Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
27 juillet 2008 7 27 /07 /juillet /2008 23:32

Op donderdag 14 augustus 2008 zijn Manu Bruynseraede, Charles Jarvis, Kristo en Barbara Brewaeys te gast bij De Muzeval. Inleiding en presentatie Herman J. Claeys en Bart van Peer. Na de pauze: vrij poëzie-podium.

Deuren: 19u30.

Aanvang: 20 u.

Toegang: gratis.

Locatie: literair-artistiek café Den Hopsack, Grote Pieter Potstraat, 2000 Antwerpen.

(Openbaar vervoer: Groenplaats)

&

Kristo, artiestennaam van Kristof Petrus Carina Van Hooymissen (Boom, 13 januari 1983). Kristo is een Vlaams auteur, dichter, muzikant, uitgever en kunstschilder.

Kristo maakte reeds op jonge leeftijd kennis met muziek tijdens zijn opleiding economie-moderne talen. Zijn vader betaalde zijn gitaar- en muziekonderwijs. Zijn grootste invloeden dankt hij aan Metallica, Nirvana en The Doors. Zijn hele jeugd werd getekend door een niet te onderschatten melancholie. Als enige toeverlaat had hij zijn gitaar. Hij was als de verpersoonlijking van Kurt Cobain in zijn dorp Willebroek. Na een turbulente jeugd vol drank, drugs en depressie maakt hij op zijn achttiende een heftige psychose door. In de psychiatrie maakt hij kennis met Vlaams auteur Felix Sperans. Sperans wijdt hem in in het schrijversschap. Zijn hele jeugd zou hij van zich afschrijven in zijn eerste boek, verschenen onder pseudoniem Peter Bracke.

Kristo verhuist naar Antwerpen waar hij kennis maakt met dichter en kunstenaar de Antistresspoweet, vlak na een kortdurende opleiding aan de Antwerpse pop- en rockschool Hammeron te Deurne bij beroepsmuzikant Alain Smits. In een mum van tijd maakt hij kennis met de Antwerpse kunstenaarswereld en begint hij poëzie te schrijven, ook componeert hij een popsong en begint te schilderen. Hij ontmoet auteurs J.M.H. Berckmans, Manu Bruynseraede en nachtburgemeester Vitalski, allemaal ex-leden van het voormalige Circus Bulderdrang. Met Bruynseraede publiceert hij een briefwisseling over hun eigen leven en ervaringen als kunstenaars en hun psychiatrische achtergrond en in het boek bespreken ze allerhande maatschappelijke fenomenen zoals armoede, spiraaldynamiek en politiek. Er worden contacten onderhouden met andere kunstenaars, waaronder Jan Fabre. Vitalski en Bruynseraede leiden zijn eerste dichtbundel in.

Kristo trad reeds op in literair café 'Den Hopsack' in Antwerpen (het podium van dichter Herman J. Claeys), gaf voordrachten in het kunstenaarsdorp Ruigoord in 2007 en 2008 te Amsterdam (samen met Herman J. Claeys) onder de organisatie van dichter Hans Plomp en deed optredens voor Stichting Zondag! in café De Kleine Wereld in Antwerpen. Kristo is manisch-depressief en heeft al enkele psychosen achter de rug, toch is hij vastbesloten creatief aan de slag te blijven.

Begin 2008 manifesteert Kristo zich eveneens als uitgever, naast zijn eigen werk publiceert hij het werk van muzikant Charles Jarvis waarmee hij het uitgeverswerk van Vitalski verderzet. Al het werk wordt gedrukt en verspreid via het uitgeversbedrijf The World Wide Association of Writers te Puurs.

 

Bibliografie

Proza

2007, Van Kurt tot Boeddha (onder pseudoniem Peter Bracke) ISBN 97890 81176415

2008, De brieven van Epsilon (samen met Manu Bruynseraede) ISBN 9789081176422

Poëzie

2008, Catharsis, gedichten als reiniging van de ziel ISBN 9789081176439, (ingeleid door Manu Bruynseraede en Vitalski)

Meer info:

www.myspace.com/kristopop1983

Partager cet article
Repost0
26 juillet 2008 6 26 /07 /juillet /2008 04:51

Onder de titel ‘Made ready’ publiceert Renaat Ramon een voortreffelijk essay in Poëziekrant over Hans Clavin (pseudoniem van Hans van der Heyden,°1946, IJmuiden), die al lang aan de weg van de concrete en visuele poëzie timmert.

Vorig jaar werd in de bundel Visual poems werk bijeengebracht van Clavin, ontstaan tijdens de jongste vier decennia. De twaalf afleveringen van zijn periodiek Subvers vormen daarin het hoogtepunt.

Renaat Ramon is een van de beste kenners van de concrete en visuele poëzie in de Nederlanden. Dat bewijst hij eens te meer in zijn verhelderende en aanschouwelijk geïllustreerde essay waarin hij o.m. stelt dat Clavins procédé verwant is aan de techniek die Paul van Ostaijen in Bezette stad hanteerde. Hij aarzelt niet terloops of impliciet enkele puntjes op de i’s te zetten. Zo wijst erop dat in Visual poems de bundel Maskers van Paul de Vree (1973) is geregistreerd als nummer 11 van Subvers, “maar dat werd niet in de losbladige uitgave vermeld”. Inderdaad, bij nazicht blijkt dat Maskers verscheen als coproductie van the subvers press en de tafelronde, zonder enige verwijzing naar een reeksverband.

Ramon beschrijft secuur het mapje Maskers:

“Elk blad toont acht maskers, die op grafisch vernuftige en ritmische wijze als versregels worden gepresenteerd. Telkens vier zwarte maskers met witte ‘ogen’ en zwarte tekst daarin, en vier andere vice versa; de laatste twee bladen tonen maskers die, verticaal gedeeld half wit half zwart zijn. Op elke oog is een woord of een woordfragment aangebracht. De teksten – vijf Nederlandstalig, zeven Engelstalig – vormen telkens per blad een geheel, een zin van zestien tot negentien woorden/lettergrepen.”




Vanaf de tweede helft van de jaren zestig publiceerde Hans Clavin geregeld in De Tafelronde.

