet veranderde in "Plus est en vous", zoals Lodewijk van Gruuthuse in zijn paleis te Brugge liet beitelen.
Dat je in 2012 prominent afwezig was op de Nestoruitreiking, is te begrijpen. Wij hadden immers de onvergeeflijke zonde begaan de Strangers te huldigen. De Strangers, stel je voor! Die schavuiten die in 1992 voor het Vlaams Blok hadden opgetreden, waarvoor ze terstond werden overgoten met pek en veren en verbannen naar de hel. Ondertussen, 20 jaar later, mede door hun deelname aan een benefietconcert voor de bijna failliete De Morgen eind jaren '80 en aan de opluistering van het bal van Patrick Janssens in 2005, was de fatwa een beetje geluwd, maar gelukkig was jij hun misdaad niet vergeten.
Maar nu heeft Heibel een nieuwe zonde begaan. Ik heb namelijk schennis gepleegd op de gestaatsprijsde roman Black Venus van Jef Geeraerts. Om er het pornografische karakter van aan te tonen citeerde ik uitvoerig, teneinde niet het verwijt te krijgen dat ik zo maar iets uit mijn nek klets. Of Jef daardoor de door jou gesuggereerde titel van "negerinnen-neuker" mag voeren, laat ik over aan het wijze oordeel van de Heibellezers… en aan de creatieve visie van Frank De Vos natuurlijk. Door al dat gecitater wordt alleszins één ding duidelijk: in Black Venus gaan geen vijf bladzijden voorbij zonder dat de borsten, piemels, ballen, clitorissen en ander dienstdoend gerei je om de oren flappen. De term "opgezwollen clitoris", die je op mijn tekst meent te moeten plakken, is inderdaad best toepasselijk. Op Black Venus welteverstaan. Wat ik overigens net wou aantonen.
Jouw wissewasje lezend moet iemand die Geeraerts' genitaliëncatalogus niet behoorlijk heeft ingekeken, vast de indruk krijgen dat ik uitsluitend heb gefocust op de pornografische aard van het boek. Er staat echter ook nog wat anders in mijn 'essay'. Aan de hand van andere allegaties toon ik nl. eveneens aan dat het werk uitgesproken seksistisch en racistisch is. Dat de vrouwen in Black Venus als "primaire seksmachines", "Lybische slavinnen" en "essentieel een kut" worden betiteld en dat de zwarte mannen "godverdomde nikkers" en "bavianen" worden genoemd, vind je evenwel de moeite niet waard om er een melding of grapje over te plegen. Het past immers niet in je plaatje dat mij als een gefrustreerde Kempense lijpkikker moet voorstellen.
Kijk, mijn beste Frank, die DRIE zaken vormen de essentie van mijn Heibelstuk: racisme, seksisme en pornografie. Het was geenszins mijn bedoeling een oordeel te vellen op grond van de literariteit van Black Venus. Bij het verschijnen ervan erkende ik al dat "het tentoongestelde vakmanschap onbetwistbaar is: Geeraerts kán schrijven, kan verdomd goed schrijven" (Heibel VI, 3-4). Overigens laat de titel van mijn 'essay' geen twijfel: "Black Venus revised op morele gronden". Aan die ethische gronden heb jij blijkbaar een broertje dood, want op je blog belijd je: "Ik heb een hartstochtelijke afkeer voor () ethisch gezwets ()". Welnu, mij was het erom te doen bij de waardebepaling van Black Venus de parameter 'ethiek' toe te voegen. Want hoe dan ook – en daar kunnen geen tien Vossen wat aan veranderen – élke tekst, élke schepping is tegelijk een esthetisch én ethisch verschijnsel, al bestaat de 'ethica' maar uit de intrinsieke erkenning van het prioriteitsrecht van de esthetica.
