Naar aanleiding van een recent gedicht in Mededelingen van het CDR onderstreepte Paul Van Melle in Inédit nouveau zijn waardering voor Rik Lanckrock (°1923), die er zijn hand niet voor omdraait “pour détruire les argumentations fallacieuses de trop nombreux tenants du pouvoir, politique ou non”.
Naast gedichten werden in de Mededelingen ook proza van Rik Lanckrock gepubliceerd, o.m. Vreemd verhaal (nr. 54, 19 september 2005); Vervreemding (nr. 56, 18 oktober 2005); Wat betekent de vrijmetselarij voor mij (nr. 57, 31 oktober 2005); Mediteren over mediteren (nr. 68, 5 april 2006); Zelfportret (nr. 76, 16 augustus 2006); Leven in de wereld van Kafka en Willink (nr. 82, 20 november 2006); Zelfhaat (nr. 86, 18 januari 2007); Zoektocht (nr. 90, 26 maart 2007); Aan Daan Hugaert (nr. 98, 31 juli 2007) en Interview met mezelf (nr. 106, 3 december 2007).
In 1952 publiceerde Lanckrock Inleiding tot het Magisch-Realisme (Antwerpen, Ontwikkeling). De recensie van Hubert Lampo in Volksgazet (7 mei 1953) werd in de Mededelingen opgenomen in de literair-historische rubriek 'Achteruitkijkspiegel' (nr. 63, 1 februari 2006); zo ook Rik Lanckrocks bespreking in Vooruit (4 februari 1964) van de opvoering van Het drama van de Fukuryu Maru van Gabriel Cousin, in de vertaling en bewerking van Hugues C. Pernath en Walter Tillemans (nr. 72, 16 juni 2006).
De hiernavolgende tekst verscheen in de jongste aflevering. ■
Essentieel
Ik heb het herhaaldelijk gezegd dat ik zou wensen om een zeer beknopte tekst te schrijven waarin ik zou verwoorden wat voor mij nog essentieel is. Ik noemde dat een fata morgana omdat ik de indruk had dat het niet meer dan een hersenschim was. Maar soms volstaat een schijnbaar onbelangrijk incident om te weten dat het wel kan. Dat was voor mij gisteren het geval. Ik besefte toen plots dat ik die tekst beslist zou kunnen schrijven. En of dat nu een doem of een weldaad is, laat ik in het midden.
Het bestaan is op elke leeftijd keuzes maken: goede of slechte! Dat wisten de existentialistische filosofen heel goed. Denk aan Kierkegaard, Sartre en Camus.
Op dit ogenblik heb ik voor mezelf een vrij aanzienlijke keuze gemaakt, een keuze grotendeels bepaald door mijn ouderdom, immobiliteit, alleenzijn, angsten, voortdurende pijn en ernstig gehoorverlies.
Om keuzes te maken moet men vragen durven stellen.
Mijn eerste vraag is: wil ik, ondanks mijn toestand, nog verder blijven leven? Die vraag is uitermate zinrijk voor mij omdat in 1994, toen mijn vrouw overleed, mijn wan hoop zo ontzettend groot was dat ik overwoog zelfmoord te plegen. Ik zou dat gekund hebben, zonder enige aarzeling. Ik deed het evenwel niet terwille van mijn kinderen die zopas hun moeder hadden verloren, zodat het heengaan van hun vader wellicht al te tragisch zou geweest zijn. Ik ken bijgevolg het verschil tussen willen leven of er afscheid van nemen. Op de vraag of ik op dit moment nog verder wil leven is mijn antwoord kordaat 'ja' en wel om een groot aantal redenen. Maar dan moet dat verder bestaan toch enigszins behoorlijk blijven. Zoniet weten mijn kinderen wat hen te doen staan: euthanasie.
Stelt zich dus een tweede net zo essentiële vraag: op welke wijze wil ik verder leven?