Paul de Vree nam een visueel gedicht van hem op in het essay annex bloemlezing Poëzie in fusie: visueel, konkreet, fonetisch (Lier, De Bladen voor de Poëzie, 1968):

Hans Clavin:I.M. Marilyn Monroe (1968)

In een niet gedateerde extra-editie van Neonlicht (te situeren in 1970 of 1971), schreef hij een recensie over Clavins Holland Var.969, een uitgave van De Tafelronde (1970).

Hans Clavin schuwt het epigonisme als de pest. Er zijn vanzelfsprekend vormelijk reminiscenties aan de voorgangers aan te stippen (te wijten aan de constructivistische tendens in de konkrete poëzie), maar van gedicht tot gedicht springt de vindingrijkheid zo in het oog. Zich zeer indachtig dat de vorm ook de zin van het gedicht bepaalt, spreekt hij de verbeelding aan. L’imagination au pouvoir. Ziedaar de aantrekkelijkheid van zijn werk. Zij ontsnapt de lezer wanneer deze de sensibiliteit voor het grafische o.m. niet opbrengt. Hetgeen mij het geval schijnt bij Kees Fens, die tegen de “met de hand geschreven en getekende stukken bevreemd aankijkt”. […] Dinaux en Rein Bloem leggen in hun recensie opvallend de nadruk op het “speels” karakter van Clavins bundel. Ik ben het daarmee volkomen eens. […] Waar nog mag aan toegevoegd dat het ook “ingenieus” […] naar het protest tendeert.

Indien er zoiets als een “prijs der verrassing” zou bestaan, dan zou hij in Nederland anno 1970 aan Clavin moeten worden toegekend.

Eind van de jaren zeventig lijkt het dat Clavin de visuele poëzie voor bekeken hield. Onder zijn eigen naam publiceerde hij naderhand schrijfpoëzie.

In zijn standaardwerk Poésie sonore internationale (Paris, Jean-Michel Place, 1979) spreekt Henri Chopin over ‘les “amuse-gueule” du moqueur Clavin, qui, lorsqu’on est au restaurant, s’amuse avec le verbe…’

Henri-Floris JESPERS

Poëziekrant, jg. 32, nr. 5, juli-augustus 2008.

www.poeziecentrum.be

Partager cet article
Repost0
25 juillet 2008 5 25 /07 /juillet /2008 04:17

In het honderdste geboortejaar van Georges Simenon (1903-1989) werden in België en Frankrijk ‘verwoede pogingen gedaan Simenons werk in te lijven in de wereldliteratuur’, aldus Yra van Dijk

Of het werk van Simenon literatuur is of niet, beschouwt zij als een ‘onbeantwoordbare vraag’.

Daarom zou in het geval van Simenon zinvoller zijn om op postmoderne wijze te accepteren dat het verschil tussen ‘echte’ en semi-literatuur niet te maken valt, en vooral dat zo’n onderscheid niet belangrijk is. Dan kunnen zowel de Maigrets als de ‘romans durs’ mee de 21ste eeuw in. Helaas nemen de Fransen (die zich de in Luik geboren en getogen auteur voor het gemak hebben toegeëigend) geen genoegen met zo’n postmoderne oplossing. Liever dan hun eigen filosofen te geloven dat alleen de ‘tekst’ van belang is, proberen ze te bewijzen dat dit wel degelijk literatuur is. (1)

Wat er ook van zij, in de Franse republiek der letteren betekende de publicatie van twee delen in de ‘Bibliothèque de la Pléiade’ (eenentwintig romans, waarvan vijf Maigrets) de ultieme consecratie.

In academische kringen werd zijn oeuvre echter lang geïgnoreerd. Net als heel wat autodidacten vertoonde Simenon de neiging zich op wantrouwende en spottende wijze anti-intellectualistisch op te stellen, aldus Paul Theroux in de NYRB-editie van The Widow (2). Het gevolg was voorspelbaar:

The universities returned the compliment, rubbishing him and belittling or ignoring his work. The academy is uncommonly fond of the struggler and the sufferer; scratch even the most severe academic and you find a supporter of the underdog. How can (so the argument seems to run) a prolific and popular writer be any good? Usually, like Ford Madox Ford or Trollope they are nailed as graphomaniacs and subjected to cruel simplication, represented by one book, not always their best. Professorial philistinism dogged Simenon; so did snobbery. (3)

De Ierse romancier John Banville, bekroond met de Man Booker Prize 2005, begon onder het pseudoniem Benjamin Black ‘mystery novels’ te schrijven na de lectuur van Simenon (Christine Falls, 2006: The Silver Swann, 2007; The Lemur, 2008).

I was really blown away by this extraordinary writer. I had never known this kind of thing was possible, to create such work in that kind of simple — well, apparently simple — direct style. ... Looking back, I think it was very much a transition. It was a way of breaking free from the books I had been writing for the last 20 years, these first-person narratives of obsessed, half-demented men going on and on and on and on.

John Banville refereert aan de vaak geciteerde uitspraak van André Gide .

Gide, who admired Simenon, felt that he had not achieved his full potential as an artist, which may be true: If he had tackled his obsessiveness and found a way of slowing himself down, he might have written the leisurely and long-fermented work that Gide apparently expected of him. But that book would not have been a  ‘Simenon’, and it is in the ‘Simenons,’ surely, that Simenon displayed his prodigious and protean genius. (4)

In 1937 werd Simenon inderdaad door Gide getypeerd als  ‘un grand romancier, le plus grand sans doute et le plus vraiment romancier que nous ayons en France aujourd'hui’. Zoals Banville wel degelijk vermoedt, is er inderdaad een misverstand in het spel, wat voldoende blijkt uit de briefwisseling van Gide en Simenon, en vooral uit de grondig uitgewerkte aantekeningen van Gide voor een essay over Simenon dat hij uiteindelijk niet schreef, bekend als ‘le dossier G.S.’.

