Overblog
Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
27 février 2013 3 27 /02 /février /2013 23:00

RubernsZouaaf.jpg Zouaaf Jan Baptist Rubens

 

Bladerend in een oud familiealbum kwam ik een pauselijke zouaaf tegen: Jan Baptist Rubens, de oudste broer van mijn overgrootvader, afkomstig uit Chaam in Noord-Brabant (NL).

 

Ook in de 19e eeuw ratelden van op de kansel de preken voor de verdediging van het geloof, in dit geval de wereldlijke stoel van Petrus. Vorige eeuw was het dan weer “Moskou of Rome”, vandaag de “ Jihad” waarvoor jeugdig idealisme wordt gebruikt.

 

In Nederland was Oudenbosch het verzamelpunt vanwaar de rekruten over Brussel naar Marseille vertrokken. Hier scheepten ze in voor Rome. Daar aangekomen kregen ze hun uniform die geïnspireerd was op deze van de stam der Kabylen en het is graaf Becdelièvre, de eerste commandant die met deze Zouaves, een Franse legereenheid in Algerije had kennis gemaakt. Wegens te Muzelmaans werd de traditionele fezvervangen door een soort kepie. Zij droegen verder een blauw-grijze pofbroek, een lange rode buikband en een boleroachtig jasje.

 

In 1861 werd het Koninkrijk Italië uitgeroepen met Victor Emmanuel II als koning. Het bestond uit het huidige Italië minus Venetië onder Oostenrijks bewind en de Kerkelijke Staat van 60 bij 120km rond Rome. Deze werd rampzalig bestuurd met als gevolg dat een aanzienlijk deel van de inwoners de eenwording van Italië zeer genegen was.

 

Ter bescherming van het Patrimonium Petri waren er verschillende buitenlandse initiatieven. Zo kennen we de St.Pieterspenning die vandaag nog bestaat. Daarnaast was er in België een comité voor de werving van vrijwilligers. Deze vormden samen met die uit Frankrijk vanaf 1860 de eenheid van de Tirailleurs Franco-Belges onder het bevel van de hogergenoemde graaf Becdelièvre. Dit bataljon vormde het embryo van het latere Zouavenleger in 1861.

 

Het is opmerkelijk dat deze Zuavi Pontici (+-11.000 man) die tegen Garibaldi en de troepen van koning Victor Emmanuel werden ingezet, naast 2950 Fransen, 1650 Belgen, 750 Italianen, 500 Canadezen en enkele andere nationaliteiten voor meer dan 1/3 uit Nederlanders bestond.

 

Het voor 88% Katholieke Zuid Nederland was een dankbaar rekruteringsgebied voor deze oorlogsvrijwilligers. Sinds de Reformatie was in Nederland officieel alleen het protestantste geloof toegestaan. Pas in 1853 werd de hiërarchie van de kerk hersteld De pogingen van1827 en 1841 waren omwille van het heftig protest en verzet van protestantste zijde op niets uitgelopen. Tot dan werd Nederland officieel als missiegebied beschouwd en stond deze onder leiding van een internunutius. Het is in deze sfeer dat de katholieke gemeenschap een sterk besloten, verbeten en ook militant karakter kreeg. Als belijdend katholiek kon men zelfs tot 1918 niet in overheidsdienst treden. Nederland is overigens het enige land dat geen enkele officiële vertegenwoordiger had bij de uitvaart van Paus Johannes Paulus II in 2005. Alleen al vanuit diplomatieke wellevendheid was dit een botte flater.

 

Het belangrijkste wapenfeit is de slag bij Mentana in 1867. Garibaldi wist 15000 man bij elkaar te brengen. Ondanks zijn numeriek overwicht werd hij door de pauselijke troepen verslagen. Meer dan eens en ook nu weer had hij zich vergist in de bezieling en de ijzersterke motivatie van de zouaven. Zijn rol in de verdere eenmaking van Italië was hierna definitief uitgespeeld.

 

In 1870 werd Napoleon III door de Pruisische koning Wilhelm I bij Sedan verslagen. Voor de paus viel hierdoor de Franse steun weg. Victor Emmanuel greep deze kans om met een grote overmacht op te rukken naar Rome. De hefstigste weerstand kwam opnieuw van de zouaven. Om verder bloedvergieten te vermijden gaf Pius IX zich over. Zij moesten hun wapens inleveren en onmiddellijk Rome verlaten. In Genua scheepten ze in. Sneller dan verwacht kwam zo een einde aan deze keurtroepen van de paus. Deze beschouwde zich voortaan als de gevangene van het Vaticaan. Het zal tot het verdrag van Lateranen in 1929 met Mussolini duren voor de pauselijke wereldlijke macht werd geregeld. Het werd de Citta del Vaticano, een reststaatje, 44 hectare groot.

zouaaf.jpg

Velen van deze Nederlandse zouaven wachten bij hun thuiskomst de spreekwoordelijke koude douche. Vermits ze geen toelating hadden gevraagd om in den vreemde te gaan vechten verloren ze hun burgerrecht en werden staatlozen. Slechts een kleine 200 van de ongeveer 4000 vrijwilligers hebben hun nationaliteit behouden.

 

Jan-Baptist Rubens stierf aan tyfus in 1865. Hij overleed op vierentwintig jarige leeftijd als zouaaf voor zijn Pio Nono te Rome. Aan deze Pius IX danken we niet alleen het dogma van de Pauselijke Onfeilbaarheid maar eveneens de Onbevlekte Ontvangenis van Maria. Dat dit laatste dogma de maagdelijkheid van Maria betreft blijft een hardnekkig misvatting. De onbevlektheid betekent simpelweg dat zij zonder erfzonde is geboren.

 

Van deze over grootoom bewaar ik zijn inschrijvingsformulier, zijn doodsprentje en de brief van zijn aalmoezenier aan zijn ouders. Deze schreef dat Jan Baptist als "een Godsvruchtige, Christelijke mensch" was gestorven. Een kopie van zijn foto bezorgde ik aan het bescheiden doch goed gedocumenteerd Zouavenmuseum in Oudenbosch( NL) waar een replica van de Sint Pieters basiliek werd gebouwd.

 

Frank DE VOS

 

http://www.zouavenmuseum.nl/.

Partager cet article
Repost0
17 février 2013 7 17 /02 /février /2013 22:30

 

Herman_Van_Goethem.JPG

Prof. dr. Herman van Goethem


Het opzet van het Wetenschapscafé-Antwerpen is om wetenschappelijke kennis op een zo toegankelijk mogelijke wijze aan te bieden. Elke derde woensdag van de maand worden in mijn vaderland Den Hopsack de meest uiteenlopende onderwerpen behandeld. Politicoloog Dave Sinardet over BHV, Gerbert Backx over geluk, Walter Simons over de filosofie van de tijd, Harry Van Onckelen over genetische manipulatie, Walter Van Rensbergen over het ontstaan en de evolutie van ons zonnestelsel, Walter De Raedt over Nanotechnologie, filosoof Jean Paul Van Bendegem over de vrije wil, zijn enkele voorbeelden uit het rijke aanbod.