En daar is nu juist het kalfje gebonden, zie. Wat ik beoogde met mijn 'essay', is aan de kaak te stellen dat Orchis Miltaris van Ivo Michiels het moest afleggen tegen Black Venus. Tussen die twee romans ging het in de finale voor de literaire staatsbeker 1969. Tussen "het voorname, zuiverende, stijlvolle Orchis Militaris van Michiels, dat naar vrede en schoonheid zocht, of het immorele, seks- en racistische Black Venus van Geeraerts, dat geweld en ongebreidelde promiscuïteit uitdroeg" (uit 'Black Venus revised op morele gronden'). Jammer toch dat je ook dat niet aanraakt in je 'kritiek'…
Een ander varkentje dat je laat knorren, is mijn 'feuilleton' (sic) over Walter van den Broeck, dat inderdaad een lijvig dossier vormde, alweer opdat ik niet zou moeten horen dat ik zo maar wat blaasjes sta te pissen én omdat er aldoor en alom gemord wordt over het gebrek aan grondigheid in de literaire kritiek. Net zoals mijn andere kritische teksten gaat dat dossier uit van mijn Du-Perroniaanse overtuiging dat leven en schrijven van een literator dienen samen te vallen. M.a.w. dat er geen discrepantie mag bestaan tussen zijn teksten en zijn realia, tussen wat hij zegt en wat hij doet, tussen de Vorm en de Vent.
De "pittige weetjes", zoals jij het noemt, maken deel uit van de ganse persoonlijkheid van de auteur en kunnen wel eens een genuanceerd licht werpen op zijn werk. De karikatuur die jij ervan maakt, nl. dat het zou gaan over "zijn schoenmaat, de kleur van zijn onderbroek met frontstreep, de belle vue op zijn arbeiders-decolleté, zijn vuile sokken, de curryworst special", zullen we maar vergeten, zeker? Het is er 'over', Frank, en niet zomaar een klein beetje! Temeer omdat je alweer met geen woord rept over de essentie van mijn tekst, t.w. het echec van Van den Broecks roman Terug naar Walden, – die je toch ook wel gelezen hebt, mag ik aannemen? – die door zijn gekunsteldheid, zijn gebrek aan authenticiteit, zijn historische onnauwkeurigheid, zijn rommelige opbouw, zijn bombastische stijl, zijn schoolvosserige wijsneuzigheid, zijn clichématige taal en beelding, zeg maar: zijn globale flauwekul niets meer is dan “een rommelig kettingverhaal” met een “onwaarschijnlijke, rocamboleske plot”, “wriemelende, potsierlijke personages” en een “sputterende motor”, zoals Dirk Leyman het in De Morgen uitdrukt (21-10-2009).
Evenmin toucheer je de inconsequenties van de 'vent' Van den Broeck, die zowat alles geworden is wat hij vroeger aanklaagde. Zo noteerde hij ooit: “Het wordt tijd dat men alle subsidies aan kunstenaars onverbiddelijk afschaft. Kunstenaars die om een subsidie vragen lijken mij eenvoudig een boel sufferds die niet schijnen te beseffen wie of wat zij vertegenwoordigen in een staat. Een kunstenaar is een pretentieus iemand die zich op een bepaald ogenblik buiten en boven de maatschappij stelt. Hij eigent zich het recht toe die maatschappij te bekritiseren, ja zelfs te hervormen. Het komt mij nogal lachwekkend voor dat men dan voor zijn kritiek en zijn geplande revolutie nog centen gaat vragen van die maatschappij." Dat soort uitspraken heeft echter niet belet dat VDB zich intussen tot een van de hoogst gesubsidieerde auteurs heeft opgebedeld en met graagte meespeelt in de iconodoulie die hem vroeger zo tegen de borst stuitte.