Na de lectuur van sterke romans als Lettre à mon juge, Trois chambres à Manhattan en Pedigree, formuleert Gide heel wat voorbehoud:

C’est très joli de découvrir l’Amour à votre âge, mais ce prodigieux don de sympathie qui vous permettait (avec ou sans Maigret) de vivre dans autrui, de devenir autrui, cède ici à l’expérience personnelle et, presque, à la confession; et ce qui, pour vous, est nouveau, ne l’est pas du tout en littérature.(5)

Wanneer Simenon toegeeft aan de drang de persoonlijke ervaring centraal te stellen, mag dat misschien in zijn ogen nieuw lijken, maar in ‘de literatuur’ helemaal niet. In feite zegt Gide op hoffelijke wijze: schoenmaker, houd je bij je leest. Bekentenissen, onthullingen, ontboezemingen zijn immers zijn handelsmerk, het jachtgebied van de ‘klassieke’ literatuur. Wanneer Simenon zich op dat terrein waagt, blijkt de man die hij als ‘Mon cher Maître’ aanspreekt minder ontvankelijk. Ieder zijn territorium.

Dominique Fernandez, die de briefwisseling tussen Simenon en Gide inleidde, onderstreept in dat verband: 

Nous touchons là au malentendu le plus grave entre les deux écrivains. Pour Gide, Simenon est et doit rester le défricheur d’une terra incognita, et son rôle doit se borner à révéler au monde un nouveau paysage de l’homme, jamais exploré en littérature, tout cet univers de paumés, de faillis, incapables même de réussir leur suicide (Les Suicidés). Mais qu’il se risque sur le terrain « classique » de la littérature, qu’il tente, avec (l’admirable pour nous) Pedigree, d’explorer ses souvenirs d’enfance et de jeunesse, halte-là! le gardien du Panthéon accuse presque de crime de lèse-majesté celui qu’il ne juge pas avoir les moyens de prendre la suite de Jean-Jacques Rousseau, de Chateaubriand, de Tolstoï, de Renan, de Barrès et de tant d’autres analystes et mémorialistes d’eux-mêmes. (6)

Simenon was zich terdege bewust van de ambiguïteit van zijn status. Hij was ervan overtuigd een aparte plaats, geheel eigen plaats in te nemen, niet alleen in de moderne politieroman, maar ook in de roman tout court.

&

In de jaren vijftig verschenen de Nederlandse vertalingen van de politieromans van Simenon in oplagen van vele tienduizenden exemplaren. Het succes in Vlaanderen ‘kwam er ondanks de ongunstige reactie van de katholieke kerk: verscheidene van zijn detectiveromans kregen van Boekengids een I of een II’. (7)

I betekende ‘verboden lectuur: Boeken die 1) op de Kerkelijke Indexlijst voorkomen  2) door de algemene regelen van de kerkelijke boekenwet veroordeeld zijn of 3) op grond van de christelijke zedenleer of van de natuurwet voor de meeste lezers verderfelijk moeten worden geacht’; II stond voor ‘streng voorbehouden lectuur: Deze boeken mogen slechts bij uitzondering om gegronde redenen, door welgevormde rijpere lezers worden gelezen’.

In de cultuurpagina’s van de geschreven pers kwam misdaadliteratuur nauwelijks aan bod, behalve in Volksgazet, waar Piet van Aken al in 1947 een lans brak voor het oeuvre van Dashiell Hammet, en waar Hubert Lampo in de jaren vijftig bij herhaling de aandacht zou vestigen op Simenon als romancier tout court (8), ‘een geniaal schrijver, als men het mij vraagt, die aan alle categorieën, en voorgekauwde systemen ontsnapt, maar met wie wij ons zelf verbonden voelen’.

Was het niet Jean-Baptiste Baronian die laconiek stelde: ‘Nous sommes tous effectivement, vous et moi, des personnages de Simenon’ ?

&

Simenon werd in 1951 verkozen als lid van de Académie royale de langue et de littérature françaises. Een magere troost voor de man die droomde van de Nobelprijs. Het startsein tot de academische erkenning van het oeuvre van Simenon kwam vanuit de universiteit van Luik, aanvankelijk vanuit een locale toe-eigeningsstrategie:  de verloren zoon wordt binnengehaald. Dat was Simenon kennelijk niet onwelgevallig. In 1977 schenkt hij zijn omvangrijke literaire archief aan de universiteit, waar Maurice Piron, Jacques Dubois en Jean-Marie Klinkenberg een Centre d’études Georges Simenon oprichten.

In het standaardwerk van Christian Berg (Universiteit Antwerpen) en Pierre Halen (Universiteit Metz), Littératures belges de langue française (2000), komt Simenon uitvoerig aan bod. Hij wordt bedacht met een apart hoofdstuk in Histoire de la littérature belge 1830-2000 (2003). In de gezaghebbende gids inzake misdaadliteratuur Le Polar (2001) wordt onderstreept dat commissaris Maigret model stond voor het speurende hoofdpersonage bij June Thomson, Sheila Radley, Dorothy Simpson en vooral bij Ruth Rendell en P.D. James. Ook voor die schrijvers is de misdaadroman immers een voertuig om binnen te dringen in de diepste verborgen plekjes van de psychè”.

&

In de bovenvermelde standaardwerken over Franse letteren in België krijgen jeugdliteratuur, stripverhalen, chanson en misdaadliteratuur hun plaats. Geschiedschrijvers van de Nederlandse literatuur stellen zich minder genereus op.

Altijd weer vogels die nesten beginnen van Hugo Brems maakt deel uit van de nieuwe Geschiedenis van de Nederlandse literatuur die gefinancierd werd door de Taalunie.

Brems behandelt de periode 1945-2005.

Over misdaadliteratuur geen woord.

Henri-Floris JESPERS

 

(1) Yra van Dijk, ‘Simenon : de liefde voor Meneer Iedereen’, in: NRC Handelsblad, 7 februari 2003.

(2) Georges Simenon, The Widow, New York Review Books, 2008, 108 p. Vertaling door John Petrie van La Veuve Couderc (1942), een roman die vaker vergeleken werd met L’Étranger van Albert Camus, verschenen in hetzelfde jaar. De verfilming van La Veuve Couderc door Pierre Granier-Deferre (1971), met Simone Signoret en Alain Delon in de hoofdrollen, werd in 1972 bekroond met de ‘Grand prix du cinéma français’. De roman werd opgenomen in de tweedelige Pléiade-editie van Simenon.

(3) Geciteerd naar de prepublicatie: Paul Theroux, ‘Georges Simenon, the existential hack’, in: The Times Literary Supplement, 12 maart 2008.