De Jodenvervolging in België (1940-1944)

Op woensdag 20 februari zal ik over de Jodenvervolging in België jurist en historicus prof. dr. Herman Van Goethem inleiden. Hij is als hoogleraar politieke en institutionele geschiedenis verbonden aan de Universiteit van Antwerpen. Met onderwerpen over de recente Belgische geschiedenis heeft hij als historicus een stevige reputatie opgebouwd. Als curator van Kazerne Dossin was hij nauw betrokken bij de inrichting en voorbereiding van de opening van dit museum in september 2012 te Mechelen.

Het succes van de Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog in België is voor een groot deel mee te danken aan de houding van de Belgische overheid, zowel op nationaal als op lokaal vlak. Door de massale medewerking bij het aanmaken van de Jodenregistratie werd de basis gelegd voor de Jodenvervolging, tot en met de bijbehorende arrestaties en deportaties. Toen in 1942 het tij langzaam begon te keren was het veel te laat. Indien de Belgische overheden de marge hadden genomen die de bezetter hen bood, dan zou de Jodenvervolging zeker zijn vertraagd en meer Belgische Joden de Shoah hebben overleefd.

Een verontschuldiging mag nooit te laat komen. Het siert en het blijft een ridderlijke daad. Daarom waren de excuses die de Antwerpse burgemeester, Patrick Janssens in 2007 aan de Joodse gemeenschap aanbood meer dan terecht. Het politieke gekissebis naar aanleiding hiervan was onterecht en smakeloos.

Homo homini lupus

In verband met genocides in het algemeen en de Jodenvervolging in het bijzonder breng ik graag twee boeken van Daniel Goldhagen onder de aandacht.

In zijn controversiële Hitlers gewillige beulen (1) beschrijft Goldhagen aan de hand van drie voorbeelden – de dodenmarsen, een werkkamp en het Politiebataljon 101 achter het Oostfront – het resultaat van een virulent antisemitisme dat eeuwen en eeuwen op ons denken heeft ingebeukt. Opmerkelijk hierbij is dat de daadwerkelijke vervolgers gewone Duitsers waren met slechts een armzalige opleiding waarbij absoluut geen sprake was van ideologische indoctrinatie. De meesten waren zelfs geen lid van Nazipartij. Niemand werd verplicht, er stond geen sanctie op wanneer ze weigerden en zij kregen de mogelijkheid om af te haken. Niettemin deden ze mee. Vrijwillig en vooral met een tergende ijver werden zij moordenaars. Met de centrale stelling in dit boek, dat men kan spreken van de collectieve schuld van het Duitse volk, gaat Goldhagen echter zwaar uit de bocht.

In erger Erger dan oorlog (2) behandelt hij de genocides van de twintigste eeuw – van Armenen tot de Tutsi’s in Rwanda – en ontleedt hij de mechanismen. De wijze waarop men ongewenste mensen liquideert, komt nooit zo maar uit de lucht vallen. Vooroordelen en jarenlange aangekweekte haat kunnen lange tijd tamelijk onschuldig onder de oppervlakte sluimeren. Een voorbeeld is de negatieve beeldvorming over Joden die via spreekwoorden staande uitdrukkingen werden. Wat nodig is zijn politieke leiders om dit in een gewelddadig en moorddadig proces om te zetten. Zij zijn de veroorzakers van het eliminatiebeleid en de massavernietiging. Zij die het uitvoeren zijn de simpele volgers die het nooit hebben geweten.

U bent welkom op 20 februari om 20.30u in Den Hopsack, Grote Pieter Potstraat 24 te Antwerpen.

Frank DE VOS

Daniel GOLDHAGEN, Hitlers gewillige beulen, Manteau-De Bezige Bij, 589 p. ISBN 9789076682208

Daniel GOLDHAGEN, Erger dan oorlog, Volkerenmoord, eliminationisme en aanhoudende schending van de menselijkheid, Manteau-De Bezige Bij, 719 p. ISBN 9789022324189

De links naar het Wetenschapscafé en Den Hopsack:

http://www.wetenschapscafe-antwerpen.be/

http://www.denhopsack.be/hopsite.htm

Partager cet article
Repost0
21 janvier 2013 1 21 /01 /janvier /2013 15:21

 

In de jongste aflevering van WT werd een maximum aan beklijvende recensies opgenomen. De kritische analyse van publicaties “draagt immers aanzienlijk bij tot het inzichtelijk kennismaken met de verscheidenheid aan hoogtes, breedtes en dieptes van de geschiedenis”, aldus Frans-Jos Verdoodt.

Ik beperk mij hier tot het signaleren van recensies van recente boeken die ik zelf las. Harry Van Velthoven beoordeelt de studie Leopold I (1790-1965). De eerste koning van Europa van de Gentse historica Gita Deneckere. De vorst was protestant en vrijmetselaar, “maar de door hem gevoerde Belgisch-nationale identiteitspolitiek steunde op Kerk en katholicisme, op een verstrengeling van religie en patriottisme”. Want “het katholicisme was het nationalisme van België”. Ook Leopolds houding tegenover het opkomende flamingantisme wees op een “belangenparallellisme met de Vlaamse beweging”, die noodzakelijk was bij de handhaving van zijn nationale verzoeningspolitiek en bij zijn verweer tegen de dreigende annexatieplannen vanuit Frankrijk. Nico Van Campenhout beschrijft en beoordeelt het themanummer van Zacht Lawijd, gewijd aan Paul-Gustave van Hecke (jg. 11, 2012, nr. 2, 291 p.), waarover hier later meer.

Uiteraard komt ook de actualiteit aan bod: Harry Van Velthoven recenseert Werkbare waarden van Bart De Wever, Frank Seberechts vestigt de aandacht op Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen (red. Jean-Pierre Rondas) en Ludo Abicht signaleert Demain la nation van Jean Daniel, stichter en editorialist van Le Nouvel Observateur.

*

't En regent niet, het zevert/ in dit land in de klem van het verleden”, schreef Hugo Claus. WT draagt beslissend bij tot de bevrijding uit die klem. In elke aflevering wordt ook de ten ijs beslagen lezer immers geconfronteerd met ontmythologiserende bijdragen die genadeloos nieuw licht werpen op de politieke en culturele geschiedenis van Vlaanderen.