Dat werd mij duidelijk door het incident waarover ik het zopas had en dat ik nu wil verduidelijken. Ik gaf er mij immers rekenschap van dat ik niet meer thuishoor in de eigentijdse ethische buitenwereld met al haar drukte, rumoer, waanzin, fanatisme, verlies van waardevolle ethische normen, geweld, misdaad, terreur, fraude, enz. Dat is één. En nu zou ik een vrij eigenaardige vergelijking willen maken: ik zou mij graag terugtrekken in een klooster, maar dat is als vrijzinnige niet mogelijk wegens mijn gruwelijke hekel aan alle godsdiensten die ik als goedkoop en eveneens als gevaarlijk beschouw. Rest mij dus mijn appartement te zien als een equivalent van een klooster. Die conclusie vergt vanzelfsprekend uitleg. Ik wil door allerhande omstandigheden sereen, rustig leven en liefst met weinig contacten. De enige bindingen die ik beslist wil behouden zijn met mijn kinderen, mijn vriendin, een paar intieme vrienden en logebroeders. Met andere lui verkies ik liefst schriftelijk of telefonisch contact. Dat houdt in dat ik mij angstvallig wil hoeden om nog in de buitenwereld te stappen, behalve dan om boodschappen te doen, gepaard met een glas drinken en iets eten in een gezellig café of restaurant, uitzonderlijk eens een korte uitstap. Ik wil mij tevens niet laten verleiden om in gezelschap van leer dan één mens te gaan eten en dat wegens uiteenlopende redenen waarover ik niet wens uit te weiden.
Nu een andere vraag: aan wat hecht ik nog belang?
Ik geef een onvolledige opsomming. In de allereerste plaats schrijven. Als ik dat niet meer aankan, zie ik het echt niet meer zitten. Verder wil ik blijven mediteren, relativeren, dromen, filosoferen, lezen, de actualiteit volgen via kranten, tijdschriften en televisie, TV, CD's en DVD's (eveneens voor toch enige ontspanning en interesse), grasduinen in allerhande boeken. Ongemeen belangrijk is voor mij het koesteren van de vrijmetselarij als ideologie, mij verdiepen in de vrijzinnigheid, het humanisme en alles wat met cultuur te maken heeft, diep ingaan op het magisch-realisme in de kunst. Hetzelfde geldt voor alles wat symboliek betreft (dat blijft mij intens boeien).
Ten slotte is er ook mijn huishouding verzorgen, met alles wat er bijhoort, o.m. dus eten en drinken, evenwel met mate, mij zo fit als het kan gedragen door medicatie, voeding en hometrainer, de buitenwereld bekijken door mijn raam, af en toe een pijp roken en nu en dan ook wat snoepen.
Dat zal het zowat zijn. Ik geef grif toe dat ik prijs blijf stellen op een bemoedigende verrassing, ook al gebeurt dat zelden.
*
Zo kom ik tot mijn besluit: overwegend leven binnenskamers met slechts enkele contacten: een, kleine en tevens grote wereld omdat alles van de mens en in de wereld nu eenmaal dualistisch is.
Met Cicero zeg ik: bellum est sua vitia nosse – het is prettig zijn eigen gebreken te kennen. Ik durf eraan toevoegen: ook de gebreken van de anderen te kennen en er mij zo weinig mogelijk aan ergeren.
Ik eindig met Vergilius: finis ecce laborum – ziedaar het einde van mijn zwoegen! Want dat was zeker het geval. Klaar zien in het eigen innerlijk en het eigen bestaan vergt heel wat kritische zin en onverpoosde inspanning. En om tenslotte helemaal te eindigen zou ik willen leren te denken aan het onvermijdelijke einde, maar dan wel op een rustige en serene wijze. Dus zonder paniek die vooral eigen is aan depressieve mensen en daar behoor ik bij. Ik hoop evenzeer dat ik non-conformistisch, met humor, ironie en nu en dan zelfs met sarcasme en cynisme kan blijven denken en handelen.
Hier eindigt mijn tekst en biecht in mijn 'kloostercel' die altijd een rol heeft gespeeld in mijn leven.
In mijn jeugd schreef ik ooit een gedicht dat ongeveer luidde als volgt:
Ik heb vaak in mijn droom
een kloostercel gebouwd.
Ik zag mij daarin
als heilige, vroom
met d'eenzaamheid vertrouwd.
Maar 't leven
sloeg mij tot een mens,
van vlees en bloed gebouwd...
L'histoire se répète en dat alles zag ik plots in door een simpel incident.
En nu maar uitblazen want spanningen en stress ken ik in al te grote mate.
Rik LANCKROCK
28 april 2009