(4) ‘The Escape Artist: John Banville on Georges Simenon’, in LAWeekly, 28 mei 2008. Cf.: http://www.laweekly.com/

(5) Brief van A. Gide aan G. Simenon, 12 februari 1948.

(6) Georges Simenon / André Gide, ‘…sans trop de pudeur’. Correspondance 1938-1950. Préface de Dominique Fernandez. Édition établie par Benoît Denis de l’Université de Liège, s.l., Carnets omnibus, 1999, p. 13.

(7) Kevin Absillis, ‘De slechte boeken van madame Manteau’, in: Kevin Absillis & Katrien Jacobs (Red.), Van Hugo Claus tot hoelahoep. Vlaanderen in beweging 1950-1960, Antwerpen, Garant, 2007, p. 173, voetnoot 14.

(8) Henri-Floris Jespers, ‘Over de hokjesmentaliteit van de literatuur’, in: Kunsttijdschrift Vlaanderen, jg. 53, nr. 302, september 2004, pp. 39-45. [= Moord & doodslag. Over misdaadliteratuur.]

Literatuur.

Bertrand, J.-P, Biron, M., Denis, B. et al. (2003). Histoire de la littérature belge. Paris : Arthème Fayard.

Baronian, J.-B. (2007). ‘Simenon et le roman policier’. Séance publique du 23 novembre 2002 : ‘Georges Simenon, le passager du siècle’ [en ligne], Bruxelles, Académie royale de langue et de littérature françaises de Belgique, 2007. Disponible sur : <http://www.arllfb.be/ebibliotheque/seancespubliques/23112002/baronian.pdf>

Baudou, J. & Schleret (2001). Le Polar. Paris : Larousse.

Berg, C. & Halen, P. (2000). Littératures belges de langue française. Histoire & Perspectives (1830-2000). Bruxelles: Le Cri.

Brems, H. (2006). Altijd weer vogels die nesten beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945-2005. Amsterdam: Bert Bakker.

Lampo, H. (1966). De ring van Möbius 1. Brussel - Den Haag: Manteau, pp. 84-90.

Lampo, H. (1972). De ring van Möbius 2. Amsterdam & Brussel: Manteau, pp. 9-58.

Rutten, M. (1977). Georges Simenon. Nijmegen – Brugge: B. Gottmer-Orion.

Partager cet article
Repost0
15 juillet 2008 2 15 /07 /juillet /2008 22:28

(De hiernavolgende aantekeningen worden ongewijzigd gepubliceerd.)

Op 15 mei 1979, achter de rode vlag en op de tonen van een verstilde Internationale, vergezelde ik door de straten van Aalst Louis-Paul Boon naar zijn laatste rustplaats. Een blijk van hulde aan een man wiens literair werk mij niet zo ligt, wiens leef- en denkwereld mij nogal vreemd zijn, doch wiens présence in de Nederlandse letteren onbetwistbaar groots is. Het gewone volk van Aalst betuigde een massale hulde aan de schrijver die meer dan wie ook – en met welk talent! – zijn aandacht had geschonken aan de verschoppelingen der aarde, aan het proletariaat dat hij met zoveel negentiende eeuwse humanitaire gedrevenheid en met de bijtende kracht van zijn ironie en het vuur van zijn overtuiging, verbeten en schalks heeft verdedigd en uitgebeeld. De machtigen der aarde hadden één voor één het lijk gegroet van de man die de mensen een geweten wilde schoppen. Hubert Lampo had hem getypeerd als “tedere anarchist” – en dat was hij ook. In de voorbije dagen nam iedereen deze typering in de mond – en schreef ze toe aan Paul de Wispelaere.  Maar Lode Craeybeckx’ “Wij zullen Brussel niet loslaten” is van Ger. Schmook, en John Wils “Parochie van miserie” van Lode Baekelmans. Naast Hugo Claus – de ongekroonde opvolger – en de Tijd en Mens-ers waren heel wat katholieke vrienden achter de rode vaan komen aanmarcheren. In de stad van Daens, achter de lijkwagen van een creatieve enkeling, leek plots – voor wie behept is met het allernoodzakelijkste vleugel romantiek – en de droom van de grote ontmoeting gestalte te krijgen.

Achteraf nodigde Bernard Kemp mij uit een voortreffelijke fles bourgogne te gaan ontkurken in zijn buitenverblijf.  Wij hadden toen een gesprek om nooit te vergeten.

&

Met Sartre verdween wellicht een vertrouwde opvatting van de mens die al door de structuralistische mandarijnen en satrapen tot op het bot was aangetast.

De vraag stelt zich schrijnender dan ooit of de klerken niet tot verraad gedoemd zijn.

De wilde woekering der problemen op planetair vlak lijkt wel het goed functionerende geweten van de klassieke intellectueel tot cirkelende onmacht te hebben verwezen. De fundamentele onmogelijkheid – of is het onwil? – een universele ethica te verbinden met juiste handelingen, maakt dat de intellectueel – een concept dat, hoe kon het ook anders, erg onder de inflatie leed – zich aangewezen voelt op de roemloze vlucht naar ideologische zoethoudertjes of andere vormen van al dan niet exotische softdrugs. Hij vermeit zich noodgedwongen doch niet zonder wellust in de gezandstraalde restauratiedroom – met zijn nasleep van groene onmacht, diëtistische overleveringsdrang, kleinschalig zelfverweer en hernieuwd bijgeloof.  De wil om tot pseudo-authenticiteit terug te keren leidde regelrecht tot vertrutting. En ver van ’s werelds geroep zit de intellectueel nu in gedachten verzonken, rustig afgezonderd in een opgeknapte fermette met kitchenette, een glas echt, natuurlijk, dubbelgegist gerstenat bij de hand. Hij weet nu beter, hij heeft het allemaal opgegeven. Oud-strijders zonder oorlog. Niet de verbeelding, maar de verzorgingstaat kwam aan de macht. Sociale assistenten, welzijnszorgers met wollen sokken – meer nog dan kernfysici of socio-linguïsten de gedweeë waakhonden van een zoeterig bestel. Vervuld van gekke ideeën over nog gekkere vormen van zogeheten gedemocratiseerde communicatie, projecteren ze hun stamelende kindertaal op het klankbord van de grote wanhoop. Gevangenen en cipiers van een verdroomde zelfoverschatting. Het wordt hoogtijd de hemel te kleuren met de tinten van een herwonnen en gevat vertrouwen in de weliswaar beperkte, maar daarom net zo boeiende en bevrijdende realistische redelijkheid.