Wat verraste mij in 2012? Het opstel van Matthijs de Ridder over Rob van Genechten (een vriend van Paul van Ostaijen), de bijdrage van Brecht Klein over de veelzijdige Jef van Bilsen en de reflectie van Andreas Stynen op vier recente studies over filmbeleving in Vlaanderen. Dit gezegd zijnde: ik lees elke aflevering van WT van A tot Z...

De pas afgesloten 70ste jaargang (vier nummers) van WT telt 383 pagina's en is deskundig geïllustreerd met vaak onuitgegeven documenten en foto's. Dat alles voor slechts 23 € per jaargang (buitenland: 28 €). Het abonnementsgeld dient overgeschreven op rekeningnummer KBC 733-0215290. Een afzonderlijk nummer kost 7 €. Verdeling: Story-Scientia / Academia Press (Gent).

Henri-Floris JESPERS

Wetenschappelijke Tijdingen, Lange Leemstraat 26, BE-2018 Antwerpen.

 

Partager cet article
Repost0
20 janvier 2013 7 20 /01 /janvier /2013 18:15

 

WT124.jpg

Armand van Nimmen situeert zijn essay “in de soms harmonisch geïntegreerde maar meestal gedesintegreerde sfeer tussen de Vlaamse beweging en de evolutieve beleving van de kunst”, aldus Frans-Jos Verdoodt.

Toen ik mij destijds verdiepte in de briefwisseling Duysan-Burssens viel het mij op hoe Duysan voortvarend, zoniet opdringerig te werk ging – net een olifant in een porseleinenwinkel. (Tussen haakjes, ik ben er allerminst van overtuigd dat de familie Van Ostaijen onvoldoende vermogend was – zoals gesteld door Armand van Nimmen – om het stoffelijk overschot te laten overbrengen naar Antwerpen.) Dat Duysan een rusteloze maar stimulerende rol speelde, staat sowieso buiten kijf. Dat hij daarbij laat mij zeggen nogal assertief te werk ging, wat onderhuidse wrevel wekte bij de nauwe vrienden van Paul van Ostaijen die hij niet eens gekend had, doet uiteraard niets af aan zijn objectieve merites, maar zegt wel veel over zijn halsstarrig karakter. (Duysan was wel op 18 oktober 1918 aanwezig op de 'Openbare vergadering der Jeugdgemeente' in het koninklijk atheneum te Antwerpen, waar Van Ostaijen enkele dagen voor zijn vlucht naar Berlijn een lezing hield over “De nieuwe zending” waarover Dieter Vandenbroucke een doorwrocht opstel publiceerde in Zacht Lawijd, jg. 10 nr. 3, juli-augustus-september 2011, pp. 44-67).

*

Over de rol van Jozef Duysan als secretaris van het Van Ostaijen-comité brengt Van Nimmen niets nieuws. Het verhaal van het comité heb ik gedetailleerder belicht in mijn essay over Gaston Burssens (Klemmen voor Koorddanser, Antwerpen, Revolver, 1997, pp. 20-23). Het is wel de verdienste van Armand van Nimmen dat hij een portret ten voeten uit schetst van de man over wie tot nu toe weinig bekend was: dienstoverste Accounts Payable Department bij General Motors, dwepend met Van Ostaijen, directeur van het gehate Arbeidsambt (AA) Antwerpen, ondergedoken, in eer hersteld.

Inderdaad, tijdens de bezetting trad Duysan opnieuw op de voorgrond. In januari 1941 werd hij benoemd tot directeur van de Nationale Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Toezicht (NDAT), waarvan de naam enkele maanden later gewijzigd werd tot Arbeidsambt (AA) Antwerpen, waar hij “een radicale zuivering” doorzette, aldus Van Nimmen. De invoering van de arbeidsplicht (6 maart 1942) leidde tot een jacht op 'ongure' en 'asociale' elementen (zoals smokkelaars en werkweigeraars) en “ontaardde in een bijzonder scherpe discriminatie met betrekking tot joden”, aldus Van Nimmen.

Voor Duysan leverden deze maatregelen echter schijnbaar geen wezenlijk bezwaar. De baan als directeur van het AA Antwerpen leek wel een kolfje naar zijn hand: als autoritaire en krachtdadige baas kon hij nu laten uitvoeren wat aan de orde van de dag was.”

Bij het naderen van de bevrijding vluchtte Duysan naar Duitsland. Na het einde van de oorlog keerde hij heimelijk terug naar België. In tegenstelling tot vele anderen werd hij niet gevat. Hij werd in mei 1947 door de Antwerpse Krijgsraad bij verstek veroordeeld tot 25 jaar buitengewone hechtenis. Daarna leefde hij minstens tien jaar lang ondergedoken bij de oom van Armand van Nimmen. In die periode verdiepte Duysan zich in de lectuur van Baltasar Graciàn, Friedrich Nietzsche en André Malraux. Rond 1958 vertrok hij incognito naar Oosterhout waar zijn vriend Van Roosbroeck hem onderdak had aangeboden. Na dat kort verblijf in Nederland keerde hij naar België terug en gaf zich aan bij de gerechtelijke instanties. Na enige tijd in de gevangenis van de Begijnenstraat in Antwerpen te hebben doorgebracht, werd hij op 5 april 1968 door het Hof van Beroep in Brussel in eer hersteld.

*

In 2010 publiceerde Armand van Nimmen een revelerend opstel over Albert Van de Poel en Duysans boezemvriend Rob van Roosbroeck in Wetenschappelijke Tijdingen (jg. LXIX, nr. 3, september 2010, pp. 199-216), een tijdschrift dat ik voor geen geld van de wereld wil missen, waarover meer in een volgende blog.

Henri-Floris JESPERS

(wordt vervolgd)

Partager cet article
Repost0
19 janvier 2013 6 19 /01 /janvier /2013 06:00

 

In het meest recente nummer van Knack(nr. 3, 16 januari 2013, p. 77) lees ik het volgende, nota bene in de rubriek ‘Kort en krachtig’ van de ‘katern’ ‘Wetenschap’:

 

Volgens een Noorse linguïst is Engels een Scandinavische taal, en geen Germaanse. Het Oud-Engels dat in Groot-Brittannië gesproken werd voor de Noormannen er aankwamen, zo stelt hij in het Apollon Research Magazine, zou zijn vervangen door een mengtaal met sterke Noorse wortels.”

 

Deze inderdaad korte en krachtige mokerslag liet me verbijsterd en in paniek achter. Bijna veertig jaar lang heb ik taalkundige nonsens verkondigd aan adolescenten, wier historisch, geografisch en linguïstisch inzicht sowieso al erg moeilijk te structureren valt tot een consistent geheel. Mijn bescheiden pogingen daartoe bleken nu te berusten op drijfzand.