Bovenstaand citaat dateert van Van den Broecks Heibeltijd in 1966, maar jij was toen nog maar een gezonde koter van tien die liever met matchboxjes speelde dan met literatuur. Overigens heb je overschot van gelijk: je kan beter een Depeuter tackelen dan kritiek te leveren op vedetten als Van den Broeck en Geeraerts. Je gratuite tekstje illustreert perfect wat ik bedoel in het laatste Heibelnummer: "De Vlaamse Literatuur bestaat bij de genade van Monumenten en Heiligenbeelden. () Wie één negatieve gedachte over deze Hemelsen durft te uiten, krijgt meteen een hele zwik zeloten over zich heen. En dus: over hen zegt men geen scheef woord, niemand durft de nimbus van hun hoofd te trekken, niemand waagt het zelfs maar aan hun tenen (want die hebben ze, en in grote maten!!) te kriebelen. () Zolang er nog rook uit hun pijp komt, () kun je er best met eerbied over praten of er hoogstens over zwijgen. De sanctis nil nisi bene, om het met een variante van Chilo, een der zeven wijzen van het Oud-Griekenland, te zeggen."
Genoeg over de Heiligen. Er is ook nog Peter Holvoet-Hanssen, die zonet op de Arkprijs van het Vrije Woord werd bijgezet. Laat me eerst toch even zeggen dat ik de poëzie van HaHa erg waardeer en dat ik in mijn gewezen hoedanigheid van jurylid van de provinciale commissie met gloed de subsidiëring ervan heb verdedigd. Ik ga dus volledig akkoord met de motivatie van de jury, nl. "de ongedwongen en anarchistische manier waarop hij met taal en taalgebruik omgaat". Wat mij daarom des te meer verbaast is dat een anarchistische dichter, zoals hij door iedereen wordt betiteld, bereid is om mee te spelen in een toch wel burgerlijke bedoening.
Als in die Ark nu nog een serieuze geldprijs besloten zat, dan zou ik het een armlastige auteur niet ten kwade duiden dat hij/zij zich eventjes leent tot dat soort ijdele honneurs. Maar nee hoor, niks geld, alleen een beetje literaire symboliek: je naam wordt gegrift in een miniatuurark die wordt bewaard in het Letterenhuis in Antwerpen. En als supplementje mag de winnaar dat kleinood even vasthouden en eventueel in de hoogte steken, wat de anarchistische dichter HaHa niet naliet. Zoals "een coureur die de Trofee van de Kermiskoers van Schellebelle heeft gewonnen", inderdaad. Of was het toch een satirisch en dus ondergravend gebaar van HaHa?…
Ik weet niet wat je het meest heeft geërgerd, dat ik me een beetje vrolijk maak over de inconsequentie van Peter HaHa of dat ik luchtig doe over de Arkprijs. Mag ik in verband met dit laatste misschien Guido Lauwaert even aanhalen: " De jaarlijkse uitreiking van de Arkprijs van het Vrije Woord is verworden tot een pronkgebeuren van arkbroeders en -zusters. Het is een braaf gebeuren dat vooral aantoont wat het in oorsprong wilde belijden, desnoods met de vuist op de tong: het vrije woord. Want als één ding duidelijk is, is dat de Arkprijs enkel oog en gravering heeft voor wie in zijn kraam past. Wie bevestigt wat al gedacht is." (zie in deze blog, 13 mei 2010). En Lauwaert eindigt met: "Ik geloof dat met dit artikel ik voor eens en voor goed de kans heb verkeken op een plaats op de Ark. Gelukkig heb ik al jaren mijn eigen bootje. Dat er verdomd nog stevig uit ziet. Ondanks de vele stormen."