&

Er wordt altijd gesproken over wat niet is. De taal schept immers de zo levensnoodzakelijke dimensie van de weliswaar door de harde realiteit sterk beïnvloede verbeelding.

In boeken en op schilderijen wordt nooit zoveel gegeten als in tijdperken van armoede en nood. Romantiek ontstaat in de meest harteloze periodes van cynische uitbuiting; en wie de noodzaak voelt met woorden te benadrukken wie hij is, schept vaak rookgordijnen voor de leegte.

&

De creatieve vrijheid van publicist en auteur wordt in onze landen beleden en gehuldigd en inderdaad ook fatsoenlijk in de praktijk geëerbiedigd en omgezet. In een volstrekte onverschilligheid kunnen auteur en publicist vrij ongehinderd hun creatieve bezigheid uitoefenen en hun mening spuien. Maatschappelijke gevolgen zijn er niet – of zelden. Maar wat op het eerste gezicht een uiting van volwaardige verdraagzaamheid en cultureel-politieke volwassenheid lijkt, is bij nader inzicht niet veel meer dan een gevolg van de omringende luchtledigheid.  In een verzuilde maatschappij kan de vrije gedachte moeilijk gedijen. Door de subtiele doch onwrikbare mechanismen van de repressieve tolerantie wordt ze gauw gerecupereerd en onschadelijk gemaakt. Méér nog: door de maatschappelijke druk kent ook zij de verzoeking van de verzuiling. Harde waarheden kunnen dan ook geprofeteerd worden zonder dat iemand zich daar nog aan stoort of er zijn slaap voor laat. De samenleving is thans zo gefragmenteerd dat daadwerkelijke collectieve inzet wel een hersenschim lijkt. Partizanenliederen worden nog slechts in een boudoir beluisterd. En de eentonigheid van de consumerende maatschappij wordt nog slechts opgehoogd door felkleurige opflakkeringen van mensendodend terrorisme. De tijd van enkele beelden op de televisie.

&

Mijmerend over de moord op Naïm Khader, directeur van het PLO-bureau te Brussel (zowat het – uiteraard niet erkende – gezantschap van het Palestijns Onafhankelijkheidsfront), duiken plots beelden uit een schijnbaar lang vervlogen verleden op. De donkere middeleeuwen blijken steeds dichter dan ons lief is te erkennen. Moord, machiavellistische machtspolitiek, staatsraison, irrationeel – of nog erger: rationeel – fanatisme, feodale verhoudingen zijn vandaag de dag nog altijd schering en inslag. Om dit in te zien volstaat het een blik zonder oogkleppen op de wereld te werpen. Ook Europa – dat zo prat gaat op een ongeëvenaarde beschaving en cultuur – ontsnapt hier niet aan. Universele en abstracte begrippen blijken al te vaak slechts window dressing voor roofdierlijk barbarendom. De mythische gemeenschapsidealen van de middeleeuwen hebben de plaats geruimd voor het rekenende denken der gevoelloze nihilisten. Niets is nog zeker; er is alleen de ontluisterde en ontluisterende teistering door een ijl en ontlichaamd abstracte denken, dat elke menselijkheid negeert en uiteindelijk uitmond … op moord bijvoorbeeld. Niet langer de roemrijke dood van de tragische held, doch het zinloze creperen bij een kille dageraad zonder hoop. Politieke moord als materiaal voor statistieken.

De meest gewelddadige beelden roepen thans geen enkele emotie meer op bij de geblaseerde televisiekijker die het verschil niet meer voelt tussen de realiteit van vlees en bloed en het op celluloid gestolde moment van de allerlaatste ontknoping.

De audiovisuele cultuur leidt het tijdperk in van de versnelde vervlakking. Dat heet dan het begin van een nieuw tijdperk te zijn. Het begin van een nieuwe mythologie.

Partager cet article
Repost0
14 juillet 2008 1 14 /07 /juillet /2008 04:51

Op 18 september 2008 wordt De Diamanten Kogel voor de zevende keer uitgereikt.

89 titels werden ingezonden:

 
Willem ASMAN, Britannica, Amsterdam, De Bezige Bij, 2007, 397 p.

Ludwig APERS, Ituri, Antwerpen / Amsterdam, Houtekiet, 2008, 253 p.

René APPEL, Schone handen, Amsterdam, Anthos, 2007, 292 p.

Pieter ASPE, Op drift, Antwerpen, Manteau, 2007, 303 p.

Pieter ASPE, De zevende kamer, Manteau, 2008, 289 p.

Piet BAETE, Dromen van de dood, Antwerpen, Manteau, 2007, 327 p.

Tineke BEISHUIZEN, Schaduwtuin, Amsterdam / Antwerpen, De Arbeiderspers, 2008, 205 p.

Benny BAUDEWYNS, Antarctica theorie, The House of Books, 2008, 280 p.

Michael BERG, Twee zomers, The House of Books, 2008, 352 p.

Patrick BERNAUW, Nostradamus in Orval, Antwerpen, Manteau, 2007, 365 p.

Danny BEYENS, Date met de dood, Westerlo, Kramat, 2008, 303 p.

Marelle BOERSMA, Schaduwspelen, Uithoorn, Karakter, 2008, 319 p.

BOGAERTS, Amnesia, The House of Books, 2008, 292 p.

Stefaan van BOSSELE, De nacht van de kraai, Boekenplan, 2007, 239 p.

Nico de BRAECKELEER, Nachtblauw,  Westerlo, Kramat, 2008, 240 p.

John BROSENS, Dubbel gepakt, Arnhem, Ellessy, 2007, 201 p.

Patrick de BRUYN, Passie, Antwerpen, Manteau, 2008, 357 p.

Marc CAVE, Vals goed, Antwerpen, Manteau, 2007, 327 p.

Jo CLAES, De zaak Torfs, Antwerpen / Amsterdam, Houtekiet, 2008, 367 p.

Christian de CONINCK, Het Octopuscomplex, Antwerpen/Amsterdam, Houtekiet, 2008, 254 p.