 

Bij het verwarrende begrip ‘Scandinavische talen’ kon ik me wel iets voorstellen, maar dan slechts schoorvoetend, met heel veel goede wil. In mijn taalkundige cursussen en andere bronnen werd immers nooit over zo’n taalfamilie gesproken – terecht, want ‘Scandinavisch’ is uiteindelijk een erg diffuus label (er zijn verschillen naargelang van de geografische, politieke of cultureel-historische invalshoek).

Dat het Engels in de taalgenealogie nu definitief zou opschuiven van ‘west’ naar ‘noord’ leek me wél enigszins denkbaar, althans indien de Noorse linguïst in kwestie daar plausibele argumenten voor kon leveren.

Maar dat de Scandinavische talen niet langer tot de Germaanse ‘familie’ zouden behoren, betekende een ronduit verpletterende Aha-Erlebnis, net zoals de stelling dat het Oudengels blijkbaar geen directe aansluiting meer zou hebben met het Middelengels.

Bovendien: wie waren toch die Noormannen, over wie sprake is in Knacken die het Oudengels van de kaart veegden? Waar kwam dat Oudengels, gesproken vòòr hun komst, dan uiteindelijk vandaan? Of: waarom geen woord meer over de Angelen en de Saksen, en al even bevreemdend: geen woord over het Fries, en, bij uitbreiding, niets over het onderscheid tussen Ingvaeoons en Istvaeoons?

 

Elke wetenschappelijke deontologie impliceert fundamenteel openheid voor nieuwe inzichten én bereidheid tot falsifiëring. Ik ging dus heel deemoedig te rade bij de bron die Knackgebruikte, met name een artikel van Trine Nickelsen in Apollon(https://www.apollon.uio.no/english van 27 november 2012) over dat fameuze onderzoek van de taalkundigen Faarlund en Emmonds (twee namen dus) van de Universiteit van Oslo. Wat lezen we daar?

 

The sentence structure in Middle English – and thus also Modern English – is Scandinavian and not Western Germanic.” Iets verder stelt de verslaggever dat, volgens de onderzoekers, het Engels “belongs to the Northern Germanic language group, just like Norwegian [etc.] This is totally new and breaks with what other language researchers and the rest of the world believe, namely that English descends directly from Old English [...] or Anglo-Saxon, [...]a West Germanic language, which the Angles and Saxons brought with them from Northern Germany and Southern Jylland when they settled in the British Isles in the fifth century. […] Modern English is a direct descendant of the language of Scandinavians who settled in the British Isles in the course of many centuries, before the French-speaking Normans conquered the country in 1066," says Faarlund. He points out that Old English and Modern English are two very different languages.”

 

Het is niet mijn bedoeling om me te mengen in het eventuele debat rond de onderzoeksresultaten van Faarlund en Emmonds, al was het maar omdat mijn kennis van het Noors ondermaats is. Bepaalde aspecten van hun hypothese zijn op zijn minst verbazingwekkend, zoniet zelfs verwarrend, maar dat is mijn probleem.

Anderzijds wordt hun visie op de band tussen Oudnoors en Middelengels (ze releveren kenmerken die totaal afwezig zijn in andere ‘Westgermaanse’ talen) geschraagd door op het eerste gezicht pertinente syntactische argumenten – al wordt in het artikel van Nickelsen dan weer niets gezegd over b.v. een opvallende morfologische bijzonderheid van het Noors die in het Engels, net zoals in het Nederlands en het Duits, onbestaande is, nl. de agglutinatie van het bepaald lidwoord met het substantief (‘the book, boken’ – ‘the books, bøkene’).

 

Het betekende echter wel een hele opluchting om te vernemen dat de ‘Scandinavische’ talen dan toch nog als Germaans beschouwd worden, of dat hier duidelijk gesproken wordt over Franssprekende ‘Normans’ in 1066, wat je in het Nederlands beter vertaalt als ‘Normandiërs’ om elke verwarring met de Noormannen (Noren, Denen, Zweden) van de 5de tot pakweg de 10de eeuw te vermijden. Het deed me natuurlijk ook veel plezier om die Angelen en Saksen opnieuw op Britse bodem te zien verschijnen in de 5de eeuw.

Blijkbaar had ik al die jaren dan toch geen al te flagrante leugens verkondigd, al migreert het Engels in de visie van Faarlund en Emmonds wel degelijk van de westelijke naar de noordelijke tak van het Germaans.

 

Het is niet de eerste keer dat Knackbloedstollende enormiteiten op linguïstisch gebied verkondigt – zie b.v. de ‘taalkaart’ in het nummer van 11 oktober 1995, die bol stond van de meest absurde taalkundige ketterijen en die ik gelukkig niet meer terugvond in het elektronische archief van het weekblad.

De wetenschappelijke rubriek van Knackwordt vandaag, en al geruime tijd, verzorgd door Dirk Draulans. Ik twijfel er geen seconde aan dat deze eminente bioloog-zoöloog, doctor in de wetenschappen en specialist op het terrein van de evolutionaire biologie, alles afweet over spermapakketjes van mannelijke spinnen, de intelligentie-moleculen van rondwormen of de ontstaansgeschiedenis van de mens.

Alleen dit. Ten eerste baseerde Knackzich voor deze ‘korte en krachtige’ taalkundige mededeling niet op het originele artikel zélf van de twee linguïsten uit Oslo, wél op een verslag daarover in een (weliswaar) universitair blad; hoe dan ook tweedehands dus – overigens ging het hierbij wel degelijk om twee taalkundigen en niet om “eenNoorse linguïst”.

Ten tweede stel ik me, vooral, zeer ernstige vragen bij de uiterst nonchalante, slordige manier waarop een, zelfs tweedehands, wetenschappelijk artikel blijkbaar gelezen wordt door de Knack-redacteur van dienst. Als een gelijkaardige accuratesse aan de dag wordt gelegd in verband met b.v. geneeskunde, fysica, biologie of wiskunde, dan ziet het er pas helemaal lief uit. Het jachtige, momentane twitteren en chatten kan wellicht modieus zijn, maar het mag gerust achterwege blijven in een wetenschapsrubriek. Liever wat meer diepte dan breedte.

Ten derde: bioloog, blijf bij je leest.

 

Het lijkt me dan ook dringend tijd om ook taalkundige thema’s door terzake bevoegde specialisten te laten behandelen, en niet zomaar ‘kort en krachtig’. Zo’n werkwijze zou niet alleen getuigen van intellectuele deemoed, maar ook van schroom ten aanzien van elkewetenschappelijke discipline – zelfs de taalkunde.

LUTIN D’ANVERS

 

 

 

 

 





 

 

 

 

 

 

 

 

Partager cet article
Repost0
5 novembre 2012 1 05 /11 /novembre /2012 23:46

 

DeVylder.jpg

Dinsdag 13 november houdt dr. Gerrit De Vylder een lezing over het “Gebroken evenwicht tussen Oost en West”.