Dat zijn woorden die evengoed in Heibel hadden kunnen staan. Want ook Heibel is wars van gekruip en gelik. Ook Heibel laat zich niet sussen door eerbetuigingen en doet niet aan kansberekening. Ook Heibel stelt zijn "eigen bootje" als hoogste doel. Ja, beste Frank, al je klakkeloze spot ten spijt. Je gratuite oprisping dat Heibel "zich trots presenteert als 'een blad zonder blad (voor de mond)', () als 'onafhankelijk-kritisch-satirisch-polemisch tijdschrift'", zou ik kunnen counteren met de even gratuite bewering: "Frank de Vos pretendeert met trots: 'Ik heb een hekel aan schraal gelal, woorden zonder daden (). Ik sta ook bijzonder op mijn onafhankelijkheid.'" Zo stel je jezelf toch voor in je blog, niet? Maar wat bewijs ik daarmee? Niets noppes nada. Evenmin als jij iets bewijst met je zure 'boerke'. Wie de satirische-kritische (on)waarde van mijn Heibelbijdragen wenst te kennen, moet zelf Heibel maar lezen in plaats van blindweg een klakkeloze uitlating van om het even wie na te praten.
Het verwijt dat Heibel niet onafhankelijk zou zijn, kan ik echter niet blauwblauw laten. Omdat het zelfs geen oordeel meer is, maar een plompe leugen. Om niet gemuilband te worden wijzen wij immers alle subsidies af – zo staat het ook in elk nummer van ons blad –, maar ook van politieke partijen, van het literaire wereldje, van uitgeverijen, ja, zelfs van elkaar zijn wij onafhankelijk. En om het eens brutaal uit te drukken, mijn beste Frank: je slaat er met de klos naar wanneer je schampert: "Heibel, de blauwe hemel voor geliefde knuffelberen, de brandstapel voor verketterden." Je draait de zaken om, je zet ze op hun kop. Wié wordt er in het literaire wereldje geknuffeld? Toch niet de Depeuters en Hannelores, dacht ik. Wiens werk wordt in allerlei media doodgezwegen? Wie krijgt alle faciliteiten bij de voor-het-zeggen-hebbers? Wie? wie? wie? Komaan, zeg, een beetje ernst, hè. Een man als jij moet toch weten dat zo'n ongegronde uitspraak je reinste populisme is. Vervang Heibel bij voorbeeld door Humo en je bekomt: "Humo, de blauwe hemel voor geliefde knuffelberen, de brandstapel voor verketterden", enzovoort. Uiteraard zou dit uitspreeksel niet minder populistisch zijn dan het jouwe, maar misschien ligt het toch een beetje dichter bij de waarheid.
Frans DEPEUTER
P.S. Dat je je abonnement op Heibel niet meer betaalt, daar moet je niet te zwaar aan tillen, Frank. Één abonnee minder maakt heus de zaak niet, we hebben er nu nog 334 (waarvan 104 mecenassen, ereleden, beschermende of steunende leden) en dat is ruim voldoende om het blad ongesubsidieerd in leven te houden. En voor wat betreft je 'kleine kamertje', je zit daar nu toch niet zonder papier je ding te doen, hoop ik. Na een degelijk poepje moet een mens zich toch kunnen 'verschonen', niet? Anders is er nog altijd je krant, die kun je in vier knippen en de velletjes aan een spekhaak prikken zoals mijn ouders het vroeger deden op het 'huiske' van hun 3-koetjes-boerderijtje. Als het je kan helpen: mijn ouders gebruikten daarvoor de Gazet van Antwerpen. Zij waren katholiek, zie je, en die was dat toen ook. Als hygiënisch alternatief kan je ook altijd Scottex gebruiken (pak van 6 rollen van 600 vellen, geparfumeerd, 2-lagig, thuis geleverd voor € 16,78)." )
*
Bovenstaande tekst is een verkorte versie van een gedeelte van de repliek die Depeuter schreef naar aanleiding van "'Heibel' tot in den treure" dat op 9 januari 2013 op deze blog verscheen. In de eerstvolgende aflevering van de Mededelingen van het CDR(nr. 203) verschijnt het volledige opstel, waarin Depeuter het ook nog heeft over brandstapels, ijdelheid, champagnedrinkers, literaire paria's, grote geesten, kaviaarlinks en kaviaarrechts, stadsdichters, witte olifanten, subsidies, mesquinerie, Bergen-Belsen en dat soort dingen.
■