Toni COPPERS, Niets is ooit, Antwerpen, Manteau, 2008, 251 p.

DEFLO, Angst, Antwerpen, Manteau, 2007, 313 p.

DEFLO, Pitbull, Antwerpen, Manteau, 2008, 289 p.

Steven DESMET, Sacrament, Westerlo, Kramat, 2008, 193 p.

Bavo DHOOGE, Stand-In, Westerlo, Uitgeverij Kramat, 2007, 241 p.

Bavo DHOOGE, Straks wordt ons geluk vermoord, Westerlo, Uitgeverij Kramat, 2008.

Ruben van DIJK, Het Kyoto-complot, Utrecht, Bruna, 2007, 317 p.

Lieneke DIJKZEUL, Koude lente, Amsterdam, Anthos, 2007, 284 p.

ESCOBER, Ongenade, Amsterdam, Anthos 2008, 359 p.

Hilde EYNIKEL, Stigma, Antwerpen / Amsterdam, Houtekiet, 208, 252 p.

Ab FERNHOUT, Fuego!, Maastricht, Gianni, 2007, 196 p.

Tess FRANKE, De beproeving, Breda, De Geus, 2008, 287 p.

Corine HARTMAN, Tweede adem, Uithoorn, Karakter, 2008, 383 p.

Danielle HERMANS, Het  tulpenvirus,  Utrecht, Bruna,  2008,  301 p.

Aad van den HEUVEL, De oorlogsverslaggever,  Breda, De Geus, 2008, 303 p.

Sietse van der HOEK, De man van Trinidad, Amsterdam – Antwerpen, Arbeiderspers, 2008,  271 p.

Loes den HOLLANDER, Naakt portret, Uithoorn, Karakter, 2007, 319 p.

Loes den HOLLANDER, Broeinest, Uithoorn, Karakter, 2008, 318 p.

Henry de HOON, Dood vermogen, Maastricht, TIC, 2008, 139 p.

Roué HUPSEL, De groene oorlog, Schoorl, Conserve, 2007, 189 p.

Barbara van IJZEREN, Open doel, Amsterdam, Prometheus, 2007, 285 p.

Paul JACOBS, De rode badkuip, Antwerpen / Amsterdam, Houtekiet, 2008, 317 p.

Annet de JONG, Vuurkoraal, Amsterdam / Antwerpen, Querido, 2008, 260 p.

Stefaan van LAERE, Zwaar water, Leuven, Davidsfonds, 2007, 246 p.

Addy KAISER, Wijnoffer, Utrecht, Bruna, 2007, 251 p.

Martine KAMPHUIS, Kift, Amsterdam – Antwerpen, Arbeiderspers,  2008, 268 p.

Guido van der KROEF, Moordstad, Arnhem, Ellessy, 2008, 305 p.

Stan LAURYSSENS, Wie vroeg sterft, Antwerpen, Manteau, 2007, 284 p.

Violet LE ROY, Tot de bodem, Lierderholthuis, Leonon Media, 2008, 397 p.

LONDERSELE, De vernietiging van Einstein, Antwerpen, Manteau, 2008 p., 191 p.

Jorge MADERA, Kobuk, Arnhem, Ellessy, 2007, 343 p.

Marthe MAEREN, De erfenis van Himmler, Antwerpen, Manteau, 2008, 268 p.

Wim MENHEERS, Alfred Lek, Westerlo, Kramat, 2008, 202 p.

Patricia van MIERLO, De namen van Maria, Amsterdam, De Bezige Bij, 2008, 348 p.

Elisabeth MOLLEMA, Prooi, Arena, 2007, 271 p.

Max MORAGIE, Vals gedacht, Antwerpen, Manteau, 2007, 271 p.

Tupla MOURITS, Speeddate, Amsterdam – Antwerpen, Arbeiderspers,  2008, 225 p.

Gerard NANNE, Fatale zoektocht, Arnhem, Ellessy,  2007, 214 p.

Almaar OTTEN, Verdwenen chemie, Deventer, ArtNik, 2007,  339 p.

Almaar OTTEN, Icoondrift, Deventer, ArtNik, 2008, 335 p.

Sasha OTTEN, Vals, Uithoorn, Karakter Uitgevers, 2008, 334 p.

Julie O’YANG, China noir, Antwerpen / Amsterdam, Houtekiet, 351 p.

Abraham PEPER, Het duister van de nacht, Amsterdam / Antwerpen, L.J. Veen, 2007, 239 p.

Jos PIERREUX,  La Réserve en de vloek van het zesde gebod, Antwerpen / Amsterdam, Houtekiet, 407 p.

Elvin POST, Geboren verliezers,  Amsterdam, Anthos,  2007,  289 p.

Tomas ROSS, De tranen van Mata Hari, Amsterdam, De Bezige Bij, 2007, 604 p.

Tomas ROSS, De Marionet, Amsterdam, De Bezige Bij, 2008, 416 p.     

Matthias ROZEMOND, Apollovlinder, Uithoorn, Karakter Uitgevers, 2007, 303 p.

Katrien RYSERHOVE, De Forummoorden, Ursel, Het Moment, 2007, 335 p.

SCHOEMANS, Knapenmelk, Leuven, Davidsfonds, 2007, 222 p.

Guy SEGERS, De collectie, Leuven, Davidsfonds, 2008, 289 p.

Jah SHAKESPEAR, De Rasta Revelatie,  Antwerpen / Amsterdam, Houtekiet,  2008, 429 p.

Nicolet STEEMERS, Zachte heelmeesters, Amsterdam / Antwerpen, L.J. Veen,  2007, 239 p.

Ashe STIL, De hoer van Babylon, Schoorl, Conserve, 2008, 279 p.

Piet TEIGELER, Dood, Antwerpen / Amsterdam, Houtekiet, 2007, 239 p.

Charles den TEX, Cel, Breda, De Geus, 2008, 411 p.

 THEUNIS, In Gods naam, Amsterdam, De Boekerij, 2007, 352 p.

Felix THIJSSEN, De blauwe nacht, Amsterdam, Sijthoff, 2007, 367 p.

Jac. TOES en Thomas HOEPS, Kunst zonder genade, Breda, De Geus, 2007, 316 p.