De traditionele historiografie gaat te veel uit van de “Noord-Atlantische” of de zogenaamde “Westerse” geschiedenis. Al te vaak leidt dit tot een vertekening van de historische werkelijkheid, zeker van de sociaal-economische wereldgeschiedenis. Haalde het Westen niet de mosterd in het Oosten?
In de globaliserende wereld verlegt het economische zwaartepunt zich opnieuw naar het Oosten. Het enorme belang van Aziatische en andere niet-Europese culturen in het ontstaan van de hedendaagse wereld kan niet genegeerd worden. Gebeurt dat toch, dan zijn interculturele communicatie en internationaal erkende regels onmogelijk.
Het identificeren van de relevante paradigma’s, die vaak steunen op cultureel-godsdienstige concepten, biedt een verhelderende kijk op het 'Oosterse' economische denken en handelen. Een noodzakelijke connectie?

Dr. Gerrit De Vylder (°1963) doceert Economische Geschiedenis, International Political Economy en Cross-Cultural Negotiations aan de Subfaculteit Handelswetenschappen (Lessius University College, Antwerpen) van de Geïntegreerde Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen van de Katholieke Universiteit Leuven.
Familiaal bevindt hij zich zowel in de christelijke, West-Europese als in de islamitische, Zuid-Aziatische wereld. Zijn onderzoek spitst zich toe op de relatie tussen economie enerzijds, en ethiek, godsdienst, literatuur en oriëntalistiek anderzijds.

De lezing vindt plaats op 13 november (19u-21u) in het Centrum voor het non-fictionboek, Somersstraat 13-15, 2018 Antwerpen.

Dr. Gerrit DE VYLDER, Gebroken evenwicht tussen Oost en West, Garant Uitgevers, 2012, 344 p., 34 €. ISBN: 9789044128802

Partager cet article
Repost0
28 octobre 2012 7 28 /10 /octobre /2012 11:00

  De geslepenheid van de vrouw als verlossing uit het keurslijf.

Eric-De-Volder--Achter--t-eten--kleurpotlood-op-papier--200.jpg

Eric De Volder, Achter 't eten, kleurpotlood op papier, 2003 (privé-collectie)

Koning Albert, de tweede van die naam, vergeet zijn christelijke plicht als hem dat goed uit komt. Een goed katholiek dus. Zijn buitenechtelijke dochter heeft hij verstoten, al zal hij, de hofpaden kennende, haar via via wel wat toegestopt hebben, om de valwinden weg te jagen. Vrouwen verstoten niet. Ze gaan anders te werk. Geslepen. Hun geslepenheid heeft iets wonderlijks. Hij stijgt uit boven het modale denken van de man. Alberts dochter toont dat schitterend aan. Een beeldend kunstwerk van Delpine Boël hangt op de nieuwste tentoonstelling van Museum Dr. Guislain. Endless Hypocrites is de titel van een kleurtekening op papier uit 2011. HYYPOCRITE staat veertien maal op het blad, maar dat aantal doet er niet toe. Wat belangrijk is, is de herhaling. Het hypocriete gedrag zal de vorst eeuwig en eeuwig achtervolgen. Het kunstwerk zowel als de titel zijn door de geschiedenis eraan verbonden evenwaardig.

 

De geslepenheid is aanwezig bij alle soorten vrouwen. Landelijke, stedelijke, jonge, oude, burgerlijke, artistieke, dikke, dunne, lange, gekke, misvormden, beeldschone. Als we er nu eens van uitgingen dat de vrouw – hoe, wie of wat ze nu ook is – de mannen inspireert, en wat is inspiratie anders dan een vorm van nerveuzigheid. Maar de bazigheid van mannen kennende willen ze dat niet bekennen en kaatsen de bal terug. Vrouwen die niet naar hun pijpen dansen zijn nerveus. Dat valt in elk detail van de tentoonstelling op. De titel vat dan ook precies samen wat de boodschap is. Vanuit het mannenbeeld over de vrouw is door het team, waartoe ook vrouwen behoren, een parcours aangelegd dat leunt op de onvatbaarheid van het vrouwelijk gedrag. Er is geen historische lijn te trekken, en kunst en waanzin hangen broederlijk naast elkaar. De bezoeker wordt er nerveus van. A horse! a horse! my kingdom for a horse! … en als dat niet kan, een koffie, snel!

 

Zit er een paar kilogram sadisme in het team van het museum Dr. Guislain dat de tentoonstellingen uitzet en de catalogi samenstelt? Ongetwijfeld, zij het in beperkte mate. Dat is ook gepermitteerd, zoals een leugen vaak beter is dan de waarheid. Alles is toegestaan om het doel te bereiken, zeker als het kunst en waanzin betreft. Kunst en waanzin zijn uit eenzelfde zaadkorrel ontsproten. En ze portretteren, eenmaal in volle bloei, de sociale ziel van het maatschappelijke hart. Dat portret belichten is de grote kracht van dit gewaardeerde, maar toch nog onvoldoende bekroonde museum. De toeschouwer krijgt niet zomaar een artiest of een kunstbeweging onder de neus geschoven. Elke expositie is een veelvoud van humanitaire waarden. Zij versterkt de sociale, educatieve, artistieke, politieke, wetenschappelijke kennis van de bezoeker.

 

Aan alle macht aan de mannen kwam ruim een halve eeuw geleden een einde. Via de weg van de geleidelijkheid. De vrouwen zelf zijn hiervoor verantwoordelijk. Maar het heeft hun tweehonderd jaar gekost eer die weg ingeslagen werd. Ze hebben een pijnlijke trektocht nodig gehad om de plaats waar zij namens de westerse beschaving recht op hadden te veroveren. Ze werden zowel geestelijk als lichamelijk, en als het even kon samen, vernederd. De mannen hebben hierin geen fraaie rol gespeeld. Vooral wetenschappers hebben begrip gehad, psychiaters die verder zagen dan hun pillen en praatjes. Hun engagement ging soms zo ver dat ze een verhouding aangingen met hun patiënten. Ten bate van de wetenschap, maar evengoed in hun poging hun patiënt[en] te genezen. Het valt met kunstenaars te vergelijken. Kunst en liefde versmelt, al hebben in de artistieke wereld mannen daar vaak meer voordeel bij dan vrouwen. Een paar voorbeelden: Pablo Picasso en Charlie Chaplin.