Joris TULKENS, De Shatila erfenis, Antwerpen / Amsterdam, 2008, 317 p.

Herman VEMDE, Tequila sunrise, Arnhem, Ellessy, 2007 p., 322 p.

Lydia VERBEECK, Spreeuwenjong, Antwerpen, Manteau, 2008, 334 p.

Nico VERBEEK, De wrekers van Medellin, Amsterdam / Antwerpen, 2008, 222 p.

Suzanne VERMEER, Zomertijd, Utrecht, Bruna, 2008, 245 p.

Simone van der VLUGT, Blauw water, Amsterdam, Anthos, 2008, 219 p.

Simon de WAAL, Pentito, Amsterdam, Lebowski, 2007, 303 p.

Dirk van de WALLE, Fantoomoog, Antwerpen / Amsterdam, Houtekiet, 2008, 293 p.

Jeroen WILS, Bloed zonder tranen. Het gangsterleven van Patrick Haemers, Antwerpen, Manteau, 2008, 368 p.

Peter de ZWAAN, De Charlesville Jackpot, Amsterdam, De Bezige Bij, 2008, 285 p.

 

De tiplijst zal op 8 augustus bekendgemaakt worden.

 

De jury bestaat uit: Magali Uytterhaegen, Frank van den Auwelant, Ineke van den Bergen, Jos van Cann, Henri-Floris Jespers, Kris Kenis, Jan Lampo, Hugo Seeldraeyers en Geert Swaenepoel.

 

Partager cet article
Repost0
14 juillet 2008 1 14 /07 /juillet /2008 04:37

Het congres van de Internationale Vereniging van Misdaadauteurs (AIEP-IACW) in Frontignan (26-30 juni 2008) was een succes. Het werd bijgewoond door afgevaardigden uit België, Columbia, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Italië, Nederland, Oostenrijk, Spanje en de Verenigde Staten.

Piet Teigeler (B) werd met luid applaus bedankt voor zijn onvermoeibare inzet tijdens zijn vier jaar durend presidentschap.

Prof. dr. Jim Madison Davis (VS) werd als nieuwe president verkozen. Vorig jaar, op 20 september, nam hij in het Vlaams-Nederlands huis DeBuren te Brussel deel aan het colloquium “Thriller versus roman: kunstmatige scheidingslijn of familievete?”, georganiseerd door De Diamanten Kogel vzw. Tijdens de receptie in De Dolle Mol overhandigde hij de trofee van De Diamanten Kogel aan Patrick Conrad.

(HFJ)

Partager cet article
Repost0
11 juillet 2008 5 11 /07 /juillet /2008 13:09

Een storm van protest stak op na de afgelasting van de tentoonstelling van Boons Fenomenale Feminateek in Antwerpen. Zoals hier al vermeld, trok Kris Humbeeck nog dezer dagen van leer tegen gedeputeerde Ludo Helsen. Wanneer curator Anne Provoost in Vooruit te Gent “censureerde” bleef het eerder stil. Ze was nochtans bij de eersten geweest om op het kleine scherm niet al te steekhoudend commentaar over “censuur” te spuien.

In het Algemeen Dagblad (28 maart) zeggen Jo en Lucienne Boon dat de 27 gewraakte plaatjes er natuurlijk wel bijhoren, maar toch beter achterwege kunnen blijven.

Much ado about nothing.

HFJ

Partager cet article
Repost0
10 juillet 2008 4 10 /07 /juillet /2008 22:26

In de zomer van 1927 verbleef Van Ostaijen afwisselend op het land en te Antwerpen. Begin juni nam hij in Viersel zijn intrek in Hotel De Scheepvaart, gelegen bij een kleine aanlegplaats voor binnenschepen aan de Kempische Vaart (thans Albertkanaal). Begin augustus rustte hij uit in hotel “In den Leeuw van Vlaanderen” te Etikhove bij Oudenaarde. Hoe lang hij daar verbleef is niet bekend. Uit twee brieven van Schirren, [1] die begonnen was aan een doek voor Van Ostaijen, blijkt dat deze hem een briefkaart naar Viersel had gezonden, maar ze retour had gekregen, en dat hij bovendien geen antwoord kreeg op een tweede briefkaart: “Voilà donc un petit temps que je suis sans nouvelles de toi.” Schirren was duidelijk bezorgd om de gezondheid van de dichter.

Van Ostaijen vertrok uit Antwerpen naar het sanatorium van Miavoye-Anthée op 6 september 1927. Hij werd naar de trein gebracht door Tine Ceulemans (“Minnekepoes”) en Floris Jespers en had hen een exemplaar van Bezette stad gegeven, bestemd voor Schirren die kennelijk in Oostende verbleef, alsmede het opstel “Marsman of vijftig procent”, aan Jozef Muls af te geven ter publicatie in Vlaamsche Arbeid. [2]

Dokter G. Mutsaars, Van Ostaijens behandelende arts, had hem echter een sanatorium in Waterloo aanbevolen. Dit blijkt uit volgende brief die een verzamelaar zo goed was mij te laten lezen en te fotokopiëren:

 

Docteur G. Mutsaars                                                                            Le 11 Août 1927

Maladie de poitrine                                                                           6, Avenue Rubens

Anvers

 

Monsieur,

Tout bien considéré, j’estime que vous ferez beaucoup mieux d’entrer dans un Sanatorium au lieu de rester dans un lieu de villégiature où l’on ne peut avoir ni le repos ni la surveillance médicale qui dont des facteurs de toute première nécessité pour accélerer votre rétablissement.

Je connais très intimement le médecin directeur du Sanatorium de La Hulpe-Waterloo et suis bien certain que vous y seriez rapidement admis. En agissant ainsi vous pourriez encore très avantageusement profiter de l’arrère saison, qui, espérons le, nous sera favorable.

Je vous conseille donc d’écrire au Médecin Directeur du Sanatorium de

La Hulpe Waterloo

dans le sens comme indiqué plus loin.

Veuillez agréer, Monsieur, l’assurance de ma considération très distinguée.

Dr G. Mutsaars

 

Hierbij dan de bijlage :

 

Je soussigné........ (nom et prénoms) demeurant à ………… exerçant la profession de............, né à .............. lieu et date de naissance....... époux de ......., demande à être admis en traitement au Sanatorium sous votre direction, sur les conseils de mon médecin traitant, le Dr Mutsaars, 6 Avenue Rubens, Anvers.