 

Een tweede pijnlijke zaak waarop de nadruk valt in deze tentoonstelling is de rol van de vrouw in haar drang zich van een dwang te verlossen. Een goed voorbeeld is Marilyn Monroe. Zij wilde voor vol aanzien worden, maar had daarvoor een omweg nodig. Ze voelde zich genoodzaakt om een meisje te blijven spelen. Slechts in haar laatste film werd ze een volwassen vrouw, maar toen was het al te laat. Niet zichzelf te kunnen zijn in haar privéleven bracht haar aan de pillen en de drank. Ze overleed nauwelijks een jaar na de voltooiing van The Misfits. Haar man, Norman Mailer, schreef het script tijdens zijn huwelijk met Monroe. Is het script een poging geweest van Mailer om haar de weg van de genezing te wijzen? De schrijver als dokter?

 

Een ander voorbeeld is Nicole Kidman, in combinatie met Stanley Kubrick. Op de tentoonstelling hangt een grote foto van haar uit de film Eyes wide shut. Ze buit de jaloersheid van haar man, een dokter nota bene, uit door de transformatie van vrouw naar meisje. Hij slaat tilt en begint aan een nachtelijke tocht door New York. De film is gebaseerd op een novelle van Arthur Schnitzler, een Oostenrijks auteur die medicijnen studeerde en gefascineerd was door het onderbewuste, in de seksualiteit in al zijn vormen en de positie van de man als misgebruiker van de vrouw. In Droomnovelle heeft, in tegenstelling tot in de film, de vrouw het laatste woord. Ze zegt tegen haar man: ‘Nu zijn we ontwaakt… voor lang. Nooit naar de toekomst kijken.’

 

Weer die geslepenheid van de vrouw, want in de kracht om de toekomst als machtsmiddel wint de vrouw het geheid van de man. Het is een van de redenen van de onblusbare nieuwsgierigheid van de man in de vrouw. Subtiel wordt het in de tentoonstelling aangegeven door tekeningen van de Eric De Volder [1946-2010]. De theaterregisseur had een schetsboek bij de hand zoals een ander een sleutelbos. Schetsen voor de maskerade van de personages en de droomwereld van de scenografie, maar ook heel veel vrouwen.

Uit andere onderdelen van het geheel blijkt bovendien dat de vrouw een gekte aanwendt om zich uit de onderdrukking van de man te verlossen, of haar gekte gebruikt om eindelijk zichzelf te kunnen zijn. Die uitingen werden niet toevallig performances, zowel voor een regulier publiek als voor samengetroepte professoren, én studenten in de psychiatrie.

 

Tijdens de duur van de tentoonstelling zijn er lezingen en performances. Precieze data zijn te vinden via de website. Als vanouds is de catalogus gevuld met boeiende artikels. Ze zijn vlot en daardoor spannend geschreven. De titel van het artikel van Myriam Van Moffaert luidt: “Hebben ‘nerveuze vrouwen’ baat gehad bij de feminisatie van de psychiatrie?” Het antwoord is de tentoonstelling. Magisch, meesterlijk, mijnwerk.

Guido LAUWAERT

 

NERVEUZE VROUWEN – Twee eeuwen vrouwen en hun psychiaters – Museum Dr. Guislain – t/m/ 26-05-2013 – www.museumdr.guislain.be

Partager cet article
Repost0
28 septembre 2012 5 28 /09 /septembre /2012 10:00

 

In het begin was er alleen Achaman, een eeuwige en machtige god. Voor hem was er niets; de zee weerspiegelde de hemel niet en het licht had geen kleur. Alle leven dankte hun bestaan aan hem omdat hij land, water, vuur en lucht en leven had gemaakt. Achaman woonde op de toppen van de bergen om te genieten van wat hij kon zien. Op een dag stond hij op de piek van de Echeyde. Van daar af bekeek hij zijn werk en hij vond het perfect en mooi, juist zoals de eerste keer en hij dacht eraan om dit te delen. Toen schiep hij de mens zodat deze wat hij had gemaakt kon bewonderen, gebruiken en bewaren”


Het scheppingsverhaal van de Guanches (1)


De Guanches waren de oorspronkelijke inwoners van de Canarische eilanden. Historisch en linguïstisch onderzoek zoals het gebruik van een aantal toponiemen bewijst een sterke overeenkomst met Berberstammen. Bovendien kent men op La Gomera een fluittaal, de Silbo Gomera. Deze werd reeds 2500 jaar geleden in de Atlas ontwikkeld. Vele eeuwen voor onze tijdrekening zijn zij vanuit Noord-Afrika over gestoken. (2)

De Canarische archipel was in de Oudheid al gekend. Homerus sprak erover in zijn Odysseia en noemde deze ‘Elysese velden’. Bij Herodotus krijgen zij de naam ‘Gelukzalige Eilanden’, bij Strabo heten ze ‘Hesperiden’.

De kolonisatie van de Canarische eilanden nam bijna een eeuw in beslag. In 1402 landde de Normandische ridder Jean de Bethancourt op Lanzarote en het zal tot 1497 duren wanneer alle eilanden zijn veroverd.

Vanuit Tenerife bezocht ik enkele jaren geleden La Gomera. Hier hoorde ik de eerste maal mensen al fluitend met elkaar praten. La Gomera is een kleiner eiland dat met enorme steile ravijnen – barrancos – is doorregen. Met je buur aan de overkant een praatje slaan is dan ook geen evidentie, laat staan hem even opzoeken. In deze ruwe, geografische omstandigheden werd dan ook een gefloten taal, “El silbo Gomero” door de Guanches gebruikt. De klank van een fluittoon draagt door zijn hogere frequentie verder dan de klank die door de trilling van stembanden wordt gemaakt. Ideaal dus om de afstanden over kloven en ravijnen te overbruggen

DSC00204.JPG

Niet alleen op La Gomera maar eveneens in Turkije in Kusköy, aan de Zwarte Zee en op Antias, een Grieks eiland wordt er al fluitend gecommuniceerd.

Het Silbo Gomero is echter uniek. Door het uitstoten van fonemen vervangt zij de gesproken taal. Dit wil zeggen dat hoe vreemd dit mag lijken, een fluiter op La Gomera ook bijvoorbeeld in het Engels of een andere taal kan communiceren. Dit is mogelijk omdat men een soort ABC gebruikt met vocalen en consonanten. De vijf vocalen kunnen enkel op één bepaalde wijze worden uitgedrukt en niet anders.

silbo-i.jpg

Men gebruikt slechts vier consonanten met voor elk een verschillende nuance. Bovendien spelen er nog andere elementen zoals de melodische lijn, het ritme, de frequentie, pauzes, duurtijd en onderbrekingen; hetzelfde zoals in een gesproken taal.

silbogomero.jpg

Gebruiken en bewaren” staat in het scheppingsverhaal van de Guanches. Door het Silbo Gomero als een verplicht vak in het lager en middelbaar onderwijs in te voeren heeft de lokale overheid van La Gomera die eeuwige en machtige god alle eer bewezen en de verdwijning van deze fluittaal voorkomen. Op 30 september 2009 werd het Silbo Gomero als Immaterieel Cultureel Erfgoed op de lijst van de UNESCO opgenomen. En Achaman zag dat het goed was.

Frank DE VOS

 

(1) José M.Castellano Gil, Francisco J. Macias Martin, Historia de Canarias, Centro de la Cultura Popular Canaria, 1993, 152 p., ISBN 9788479261139

(2) José Luis Concepión,The Guanches, survivors and their descendants, Ediciones Graficolor S.L., 85 p. ISBN 9788492052752

Partager cet article
Repost0
26 septembre 2012 3 26 /09 /septembre /2012 10:00

In 1508 wordt de eerste rietsuiker van de Canarische eilanden te Antwerpen gelost. Het is het startsein voor intense handelscontacten met deze archipel. Ladingen worden gelost en Vlaamse kunstwerken worden ingescheept. In 2005 bezocht ik in de Sint-Pietersabdij te Gent de opmerkelijke tentoonstelling ‘El Fruto de la Fe’ ( de vrucht van het geloof), Vlaamse religieuze kunst uit La Palma. Tientallen polychrome topwerken van onze laatmiddeleeuwse beeldhouwers evoceerden wat verloren ging toen in 1566 de Beeldenstorm over de lage landen raasde. Hierdoor is er bij ons nauwelijks nog middeleeuwse kerkkunst te vinden.

Fruto.jpg

De vernietiging van Buddhas in Bamyan, de ravage aan erfgoed in Timboektoe; vernieling door ziekelijke geloofsijver blijft een plaag.

Tussen vers gesneeuwde toeristen, met een cortado op een terrasje las ik inDiario deAvisos een paginagroot artikel over Luis Vandewalle (1505-1587), een Brugse koopman die in de zestiendeeeuw naar La Palma uitweek en over het boek Van Brugge naar La Palma van de hand van Cas Goossens, ex-Directeur Generaal van de BRT en Jozef Van Minsel, honorair consul van België in La Palma (1). Het betreft de verkorte en geautoriseerde uitgave van De Brujas a La Palma Luis Vandewalle. El Viejo y la consolidacion de un linaje  van de historica Dr. Ana Viña Brito over deze Bruggeling.

El-Viejo.jpg

In La Palma prijkt zijn naam er na vijfhonderd jaar nog steeds op straten en pleinen. Hij bouwde er een imperium op. Dat je vader een armoezaaier is, daar kan je niets aan doen. Maar als je schoonvader een sukkelaar is dan ben je wel een idioot moet hij hebben gedacht. Dus een handige huwelijkspolitiek ging hand in hand met zijn ondernemende geest.

flandes-la-palma-2.jpg

In het artikel werd door een van zijn nazaten de liefdadigheid van Luis Vandewalle dik in de verf gezet. ‘Si lo recordamos ahora es por su filantropia y no por su fortuna”. (Wanneer we hem in herinnering brengen dan is het voor zijn filantropie en niet voor zijn fortuin). Getuige hiervan zijn bijdragen aan de watertoevoer in Santa Cruz de La Palma, de bouw van het Hopital de Dolores en de oprichting van het Convent van Santo Domingo.

Wat het artikel niet vermeldde is dat onze Luis niet alleen slaven bezat maar eveneens een ‘familiar’ was, zowat de steun van de ‘comisario’, de man die op lokaal vlak de acties van de Inquisitie leidde.

Verder las ik het overlijden van Santiago Carrillo (1915-2012) gewezen secretaris van de PCE, de Spaanse communistische partij. Zoals Nobelprijswinnaar Pablo Neruda die lofgedichten voor Stalin schreef, was Carrillo eveneens een notoire volgeling van deze bloedige dictator. Hij bekeerde zich in de jaren zeventig tot het Eurocommunisme.

Carrillo.jpg

In El Mundo werd hij geprezen omdat hij mee het herstel vande monarchie in Spanje mogelijk maakte. Tijdens de Spaanse burgeroorlog toen hij de verdediging van Madrid organiseerde werden tussen de 2500 en 5000 Franquisten gefusilleerd. Een oorlogsmisdaad die hij had kunnen voorkomen. Van Carrillio las ik volgend citaat: ‘En la política el arrepentimiento no existe. Uno se equivoca o acierta, pero no cabe el arrepentimiento." (In de politiek bestaat geen berouw. Iemand vergist zich of heeft succes maar berouw past niet.)

Vakkundig wordt er veel niet geschreven.

Vakkundig mag een canon alleen suikerzoet klinken.

Altijd, altijd, altijd….

Frank DE VOS

 

(1) Cas GOOSSENS en Jozef VAN MINSEL, Van Brugge naar La Palma, Tielt, Lannoo, 135 blz., 19,99 €. ISBN:9789401405102

Partager cet article
Repost0
27 août 2012 1 27 /08 /août /2012 17:00

 

Ils nous ont pris la Flandre, Waals socialisme en Belgische illusies. Van Jules Destrée tot Elio Di Rupo  is een boek van Rik Van Cauwelaert dat kortelings verschijnt bij uitgeverij Pelckmans. De ophefmakende brief die Destrée aan Albert I schreef werd vertaald door oud VRT-medewerker Marc Van Fraechem. Ik kijk ernaar uit.

439px-Jules_Destree_1863-1936.jpgJules Destrée (1863-1936)

Het is dit jaar 100 jaar geleden dat de socialist Jules Destrée zijn Lettre au Roi, gericht aan Albert I publiceerde. Ik las de verkorte versie van deze brief die in 1963 werd uitgegeven in de reeks Édition de la Wallonie libre Dit document is en blijft een icoon voor zowel de Waalse als de Vlaamse beweging en 'Sire, il n’a pas des Belges' vormt o.a een fel begeerde legitimatiebron van het Vlaams-nationalisme.

De historische context

Tussen 1884 en 1912 is er in België bijna ononderbroken een Katholieke meerderheid aan de macht, tot 1902 met slechts één Waals minister. In deze periode kennen we de eerste taalwetten zoals o.a de wet op het Hoger Onderwijs, de wet Coremans-Lejeune die het taalgebruik bij rechtbanken regelde, de Gelijkheidswet van 1898, de wet Franck-Segers die in het vrij Katholiek Onderwijs gedeeltelijk het Nederlands invoerde. Vanaf dan richt de Vlaamse Beweging zich op de vernederlandsing van de Gentse Rijskuniversiteit.

Niet alleen de francofonie maar eveneens het Belgische episcopaat onder leiding van Kardinaal Mercier waren hier sterk tegen gekant. In hun ‘Instructions collectives’ lezen we niet allen de afwijzing van het Nederlands in het middelbaar onderwijs maar ook op universitair niveau:

'Les Flamands qui voudraient flandriciser une université n’ont pas assez réfléchi au rôle supérieur doit prétendre une université. Si leurs revendications étaient acceuillies, la race flamande serait du coup réduite à des conditions d’infériorité’.

De gelijkberechtiging van het Nederlands lokte ook op politiek vlak harde reacties uit. Zelfs ‘In Vlaanderen Vlaams’ werd kwalijk genomen.

In het parlement werd langs Waalse kant ‘'Vive la séparation administrative' geroepen. In 1912 werd op het Waals Congres dit principe van de bestuurlijke scheiding goedgekeurd. In dit historische omgevingsgeluid schrijft Destrée datzelfde jaar zijn berucht pamflet: Lettre au roi sur la séparation de la Wallonie et de la Flandre.

lettreroi_2012-05-30_09-16-24_860.jpg

Langs Vlaamse zijde

Opmerkelijk is het feit dat Destrée’s pleidooi voor afscheiding langs Vlaamse zijde stevig werd bekritiseerd. Het unitaire België was voor hen geen hinderpaal om de Vlaamse eisen te realiseren. Deze bestuurlijke scheiding zagen zij als een uitvlucht van de Franstaligen om geen Nederlands te moeten leren op bestuurlijk vlak

Een Vlaamse minderhed pikte niettemin deze bestuurlijke scheiding op. In 1914 werd het weekblad 'De Bestuurlijke Scheiding' opgericht. In Vlaanderen zullen de activisten deze van de Duitse bezetter in 1917 bekomen. Opmerkelijk hoe zij zich door Wallinganten lieten inspireren. De wegbereider van het Vlaams-nationalisme werd alvast hier geboren en definitief gesticht door de Duitsers zoals mijn oud-professor Lode Wils stelt in zijn Flamenpolitik en Aktivisme.

La Flandre conquérante

Graag belicht ik hier even de zeven punten van dit hoofstuk.

- 'Ils nous ont pris la Flandre, d’abord': lagere ambtenaren zijn agressief omdat ze enkel in het Nederlands antwoorden. 'L’injure, la menace, l’intimidation, la contrainte sont incessantes. Les Flamands qui veulent garder contact avec la civilisation française sont méprisés et bafoués. Le couronnement de cette entreprise … sera l’extinction de ce dernier foyer de culture française en Flandre, l’université de Gand'.

- 'Ils nous ont pris notre passé' : alleen des 'jours glorieux de la Flandre' met 'les grands noms de Breydel, Van Artevelde, Marnix en Anneessens' worden onderwezen. En 'Il semble que le patriotisme rétrospectif des Flamands ne se plaise qu’a célébrer des massacres de Français'. Als voorbeeld geeft hij de Slag der Gulden Sporen en de Boerenkrijg.

- Ils nous ont pris nos artistes: 'L’art wallon est ignoré' omdat Roger de la Pasture onder de naam Rogier Vander Weyden door de Vlaamse geschiedenis werd ingelijfd.

- 'Ils nous ont pris les emplois publics': omwille van de eis van tweetaligheid.

'On doit constater… la répugnance marquée que le Wallon a pour la langue flamande' en 'il est déraisonnable d’exiger le bilinguisme de toute une série de fonctionnaires… qui ne sont pas en rapports directs..avec les populations bilingues'.

- 'Ils nous ont pris notre argent : Nous payons tribut, ainsi qu’un peuple vaincu' verder, 'la Wallonie payait plus à l’État qu’elle n’en recevait'.

Als Waal is hij misnoegd over de Waalse rijkdom die richting Vlaanderen vloeit. Tiens , transfers avant la lettre ?

- 'Ils nous ont pris notre sécurité : Nous ne sommes plus à l’aise vis-a-vis d’eux… inquiets vis-à-vis de l’étranger'.

- 'Ils nous ont pris notre liberté : Nous nous trouvons dans la situation d’un peuple vaincu et annexé, comme l’Alsace-Loraine. Nous avons des maîtres de race étrangère.' Destrée haalt hier de cijfers aan van de verkiezingen van 1912 om aan te tonen dat de conservatieve katholieke regering steunt op een Vlaamse meerderheid. Tiens, anno 2012 is dit andersom.

- 'Ils nous ont pris notre langue': Destrée stelt dat de Vlamingen bezig zijn om zijn taal te ontfutselen. Dit gebeurt in drie fasen. 'Le flamand se glisse insidieusement, humblement, auprès du français'. Vervolgens ,'un beau jour il revendique la première place qu’il appelle l’égalité' en tenslotte 'le français sans cesse anémié, diminué, proscrit, disparaît'.

Tot slot

In het kader van een absolute katholieke meerderheid viel er voor Destrée in een unitaire staat niets te rapen. Als socialist ziet hij de politieke ambities van zijn beweging beter gerealiseerd in apart bestuurd Wallonië. Zoals de stichting van de Belgische staat moet gezien worden als deels een gevolg van een militante katholieke, Franstalige actie versus het protestantse, Nederlandssprekende noorden, zo is de Vlaamse beweging voor hem ook een klerikale onderneming om Vlaanderen aan de katholieke kerk te binden.

Wat opvalt bij Destrée (ook bij Mercier) is niet alleen de belasting door het haast spreekwoordelijk Frans cultureel superioriteitsgevoel maar eveneens de ronduit racistische en misprijzende ondertoon. Beiden spreken over het Vlaamse ras. En om deze te typeren schrijft Destrée: 'Le Flamand est lent, opiniâtre, patient et discipliné. Le Wallon est vif, incontestant et perpétuellement frondeur de l’autorité'. Met een nog groter misprijzen omschrijft hij Brusselaars – het ergste ras – als 'les familles Beulemans et Kakebroek' waar 'le middelmatisme' heerst wat wijst op 'l’infériorité des métis'. En zeggen dat begin dit jaar Philippe Van Parijs van de Paviagroep een oproep deed voor een Brussels patriottisme. Voor Destrée blijft ‘l'âme belge’ van Edmond Picard, een métis want zoon van een Waalse vader en Vlaamse moeder, een illusie.

Omwille van de taalvrijheid is voor een Franstalige het gebruik van zijn taal nu eenmaal een evidentie, Nederlands leren wordt gezien als een taaldwang. Vandaar 'le rejet de toute forme de bilinguisme'.

Vandaar ook mijntitel ‘ Et la francophonie nous a pris la Belgique ?’

Tot spijt van wie het benijdt.

Frank DE VOS

Partager cet article
Repost0

Présentation

  • : Le blog de CDR-Mededelingen
  • : Nederlandse en Franse literatuurgeschiedenis, onuitgegeven teksten, politieke en culturele actualiteit
  • Contact

Recherche