Je m’engage à payer moi même les frais de mon séjour, par mois et par anticipation.

Veuillez agréer etc.

Signé :

 

Het sanatorium dat door Dr. Mutsaars aanbevolen werd is de kliniek befaamde Derscheid, destijds spitsloper in de behandeling van TBC.

Naar het einde van de negentiende eeuw had de tuberculose, een ware sociale plaag, rampzalige proporties aangenomen: ongeveer 12 % van het totale sterftecijfer in België was te wijten aan de ziekte.

Dokter Gustave Derscheid (1871-1952) was een internationaal erkende emblematische voorloper van de strijd tegen de gesel. In het algemeen ziekenhuis te Brussel richtte hij in 1897 de eerste gratis consultatie voor tuberculose op. In 1898 sticht hij het Werk tegen tuberculose en zet zich aldus in voor de organisatie van de opsporing de ziekte, die destijds alleen bestreden kon worden door de patiënten in een zo gezond mogelijk omgeving te plaatsen. In 1902 stichtte hij de Société Anonyme des Sanatoriums Populaires, die met de steun van een aantal vooraanstaanden, onder wie Nobelprijswinnaar Jules Bordet (1870-1961), in 1905 het sanatorium van La Hulpe-Waterloo opricht. Het centrale gebouw werd ontworpen door Emile Janlet (1839-1919).

Henri-Floris JESPERS

 

 



[1] Twee onuitgegeven, ongedateerde brieven van F. Schirren aan P. van Ostaijen [medio augustus, begin september 1927]. Privé-collectie.

[2] Cf. Henri-Floris JESPERS, Van Ostaijen, Van Bruaene en Schirren: enkele nieuwe gegevens, in: Mededelingen van het CDR, nr. 115, 8 april 2008, pp. 4-12.

 

Partager cet article
Repost0
10 juillet 2008 4 10 /07 /juillet /2008 02:30

Kris Humbeeck trekt van leer tegen Ludo Helsen, gedeputeerde voor Cultuur van de provincie Antwerpen. Na AlfabetA, het driemaandelijkse magazine van de Universiteit Antwerpen (cf. onze blog van 3 juli, “L.P. Boon: meer moralist dan viezentist”), is het nu de beurt aan alumnitijdschrift van de UA (Alumni, 28.500 exemplaren) om aandacht te vestigen op het jongste deel van het Verzameld werk van Boon, tot op heden het grootste wetenschappelijke editieproject in Vlaanderen.

Het was alweer sinds Alfons Vranckx geleden dat een Belgisch politicus op grond van morele bezwaren tot censuur besloot met betrekking tot kunst en literatuur. […] Geïnspireerd door de “volksverheffer” Vranckx, deed de gerechtelijke politie in november 1969 een inval in boekhandel Corman te Brussel. Een dertigtal titels werden “voor onderzoek” meegenomen, waaronder de met de Driejaarlijkse Staatsprijs bekroonde eerste Gangreen-roman van Jef Geeraerts. Als man van de oude stempel was Alfons Vranckx behalve een komische toch vooral een tragische figuur, zo blind ging hij tegen de keer in.

Zo hard als Alfons Vranckx zal Ludo Helsen het natuurlijk nooit spelen, want een bekrompen geest is hij niet (te lezen op de toon van for he is an honourable man). Zijn morele bezorgdheid inzake de Fenomenale feminateek gold ten slotte vooral de goede naam van het Antwerpse Fotomuseum, een provinciale instelling die volgens Helsen flinke problemen met het gerecht had kunnen krijgen als ze Boons pornografische collectie zomaar zou hebben geëtaleerd. Met name al die plaatjes van minderjarige meisjes in hoge staat van ontkleedheid: o-la-la! Naast een groot schrijver, zo luidde de suggestie van de honorabele heer Helsen, zat in Boon toch ook iets van een pedofiel. […]

Dat zelfs kinderen in de jaren zeventig door de pornografische industrie werden ingeschakeld als jonge vrouwtjes en seksuele objecten, vond Boon een teken des tijds. Die tijd en kinderpornografie lustte hij niet, maar in zijn Fenomenale feminateek nam hij wel een handvol als kinderporno te kwalificeren afbeeldingen op. Klaarblijkelijk beschouwde hij ze als belastende documenten over een wereld waarin, zoals hij meermaals schreef, de seksuele revolutie was doorgeschoten en de seksuele exploitatie van de mens de overhand kreeg op erotiek en liefde.

Kris Humbeeck benadrukt dat Boon zijn feminateek vormgaf “als een parodie van de traditionele etnografie”.

In het zevende verschenen deel van het Verzameld werk (deel 16: Het erotische / pornografische werk) wordt een selectie gepresenteerd uit de meer dan 22.000 door Boon geïnventariseerde afbeeldingen. Het bevat verder Eens op een mooie avond (een boek dat Boon bij nader inzien niet durfde te publiceren), Mieke Maaike’s obscene jeugd en Zomerdagdroom opgenomen.

Voor wie het niet wist: “viezentist” is Algemeen Beschaafd Aalsters voor “vreemde man, moeilijk te catalogiseren, tegendraadse figuur”.■

 

Alumni, jg. 4, nr. 2, juli 2008. Een gratis uitgave van de Universiteit Antwerpen, Alumniwerking, Hof van Liere, Prinssstraat 12, 2000 Antwerpen.

Tel.: 03 220 47 22.

valerie.gillis@ua.ac.be

Partager cet article
Repost0
7 juillet 2008 1 07 /07 /juillet /2008 02:44

De meest gelezen bijdragen zijn: dagboeken en memoires van Henri-Floris Jespers (181 bezoekers); misdaadliteratuur (Gouden Strop, Diamanten Kogel, Charles den Tex en Bob Mendes – 166 bezoekers); Vlaams expressionisme: Paul-Gustave van Hecke en André de Ridder (147 bezoekers) en de veiling bij Bernaerts (111 bezoekers).

In juni kon de weblog van de Mededelingen van het CDR op 2062 bezoekers bogen. Niet minder dan 5.800 pagina’s werden aldus gelezen.

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche